De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 9 augustus pagina 1

9 augustus 1914 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1937 Zondag 9 Augustus A°. 1914 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden ? 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels /1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel ?0.25 0.30 0.40 INHOUD Blz. l: Het Oorlogsspopk. Kroniek: Oorlog en Idealisme. Militaria. Frits Hopman over Joseph Conrad. Moeielijke tijden door P. M. W.?2: E. Heimans: Springprocessie. 3: Jean Jaurès. Plasschaert: Tentoonst. te Domburg, II. W. S.: Teekeningen. Mart. Kramers: De Mobilisatie en de Vrouwen. N. Mansfeldt-de W. H.: Tutti Frutti. 4 : Allegra. 5: Wolthuis : de Amst. Volkstaal. Fin. Kroniek door v. d. M., 6: De Fin. Toestand van Servië door v. d. S. 7: Teekening Joh. Braakensiek: Het Vredespaleis. Schaakspel door R. 'J. Lomah. Damspel door J. de Haas. 8: Uit Bismarck's Erinnerungen: Hoe de oorlog van 1870 werd voorbereid. Brief van P. Lutius Ir. Bijvoegsel van johan Braakensiek: Militairisme: het koekoeksjong. Bovendien is vanwege de Uitgevers van dit Weekblad eenOorlogskaartvanhetRussisch - Oostenrijksch - Duitsch - ServischFransch - Belgisch gevechtsterrein aan dit nummer toegevoegd. IIIIIIIIIIIIIMIII.IIIIIIlllllllllllllllllllllllMIIIIIIMIIIIItllMIHIIIIMlllllllllllll HET OORLOGSSPOOK Op dit oogenblik verzamelen de regee ringen aan de grenzen van hun landen honderdduizenden van hun werk weg gevoerde burgers, zoo gauw mogelijk in militair tenue gestoken en gewapend, om straks, als de legers geformeerd zijn, de slachting over en weer te kunnen beginnen. Reeds nu staan er millioenen aldus gereed. Over een paar weken, als de strijd op zijn hoogst gespannen is, zullen in Europa een kleine twintig millioen menschen op de been zijn om elkaar uit te moorden, de soldaten der landen, die neutraal konden blijven, niet meegerekend. Iets dergelijks heeft in de wereldgey schiedenis geen voorbeeld. '/. Dat het ooit zoover zou komen wer,a dan ook door ernstige menschen betwij feld. Zij waren gewoon de krijgstoerustingen voor den modernen oorlog z ontzaggelijk te oordeelen, dat een vol komen uit-werking van deze toerustingen een te omvangrijke executie werd ge acht om tékunnen mogelijk wezen. Eiken dag komt. nu echter het reëel geworden oorlogsspook ons nader. Hier en daar gelukkig nog wat gekortwiekt door de pacifisten en anti-militaristen der verschillende parlementen, heeft deze Verschrikking, dank zij hun tegenstand, een niet nog vernielender aanschijn, dan ze ons al toont. De kanonnen zouden inderdaad nóg grooter verderf kunnen uitbraken en de forten zouden nóg bloediger-onneembaar kunnen zijn. Zoo als wij 't oorlogsbeest in deze vriende lijke Augustus-maand zullen zien te keer gaan, zal het intusschendevechtlievendste menschen kunnen bevredigen. Het is waar, dat een natie zich na een overwinning meestal nieuwe mogelijk heden geopend ziet voor hoogeren bloei, het is echter onmogelijk aan te nemen, dat de volkeren zelven, voor een kans op zulk een verbetering,de eigen-kinderendoodende of -mismakende middelen kiezen zouden, die hun worden opgedrongen door het militairisme, dat een staat in den staat werd, en door het koningschap, hetwelk, uit een vroegere periode, in onze Europeesche beschaving net als 't mili tairisme achter bleef: een residu . Zeer begrijpelijk is de belangstelling, die de groote dynastieën en de haar verknochte diplomatie, en die eenige machtige klieks voor oorlog voelen. Met de wetenschap van latere meerdere bloeikansen voor hun reeds machtig land als een soort van verontschuldiging, zoeken zij persoonlijk in oorlog hun winst, hun glans en hun bekroningen. Die konink lijke en andere lieden, die men tot eigenwaan en sportieve" levensinzich ten in weelde heeft groot gebracht, kun nen op kosten van een nameloos leed van anderen: een leed van de breede massa des volks (dat hun in wezen volkomen vreemd is) een schitterend en aanlokke lijk spel spelen. Hoe weinig zijn de volkeren zich be wust, dat zij aan betrekkelijk zoo kleine kringen van geenszins uitstekende lie den: eenige vorsten, diplomaten, mili tairen den gruwel van den oorlog in de hand geven. Niet in de hand geven natuurlijk, door hun de beslissing over te laten van 't oorlogsoogenblik dit is zeer begrij pelijk , maar in de hand geven, door hun toe te staan den Europeeschen oorlog voor te bereiden, ett daardoor noodzakelijk en onvermijdelijk te maken. n Het Militaire Wochenschrift in Duitschland heeft, kwansuis de houding aan nemend als zou de wereldoorlog door Frankrijk gewenscht zijn, het heel goed" genoemd, dat de groote Krieg" beginnen kon, daar die anders toch over een paar jaar noodzakelijk was geweest." Wat thans voor ons Nederlanders de redding kon zijn, en waar we, zoodra men ons grondgebied onverhoopt en ongedacht jmocht betreden, naar moeten grijpen, zoo als de Belgen die de spits voor Europa afbijten er zoo kranig naar grepen: de militaire macht, we zullen haar nog heviger dan ooit te voren moeten bestrijden, als eens deze oorlog geëindigd zal wezen: haar internationaal moeten bestrijden. Zoo er een zaak vurig te wenschen is, en zoo er n zaak wellicht mogelijk is, dan is het na den ongekend grooten oorlog, die nu aanvangt, een stem der volkeren, den eisch stellend, dat eindigen zal deze waanzinnige wapenwedstrijd der mogendheden van Europeesch bloed tot vernietiging van elkander. Indien deze oorlog niet voert tot de Pruisische wereld-hegemonie, waarvan de Garderegimenten droomen, indien dit, zooals de Beschaving het hoopt, niét ge beurt, en alle groote mogendheden slechts verschrikkelijk gehavend uit een strijd komen zonder winst dan zal mis schien voor zulk een verbond van Vrede de tijd zijn aangebroken. Misschien ontstaan dan eindelijk andere toestanden. Maar intusschen willen eenige kleine Caesars hun droom verwerkelijken. , ... *? * * KRONIEK OORLOG EN HET IDEALISME Het is, bij god, niet te vatten waar al die volkeren" in de huidige catastrophe hun geestdrift van daan halen. Patriottische geest drift zal dat toch gewis niet zijn. Omdat Oostenrijk op het kleine Servië valt, juicht men in Weenen en Pesth. Of er in Bohème, Polen, Croatië, Slavonië, en hoe dat alles meer heet, ook gejuicht wordt, meldt men niet. Omdat Duitschland tegen Rusland oorlogen gaat, omdat Rusland misschien Oostenrijk zal aanvallen, juicht men te Berlijn en in heel Duitschland. En in Parijs, waar de geestdrift geen geld kost, juicht men waar schijnlijk omdat Frankrijk meegesleept wordt in een krijg, die tegen een ander gaat, omdat die ander een ander waarschijnlijk beoorlogen wil. Niemand van al deze naties, behalve dan Servië, trekt uit om huis en hof, vrijheid en vaderland te verdedigen en zoo is zelfs het meest gebruikelijk idealisme hier ver te zoeken en niet te vinden. Wel beijvert men zich diverse Almachtigen" tegen elkaar aan te roepen, en betuigt elke regeering waarschijnlijk als een geringe hommage aan de zedelijkheid dat het haar schuld niet is zoo de vrede verbroken wordt, doch dat is zulk ijdel vertoon dat er niemand dupe van wordt, dan eenige straatschreeuwers.De verstandigen moeten toch de waarde van deze rhetoriek al lang kennen en daaronder de ware oorzaken bevroeden. Zoover die dan te kennen zijn: economische concurrentie, zorgvuldig onder houden rasantagonisme, maar vooral de over spannen, gezwollen militaire organisaties, die eindelijk wel springen moesten, al te zamen mechanische oorzaken en lage massa driften, waaruit men bezwaarlijk iets verhevens kan opvisschen. Er zal wel nooit een oorlog gevoerd zijn, waarvan niet de reden tenminste grooten deels in 't materieele lag, doch dan zorgde men er toch altijd voor den vorm te soigneeren. Zoo brutaal cynisch als men elkaar thans te lijf gaat, werd het hoogstens in obscure en verre koloniale oorlogen gezien. Of het er veel op aankomt? Of het mis schien zelfs niet een voordeel is, deze niets ontziende oprechtheid der regeeringen, deze onverschilligheid voor den goeden toon"? De menschheid kan in haar gedragingen niet lang alle zedelijkheid missen en waar nu de oude en gebruikelijke ficties van moraal buiten werking zijn gesteld, daar zal zij wellicht schrikken van haar doen en trachten met zichzelf in harmonie te geraken. De geest is in die dingen ook wat waard. Wat verder volkomen bij de situatie be hoort, is de grilligheid en onzedelijkheid der huidige combinaties. Het autocratisch en bureaucratisch Rusland, dat tegen de gelijkgestemde en bestuurde buurlanden optrekt, het liberale Engeland en revolutionnaire Frankrijk, die een barbaarsch Rusland moeten steunen, dat alles is direct gevolg en straf van een krijg, die niet uit innerlijke beschavingsverhoudingen, maar uit meer of min uitgebreide groeps belangen en onhoudbaar militarisme ont staan is. En daarvan in zijn gevolgen dan ook zal doen blijken. F. C. Militaria Is Militaria'' wel een uitdrukking, te be zigen in deze dagen, nu duizenden en dui zenden het beste en liefste wat ze hebben zagen wegtrekken? Het begrip Militair", dat in de rustige gouden dagen van voorspoed en vrede den meesten onzer verre staat, is nu als een deel van ons zelf geworden. Daar onder die ruige soldaten-jassen klopt ons hart, daar is nu onze kracht, onze hoop. Nu ge voelt ieder, dat de klok thuis tikt als ner gens", dat het om dat huis rijk of arm, om de taal die daar gesproken wordt, om wat daar ons lief is, zal kunnen gaan. Wat de toekomst ook verborgen moge houden, die dag vandenlen Augustus blijft voor ons allen eene onvergetelijke. Op de gelaatstrekken van de mannen die in hun onaanzienlijke uniform op weg gingen naar de stations stond ernst zonder branie te lezen: men voelde, dat geschiedenis ging gemaakt worden en de toekomst op een keerpunt lag. En och, de expressie alleen is een armee korps waard, zou Napoleon gezegd hebben. De mobilisatie van '70 en die van 1914 zijn niet met elkaar te vergelijken, reeds door het eenvoudig feit van de wijze van opkomen toen en op verleden Zaterdag. Wie uit die dagen, die zich niet herinnert de bandietentroep, de dronkemansbende, de vechtpartijen. Wij zijn dus vooruit gegaan in de afgeloopen veertig jaar. Er is beschavingswerk verricht. De mobilisatie bewees het onge vraagd en ongezocht. En Zola's wel roman tisch geziene maar toch zoo werkelijke beeld in la Béte humaine" vanden vollen trein met een dronken troep in uniform, voortstuivend in den donkeren nacht naar het oosten, is dan toch een historische merk waardigheid geworden. Als in dezen tijd van beproeving het Nederlandsche Volk in uniform en burgerkleeding zich blijft gedragen als dien Zater dag van de opkomst, kunnen wij gerust zijn voor de toekomst. Een woord van hulde voor de uitnemende wijze, waarop door Generale Staf en Per manente militaire Spoorweg-Commissie dit alles, uitsluitend op theoretische gegevens in vredestijd werd voorbereid en geregeld. Toch wacht den spoorwegdienst nog een zware taak bij de zoogenaamde concentratie van het gemobiliseerde leger en bij de eventueele verplaatsing daarvan. Bij de opkomst van leger en landweer is in hoofdzaak niets geschied dan het zich voegen der verlofgangers bij de korpsen waar ze vroeger gediend hadden. Hier wordt hun kleeding, voor zoover noodig, passend gemaakt, in hun uitrusting voorzien, deels worden hun ook wapens en munitie uitgereikt. In deze periode is de toestand dus als in vredestijd, met dit verschil in hoofdzaak, dat de afdeelingen haar grootste sterkte, zoogenaamde oorlogssterkte hebben. Bovendien worden zoogenaamde depots opgericht. Dit zijn feitelijk reserve-fondsen aan manschappen en paarden, die dienen om ontstane tekorten in het leger te velde aan te vullen. Het is duidelijk, dat men te velde geen ongeoefenden gebruiken kan. Daarom moeten recruten en ongeoefende vrijwilligers welke laatsten zich in dergelijke dagen van spanning gewoonlijk en om be grijpelijke redenen in vrij grooten getale aanmelden, zich bij de depots vervoegen, zij worden gekleed, uitgerust en geoefend en zoo spoedig mogelijk naar het leger te velde gezonden. Bij die depots zullen dus ook de lichtingen 1914 en '15 na opgeroe pen te zijn, geplaatst worden. Officieren en kader zijn reeds in vredes tijd voor die depots aangewezen en alles is daar zoodanig in bijzonderheden voorbereid, dat het aanvullingsorgaan onmiddelijk functionneeren kan. Onder concentratie van het gemobiliseerde leger verstaat men het volgende. Een strijdmacht te velde moet, om haar volle kracht te kunnen ontwikkelen, uit verschillende wapens bestaan in een op ervaring gegronde bepaalde verhouding van infanterie (met geweren bewapend voetvolk): artillerie, ca valerie, pioniers (bestemd om hindernissen op te ruimen of aan te brengen, bruggen te slaan, versterkingen te maken enz.) en verder de zoogenaamde hulpdiensten, waar van die, welke te zorgen heeft voor de voe ding van het leger te velde de intendance die wel de gewichtigste, moeilijkste en minst dankbare is. De samenvoeging, concentratie, is niet steeds aan een bepaalde plaats gebonden, maar gebeurt daar waar dit in verband met de plannen van den vijand het meest nood zakelijk voorkomt. Ons leger te velde is, in hoofdzaak, samengesteld uit vier groote deelen, zoogenaamde divisiën. Het samen voegen van alle onderdeelen uit zoo tallooze garnizoenen over het land verspreid, moet natuurlijk snel geschieden en daar het, zooals we zeiden, min of meer a l'improviste geschiedt, ligt de groote moeielijkheid van deze week voor de hand. Het groote gewicht er van, ook van een nauwkeurige voorbereiding, blijkt uit hetgeen geschied is ter inleiding van den FranschDuitschen oorlog. De voornaamste reden van het succes der Duitschers bij het gebruik van de spoorwegen in '70 was hun voor bereiding in vredestijd, terwijl in Frankrijk op dit gebied niets gedaan was; zelf s waren de soldaten, nimmer in het in- en uitstijgen geoefend. Men rekende ook hier, te veel op het befaamde Fransche militaire talent de se débrouiller". In Pruisen was dit geheel anders. Bij den aanleg van sommige spoorwegen was met strategische eischen rekening gehouden, enkele waren uitsluitend voor militaire doeleinden aangelegd. Een afdeeling van den Generalen Staf had zich, als bij ons, onafgebroken met het militair spoorweg vervoer bezig gehouden, voor de meest waarschijnlijke oorlogsgevallen zoogenaamde marschrableaux in gereedheid gebracht en deze steeds bijgehouden, in verband met den aanleg van nieuwe lijnen. Toen dan ook de concentratie van het Duitsche leger aan de Fransche grenzen werd gelast, lag alles als nu bij ons gereed, slechts de datums van vertrek behoefden te worden ingevuld. In 1870 was ook in Duitschland de mobili satie geheel voltooid, voordat de concentratie een aanvang nam. De geheele mobilisatie vorderde toen acht dagen (nu minder) zoodat op den 24en Juli de concentratie pp de Zuid-West-grens begon. Deze was in 12 dagen ongeveer afgeloopen Er waren langs 6 lijnen ongeveer 11.000 officieren en be ambten, 345.000 soldaten, 87.000 paarden en 8500 kanonnen en voertuigen getransporteerd. In Frankrijk daarentegen had men zorge loos, onvoorbereid, mobilisatie en concen tratie dooreen doen loopen. Dientengevolge ook, duurde de concentratie van een ongeveer gelijke troepensterkte als die der Duitschers niet alleen omtrent het dubbele van den tijd, maar bovendien ontstond door de nakomende groot-verlofgangers, die hun korpsen niet konden vinden, de jammerlijkste verwarring. Die verlofgangers, in troepjes vereenigd, trokken van het eene station naar het andere, maakten zich aan ergerlijke uitspattingen schuldig en brachten de kiem der militaire desorganisatie met zich in hun korpsen. In Augustus deed een bende van 5000 dier dolende manschappen een poging tot plun dering van goederentreinen te Rheims*). Wij stippen deze bijzonderheden aan om het uitermate groote belang van een goede voorbereiding van het spoorwegvervoer in oorlogstijd te doen beseffen. Als het goed gaat, zooals bij de mobilisatie ten onzent, bemerkt het publiek van het reusachtig mechanisme, dat dan in werking komt niet veel meer dan het gedeeltelijk stopzetten van het gewoon vervoer en vermoedt het weinig, wat daarvoor noodig is geweest, noch overziet het den omvang van het geen er gebeurt. Waar onze vier gemobiliseerde divisiën geconcentreerd zullen worden is natuurlijk in verband met de houding van het buiten land wel te gissen, maar beter is daarover in een courant niet uit te weiden. Men schrijft licht te veel en de geringste bij zonderheid kan voor een tegenpartij waarde hebben. Bekend is het geval met de Temps" gedurende den Fransch-Duitschen oorlog, toen het nummer van den 25e Augustus den Duitschen generalen staf onwillekeurig inlichting gaf omtrent de plannen van MacMahon, hetgeen hem deed besluiten op Sedan te marcheeren, met het bekende, voor Frankrijk en zijn dynastie noodlottige gevolg. Het is hier de plaats om onmiddellijk met nadruk te laten volgen, dat de verhouding van ons land met het buitenland op het oogenblik gelukkig niet is als die in '70 tusschen Duitschland en Frankrijk. Wij zijn nog met niemand in oorlog. Wij zijn neutraal, wij willen dit blijven en zullen, als dit noo dig is, met nadruk het er uit" laten hooren en deze woorden door daden kracht bij zetten. Toch ziet men aan België, welke verrassingen ook in dit opzicht weggelegd zijn voor sommige vredesvrienden, die steeds op nieuw moeten zien en voelen, dat waar nationale belangen gelden, tractaten scheurpapier worden, zelfs voor neutrale statenmet-schriftelijke-garantie. Zeker is dat het grootste gevaar voor Nederland door het voltooid zijn van de mobilisatie voorbij is. Het groote gevaar voor ons land met open grenzen, vanwaar het centrum zelfs te paard in enkele uren te bereiken is, was steeds een verrassing voordat wij gereed waren met de mobilisatie en concentratie. Dit gevaar was dubbel groot door de onvol doend geregelde grens- en kustbewaking in verband met de uiterst geringe vredessterkte van ons leger. Nu wij Gode zij dank gelegenheid gehad hebben te mobiliseeren enteconcentreeren, nu onze liniën, stellingen en forten bezet zijn en de inundatie voorbereid als zij is en in handen van een bekwaam personeel snel en zeker te stellen is, zijn wij van een buitengewone militaire kracht geworden. En met een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid hebben wij het hier aan en hieraan alleen te danken, dat de Duitschers tot nu het open Zuidelijk deel van Limburg en Noord Brabant niet ge kozen hebben als naderingsweg tot de Fransche grenzen 1), doch zich daarvoor aan de sterke Belgische Maaslinie eerst het hoofd te bloede moeten stooten. Over de hoogst moeilijke tijden, die ons thuis en te velde nog te wachten staan, ook al blijft onze taak beperkt tot neutraliteitshandhaving het volgende: De handhaving der neutraliteit de taak van ons leger tot nu vraagt geen bloed, maar des te meer tact bij de aanvoerders en een buitengewone mate van standvastig heid, wilskracht en soberheid bij de soldaten. Men moet waakzaam zijn, weken en weken, misschien maanden aan n stuk, gereed blijven om dadelijk op elk oogenblik met volle militaire kracht te kunnen optre den en toch daarbij zich met pijnlijke nauw keurigheid hoeden voor elke voorbarige daad van geweld. Een ontijdig afgegaan schot kan soms voor een tegenpartij een gewilde, ja gezochte aanleiding worden tot het motiveeren van een inval. Hierbij komt een tweede belangrijke kwes tie. Er bestaat namelijk een even groote als populaire dwaling omtrent het wezen der ellenden van den oorlog voor het leger te velde. Niet genoeg kan er op gewezen wor den, dat eigenlijk het vechten, het elkaar dooden en wonden met de wapens in den oorlog niet de meest voorkomende feiten zijn. Het eigenlijke vechten met de wapens in de vuist is in eiken oorlog uitzondering, regel is de physieke ontbering, de groote moreele overspanning, waaraan ieder te velde van voor het begin tot het einde van den oorlog of van het oorlogsgevaar is bloot gesteld. Neen, de oorlog is niet een optrek ken met wapperende vaandels, het wapen in de vuist. Hij is een geduldig, hardnekkig volhoudend afwachten, een met ijzeren wil het hoofd bieden aan iedere verslapping, een doorstaan, een taai dulden. Het zijn juist deze eigenschappen, die in het Nederlandsche volk leven, welke voor den oorlogstoestand onberekenbaar nut af werpen. Laat ons dus allen kalm zijn en taai van stuk. *) Plantenga. Strategie. 1) Overwegingen van niet louter militair karakter maar van groote politiek kunnen het den Duitschers hebben ingegeven onze neutraliteit te respecteeren. Dit lijkt ons waarschijnlijker. RED. Joseph Conrad Het verschijnen van zijn laatste boek, Chance", heeft Joseph Conrad opnieuw in het kalklicht gezet, om met de Amerikanen te spreken een van de meest oorspron kelijke en sympathieke figuren onder de moderne schrijvers van Engelsch proza. Mrs. Humphrey Ward en Thomas Hardy zijn ongetwijfeld grooter kunstenaars, maar zij behooren feitelijk tot de vorige generatie. Onder de jongeren weet ik niet n, in die drommen van vruchtbare roman- en verhaalproducenten, die betere boeken maakt, dan deze verbritschte Pool. Behalve Kipling natuurlijk, de nooit volprezen Kipling. Ik ken er ook geen n, dien ik zoo gereedelijk mijn huissleutel zou geven. Er is voor den onvolkomene een zekere charme in onvolkomenheid en het zijn niet de grootsten van ons geslacht, die wij voor geregelden omgang zouden uit kiezen. De dichter is een schepsel van stem mingen; hij is een kind in de praktijk des levens. De volbloed littérateur paradeert zijn minachting voor de natuurwetenschap pen, waarvan hij niets weet. De bouw meester converseert in cijfers en de staatsman leeft om te overtuigen. De zeeman heeft geen manieren en mijn vriend de kolonist blijft mostly inarticulate" in de woorden van een, die het weten kan. Het irriteert wanneer een vriend, laat hem nog zoo be lezen of bereisd zijn, onze Cantemerle drinkt zonder proeven, of wanneer je heilige geen oog heeft voor onze verzameling van teekeningen. De specialiteit is noodzakelijk een beetje provinciaal en wat het geweest moet zijn om te huizen met laat ik zeggen: Catherina van Sienna, met Biot of Herder, ja of met Shelley, is griezelig te bedenken. Joseph Conrad is een cultuurproJuct van bijna Goethesque proporties, ofschuon

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl