De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 2 augustus pagina 5

2 augustus 1914 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

2 Aug. '14. - No. 1936 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VROÜWENRÜBRIEK Licht en lucht Het verlangen naar zuivere, frissche onbe dorven lucht, naar zonnescbijn en zonneweelde is bij vele Parijzenaars geworden tot iets ziekelijks. Het is een obsessie, een idee fixe, een manomanie. Dit intense ver langen maakt van den meest tevredene, van den luchthartigste aller stervelingen, die zijn stad adoreert, terstond een ongenietbaren Nurks, zoodra ge dit precaire onderwerp maar aanroert. Breng een Parijzenaar aan het praten over frissche lucht en hij zou u willen doen gelooven, dat Parijs de meest sombere, lugubere, de meest ongezonde stad is van heel Europa, waar de zon nooit door dringt in de nauwe straten, waar geen blad of boom te vinden is Wijs hem op zijn boulevards en avenues, zijn vele beplante, breede straten, zijn tallooze parken en squares met hun sierlijke fonteinen en f rissche kunstmatige watervalletjes, hij zal u hoofd schuddend aanzien en koppig volhouden: Tout de même, il n'y a pas d'air ici. De kinderen reeds feeren 't vroeg, dat van de stadslucht geen heil te verwachten valt. Dikwijls worden ze direct na de ge boorte en nourrice" gegeven, -omdat het buiten zooveel gezonder is! De moeder is dan meteen af van de last die het zelf voeden en verzorgen van een zuigeling met zich brengt, terwijl zij toch 't verwijt ontgaat van onverschillig te zijn voor het welzijn van haar kind. Die manie voor frissche lucht leidt tot grappige buitensporigheid. In den af geloopen winter heb ik heel wat menschen buiten vór hun cafézien zitten bij een temperatuur van eenige graden onder nul; en dat niet op drukke punten, maar in stille straten, waar niets interessants te zien was; alleen maar een kwestie van frissche lucht! En de groote aantrekkelijkheid van een maisoh meublée in een der nieuwe wijken staat mei groote letters er in deze termen op geschilderd: Ici il n'y a pas de jaloux; Ie soleil luit pour tout Ie monde. Zoodat men op een dag van tachtig graden in de schaduw in de verzoeking komt om te smeeken: In 's hemelsnaam geef mij koelte, scha duw, wat ik u bidden mag Maar dit geldt blijkbaar alleen voor nietParijzenaars. Die hebben misschien een ander organisme, of ze zijn nog niet voldoende doordrongen van de atmosferische bedor venheid van het moderne Babel, waar men overigens wel alles doet om de onwetende in te lichten. Heeft niet een paar weken geleden een professor nog eens precies uit gerekend hoeveel millioen microben een kubieke centimeter lucht bevat? In de betere kringen is het reeds lang een voldongen feit, dat Parijs niet meer be woonbaar is, zelfs niet de Champs Elysées of het kwartier van de Madeleine. Hoogstens is het goed genoeg voor een kort verblijf, maar men woont buiten. Natuurlijk is ook dit een modekwestie. Wie het maar even doen kan gaat buiten wonen. Dat wordt den menschen trouwens gemakkelijk genoeg i gemaakt. Zooals bij iedere mode zijn er wel eenige handige zakenlui geweest die van de oogenblikkelijke neigingen partij wisten te trekken tot wederzijdsch profijt, zeggen ze. Nauwelijks was dan ook de trek naar de campagne een beetje in zwang of er vormden zich ondernemingen, die alle Parijzenaars tot bezitters van villa's en landhuisjes wilden promoveeren. Ergens in een buitengemeente, waar de grond nog goedkoop is, bouwen ze u een huisje diverse modellen in gekleurd cartoii staan als zoovele lokvogels voor hun winkelUIT DE NA TUUR DLXXXIX Spring-processie II De duizend voorbidders waren nog niet alle voorbij; in de verte voorbij de bocht zag ik de witte kleeden van de geestelijkheid. Voorop werd het beschilderde vaandel van Willebrordus gedragen; daarachter kwam een muziekkorps met een Turksche trom en blaasinstrumenten, die in de zon flikker den als vuurstralen. Nu was er geen rumoer meer in de massa, alles stond tegen de winkelpuien van de straat gedrukt, en zwaar kwam het geluid omhoog van de biddende priesters; ze Tempo di Marcia. ramen een huisje, zóconfortabel, z lief, zólandelijk, zóideaal, dat men wel heel bijzondere redenen moet hebben, een drukken werkkring bijvoorbeeld, om de be krompen appartementen, de hooge huren en de nukken en kuren van huiseigenaar en conciërge te blijven verduren. De jaarlijksche kosten zijn zeer gering, doch natuurlijk afhankelijk van de plaats en de grootte van het huis, maar voor enkele honderden francs heeft men een aardig huisje met een tuintje en na verloop van tien of vijftien jaar is men eigenaar, 't Is een soort af betalin gssy steem. Veel families laten zoo'n huisje zetten, terwijl ze toch in de stad gevestigd blijven. Ze brengen er de zomermaanden en vooral ook de Zondagen door. Want Zondags blijft er geen grootje bij het spinnewiel. Ieder die familie of kennissen buiten heeft vertrekt reeds Zaterdagavonds. Maar de groote exodus heeft toch eigenlijks Zondagochtends plaats. Men vlucht de stad alsof ze besmet was met eene vreeselijke ziekte. Per trein, per tram, per auto of fiets. De reusachtige char a bancs, bespannen met drie, vier, soms vijf paarden en bestuurd door de typische met roode vesten uitgemonsterde koetsiers, rijden in files de poor ten uit. Op de uren dat de eerste treinen voor de banlieue vertrekken, begint de drukte reeds aan de stations en tramhaltes. Op feest dagen, zooals Paschen en Pinksteren, zijn er bijzondere dienstregelingen, meer nog voor de Parijzenaars die hun stad verlaten dan voor de vreemdelingen die er arriveeren. Er zijn er die als echte zieltjes zonder zorgen op uittrekken, overtuigd dat ze wel ergens zullen eten als de maag daarom vraagt, maar de gezinnen met kinderen nemen de noodige voorzorgen en gaan met overleg te werk. Die wekelijksche uitstapjes brengen toch al veel onkosten mee. Daarom wordt in een net rieten mandje het dejeuner ingepakt, dat vooraf is klaar gemaakt. Ergens in een dorpscaféneemt men een flesch wijn en de caféhouder leent de noodige couverts en levert het brood er bij. Daardoor heeft men niet al te veel rompslomp, men ont zegt zich niets en is toch niet duur uit, zoodat dergelijke uitstapjes ook binnen het bereik van de arbeidersklasse vallen. De drommen reizigers die zich aan de loketten verdringen vertegenwoordigen dan ook vrij wel alle rangen en standen. Les enfants de Bohème, artisten en studenten met hunne vriendinnetjes, bourgeois van verschillende graden en niet het minst de ouvriers en ouvrières, met of zonder kin deren, allen op zijn Zondagsch met veel coquetterie van heldere lichte japonnetjes, wit piquépakjes en fleurige jurkjes met fladderende linten. Die allen gaan zich verzadigen, zich dron ken drinken, een ganschen lieven langen dag, aan zomerweelde en zonneschijn. Heer lijke rustdag! En als zij dan 's avonds thuis komen, moe, de kinderen slaperig met knip pende oogjes, maar nooit schreiend of drenzend, dragen ze armen vol bloemen, simpele veldbloemen, reusachtige bossen margrieten en korenbloemen, goudenregen en pioenrozen. Die zijn vél, vél mooier, ze hebben oneindig meer glans en gloed en geur dan de bloemen die het medinettetje of moeder de vrouw op een door-de-weekschen dag voor twee sous aan een kar op straat koopt. Dit zijn immers bloemen van de campagne en de andere zijn maar armzalige stadsbloemen! P a r ij s W. PETILLON-MULDER droegen kleurige gewaden, paars en rood vooral, waarover kanten kleeden hingen. Onze kamer lag op de eerste verdieping en ik kon best enkele woorden van de Willebrordus-litanie verstaan, die de gees telijken in koor oplazen, terwijl zij onder ons venster passeerden. Achter de lange rij gees telijken, een zestig wel, denk ik, zag men al van verre een eigenaardige beweging in de lange rij pelgrims. Zooals de wind door de korenhalmen gaat, zoo deinden en golfden nu vooruit, dan achteruit, de hoofden en hoe den van de lange rij menschen; de mannen liepen blootshoofds en velen in hemdsmou wen; de vrouwen in gewone boeren- of stadskleeding, witte bloesjes, vooral kinderen in rose jurkjes, de oudere vrouwen in donkere jakken, enkele met zuigelingen op den arm. Vlak achter de geestelijkheid volgde de Arr. v. TH. MULLER. .Allerlei Geldgevaar Een Fransche dokter schreef in een van de groote dagbladen een verontwaardigd stuk over onzindelijk geld: zilverstukjes, die hij gewisseld had bij een bank, en die er uitzagen, om ze met geen tang aan te pakken. Hij zegt, dat deze ? twee en vijf-francstukken allen schijn hadden lustverblijven te zijn van microben en bacillen, en dat de roodvonk, typhus, pokken, mazelen en andere liefe lijkheden er een duim dik bovenop lagen. Naar aanleiding daarvan bepleit hij de mogelijkheid, dat elke bankier en elke zaak van eenige beteekenis er een sterilisatie toestel voor geld op na behoorde te houden. Geen ongewasschen kwartje of dubbeltje mocht bij de handelaars van goede repu tatie de deur uitkomen. Ik vraag me ech ter af, of dan ook de bankbiljetten gewasschen moeten worden, want ik heb altijd gehoord dat deze zeer ernstige besmettingdragers en bacillennestjes zijn. Voor uitvinders is hier een dankbaar terrein: de reiniging moet geschieden, snel, volkomen en zonder -beschadigen. Jammer, dat de Fransche dokter niet meteen een prijsvraag heeft uitgeschreven! ? * ? Dierenvriendschap Hondjes en vogeltjes en katjes en aapjes zijn dikwijls huisvrienden, die zich een plaats in ons hart veroveren, maar zelfs de grootste dierenvrienden moeten erkennen, dat ze hun vriendelijkheid en hartelijkheid vooral aan de menschen besteden en voor hun mededieren niet de minste egards hebben. Na tuuronderzoekers zijn tot de slotsom ge komen, dat de dieren-vriendschappen, waar van ons nu en dan verteld werd, tot de bakersprookjes behooren. Elk hondje of poesje, ook al kruit z'n staartje nog zoo coquet, en al weet hij z'n meesteres tranen van verrukking te ontlokken door den glans van zijn goedige trouwe, oogen, is een groote egoist. Zijn er b.v. meerdere honden in een huis, en wordt een der dieren ziek, dat zal Caro nimmer de ziekenoppasser van Fidel zijn. Integendeel: wanneer zij samen in een mandje slapen, werkt hij den zieke en zwak kere het nest uit en eet den herstellende, die versterkende spijzen moet hebben, de lekkerste hapjes voor den neus weg. Bij vogels in een volière ziet men het niet zel den gebeuren, dat ze de zieken vervolgen en ten slotte dooden. Een ziek huisdier, hond, kat, of wat dan ook, moet men steeds afzonderen, om zijn herstel te waarborgen. Van zijn speelkameraden heeft het niet de minste toegefelijkheid of hulp te verwachten. Aposteltjes In zeer vele huishoudens treft men de aardige apostel-lepeltjes aan, die in een rekje van Friesch snijwerk aan den wand hangen. Ze zien er dikwijls grappig antiek uit, maar ze komen (ook al hebben hun eigenaars het zoete geloof dat ze oud zijn) bijna altijd uit de nieuwe kast. De echte aposteltjes zijn zeer zeldzaam en zeer korthaar. Eigenaardig genoeg bestaat een compleet stel van deze lepeltjes uit 13 stuks. Een complete serie van de oudste soort (1536) bevindt zich in de collectie van den Amerikaanschen multimillionair Astor. Hij kocht ze in 1903 voor niet minder dan 58800 gulden Ontbreekt er een aan 't dertiental, dan is het stel daardoor belangrijk in waarde ver minderd, maar toch werd voorgaanden winter nog een dozijn van 1572 verkocht voor 24.000 gulden. De lepeltjes, die de oudste jaarmerken dragen gelden natuurlijk het meest, maar ook de jongere doen nog groep der Echternachsche schoolkinderen die liepen bij vijf of zes ; door zakdoeken in de handen te nemen elk aan een punt, waren ze om zoo te zeggen tot rijen ver bonden. Daar begon de muziek, juist toen ze onder ons den hoek omsloeg, een wijs te spelen, die ik niet beter vergelijken kan, dan met het bekende schoolliedje Vos van onze ganzen heb je weer een weg gediefd?" maar dan met veel krullen en een voordeun. Op het aanslaan van de instrumenten be gonnen alle jongens te springen of te dan sen, drie paar pas vooruit dan twee ach teruit, ze sloegen met de armen, voor zoo ver die vrij waren, en zwaaiden met de hoof den; dadelijk sprongen ook veel mannen mee, met roode bezweete gezichten, in witte open hemden,, met bruine borstdriehoek. Daar achter kwamen weer vrouwen en meisjes; TRIO. School en Huis Nog een kiekje van spelende kinderen op de speelplaats van een Amsterdamsche Voorbereidende School aardige prijzen: een twaalftal in 1617bracht het op een auctie tot / 14640 en een stel van 1637 ging weg voor de kleinig heid van /10500. Van dit laatste koopje kostte elke theelepel dus toch nog 891 gul den. .. Is het niet wat al te veel om een kopje thee om te roeren. En nu lezeres, neem me niet kwalijk, maar als ik hier of daar een rekje met nagemaakte aposteltjes aantref, dan vind ik dat decoratief wel heel grappig... maar het zijn toch nooit meer dan onechte diamanten. Haardos Een Amerikaansche jonge dame, Miss May Westling te Bethel in Connecticut beroemt er zich op, dat zij de rijkste lokkenpracht bezit van de geheele wereld; zij is een blo zende brunette van 22 jaar en haar haar dos bereikte een lengte van 5 voet 6 inches. Het haar bezit over de geheele lengte korte golfjes, zoodat het in werkelijkheid, wanneer men het strekt, nog langer is dan het schijnt, maar niettemin reikt het ook thans reeds, wanneer de bezitster rechtop staat tot den grond. Een bewonderaar van May Westling heeft de volgende merkwaardige berekening ge maakt. Aangenomen, dat die weelderige lokkenhoofd 150000 haren bevat, wat zeer matig geschat is, zouden alle haren aan elkander gelegd een snoer vormen van 225000 meter of 225 kilometer. Men zou deze snoer zes maal dubbel kunnen vouwen er dan een koord van draaien, en dit zesdubbele koord zou nog voldoende zijn, om een lijn te spannen tusschen den Amsterdamsche Westertoren en den Utrechtschen Dom. Een vreeselijke toestand moet het zijn, om deze lokkenweelde goed te onderhouden. Hoeveel kammen, kameniers, borstels, brillantine-fleschjes en flacons haarwater zullen er in een jaar noodig zijn, om het te doen stralen en glanzen in volle pracht ?... Een gemakkelijk en praktisch bezit is het zeker niet. Ik ben ten slotte maar erg blij, dat ik Miss May Westling niet ben, al heb ik dan een paar flinke crepés noodig om m'n reeds vaagjes grijzende kuif tot iets toonbaars te maken. ALLEGRA dan volgden weer mannen en kinderen die de zelfde manoeuvre uitvoerden en nu golfde op de geweldige slagdreunen van de trommen en het getoeter van de blaasinstrumenten, die heele onafzienbare menschenmassa op en neer, vooruit, achteruit. Door het opdrin gen was er telkens stagnatie, zoodat van drie pas vooruit en twee achteruit, zooals het behoort, dikwijls niet veel terecht kwam; het werd een hupsen en springen, en deinzen en slingeren naar voor, naar achter, naar rechts en links; tot er weer schot kwam. Geen oogenblik gunden de menschen zich rust; de jongens, de meisjes, de vrouwen, volwassenen niet alleen, ook oude man nen, stokoude vrouwen, manken, kreupelen, gebochelden, alles schommelde, wipte op en neer op de maat van de muziek. En zoo volgde het eene muziekkorps op (Rr -L ^_L_"-U '"1'^ Jams Jam van zwarte bessen: 4 pond zwarte bessen, 8 ons kandijsuiker; jam van roode aalbessen: 4 pond roode bessen, 2 pond kandijsuiker; jam van frambozen: 4 pond frambozen, 8 ons kandijsuiker; jam van roode, witte of blauwe pruimen: 4 pond pruimen, 2 pond kandijsuiker. Behandel de vruchten zooals voor de jam in mijn vorige recepten is aangegeven, zorg altijd voor zuivere pannen, roer met een houten lepel, die vrij is van vette bestanddeelen, houdt lepel en pan uitsluitend voor den inmaak en zorg dat altijd eerst de suiker geheel gesmolten is vór men de vruchten er in doet. Maakt alle potjes en fleschjes waar de jam in bewaard moet worden vooraf met een sodaoplossing schoon, spoel ze flink na en zorg dat de jam de vereischte dikte heeft. Vlekkenwater" Een uitstekend middel om vlekken uit kleedingstukken, karpetten enz. te verwij deren is het volgende mengsel. Men lost in een liter lauwwarm water op 50 gram salmiak spiritus, 30 gram azijnether en 10 gram lavendelspiritus, schudt alles goed dooreen vór 't gebruik. Om vlekken met deze oplossing uit japonstoffen te verwijderen, verdient het aanbe veling, de vlek te behandelen met een lapje van dezelfde stof, de vlek gespannen over de hand te houden, en zoolang te wrijven, dat alles goed droog is, wat spoedig gebeurt door de lichamelijke warmte der hand. Op deze wijze vermijdt men dat er kringen achterblijven. Voor karpetten is het vol doende met een borstel, gedrenkt in dit mengsel, flink over het kleed te wrijven; na opdroging is de vlek verdwenen. A. H. De geringe onderhoudskosten en het veeljarig gebruik van de ADLERauto, maakt haar tot de goed koopste aller merken. Steeds voorraad. GARAGE NEFKENS, Jacob Obrechtstr. 26. Telef. Z. 2507. Stock Michelin. het andere. Twee volle uren lang trok de stoet in goede orde onder ons voorbij. Elk van de zeventig muziekkorpsen, bracht als ze de processie-wijs aansloegen, de massa ach ter en voor, zoover de muziek te hooren was, in beweging. Stopten de instrumenten, dan zonk die ge heele beweeglijke, schijnbaar opgewekte menschen-massa ineen, stond of hing onbeweeglijk zoolang de stilte en de op stopping duurde, om met een zenuw-schok, weer in beweging gebracht te worden zoodra dat: Vos van onze ganzen..." weer begon. De orde werd geen oogenblik verstoord. Soms duurde een opstopping in de straat bocht onder ons een kleine tien minuten; toch trapten de beenen, schudden de kop pen, slingerden de armen, zoolang dat prik kelende deuntje werd geblazen. Uit de herbergen en uit particuliere huizen werd om Godswil limonade, bier en melk uitge deeld. Vele pelgrims zag ik weigeren, maar de muzikanten dronken gretig, en gaven ook nog de helft van hun glas aan de dansende kinderen voor of achter hen. Vele groepen hadden een eigen vaandel waarop de naam van het dorp stond en waarschijnlijk ook een eigen muziekkorps; bijna alle groote plaatsen van de Zuid-Eifel waren vertegenwoordigd. Tusschen de bloote hoofden, de hoeden en mutsen staken hooge glimmende sjako's uit met verbazend groote witte pluimen; dat waren de mooi uitge doste Luxemburgsche agenten en misschien ook militairen. Ze hadden weinig of niets te doen. Alleen wanneer er een paar jongelui uit de toeschouwers, jonge dames met auto sluiers om het hoofd, voor de grap eens tus schen de bedevaartgangers gingen staan en meesprongen, kwamen de mooie agenten er op af en haalden de pseudo-pelgrims gauw er tusschen uit en nog al eens hardhandig. Het was anders allesbehalve grappig, die geheele optocht. Ik had er veel van hooren vertellen en veel leelijks ook. Het kan wel waar zijn, dat er ook lui bij zijn die voor geld ' meespringen, om zoo te zeggen pelgrims en commissie", betaald door menschen met gemoedsbezwaren of met ziekten, en ook wel door zondaars die zich schamen om in de rij mee te hupsen. Er wordt ook beweerd, misschien gelasterd, dat er Echternacher volk meedoet, dat om loon" springt, bezoldigd door win keliers en spullebazen, die stellig goede zaken maken in de dagen van de springprocessie. Mij dunkt, dat is vrijwel over bodig, zoolang het aantal der echte springers, de ware bedevaartgangers naar het graf van Willebrordus, nog veel meer dan tienduizend bedraagt. (Slot volgt) (E. HEIMANS t

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl