Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
9 Aug. '14. No. 1937
Duitschland oorlogsverwekker in '70
Uit de Erinnerungen" van Bismarck halen
wij dit gedeelte aan, waaruit men kan lezen
hoe diplomaten oorlogen doen ontstaan:
In bet geloof aan de meerderheid der
Fransche wapenen werd het voorwendsel tot een
oorlog, kan men zeggen, bij de haren erbij ge
haald, en in plaats van Spanje voor zijne, naar
men aannam, anti-Fransche koningskeuze
verantwoordelijk te stellen, bleef men han
gen aan den Duitschen vorst, die er niet
voor bedankt had, aan het verlangen der
Spanjaarden, op hun verzoek door het
candideeren van een bruikbaar en vermoedelijk
te Parijs als persona grata beschouwden
koning, te voldoen, en aan den koning van
Pruisen, dien niets als de familienaam en
de Duitsche afkomst tot deze Spaansche
aangelegenheid in betrekking bracht. Reeds
in het feit, dat het Fransche kabinet zich
veroorloofde, de Pruisische politiek betrek
kelijk de aanneming der keuze ter verant
woording te roepen, en wel in een vorm, die
door de interpretatie der Fransche bladen
tot een openlijke bedreiging werd, reeds in
dit feit lag een historische onbeschaamd
heid, en 'die voor ons naar mijn opvatting de
onmogelijkheid inhield, ook maar een duim
breed terug te wijken.
Het beleedigend karakter der Fransche
insinuatie werd verscherpt niet alleen door
de dreigende uittartingen der Fransche pers,
maar tevens door de parlementaire debatten
en de positie welke het ministerie
Gramontpllivier ten opzichte van deze manifestaties
innam. De .uitlating van Gramont in de
kamerzitting van 6 Juli:
Wij gelooven niet, dat de achting
voor de reenten van een nabuur-volk
ons verplicht te dulden, dat een vreemde
mogendheid een harer prinsen op den
troon van Karel V zet... Dit geval zal
zich niet voordoen, daar zijn wij heel
gerust op... Mocht het anders loopen,
dan zouden wij... onzen plicht zonder
aarzelen en zonder zwakheid weten te
volbrengen."
Reeds deze uiting was een officieele in
ternationale bedreiging met de hand aan het
gevest van den degen." De uitlating: La
Prusse cane" vormde in de pers een toe
lichting van de draagwijdte der
parlementsberaadslagingen van 6 en 7 Juli, die voor
ons nationaal eergevoel naar mijn opvatting
iedere toegevendheid onmogelijk maakte.
Men besloot, 12 Juli, van Varzin naar
Ems op te trekken, om bij Z. Majesteit de
bijeenroeping van den Rijksdag met het oog
op mobilisatie te bepleiten. Toen ik door
Wussow reed, stond mijn vriend, de oude
predikant Mulert, voor de deur der pastorie
en groette mij hartelijk; mijn antwoord in
de open Wagen was een gebaar in de lucht,
en hij verstond, dat ik het gevoel had, den
oorlog tegemoet te gaan. De binnenplaats
mijner Berlijnsche woning oprijdend, ont
ving ik vór ik den wagen verlaten had,
telegrammen waaruit bleek, dat de Koning
na de Fransche bedreigingen en
beleedigingen in het parlement en in de pers voort
ging met Benedetti te onderhandelen, zonder
hem in koele terughoudendheid naar zijn
ministers te verwijzen. Tijdens den maaltijd,
waaraan Moltke en Roon deelnamen, kwam
van het gezantschap te Parijs het bericht
binnen, dat de prins van Hohenzollern van
de candidatuur had afgezien, om den oorlog
af te wenden, waarmede Frankrijk ons be
dreigde. Mijn eerste gedachte was, den
dienst te verlaten, want ik zag in dit onder
druk toegeven, na alle beleedigende
provocatiën die voorafgegaan waren, een verne
dering voor Duitschland,. welke ik niet
ambtelijk wilde verantwoorden.
Deze indruk eener krenking van het natio
naal eergevoel door den opgedrongen terug
tocht zat mij zoo hoog, dat ik reeds be
sloten was, mijn ontslag uit den dienst
naar huis te berichten. Ik vond deze ver
nedering van Frankrijk en zijn brallende
manifestaties erger dan die van Olmütz,
welke i voor altijd verontschuldiging zullen
vinden in de gemeenschappelijke voorge
schiedenis en ons niet gereed zijn tot den
krijg. Ik nam aan dat Frankrijk de terug
trekking van den Pruis als een
voldoeningschenkend succes zou disconteeren in het
gevoel, dat een oorlogszuchtige bedreiging,
ook wanneer zij in den vorm van inter
nationale beleediging en hoon geschiedde
en het motief tot een oorlog tegen Prui
sen er met de haren bijgesleept werd,
voldoende was, om Pruisen tot den terug
tocht ook in deze rechtvaardige zaak te
nopen, en daar ook de Noordduitsche Bond
geen voldoend machtsgevoel bezat om de
nationale eer en onafhankelijkheid tegen
Fransche aanmatiging te beschermen. Ik was
zeer terneergeslagen, want ik zag geen mid
del, de invretende schade, die ik van een
slechte politiek van onze nationale positie
verwachtte, weder goed te maken, zonder
spijkers op laag water te zoeken en m'et
opzet ruzie te stichten. Den oorlog zag ik
reeds toen als een noodzakelijkheid, die wij
met eere niet meer konden ontgaan. Ik tele
grafeerde aan de mijnen te Varzin, de
koffers niet te pakken, niet af te reizen, ik
zou met eenige dagen weder terug zijn.
Ik geloofde eigenlijk aan vrede; daar ik
echter de houding niet mede aannemen
wilde, door welke deze vrede kon worden
gekocht, gaf ik de reis naar Ems op en
verzocht graaf Eulenburg, daar heen te gaan
om Z. Majesteit mijn ontslagaanvraag aan
te zeggen. In denzelfden zin sprak ik ook
met den minister van oorlog von Roon: wij
hadden de Fransche oorvijgen te pakken, en
waren door de toegevendheid in de nood
zakelijkheid gebracht, als ruziezoekers op te
treden, wanneer wij op een oorlog aanstuurden
door welken alleen de vlek kon
afgewasschen worden. Mijn positie was thans on
houdbaar en dit eigenlijk reeds hierdoor,
wijl de koning den Franschen gezant
onder den druk der bedreigingen gedurende
zijn badkuur vier dagen achtereen in audiën
tie had ontvangen en zijn persoonlijkheid
als monarch blootgegeven aan de onbe
schaamde bewerking door dezen vreemden
agent zonder zich van Duitschen bijstand
te voorzien. Door deze wijziging de staats
zaken persoonlijk en alleen op zich te nemen,
was de koning in een positie gedrongen,
die ik niet kon vertegenwoordigen; naar
mijn opvatting had Z. M. te Ems iedere
onderhandeling met den hem niet gelijken
Franschen onderhandelaar moeten afwijzen
en hem naar de officieele personen te Ber
lijn adresseeren, en dan door overleg te
Ems of, wanneer men in dilatorische behan
deling nut had gezien, bij schriftelijk rap
port de beslissing des konings zouden heb
ben uitgelokt. Maar bij den hoogen heer,
hoe correct hij in den regel de ressort
verhoudingen respecteerde, was de neiging,
gewichtige kwesties persoonlijk wel niet te
beslissen, maar toch te behandelen, te sterk,
om hem het juist gebruik te vergunnen van
de dekking waarmede de Majesteit tegen
opdringerigheden, hinderlijk gevraag en sug
gestie terecht is omgeven. Dat de koning zich
niet met het hem in zoo hooge mate eigen ge
voel zijner waardigheid aan Benedetti's op
dringerigheid verweet en had onttrokken, de
schuld hiervan lag voor het grootste deel aan
den invloed, door de koningin uit het nabijge
legen Cobienz op hem uitgeoefend. Hij was 73
jaar oud, vredelievend en niet geneigd, de lau
weren van 1866 in een nieuwen strijd op het spel
te zetten; maar wanneer hij van
vrouwelijken invloed vrij was, bleef het eergevoel
van Frederik den Orooten erfgenaam en van
den Pruisischen officieren in hem steeds
leidend. Tegen den aandrang, welken zijn
gemalin met haar vrouwelijk natuurlijke
vreesachtigheid en haar gebrek aan nationaal
gevoel oefende, werd de weerstandskracht
des konings verzwakt door zijn ridderlijk
gevoel voor vrouwen en door zijn
monarchistisch gevoel voor de koningin en vooral
voor de zijne. Men heeft mij verteld, dat
Koningin Augusta haar gemaal vór zijn
vertrek van Ems naar Berlijn in tranen heeft
bezworen, den oorlog te vermijden, gedachtig
aan Jena en Tilsit. Ik houd deze bewering
voor geloofwaardig op de tranen na.
Tot demissie besloten trots de verwijten
die Roon mij daarover deed, noodigde ik hem
en Moftke den 13den uit, met z'n drieën te
eten, en deelde hun aan tafel mijn inzichten
en plannen mede. Beiden waren zeer ter
neergeslagen en maakten mij direct verwij
ten, dat ik van mijn in vergelijking met de
hunne, grootere gemakkelijkheid om uit den
dienst te retireeren egoïstisch profiteerde.
Ik hield vol, dat ik mijn eergevoel niet aan
de politiek opofferen kon, dat zij beiden
als beroepssoldaten wegens de onvrijheid
hunner beslissing niet gehouden waren aan
dezelfde zienswijzen als een verantwoor
delijk minister van buitenlandsche zaken.
Gedurende het onderhoud werd mij bericht,
dat een cijfertelegram, als ik mij goed her
inner, van ongeveer 200 groepen, uit Ems,
door geheimraad Abeken onderteekend,
werd ontcijferd. Nadat de vertaling mij
gebracht was, waaruit bleek dat Abeken het
telegram op bevel van Z. Majesteit had ge
redigeerd en onderteekend, las ik het mijn
gasten voor *), die zoo neerslachtig werden,
dat zij eten en drinken lieten staan. Bij
herhaald onderzoek van het stuk bleef ik
verwijlen bij een opdracht inhoudende mach
tiging van Z. M., de nieuwe eisenen van
Benedetti en hun afwijzing tegelijk zoowel
aan onze gezanten als aan de pers mede te
deelen. Ik stelde Moltke eenige vragen
met betrekking tot zijn vertrouwen in den
stand onzer oorlogstoerustingen, resp. tot
den tijd, welke deze bij het verrassend op
gedoken oorlogsgevaar nog vorderen zouden.
Hij antwoordde, dat hij wanneer het tot
oorlog kwam, van een opschorting van het
tijdstip geen voordeel voor ons verwachtte;
zelfs wanneer wij voorloopig niet sterk ge
noeg zouden zijn, dadelijk alle landsgedeelten
aan den linker Rijnkant tegen Fransche in
vasie te dekken, zou toch onze gereedheid
ten oorlog de Franschen zeer spoedig in
halen, terwijl later dit voordeel minder wor
den zou; hij hield een vlugge uitbarsting
over 't geheel voor ons voordeeliger dan
een vertraging.
In deze overtuiging maakte ik van de mij
door Abeken gezonden koninklijke mach
tiging gebruik, den inhoud van het telegram
te publiceeren, en verkortte in tegenwoor
digheid mijner beide gasten het telegram
door doorhalingen, zonder een woord toe
te voegen of te veranderen, tot den hier
volgenden tekst: Nadat de berichten om
trent de terugtrekking van den erfprins
van Hohenzollern de Keizerlijke Fran
sche regeering door de Koninklijke Spaan
sche officieel zijn medegedeeld, heeft de
Fransche gezant te Ems aan Z. M. den
koning nog den eisch gesteld, hem te mach
tigen naar Parijs te telegrafeeren, dat Z. M.
de koning zich voor alle toekomst verplich
ten zou, nimmer weder zijn toestemming te
geven, wanneer de Hohenzollerns op hun
candidatuur mochten terugkomen. Z. M. de
koning heeft daarop geweigerd, den Fran
schen gezant nogmaals te ontvangen, en
hem door den adjudant van dienst laten
zeggen, dat Z. M. den gezant verder niets
heeft mede te deelen." Het onderscheid in
de werking van den verkorten tekst der
Emser depêche in vergelijking met die van
het oorspronkelijk, was niet het resultaat
van sterkere woorden, maar de vorm, welke
deze aankondiging als een besluitende ken
merkte, terwijl de redactie van Abersen
zich slechts als een brokstuk eener han
gende en voort te zetten onderhandeling
zou hebben voorgedaan.
Nadat ik mijn beide gasten de geconcen
treerde redactie had voorgelezen merkte Molt
ke op: Zoo heeft dat een anderen klank. Vroe-_
ger klonk het als chamade ! thans als een fan-'
fare in antwoord op een uitdaging." Ik lichtte
toe: Wanneer ik dezen tekst, die geen veran
deringen in en geen toevoeging aan het tele
gram bevat, ter uitvoering van de aller
hoogste opdracht onmiddellijk niet alleen
aan de kranten, maar ook telegrafisch aan
al onze gezantschappen mededeel, zal het
vór middernacht te Parijs bekend zijn en
daar niet alleen om den inhoud, maar ook om
de wijze van verbreiding dan indruk van een
roode doek op den Gallischen stier maken.
Vechten moeten wij willen wij niet de rol
van overwonnenen zonder strijd op ons
nemen. De uitslag hangt echter af van de
indrukken bij ons en anderen, die de oor
sprong van den oorlog maakte; het is van
belang dat wij de aangevallenen zijn, en de
Gallische overdrijving en onwrikbaarheid
zal ons daartoe maken, wanneer wij met
Europeesche openbaarheid, zoover het ons
zonder de spreekbuis van den Rijksdag
mogelijk is, verkondigen, dat wij zonder
vrees staan tegenover de openlijke bedrei
gingen van Frankrijk."
Deze uiteenzetting bewerkte bij de beide
generaals een ommekeer tot een opgewekter
stemming, welker levendigheid mij verraste.
Zij hadden plotseling den lust om te eten
en te drinken teruggekregen en spraken
monter gemutst. Roon zeide: De oude God
leeft nog en zal ons niet in schande ver
worden laten." Moltke kwam zoo ver uit
zijn gelaten passiviteit, dat hij zich, de
oogen naar het plafond, en geheel uit zijn
gewone karigheid van woorden, met de
hand op de borst sloeg, zeggende: Als ik
dat nog beleef, onze legers in zoo'n oorlog
aan te voeren, mag daarna de duivel de
oude karkas" dadelijk komen halen. Hij was
toen niet zoo sterk als later en twijfelde of
hij de vermoeienissen van den veldtocht zou
overleven.
Hoe levendig zijn behoefte was, zijn mili
tair-strategische voorliefde en verwaandheid
practisch werk te geven, heb ik niet alleen
bij deze gelegenheid, maar ook in de dagen
voor het uitbreken van den Boheemschen
oorlog waargenomen. Beide keeren vond ik
mijn militairen medewerker in dienst des
konings afwijkend van zijn anders droog en
zwijgzaam naturel, opgewekt, levendig, ik
kan zeggen vroolijk.
*) De den 13en Juli 1870, s'middag om 3
uur en 50 min. in Ems afgegeven en om 6
uur 9 min. in Berlijn ontvangen dépêche
luidde ontcijferd:
Zijne Majesteit schrijft mij: Graaf Bene
detti wachtte mij op de promenade op, om
ten laatste op zeer dringende wijze van mij
te verlangen dat ik hem zou machtigen da
delijk te telegrafeeren, dat ik mij voor altijd
verplichtte nooit meer mijne toestemming
te geven, als de Hohenzollerns op hun can
didatuur terugkwamen. Ik wees hem
eerst ietwat ernstig terug, daar men derge
lijke verbintenissen a tout jamais niet mag
en kan nemen. Natuurlijk zei ik hem, dat
ik nog niets ontvangen had en, daar hij over
Parijs en Madrid eerder ingelicht zou zijn
als ik, hij wel begreep, dat mijn gouverne
ment buiten spel was." Zijne Majesteit heeft
sedert een schrijven van den vorst ontvan
gen.?Daar zijne Majesteit Graaf Benedetti
gezegd had, dat hij bericht van den koning
wachtte, heeft zijn hoogstdezelve, met het
oog op bovengenoemd voorstel, op raad van
Graaf Eulenburg en mij besloten, den Graaf
Benedetti niet meer te ontvangen, maar hem
door zijn Adjudant te laten aanzeggen: dat
Zijne Majesteit nu van den vorst de beves
tiging van 't bericht heeft ontvangen die
Benedette van uit Parijs reeds had, en den
Gezant niets meer te zeggen heeft.
Zijne Majesteit geeft uw Excellentie in over
weging of niet het verlangen van Benedetti
en de weigering tegelijk zoowel aan onze
gezanten als in de pers zou worden mede
gedeeld.
* * ft
Brief van den heer P. Lutius Jr.
Waarde heer,
Ik heb de bom gelukkig binnen!
Daar straks kwam ik, ongezien door mijne
dienstboden, met het taschje van den notaris
vandaan. Ook heb ik al het geld mijner
kinderen van de spaarbank gehaald, het
geen mij vele uren wachtens heeft gekost.
Maar dit weer te verzilveren, en mijn eigen
kassa te verzilveren, heeft mij, behalve een
deuk in mijn hoed en een blauwe plek (de
kruiers drongen mij bijna van de beenen)
wederom uren wachtens gekost. God zij echter
geloofd, nu heb ik dan toch alles in een oude
Keulsche pot (waar mijne moeder zaliger ge
dachtenis de Duitsche zuurkool in bewaarde),
en deze pot staat ergens in een kastje bij
mijn hoofdkussen. Mijn beste vriend, den
rechten slaap heb ik toch niet kunnen vatten.
Wij vallen in deze dagen van de eene
vrees in de andere, en het is -de vraag
welke vrees wij moeten verkiezen. Eene
duitsche verwante van mij is in een win
kel van delicatessen in den Haag bijna
als spion gevangen genomen, is zij mij
straks komen vertellen, en ik heb het
goede meisje met zeer veel moeite gerust
gesteld. Zij had daar naar den leeftijd der
Koningin Moeder en naar den leeftijd van
de Koningin en het prinsesje geïnformeerd,
en toen zou een daar aanwezig Ned. Offi
cier, die bonbons kocht, haar scherp heb
ben aangekeken en gezegd hebben: Pas u
op, juffrouw, als u niet wegens spionnage
door de gewapende macht wilt worden ge
vat.
Het kind was zeer ontdaan, en ik meen
met reden. Waar moet het heen, indien de
Duitsche natie, die ons thans zoo uitbundig
veel vriendelijkheden bewijst, in zijne doch
ters wordt miskend? En nog wel door onze
militaire macht!
Laten wij voorzichtiger zijn !
Wij kunnen meen ik niet te voorzichtig zijn.
Laten wij Nederlanders niemand boos
aankijken, laten wij ieder voor zich al onze
bezittingen verzilveren, en laten wij allen
op dit zilver gaan zitten. Dat moet een
rustig gevoel geven. Wij zijn dan geen van
allen aan elkaar meer iets schuldig, en de
vijand zal respect voor ons hebben.
Wat uzelf betreft, waarde heer redacteur,
zorg dat er een goed aantal germanismen
en anglo-gallicismen in uwe stukken voor
komen. Dit was vroeger al wel eens het
geval, doch kan nu van een
vredeverwekkende beteekenis zijn.
Met gr. Uw
P. LUTIUS Jr.
* * *
Hotel ORANJE NASSAU
tegenover het Station (links.)
Modern ingericht. Restaurant.
Matige prijzen.
Restaurant MÜSIS SACRUM
Velperplein, 3 min. p. elec. tram, [lijnl]
van het Station. Directie: F. SIMON.
Bestrijding TM Bloedarmoede, eieekzuoht, Malaria
(Bionenkooru). Algemeene zwakte, «oortdurmdt Hoofdpijn
m Oabrek aan eetlust.
Dr. NANNING's ?
K l N A D R U P P E L S
i()n alleen EOHT met den naam OP. H. Nannlng traitm
op de roode doos en neveutund (sbneksmerk. Volkomen
alKoholvrll. pri)«/O.76. «
Or. H. ?AllliV* Pharm. Chemische Faunen, Om Maag.
VO>J
TER
BEVORDEKIN« UWER GE
ZONDHEID ONS
Naaml. Venn. H. TOL'S Electr.
Brood- en Beschuitbakkerij
3O.
. SLUIS. Z-AAPHANDEL AMSTERDAMS
Vraagt onze gratis, geïllustreerde, brochure van 40 pagina's.
TEBRINK - BOEKBINDERS
AMSTERDAM TELEFOON 682
UTRECHTSCHEDWARSSTRAAT 17-19
BIJ DE REGULIERSaRACHT
BINDEN SCHOOL- EN STUDIEBOEKEN
GELEGENHEIDSALBUMS - PORTEFEUILLES ENZ.
M Langensohwalbach in den Tauiuis,
Het eerwtts Vrou~\v«>mt>acl In Duitp»ehlancl.
WERELDBEROEMD SEDERT EEUWEN.
Hartbad. Staal- en Modderbaden. Drinkkuur. Lucbtkuur.
Nieuw aangelegd Kurpark. Heerlijke boschrijke streek. Gezond
klimaat. Groote verscheidenheid van Vermakelijkheden. Alle takken
van Sport, ook Wintersport. - Water verkrijgbaar per
15 11. M., 5 H. 15 M , 50 fl. «O M. Prospectus door
Verkehrsverein Langenschwalbach en Administratiekantoor EIBER.
Tel. Haag 3064, dat ook proeforders aflevert.
CtEBMAJIIA,
Levensverzekering-Maatschü. te Stettin.
ONDER STAATSTOEZICHT.
Verzekerd Kapitaal 526 mill. gulden. Waarborgfondsen 232 mill. gulden.
Vijgendam No. 8, Directie voor Nederland:
AMSTERDAM. S. VAN LIER Ez.
PTT rNrSPBnTFPRH GEVRAAGD.
HAEMOFERRIN
(STAALHAEMATOGEN)
Een aangenaam smakend bij uitstek
bloed vormen d versterkingsmid
del, in gevallen van bloedarmoede,
bleekzncht en alle daaruit voortko
mende zwaktetoestanden.
Prijs per H Literflesch, voldoende
voor ongeveer 20 dagen, f 2.?.
Dr. H. NANNING's
Pharmaceutisch-Chemische
Fabriek. DEN B^.AG.
Onderl.Levensverzekeringv.,s Eigen Hulp"
Telegramadres: OIA7EH, Haag. Telepboonnnmmer 2297.
HOOFDKANTOOR:
's-Gravenhage, Kortenaerkade 3.
BIJKANTOREN:
Amsterdam, Rokin 99; Rotterdam, Wijnhaven 33; Groningen, Groote
Markt 27; Arnhem, Jans Buitensingel 23.
Directeuren: J. C. VAN GOENS en Mr. E. A. SMIDT. Adj.-Direct.: Mr. C. J. SNIJDERS. Wisk. Adviseur:
Dr. P. MOLENBROEK te 's-Gravenhage. Geneesk. Adviseur: Dr. D. L. VAN WELY te 's-Gravenhage.
Verzekerd Kapitaal. . . . ? S2.5OO.UOO.?Reserve ruim ? 14.OOO.OOO.
Verzekerde Rente , 95O.OOO.?Zekerheidsfonds 93O.OOO.
Aan de verzekerden is / 2.323.OO2.84 als winst teruggegeven.
De O. L. v. E. H. sluit tegen vaste premiën alle soorten van levensverzekeringen en lijfrenten.
Iedereen, hetzij hij al of niet lid is der Vereeniging E. H. kan zich bij haar verzekeren.
Vraagt Tarieven en Winst voorbeelden.
LUIJi n l TTT H FATQÜD AMSTERDAM,
BROODBAKKBRIJ lAUll U, IlAlOJjA* ROTTERDAM,
levert BROOD bereid nit de BESTE GRONDSTOFFEN.
WEST-ARTIKELEN
= MENU'8=
Gebr. SIMONS
KALÏEESTEAAT 10B.
MOTOR- en ZEILJACHTEN"
ROEIÏAARTÜI6EN, SCHEEPSMOTOREN.
N.V. Werf De Amstel", Dir. THIEBOUT,
Ouder-Amstel.
Levensverzekering- fl rn k o rrT
Maatschappij «T* 11} IJ C m
Maatschappelijk Kapitaal:
EEJf MIL.L.IOEIÏ GUL,I>EBf (volteekend).
Büiantoor: L, KI, BEUKMAK, 01 Acltertapal 95, M
Typ. Amst. Boek- en Steendrukkerij, v/h Ellerman, Harms & Co.