De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 16 augustus pagina 2

16 augustus 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOO'R NEDERLAND 16 Aug. '14. No. 1938 effectieve gebruik van een macht als de DuitscïTegëh een macht als de Fransche, België alleen niet de meest gunstige voorwaarden (fronten, spoorlijnen, ruimte) schept, maar dat Nederland, en zeker de provinciën/ zuidelijk van onze groote rivieren daarbij behoeren. Als er een Napoleon, en niet een tusschen idealisme en militair realisme weifelende, praatlustige Keizer, aan het hoofd van den Duitschen staat en het Duitsche leger hadde gestaan, zou hij het blijkbaar van te voren door den Duitschen Generalen Staf uitgewerkte plan, door een bliksemsnel, tijdig en onverwacht handelen, op de hierboven geschetste, meest gunstige wijze tot uit voering hebben gebracht. Nu roken de Nederlandsche en Bel gische regèeringen en haar Generale Staven lont en vandaar het vroegtijdig, f voor het meerendeel onverwachts, mobiliseeren. Duitschland werd hiermede voor het geval gesteld van twee kwade kansen, ak minst ongunstige te moeten nemen en het de.ed zijn voor de overval be stemde korpsen een Zuidwaartsche verschuivinl uitvoeren, waardoor de Neder landsche grens gerespecteerd en het Duitsche leger daardoor van een ge vaarlijke macht van een 150.000 Neder landsche soldaten op de rechterflank van zijn operatielijnen naar Frankrijk ontlast werd. Een blik toch op de kaart doet dade lijk zien dat Duitschland bij een aanval over België op Frankrijks Noordgrens, zoo het zich tot Brussel of Gent uit breidt, of althans met een deel van zijn macht in de richting van die open steden front maakt, tegen aanvallen in flank of rug (voor een aanvalsleger levensgevaarlijk uit die richting) vrijwel gedekt is. Desnoods kan het ook en niet onmogelijk zullen de Duitschers dit trachten te doen Belgen en Franschen in n loop nemen, België en Frankrijk als n beschouwen, en deze macht, door zich eerst Westelijk, daarna Zuide lijk te wenden, voor zich uit drijven. De Duitschers moeten dan echter, en dit blijft de groote moeilijkheid, met de Stelling van Antwerpen en mogelijke landingen van Engelsche hulptroepen op de Belgische kust, dus mogelijk in hun flank, rekening houden. De onlangs door Engeland afgelegde verklaring, dat het de neutraliteit der Schelde zal eer biedigen, .is voor Duitschland dus van groote waarde, omdat hierdoor het ge vaar voor een, onder bescherming van de forten van Antwerpen aldaar veilig aan * land gezet Engelsch leger, dat daarmede ook pal op de Duitsche flank staat, aanzienlijk verminderd is. Had Duitschland nu niet zoo pijnlijk zorgvuldig onze neutraliteit gerespecteerd, had. het door eenige daad tot partij kiezen verplicht, dan is het duidelijk, dat het ons leger, hoogstwaarschijnlijk in dit geval versterkt door een hier of daar in Holland op zijn gemak geland Engelsch leger, in de rechter flank, wel haast in zijn rug zou hebben gekregen en... gehouden. De kans op succes van een inval langs Frankrijk's Noord grens ware daarmede verkeken. Er is nog een andere wijze denkbaar, waarop Duitschland door zijn Belgischen inval, zijn hoofdobject: Frankrijk (Parijs) zal trachten te bereiken. Dit is in de eerste plaats de insluiting der Stel lingen van Luik en Namen, het terug drijven en vasthouden van het Belgische leger in Noord-Westelijke richting op zoodanigen afstand van de Maas, dat het Duitsche hoofdleger over het Bel gisch en Luxemburgsche gebied Oostelijk van de Maas de geheele en vrije be schikking heeft om in Frankrijk door te dringen. Dit front tusschen Givet en Longwy is niet breed, maar het biedt verschillende groote voordeelen, waar van de korte afstand tot Parijs niet de minste is. Duitschland beschikt over zulk een numerieke overmacht, dat het in staat is tot beveiliging van zijn hier strategisch even zwakke als belangrijke rechterflank een voldoende macht af te zonderen, zonder zijn hoofdmacht te veel te verzwakken. Men vergete echter niet dat in den oorlog elk strategisch plan slechts met eenige zekerheid te ramen is tot het eerstvolgende groote gevecht. Dit kun nen wij elk oogenblik verwachten na de afgeloopen schermutselingen. * * * * * Het Roode Kruis De nieuwsbladen trachten ons zoo goed mogelijk in te lichten. Een van de methoden om iets van den oorlog te weten te komen heeft hierin bestaan, dat een correspondent een auto ter beschikking stelde van het Roode Kruis en dan van zijn eigenlijk doel allicht niet tegenover de Duitschers sprekend uit Maastricht- mee op tocht ging de Duitsche legerkampen in. Op deze wijze werden journalisten tersluiks, onder dek king van de Roode Kruisvlag, daar gebracht waar de legeraanvoerders hen, in 't belang van hun strategie, niet wenschten te zien. Waar wij nu in oorlogstijd iederen cor respondent willen bewonderen, die door geweld of list in een vreemd leger in dit geval het Duitsche leger door dringt, dat hem niet begeert, daar moeten wij, die niet voor Pangermanen zullen door gaan, het openlijk afkeuren, dat men door te handelen als hierboven gezegd den naam van het Roode Kruis op 't spel heeft gezet en daardoor op onverantwoordelijke wijze de eenige instelling, die op 't slagveld menschelijkheid brengt, in haar noodzakelijke onaantastbaarheid heeft benadeeld. Tot ons 'genoegen hebben wij bemerkt, dat de methode reeds móest worden ver laten. Zij had echter in 't geheel niet. mogen worden gebezigd. Kandinsky's Aesthetiek n Ieder kunstenaar geeft in zijne uitingen drie dingen: als schepper, het hem eigene; als kind van zijn tijd, het aan zijn tijd eigene; en als dienaar der kunst, het der kunst in het algemeen eigene. Dit laatste is het, waar het alleen op aan komt, wat door alle tijden blijft leven, en wat tot alle volkeren en menschen doordringt, en al naar gelang het meer of minder predomineert, de toetsteen is voor de hoegrootheid van den kunstenaar. Een Egyptisch beeld ontroert ons nu meer dan het zijnen tijdgenooten deed, omdat die er te veel de persoon van den maker en hun eigen tijd in ondergingen, en wij alleen er, het aan de kunst algemeen eigene in voelen, een verwantschap, die niet uiterlijk, maar alleen innerlijk is, de kern van de kern. De beide eerste elementen gaan te niet in de loop der tijden, alleen het laatste blijft eeuwig. Hieruit volgt, dat het hangen" aan een school, het jagen" naar een richting, het verlangen naar aan den tijd eigene uitdruk kingsmiddelen, op dwaalwegen moet voeren, tot wanbegrip en afstomping moet lijden. Het oog van den kunstenaar moet alleen op zijn innerlijk gericht zijn, zijn oor mag slechts luisteren naar de innerlijke klanken, dan zal hij naar ieder al of niet geoorloofd" middel grijpen, als de eenige weg om dien mystieken drang ten uitvoer te brengen. Alle middelen zijn heilig en schoon, wanneer zij uit een innerlijken drang geboren worden, alle middelen zijn zondig en leelijk wanneer zij niet uit den innerlijken drang voortkomen, een drang, die geen grenzen van het traditioneeleschoone kent, en daardoor dus dingen te voorschijn roepen kan, die wij gewoon zijn leelijk" te noemen, wat ten slotte slechts een gewoontebegrip is. Omdat vorm en kleur de eenige middelen zijn, die der schilderkunst ten dienste staan, kan zij dus alleen daardoor n tot het ab stracte n tot zuiver schilderlijke samen stellingen komen. De vorm, het uiterlijke van den innerlijken inhoud, kan op zichzelf bestaan, de kleur niet, die kan wel ge dacht of geestelijk gezien en de innerlijke klank daarvan gehoord, maar om weerge geven te kunnen worden, moet zij begrensd zijn. Deze begrenzing (vorm) oefent altijd een werking op de kleur uit, omdat die reeds zelf, een innerlijke klank heeft en daardoor de kracht, de kleuren te verscherpen of te verstompen. Scherpe kleuren klinken scher per in scherpe vormen etc. Vroeger idealiseerde of styleerde men, nu geeft men, wat veel intenser is, de innerlijke klank, zoodat misteekenen alleen beteekent, die klank f te veel of te weinig te doen uitkomen. Het combineeren van die bedekte of onbedekte vormen, geeft dus nieuwe motieven voor de compositie; maar aan ieder, tot wien die innerlijken klank niet doordringt, zal eene dergelijke compositie, die in werkelijkheid een oneindige rij van zuiver artistieke scheppingen is, een bodemlooze willekeur en een inhoudloos spel toe schijnen, en de kleur, met zijn tallooze krachten, zal in vereeniging met den vorm tot groote schilderlijke contrapuntiek voeren. Dit materiaal is onuitputtelijk, omdat de daaruit voortkomende combinaties talloos zijn, en de weg tot de zuivere schilderlijke compositie, die in betrekking tot den vorm, twee plichten heeft: ten eerste, de compo sitie van het geheöle schilderij, dat uit klei nere in zichzelf afgesloten composities van afzonderlijke vorm en verschillende klank bestaat, en ten tweede: het scheppen van die afzonderlijke vormen, die in verschil lende combinaties tot elkaar staan en zich ondergeschikt maken aaij de composities van het geheel. ledere vorm is zoo gevoelig als een ropkwolkje, de onmerkbaarste, ge ringste wijziging verandert haar in haar wezen. Wordt ons oog door de schoonheid der kleur getroffen, dan geeft dit slechts physieke gevoelens, waarvan men als de ziel gesloten blijft, de werking gauw vergeet, maar die, wanneer ze diep doordringt, een keten van psychische belevingen vormen, die, bij hoogere ontwikkeling, gemoedsontroe ringen teweegbrengen en hiermede komen wij op het terrein der psychische kracht der kleur. De wegen tot de ziel zijn bij hoogontwikkelden zoo direct, dat n orgaan, in werking zijnde, een andere doet meetrillen (evenals een stilliggend muziekinstru ment mee kan trillen, met n, dat bespeeld wordt) zoodat men bij het zien van een kleur een geluid hoort, en bij het hooren van een geluid een kleur ziet. Met andere zintuigen gaat dit evenzoo, men spreekt van geurende"' kleuren en van een kleur proeven". Het hooren van een kleur is zoo populair, dat er geen mensch gevonden wordt, die geel in de baskant van de piano zou zoe ken weer te geven, of donkerrood door een sopraanstern. Dit bewijs voor de innige verwantschap tusschen muziek en schilderkunst wordt reeds veel toegepast, ondermeer wordt dit al sinds verscheidene jaren door het Peterburgsche conservatorium als doeltreffend erkend; zelfs heeft Skrjabin langs empirische weg een parallel tabel opgemaakt van muzi kale- en kleurentoonen en zijn principe in Prometheus" overtuigend toegepast. De kleur, die evenals de vorm, berust op de daarop reflecteerende trillingen van de menschelijke ziel, bergt een nog weinig onderzochte, maar enorme kracht in zich, waartoe men, om den indruk van die inner lijke waarde te onderzoeken, niet in kleine samengestelde nuancen behoeft af te dalen, maar eenvoudige apartstaande kleuren kan nemen. Hiervan geeft Kandinsky een breed voerige diepgaande verklaring, die evenwel te technisch is, om er gastvrijheid voor in dit blad te vragen, maar in hoofdzaak hierop neer komt, dat er kleuren zijn, die naar het oog tpeyliegen»en ajidete, die zich van hei. oog 'afwenden, en ook zulke die de bewe ging in zich zelf hebben, zoo b.v. het excentreereride geel, vliegt naar het oog, steekt en prikkelt het, is scherp, opdringerig, on beschaamd, onrustig, heeft het karaktervan gezag en dwang, is nooit diep, maar licht zinnig, kan waanzin uitdrukken, aanvallen van woede, dolheid en razernij, slingert zijn krachten divergeerend, gebruikt ze plan- en grenzenloos. Het concentreerende blauw daarentegen, heeft de gave om diep, van den mensch af, in zichzelf gekeerd te zijn, ernstig, sprookjesachtig, innerlijk en innig, het oog zinkt er in weg. Hoe dieper het is, des te innelijker, en inniger, hoe meer het in het oneindige voert, en een verlangen naar reinheid wekt; het is de kleur des hemels, zooals wij die ons voorstellen, bij den klank van het woord hemel". Als blauw bijna tot zwart komt, krijgt het den bijklank eener niet meer menschelijke smart, maar naar licht gaande wordt het onverschilliger van karakter. Voegt men geel en blauw bij elkaar, zoodat de beide tegenovergestelde bewegingen zich gelijktijdig, vernietigen, dan ontstaat er een totale onbewegelijkheid en rust, het groen. Geel klinkt muzikaal scherp, lichtblauw milder, een fluit, maar donkerder blauw is als cello en contrabas, en in het diepe plechtige, aan een orgeltoon gelijk. Rood is een manlijke, doelbewuste kleur, die noch beweging van ons af, noch naar ons toe heeft, maar in zichzelf, en wiens karakter zeer sterk verandert, naarmate het met andere kleuren gemengd wordt. Muzikaal doet het denken aan den klank van een trompet, waarbij een tuba medeklingt. Het gloeit in zichzelf en mist het lichtzinnige min of meer waanzinnige karakter van het geel, vandaar dat het graag en veel in volkskleederdrachten gebruikt werd en in primi tief volkseigendommelijk ornament. Met zwart gemengd geeft het, het domme, weinig tot beweging geschikte bruin, met wit (rose) krijgt het iets rein-lichamelijks, klinkt als jeugdige reine vreugde, als een frisch jong geheel rein meisjesfiguur. Deze beschrijving van eenvoudige kleuren is zeer oppervlakkig en grof, waardoor de daarop reflecteerende gevoelsuitdrukkingen dit dus ook zijn, maar de toonen der kleuren, evenals die der muziek wekken fijnere ziele trillingen op, dan nu nog met woorden weer te geven zijn. Eenzelfde innerlijke klank door verschillende kunsten weergegeven, waaraan dan iedere kunst haar eigendommelijk karakter toevoegt, zal daardoor een rijkdom en een kracht verkrijgen, die door ne kunst alleen «iet te bereiken is. Het moeilijk te verklaren werken van de enkele geïsoleerde kleur, het doordringen van een kleurtoon, het binden door bijmenging van een andere, van twee naastelkaar liggende kleuren enz. enz., is de basis, waarop de kleurhaiffionie gebouwd is. Uit het feit, dat wij in een tijd leven, die vol vragen, voorgevoelens en verklaringen is en daarom vol tegenspraak, kunnen wij ge makkelijk de gevolgtrekking maken, dat juist nu, een harmonie gegrond op afzonderlijke kleuren in 't minst passend zou zijn. Mis schien met afgunst, maar zeker met treurende sympathie kunnen wij de werken van Mozart genieten. Zij zijn ons een welkome pauze in het bruischen van ons innerlijk leven, een troost en een hoop; maar wij hooren ze toch als klanken uit andere voorbijgegane, ons dus vreemde tijden. Strijd tusschen de ge luiden, verloren evenwicht, vallende principen, onverwachte paukenslagen, groote vragen, schijnbaar doelloos streven, nooden en begeerten, verbroken banden en ketenen, tegenstelling en tegenspraak, dat is onze harmonie. De compositie, die op deze harmonie ge bouwd is, wordt een samenstel van kleuren, lijnen en vormen, die, uit een innerlijken drang geboren, zelfstandig bestaan, en in gemeenschappelijk leven een geheel vormen, dat schilderij" heet. Uit dit principe worden dus nu kleuren en klanken naast elkaar gezet, die lang voor disharmonisch golden, maar die nu, als de sterkstwerkende, bestpassende harmoniën ge kozen worden. Geoorloofde" en ongeoor loofde" combinaties, overeenstemming en botsing, preciseeren en wegwisschen, terug houden en oversproeien, overstemmen en bovenuitklinken, in elkaar vloeien en scherp scheiden, enz. enz. enz., door dit alles wordt een in de onbereikbare verte zich verliezende rij van zuiver schilderlijke uitdrukkingsmid delen geopend. Het niet gebruiken der vormen van wer kelijke voorwerpen, het uitsluiten van de derde afmeting, het uitschakelen van het modelé, waren de eerste schreden in het rijk van het abstracte, maar hadden tot direct gevolg het vastzitten van de voorstelling aan de bestaande oppervlakte van het doek, waardoor het schilderij eene nieuwe, geheel materieele bijklank kreeg, wat tegelijk een beperking werd. Het streven zich van deze beperking te ontdoen, vereenigd met het verlangen naar compositie, moest natuurlijk tot den afstand van het bestaande oppervlak voeren, zoodat men toen de afbeelding op een ideëele oppervlak brengen wilde, die gedacht werd vór de bestaande oppervlak van Jaet doek. Zoo ontstond, inplaats decom positie met vlakke driehoeken, een uit plas tisch geworden drie afmetingen hebbende driehoeken (het zoogenaamde cubisme) en bijna gelijktijdig hiermede de inertie, die op deze vorm zich concentreerende, weer tot verarming der uitdrukkingsmiddelen bracht. Dit was het onvermijdelijke resultaat van het uiterlijk gebruik van een uit inner lijken drang ontsproten principe. Juist in dit geval van buitengewoon groot gewicht, mag niet vergeten worden, dat er ook andere middelen zijn, om met behoud van die ma terieele vlakte, een ideële te vormen, en deze niet alleen als, een platvlak vast te stellen, maar als eene drie-dimensionale ruimte. Reeds zijn de dikte of dunte van een lijn, het plaatsen van de vorm, het uit snijden daarvan door een andere enz., al voldoende voorbeelden voor de tallooze weergave van de ruimte. Dezelfde uitdrukkingskracht heeft de kleur, die juist aangewend, vooruit- of terugtrek ken, vooruit- of terugbrengen, of het beeld tot een in de lucht zwevend wezen maken kan, wat het op schilderlijke manier weer geven van de ruimte is. Het vereenigen van deze beide manieren in mede- en tegenklank, is een der rijkste en machtigste elementen van de vorm-kleurcompositie. (Slot volgt) H. W. J. SCHAAPVAN DER PEK * * * Ingezonden Waar blijven onze adspirant reserve-aanvoerders ? Onze jongelingschap en speciaal, in de eerste plaats die der ontwikkelde, gegoede klasse, worde de gelegenheid gegeven zich gedurende den duur van den oorlog (mobi lisatie) als vrijwilliger aan te melden om bij een der depots van het leger geoefend te worden en, zoodra deze oefening voldoende is, bij het leger te velde of op de forten te worden in dienst gesteld. Een tweede methode is het zich aanmelden bij een onzer weerbaarheidskorpsen of voor den gewapenden landstorm. Ook daar wordt men eerst geoefend, daar het duidelijk is, dat men voor de verdediging onbruikbaar, ja als een vijfde wiel aan een wagen moet worden beschouwd, zoo men niet eerst terdege is geoefend, hetzij als soldaat, hetzij als subaltern-aanvoerder. Onze jeunesse dorée, vergete niet, dat zij in ons leger zér, zér noodig is. Er zij hier, hopelijk ten overvloede, nog eens aan herinnerd, dat het een allerschromelijkste waan, een ten eenenmale verouderd beginsel is, als zou, zelfs in de lagere rangen, voor het intellect in onze weermacht geen eer volle, belangrijke taak weggelegd zijn. Met nadruk zij herhaald, dat de toekomstige voorgangers van onze samenleving, zij, die later, dank zij hun kostbare opleiding aan de universiteit, in onze samenleving de meest verantwoordelijke, hoogste, meest eervolle, best betaalde en gewenschte posten zullen bekleeden, ook nu de aangewezen voorgan gers in onze mobiele weermacht behooren te worden. Is dit besef wel levendig allerwege ? Gaan de ouderen in gegoede kringen in ons land op het oogenblik wel vór de jongeren op dezen nu eersten nationalen plicht te wijzen ? Wij moeten ons er voor hoeden, dat, wanneer eenmaal de geschiedenis van deze emotievolle dagen geschreven wordt, er een zweem van grond kan zijn voor het verwijt, dat onze intellectueele opvoeding een verwekelijkte opvoeding is gebleken, dat, laat ons maar kortweg zeggen: onze jongeheeren en jonge heeren, hun verplicht aandeel in de verdediging van den voor hun zoo vruchtbare geboortegrond aan het zoogenaamde volk hebben overgelaten. De aanmelding voor soldaten is zeker voldoende. Soldaten, eenvoudige strijders, hebben wij, Goddank, genoeg. Aan aan voerders echter, vooral in de zoogenaamde subalterne rangen, is groot gebrek. Het intellectueele Nederland kent nu zijn plicht. Noblesse oblige! En de tijd van voorbereiding wordt hun tot nu toe gelaten, onze grenzen zijn nog intact. K. * * * Nog eens het Oorlogsspook In het nummer van 9 Aug. werd over dit onderwerp o. a. gezegd: Zoo er n zaak wellicht mogelijk is, dan is het na den ongekend grooten oorlog, die nu aanvangt, een stem der volkeren, den eisch stellend dat eindigen zal deze waanzinnige wapenwedstrijd der mogend heden van Europeesch bloed tot vernieti ging van elkander. Maar intusschen willen eenige kleine Caesars hun droom verwer kelijken." De vraag is of dit (een verbond van Vrede tusschen de volkeren) mogelijk zal zijn zoolang die kleine Caesars het heft in handen hebben; of zulk een verbond op den duur bestaanbaar zal zijn anders dan tusschen federatieve republieken. Het ligt in de rede dat een volk tot hoofd van den Staat kiest een man, die getoond heeft zijne landgenooten te overtreffen in kennis, schran derheid, doorzicht, onkreukbaarheid, regeertalent, enz. Maar dat tot hoofd van den Staat aangesteld wordt een man, die per soonlijk geen andere verdienste bezit dan dat hij de zoon van zijn vader is, dit ligt niet in de rede. Het steunt slechts op het beginsel uit de duistere Middeleeuwen, waar van zoozeer gelden 3e bekende regels uit Faust: Es erben sich Gesetz und Rechte Wie eine ew'ge Krankheit fort. Zulk een door het toeval der geboorte aangewezen troonsopvolger wordt dan luk raak voor het métier opgevoed, en 't kan wel wezen dat het eens goed uitvalt. Maar Hoeveel slechte of onbekwame vorsten staan er tegenover n goede? De geschiedenis geeft het antwoord. Het laat zich aanzien dat, om tot den volkeren-vrede te komen, het volk eerst ge regeerd moet worden door het volk. D.i. niet door la populace God beware ons daar voor, want dit ware wel het slechts denk bare gouvernement. Maar door de beste hersenen van het land". Zou de tegenwoor dige oorlog aangevangen zijn wanneer de krijgvoerende landen geregeerd waren door de bewindslieden van federatieve republie ken, in plaats van, hier en daar, door een verkapt despotisme? Die oorlog is verklaard door erfelijke vorsten, van welke ieder beweert dat hij den vrede gewild heeft, ieder den zegen Gods afsmeekt op den massa-moord, dien hij gaat ondernemen, maar tot wie men wel zou mogen zeggen wat Jezus tot de Farizeërs zei: Gij zijt het die uzelven regtvaardigt voor de menschen, maar God kent uwe harten: want dat hoog is onder de menschen is een gruwel voor God." *) *) Lukas XVI : 85. * * # Een Protest ABONN In De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, van Zondag 9 dezer, komen in een stuk getiteld Militaria" waarin gesproken wordt over de mobilisatie van 1870 de volgende woorden voor: Wie uit die dagen, die zich niet herinnert de bandietentroep, de dronkemansbende, de vechtpartijen." Ondergeteekende, die de mobilisatie van 1870 heeft medegemaakt, als sergeant bij het 2de regiment infanterie; die met de vier veld-bataljons uit Maastricht vertrok naar de IJsellinie, (te Arnhem, Velp, Dieren, Brummen, in elk dier plaatsen n bataljon); die toen zijn officiers-examen achter den rug had, den 26sten Juli tot 2de luitenant werd benoemd; en toen o.m. ook Utrecht waar het wemelde van soldaten, want daar was toen het hoofd-kwartier van het leger gevestigd heeft bezocht, en Am sterdam, en eindelijk te Amersfoort in garnizoen kwam; ondergeteekende heeft ner gens een bandietentroep, dronkemansbenden of vechtpartijen gezien. Met volkomen gerustheid, op grond van eigen ondervinding, protesteert hij bij deze tegen de afschuwelijke beschuldiging door den onbekenden schrijver van het artikel Militaria", boven bedoeld. Het leger van 1870 heeft zijn plicht ge daan k toen, en was geen bandietentroep, en geen dronkemansbende. Het verschil tusschen de mobilisatie van 1870 en 1914 is in andere zaken gelegen. Laat Nederland dankbaar zijn dat men, door de toen gemaakte fouten geleerd, nu een regelmatiger' toestand heeft, vooral wat kieeding en uitrusting betreft. Wanneer de schrijver van Militaria" zich wil bekend stellen, dan ben ik bereid met hem nog wel een en ander over de mobili satie van 1870 te behandelen. Boxtel, 10 Augustus 1914 TH. KLEIJ, gep. ma/oor. Majoor Kley heeft als sergeant de mobi lisatie meegemaakt te Maastricht. Hij heeft daar niets gezien. Is dit nu voor den majoor het bewijs, dat het ook elders zoo ordelijk is toegegaan? Dat zou struisvogel-politiek zijn. Helaas is dit niet het geval geweest Mis schien is die mobilisatie van '70 den majoor een geliefde doode, waarvan hij de gebreken vergeten is. Als sergeant is de majoor vervolgens met zijn regiment naar het Noorden getrokken en heeft toen niets gezien. Maar dat naar het Noorden trekken noemt de majoor toch geen mobilisatie? Wij vergeleken, het zij in herinnering ge bracht : de mobilisatiedag van nu voorbeeldig; met den mobilisatiedag van 1870: een bende. Over het eenmaal gemobiliseerde leger in 1870 zal de heer Kley geen woord van ons vinden. * * * Hl EERSTE NED. FABRIEK VAN ASBESTCEMEUTPLATEN tt art i n i t". MABTDIITPLATEÏÏ z^n: brand-, trek- en krimp vrjf. Vrnag-t pr(jzen en monsters. ADRES: Uruqlnsweg 113, Amsterdam. Ongevallen Aansprakelfikheid Ziekten ROKIN 151 Automobiel Brand Diefstal AMSTEBDAM op RIJWIEL., RIJTUIG»en AUTOBANDEN «o waarborgt soliditeit. <*> Fabriek Hevea, Hoogezand (Groningen.) OUWT TE MUNSPEET. Mooie boschnjke terreinen. Spoor,Tram> Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen M.ij DE VELUWE", Nunspeet. 1JIMIIF AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland : J. LEONARD LANS, H tacllioudexvslca.de, AMSTERDAM.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl