De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 23 augustus pagina 2

23 augustus 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAN D 23 Aug. '14. No. 1939 tot heden is de val der Stelling van Luik. Oit is tot nu toe het eerste en eenige succes van strategische beteekenis in dezen oorlog. Alle van Fransche zijde medege deelde berichten over een zoogenaamd algemeen voorwaartsche beweging naar het Oosten, over behaalde voordeelen bij Namen, over een,enkel veroverd vaandel en zooveel en zooveel kanonnen en automobielen, over Duitschers, die zoo slecht zouden schieten, dat voornamelijk armen en beenen geraakt worden; zinken daarbij weg. Ook militair-technisch blijft de val van de Stelling van Luik, een gebeurtenis van groote beteekenis, te meer waar de Belgi sche bezetting van de forten en het tusschen de forten gelegen terrein zich van hoog tot laag van het begin tot het einde zoo voor beeldig gedragen heeft en niet geheel over rompeld werd. ?> "Het is tot nu toe even onverwacht ^n .onduidelijk, dat speciaal de forten van Luik, 'modern, met geschut in koepels gewapend, ?het na zulk een korten tijd alle hebben 'moeten afleggen. Wij zien de bijzonder heden 'van, dit zeer bijzondere wapenfeit met spanning tegemoet, ook om zijn algemeene beteekenis voor de versterkingskunst. Gesteld dat voor den aanval op Luik 3 legerkorpsen zijn gebruikt, en dat deze, wat de artillerie betreft, op oorlogssterkte waren, dan zou in het gunstigste geval, aannemende, dat de nieuwe organisatie van déartillerie reeds in Duitschland zou zijn ingevoerd, per legerkorps voor Luik beschikt zijn over: 96 veld-kanonnen 24 zware houwitsers en .24 lichte , totaal dus voor 3 legerkorpsen over 288 veldstukken, 72 zware en 12 lichte houwitsers. Nu' zijn tegenover koepelforten als die van de Stelling van Luik die veldstukken slechts van beteekenis tegenover zooge naamde levende doelen: menschen en paar den in het neventerrein. Voor het vernielen van de stalen koepels en béton-werken van de forten komt het zoogenaamd krombaan geschut, dat als 't ware van boven treft, hier de houwitsers, in aanmerking, dus to.taal 144 houwitsers. Dit is zeker, mits gecon centreerd aangewend, op enkele doelen eene artillerie-macht van groote kracht. Hebben nu de Duitschers bovendien, zooals hun mobilisatie-voorschrift eischt, aan elk der drie legerkorpsen een bataljon vesting- beter belegerings-artillerie toegevoegd van mobiele batterijen uit lange kanonnen (13 cM.), hou witsers en mortieren (21 cM.), dan is het vermeien of reddeloos schieten van enkele goed zichtbare en dus goed tref bare Luiksche forten denkbaar, maar het geheel vernielen van alle forten een buitengewoon, niet ge heel te verklaren feit. Dat medevoeren bij het veldleger van eene machtige, mobiel gemaakte, zware positie-artillerie is waarschijnlijk een gevolg van de methode Von Sauer, die in Duitsch land overwegend aanhang heeft gevonden. Deze methode wil van het zoogenaamd ge regeld beleg van versterkte plaatsen niet meer of slechts in de laatste plaats weten, doch met behulp van een overmachtige zware artillerie, en een groote overmacht aan troepen, reeds onmiddellijk een als 't ware onafgebroken stormenderhandschen aanval tegen de sterkte beginnen en haar op die wijze door overstelping aan vuur en soldaten in korten tijd tot ondergang brengen. De verliezen zijn natuurlijk in den aanvang bij den aanvaller buitengewoon, maar daar staat zooals Luik nu leert de korten duur tegenover en juist het langdurig ge regeld beleg volgens de oude methode vraagt ' ten slotte ook zware offers, zoowel door het vuur van den verdediger als door den "ziekten, die, tengevolge van allerlei ongunstige om standigheden onder de belegeraars steeds groote verliezen veroorzaakt heeft. - De stelling van Luik biedt nu geen be letsel meer voor Duitsch troepenvervoer, welhaast zal zij steunpunt worden. De con centratie van dat deel van het Duitsche leger voor Frankrijks N. O. grens bestemd, kan dus een voldongen feit zijn. Daar volgens de verschillende berichten de hoofdmacht van he_t Engelsche landingsleger in Frankrijk vereenigd is, zal een belangrijk treffen der beide kolossale krijgs-machten spoedig ver wacht kunnen worden. De Albaneesche literatuur In het tweemaal in de maand verschijnend blad Esperanto" van 5/7 '14, Red. 10, rue de la Bpurse, Genève, meldt Larros Shantja (Skutari) het volgende: De belangstelling, die onder vele Esperantisten door mijn artikel over de albaneesche taal is opgewekt, deed mij besluiten, een korte mededeeling ook over de Albaneesche literatuur te zenden, hopende zoodoende vele vrienden, welke mij inlichtingen over dat onderwerp verzochten, tevreden te stellen. Tengevolge, der onophoudelijke oorlogen en honderdjarige dwingelandij van de onmenschelijke turksche regeering, konden de Albaneezen zich geene eigen literatuur scheppen, zoodat tot den laatsten tijd hunne literaire producten in het buitenland gedrukt werden, (als te Boekarest, Sofia, Londen, Brus sel, Boston enz.) Slechts sinds eenige jaren konden wij in Skutari een drukkerij hebben, maar het ge schrevene stond natuurlijk onder de strengste censuur. Evenwel hebben de Albaneezen, die vele malen zijn overwonnen, doch nooit tot rust gebracht, de taal van hunne voor ouders bewaard, en naar eigen vermogen ontwikkeld. Het alphabet van Mesrop Masdotz, Armenisch taalgeleerde, dat, volgens SaintAlartin, nu geheel verloren is geraakt, stamde af van de 5e eeuw na Christus; uit die eeuw hebben wij ook de oudste documenten der Albaneesche literatuur, d. z. geschreven wet ten voor geestelijken en wereldlingen; uit de 7e eeuw bezitten wij nog fragmenten van een treurgedicht over den dood van den monarch Schevantoher. Literatuur in den eigelijken zin yan het woord, zijn wij verschuldigd aan de' uitge weken Albaneezen. Speciale hulp werd ge boden door de congregatie de propaganda fide" te Rome, die beproefden boeken in Alb. taal uit te geven om het katholicisme in Albanië -te verspreiden, en daarom zien wij, dat de eerste boeken in Alb. taal. zijn of geheel kerkelijk of tenminste voor ker kelijke behoeften. Met de ontwikkeling van de Alb. literatuur is eng verbonden de vraag van de Alb. spelling, waarin de grootste anarchie heerschte. $ het verloren raken van het alphabet van Mesrop, dacht ieder zijn eigen alphabet uit, anderen gebruikten de latijnsche, weer anderen de grieksche letters; deze laatste gebruikte men in 't Zuiden, terwijl men de latijnsche in 't Noor den vindt. Ook onder de buitenlandsche geleerden, die zich bezig hielden met de Alb. taal, heeft ieder bijna iets aparts in de reproductie van de inlandsche klanken. Zoo komt het b.v. dat, terwijl Xylander en de Hahn grieksche letters gebruiken, Miklosich en Dozos gebruik maken van het latijnsche, en in eenige gevallen van elkaar verschillen. Anderen, zooals Kopitar, trachtten de Slavi sche letters in te voeren. Onder die ver warring kan men natuurlijk aan stelselmatig literataire werken zelfs niet denken, en daarom deden allen, die een eigen literatuur waar deerden, moeite om een duurzame spelling op te stellen. In het jaar 1908, na de invoering der turksche grondwet, besloten alle be schaafde Albaneezen aan het eigen volk een eenvoudig alphabet te geven. Reeds sinds 10 jaar tot aan dit tijdstip had men twee onderling zeer ongelijke alphabets genaamd Agimi (morgenrood) en Bashkimi (vereeniging). Het eerste gelijkt op het kroatische schrift, dat de zoogenaamde onderscheidingsteekens gebruikt, terwijl het tweede de latijnsche letters gebruikte. In November van dat zelfde jaar kwamen in Monastir vertegenwoordigers van Zuid- en Noord-Albanië bijeen, om eindelijk een be sluit te nemen over een onveranderlijke spelling. Men verkreeg eensgezindheid in zooverre, dat de Noord-Albaneezen aan namen het Bashkimi en de Zuid Albaneesen het zoogenaamde Frasheri. Laat mij nu eenige woorden over de Alb. schrijvers er aan toevoegen. Met voorbijgaan van de levende Alb. schrijvers, zooals de zeer popu laire en beroemde franciskaner dichter Gjergj Fishta, de knappe jezuït Anton Xanoni, de vurig patriot Faik beg Konica, -Andreo Miedia enz. zal ik hier slechts melding maken van die Alb. schrijvers, die een grooten invloed op de ontwikkeling en vol maaktheid der Alb. litteratuur hadden, en die men met recht kan noemen de vaders van onze taal. Ik geef hier eene korte samenvatting van het werk van defi Alb. professor Alberto Straticóover dit onder werp onder den titel van Manuale di letteratura Albanese", maar wie meer uitvoerige inlichtingen over de Alb. literatuur en in 't algemeen bibliographie zou willen hebben, kan het werk, die Albaneesche Bibliogra phie !, uitgegeven door den Alb. prof. Dr. Pekmezi en medewerkers, raadplegen. ('W ien, Vlll Bp. Adamgasse 6, Verein. Dija".) P. Francisko Blancus (Bardhi), die het oudste tot nu bekende werk uitgaf, dat is het lalijnsch epirotische woordenboek (Dictionarium latino-epiroticum 16°P, 16 + 222 + 2). Petro Bogdano een persoon van groote kunde en vurig patriot, die wegens zijn patriottische overtuigingen door de turksche regeering was verbannen uit Ragusa. In het jaar 1691 gaf ihij het tweede: de onfeilbare waarheid van het katholieke geloof" uit, in twee deelen, geschreven in 't Italiaansch en Albaneesch. P. Francisko M. da Lecce, deze ontwik kelde franciskaner gaf in 1716 het werk Grammatische bemerkingen over de Alb. taal" uit. Julo Variboba, Alb. dichter uit de 18e eeuw, maakte het -heilige gedicht Het leven yan de Heilige Maagd Maria" wat in Rome in 1762 verscheen. De oorspronkelijkheid en frischheid, de ongedwongen gevoelsuiting, de levendigheid en duidelijkheid van dit gedicht zijn zoo groot, dat de kundige taalgeleerde Gustav Maijer het werk van Variboba als het meest klassieke beschouwt. J. Antono Sartori (1819 tot 1894), die de Alb. taal heeft veredeld, het verheffende tot de verdienste eener taal voor literatuur, heeft veel geschreven o.a. De politieke krijgsgevangene" in ongebonden italiaansche versen met daartusschen Alb. versen. De geheiligde Christen" in Alb. taal. De gevloekte dochter," een roman in ital. taal en De Alb. vlag." Ook schreef hij treurspel Jeroboamo," een verzameling van satiren en volksliederen, en een gramatike in verzen. Jeronimo de Rada, genoemd door Angelo Basile, als de grootste dichter van Albanië, den grooten liefhebber van zijn volk: ge boren in 1815 te Maki, stond in betrekking tot de Albanologen Rafaelo Valentini, Demetro Camarda, Ermano Kestner van Hannover, Luizo Petrassi, Angelo Basile, Fran cisko Antono, Santori en vele anderen; hij heeft voornamelijk volksliederen verzameld, door welke hij ook in zijne dichtwerken was bezield. Hij schreef De zangen van Milosao," zoon van den despoot van Skutari en De zangen van Serafinio Shopia, vorstin van Zadrinain de 16e eeuw." Elementen van schoonheidsleer" (1861), Oudheid van de Alb. natie en haar ver wantschap met Helleenen en Romeinen." In de jaren van 1872 tot 1884 schreef en publiceerde hij het gedicht Skanderbeg de ongeluksvogel" en in 1883 richtte hij het dagblad De vlag van Albanië op." In 1893 gaf hij uit de werken Lezingen over de oudheid van de Alb. taal" en Gramatica" over het zelfde. Hengelo G. v. H. * * ft E. Heimans voor de klas 't Eerst maakte ik met de heerlijke gave van den heer Heimans om alles wat hij zeide gemakkelijk te illustreeren, kennis, toen ik aan zijn school kwam om een proefles te geven, aan de Planciusschool, waar ik hem tien jaar als mijn humaan schoolhoofd heb ge kend. Ik werd gelaten in de Ile klas. Of de heer Heimans een les gaf in aanschouwing, een teekenles, of dat 't een illustratie moest wezen, behoorende bij een behandelde leesles, dat weet ik nu niet meer, maar nog zie ik het zwarte schoolbord en daarop twee zeemeeuwen vergroot, waarvan er een en vol planéop het water neerstreek en daaruit iets oppikte. Een heimelijke angst maakte zich van mij meester. Zou dit hoofd eisenen, dat men zoo teekende? Als ik den heer Heimans toen reeds gekend had, dan zou ik geweten hebben, dat die vrees ongegrond was, want wat hij kon, dat verlangde hij volstrekt niet van anderen. Bij hem ging 't als van zelf. Nu zullen we poes eens tee kenen," zei hij bij het behandelen van een plaat met een poes er op. 't Is dood ge makkelijk. Jullie zetten maar eerst een krin getje; dat stelt den kop voor. Aan eiken kant een driehoekje er boven op, maar de opstaande lijntjes een beetje gebogen. Het lijf, dat is een rechthoek. Straks zullen we het wel rond maken." Zoo waar de katzenbuchel kwam er ook nog bij te pas. Het beestje moet ook nog 'een paar , neen, 2 paar pootjes hebben, dan nog de staart" en klaar was poes. Al pratende, een weinig aan de lijnen veranderende, want de heer Heimans vond alles rond en gracieus aan een kat, kwam poes klaar en alle leerlingen, uit de 2de klasse zelf, brachten er naar gelang van hun aanleg iets van terecht. Er was zoo iets gemoedelijks en tegelij kertijd zoo iets opwekkends in, om hem zoo bezig te zien, maar het gebeurde niet dikwijls, dat ik het voorrecht had die lessen bij te wonen, want in die dagen werd in een gemengde school het geheele handwerkonderwijs gegeven door de drie onder wijzeressen uit de laagste klassen en nam het hoofd meestal tijdelijk de klas waar, gedurende het handwerkonderwijs. En dan het illustreeren van de leesles! Men zag- den inhoud van het lesje op het schoolbord worden. Eerst den zoon, die naast zijn vader wandelt op een breeden weg; daar naast een vak, voorstellend het paard met opgeheven voet, waaraan de ijzeren hoef ontbreekt, en in het 3de vak den knaap, die te lui was geweest zich n enkelen keer te bukken om den hoef op te rapen en nu in bukkende houding was voorgesteld, grijpende naar een kers, die zijn vader met opzet op den grond had laten vallen. Als ik nu, na het heengaan van den heer Heimans, lees van de hand des heeren prof. Th. J. Stomps: de waarde van Heimans als man vau de wetenschap, of in een vorig artikel van de redactie van het Weekblad zelf: We zijn niet competent om de ver diensten van onzen verscheiden medewerker op natuur historisch gebied naar waarde te beoordeelen, dan zeg ik: Wat vereenigde die man verschillende gaven in zich! Hoe kon hij van zijn hoog standpunt afdalen tot het allergewoonste en zie ik hem nu nog, in mijn gedachte, in actie, niet in het krijt land van Zuid-Limburg, maar in de Ilde klasse der Planciusschool met 7- en 8-jarige leerlingen, hun het aardige versje leerende: de zieke Pop". In de eerste les stelde hij zelf den dokter voor, een meisje de moeder en bij gebrek aan een pop werd er gauw een liniaal aangekleed met behulp van een prop papier als kop; een schoone ongebruikte zakdoek van een der kinderen moest dienst doen voor den romp en de zeemleeren lap yan het schoolbord was de rok. Werkelijke taartjes kwamen bij het spel te pas. Nog hoor ik, hoe hij, met opzet een grooten hap van een taartje nemende, met een ondeugend gezicht zegt, terwijl hij de hand op de borst legt: O, vergeef me, ik was verstrooid! Zulke taartjes proefde ik nooit! Heb ik een beetje veel genomen? Nu 't zou haar toch slecht bekomen" etc. Onnoodig hier te zeggen, welk een uit bundige pret de leerlingen hadden, en de schrijfster van dit opstel had in stilte pleizier van de kindervoorstelling. Maar nog uit bundiger werd de pret, als een volgenden keer de leerlingen zelf de geheele voor stelling gaven, want dan was een jongen de dokter. Hij werd gestoken in de jas van den heer Heimans, kreeg diens hoed op, zijn parapluie onder den arm en moest zoo zijn entree de chambre maken bij de moeder van de zieke pop, welke laatste nu geen aangekleede liniaal was, maar een heusche pop, door een der meisjes meegebracht. Indien er onder de lezers of lezeressen van de Amsterdammer, oud-leerlingen van de Planciusschool zijn, die deze vermakelijke les hebben meegemaakt, dan zullen zij zich deze nog levendig herinneren, evengoed als de jongens uit de Vde klas der Hendrik Westerschool de laatste Les" van den heer Heimans, op den 16den Juli, waarvan de heer Abrams zulk een aardige beschrij ving heeft gegeven in het Handelsblad van den 27sten Juli. Daar was de nu overledene in volle actie op een terrein, waarop hij zich zoo gaarne bewoog en in mijn gedachte zie ik hem, gevolgd door de jongens de gang doorhollen, 't luchtballonnetje nadat door een open venster tot aller vermaak ontsnapte. Dat zal, helaas, niet meer zijn ! De jongens, die deze (natuurkunde) les gehad hebben en anders de ouders, die haar hebben gelezen daarvan ben ik overtuigd, zullen haar zeker goed bewaren, de eersten als een lieve herinnering aan een vriend der natuur, de laatsten in memoriam van een vriend hunner kinderen en tevens als een stille eerbiedige hulde aan den te vroeg ontslapen heer Heimans. A. V. C. ? ? ? Gedecoreerde Steden Een feit is dat er in ons land heel wat gedecoreerden rondloopen, maar dat ook een stad of plaats eene hooge onderscheiding ontvangt is, in Nederland tenminste, geen gewoonte. Het zal daarom wel een iet of wat eigenaardigen indruk gemaakt hebben toen men las, dat de stad Luik, wegens zijn heldhaftige verdediging tegen den duitschen inval, het kruis van het fransche legioen van eer werd toegekend. En toch staat dit feit niet'op zichzelf; inwoners van een plaats kunnen zich door moedig verweer tegen een vijand bijzonder verdienstelijk gemaakt heb ben. Men kan hun echter moeilijk allen eene onderscheiding schenken, en daarom ver leent men die, de stad zelf, daarmede hulde brengend aan het dappere optreden van al haar burgers. Luik is de zestiende, en de eerste buiten landsche stad, die het Legioen van Eer zich zag toegekend. De hooge uitzondering die hier gemaakt is, is dus wel een bewijs, hoezeer de Franschen het op prijs stellen, dat de dappere tegenstand der stad, het plan der Duitschers, om over de Belgische grenzen Frankrijk binnen te rukken, zoolang reeds heeft verijdeld. De andere vijftien onderscheidingen toonen dat er verscheidene dappere steden" op Fransch' grondgebied liggen. Het meest vermeldenswaardige feit is wel de verdediging van Chateaudeun, waar 1200 vrijwilligers slecht gevoed en uitgeput, in samenwerking met het gering aantal burgers, het zonder, artillerie, twee dagen uithielden, tegen 12.000 Duitschers met verscheidene batterijen. De aanvallers die meer dan 2000 dooden en gekwetsten hadden, terwijl er van de Franschen 1500 man vielen, (soldaten en burgers) konden de stad eerst overmeeste ren, nadat zij niet meer bestond, d.w.z. nadat alle huizen in puin waren geschoten of verbrand. Belfort, de vesting, die het in 1814 hon derd dagen uithield, tegen twee Duitsche legers en een Oostenrijksch, onderging in 1870 een belegering van vier maanden en een vreeselijk bombardement van 73 dagen. Het is den duitschers niet gelukt de vesting te overmeesteren; de bezetting kon na het sluiten van den vrede vrij wegtrekken. De 200 inwoners, geen soldaten, van Rambervilliers, hielden uren stand tegen een sterke legermacht van duitsohers, huis voor huis moest genomen worden. Een timmerman die 46 wonden kreeg, streed door tot hij stierf. Saint-Quentin hield in 1557 een vijandelijk leger tegen en redde daardoor Parijs; in 1871 belemmerde het een geruimen tijd den opmarsch van Manteuffel naar Parijs, en deed zelfs verscheidene welgeslaagde' uit vallen, die een groote duitsche legermacht vasthielden, en danig verzwakten. De moedige houding van Parijs tijdens de belegering door de duitschers, die 4 maanden duurde, was de aanleiding dat de lichtstad" het kruis van het Legioen van eer ontving. En zoo meer. G. WIJGMANS Het Vredespaleis spreekt: Waant mij te koop De groote hoop, Nu gansch Euroop Den lust besloop Tot 't oorlogswoeden?! De wijzen en vroeden Zien ver 't razen Der oorlogsdwazen Bij al wat lijdt En klaagt en schreit d'Ontwaking dagen Van klaarder dagen. Dies, hoe de hoon Mij valt ten loon, Ik beid Mijn tijd: Wat nu valt, bouwt mijn toekomstkroon. Dr. SCRIVERIUS * « * Ingezonden Het juiste moment voor de Vredesbeweging Van den bekenden leider der Modelschool voor zelfverdediging te 's Gravenhage, den heer P. M. C. Toepoel, ontvangen wij het onderstaande schrijven: De redacties van enkele bladen en ook eenige vredesvrienden blijken te meenen, dat het thans niet de tijd zou zijn om het Vrededenkbeeld ingang te doen vinden. Zij schrij ven en zeggen, dat nu 't kanon spreekt" het niet de tijd is voor vrede-propaganda; alsof de wereld eene ordelijke vergadering ware, waarin elk op zijn beurt, vrede en oorlog, het woord mag voeren en de ander zoolang zoet zwijgt. Dat de vredevrienden toch mogen inzien, dat dit zeggen 'n dooddoener is en niet meer. Juist nu, in den oorlogstijd, heeft het Vrededenkbeeld zijn beste kans. Vór de afschu welijke Europeesche Vergissing wisten noch de ijveraars voor den vrede recht waartegen zij optraden, noch het Europeesche volk waartegen men het wilde doen opkomen. De thans levende geslachten beleefden nooit oorlog. Enkele .menschen-vrienden en idea listen beseften 't vreeselijke van den krijg en verzetten zich er tegen, doch de groote menigte gevoelde wél 't dure van den ge wapende vrede, doch kende niet den oorlog en schonk, geheel in beslag genomen door arbeid, familieleven en genoegen, geen of slechts geringe aanda.cht aan de middelen ter afwering van 'n ramp, die even weinig werkelijk voor hen was, als voor ons, Hol landers, 'n aardbeving. Maar zooals algemeene ijver om 'n ziekte te bestrijden eerst ontstaat, als de ziekte in de streek is, zoo is ook nu het geheele Euro peesche volk, 't bezige, werkende, slechts dichtbijliggende-idealen-hebbende volk ont vankelijk voor het vrededenkbeeld geworden. Niet uit ethische overwegingen, doch om zakelijke redenen. Om behoud van leven en validiteit, om behoud van broodwinning en bezit, in 't kort om behoud van wat het aan groot of klein geluk geniet, wenscht thans 't nuchter denkende volk den vrede, zal 't dien eischen. Wat in België geschiedt zal spoedig ook te ZWOLLE. Geeft uit4V8pCt.PANDBIiIEVK]\ in stukken van ? 1000, ? 500 en ? 100 i 100 pCt. Converteert bij loting 3Vs en 4 pCt. Pand brie ven in 4% pCt. Pandbrieven. DE DIRECTIE: I. JOH.VERWER, Mr. K. A. NEDERLOF AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland : J. LEONARD LANG, 114 AMSTERDAM. voorvallen in de landen, waarheen de strijd zich verplaatsen zal. Voor Holland, zelf niet eens in oorlog, is reeds de mobilisatie 'n ramp. Door het onder de wapenen roepen van het beste deel der mannelijke bevolking gaat, staathuishoudkundig gesproken, reeds veel ver loren, erger nog, zijn arbeidskracht, anders gebruikt ten nutte van de welvaart, wordt nu gedeeltelijk besteed aan vernielingswerk: het rooien van huizen en van boomgaarden, het onder water zetten van land. Arbeid(skracht) wordt gebruikt orn kapitaal te vernietigen! Indien thans de vredevrienden ingrijpen en hun denkbeeld propageeren met vooropstelling van de nuchtere bezwaren tegen den oorlog: het verlies aan menschenlevens en kapitaal; het misbruiken van arbeidskracht tot ver nieling van geluk en welvaart, dan eersf zullen zij in geheel Europa, bij rijken, middenstanders, arbeiders en boeren het gehoor vinden, waarom zij tot nu toe vergeefs verzocht hebben. Oorlog is thans 'n concreet begrip voor ons geworden zooals brand en tering. Dat de oorlogvoerende volken thans niet toe gankelijk voor het vrededenkbeeld zouden zijn, ontken ik. Geldkoningen en kanonnenfabrikanten, 'n internationale en rijke, dus dubbelmachtige kliek mogen met 'n deels omge kochte pers door jarenlang suggereeren velen in den waan gebracht hebben, dat de Euro peesche oorlog een noodlot was, dat eenmaal komen móst, nu de ramp er is, zal het nuchtere volk weten bedrogen te zijn. De Duitsche vrouw wenscht even vurig man en zonen terug als de Belgische. De Duitscher zou even graag in vrede voortgeleefd hebben als de Belg, wien hij thans bestrijdt. Geen enkele der Europeesche soldaten wenscht den oorlog, dien hij nu eerst kent; allen wcnschen den vrede, dien zij eerst nu geleerd hebben te begeeren. Dat daarom juist NU alle vrienden en vriendinnen van.den vrede n in de oorlog voerende n in de niet-betrokken staten propaganda maken voor het vrededenkbeeld. Zij zuilen den duur van den huldigen oorlog daardoor bekorten en bereiken thans door vergaderingen en verspreiding van manifesten alle harten voor 'n zoo sterke vredesbeweging, uitgaande van alle lagen en kringen der maatschappij, vooral van de vrouwen, dat 'n duurzame vrede mogelijk wordt. Wacht men tot na den oorlog, dan is de kans groot, dat het nijvere nuchtere volk, ingespannen arbeidend om eenigszins te bereiken wat het vroeger genoot aan geluk en welvaart, te druk bezig is om toegankelijk te zijn voor de vredesbeweging. Thans reeds moeten met de vrouwen thuis, met de mannen onder de wapenen, betrekkingen worden aange knoopt, opdat na den oorlog de beweging hun 'n oude lieve bekende zij, voor wie zij gaarne aandacht en medewerking over hebben. Den Haag, 9 Aug.'14 P.M.C.TOEPOEL ? * * inhoud van Tijdschriften De Gids, Aug. '14: Helene Swarth, Liefde. Dr. P. H. van Meerkerken Jr., De bevrijders (slot). Mr. C. Th. van Deventer, Het pijnlijke kwartier. Mr. H. G. v. d. Vies, Uit den hernieuwden strijd tegen de dood straf II. Dr. P. C. Boutens, Novalis'XIHe geestelijk lied. P. Falkhoff, OverAnatole France (slot). Carel Scharten, De kapper van Tremalfo. Dr. J. J. Tesch, De geolo gische ontwikkeling der diepzeefauna. Joh. de Meester, Vincent's brieven. Dr. Jan Veth, De aanbidding der Koningen van Hugo van der Goes in het Berlijnsch museum. Buitenlandsch overzicht. Bibliographie. De Nieuwe Gids, Aug. '14: G. v. Hulzen, Aan 't lichtende strand. Dorothee Buys, Bekentenis. Felix Timmermans, Pallieter, Dooilied; Pallieter, Hooilied. Jac. van Looy, Nieuwe bijlagen: Het Verhevene. Frans Erens, In Colmar. Corn. Veth, Nieuwe schilderkunst: A. v. d. Stok, Gedichten. M. Cohen Jr., Gedichten. Hein Boeken, Aanteekeningen over Kunst en Letteren. G. J. Grashuis, Philosophische kroniek. Willem Kloos, Literaire kroniek. Frans Netscher, Binnenlandsche Staatkundige kroniek. Chr Nuys, Buiten landsche Staatkundige kroniek. N. G., Varium. Twee brieven van Swinsburne. Groot-Nederland, Aug.'14: Helene Swarth, Gedichten. Willem Elsschot, Eene ont goocheling. Louis Couperus, De onge lukkige (Vil). Van Maarn, De wind. Edward B. Koster, Het leven, het tooneel en het drama ten tijde van Shakespeare (I). Tijdschrift voor Wijsbegeerte, Juli '14: Julius de Boer, De geestelijke kunsten. Dr. S. van den Bergh, Eenige bezwaren tegen Professor Heijmans' kennistheorie. Dr. W. Meijer, Verweer tegen de nabeschouwing van Dr J. D. Bierens de Haan; met kort naschrift door Dr. J. D. Bierens de Haan. Hedendaagsche Wijsbegeerte: Standpunten en Stroomingen. Boekbespreking. Minimum mum i mniiii n ilimim op RIJWIEL., RIJTUIG.en AUTOBANDEN waarborgt solidtteit. Fabriek Hevea, Hoogezandt Groningen.) BOUWT TE NUNSPEET. Mooie boschrijke terreinen. Spoor.Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen M.ij DE VELUWE", Nunspeet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl