Historisch Archief 1877-1940
H0.1940
Zondag 30 Augustus
A°. 1914
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING
Abonnement per 3 maanden ? 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels/l.25, elke regel meer .... ?0.25
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . , 0.30
Reclames, per regel f 0.40
INHOUD
Blz. 1: Openhartig! Een
Noodbelasting. Ned. Bank en Ministerie.
De onafhankelijkheid onzer Koloniën door
van Huut. -Kroniek: Duitsche Vrouwen
en Fransche gevangenen.?2:Matthijs Ver
meulen over Romain Rolland, I.
Bloedgebeden door Charivarius. 3: A. de
Widenrade: de Oorlogspoliepen.
Militaria door **. 4: Henriette Hollards
Kindervragen'V Vrouwenberoepen:
Bank van Leening. Mevr. N.
Mansfeldtde W. H.: Tutti Frutti. Snippers. 5 :
W. Steenhoff: Gobelins tijdelijk in 's Rijks
museum. Malthezers en Johanniters
door X. Y. Z. F. Smit Kleine: Na de
Scheiding van Kerken Staat in Frankrijk.
Fijngevoelige reclame. 6: Fin. Kroniek
door v. d. M. De Britsche Staatsver
zekering door v. d. S. 7: De oorlog in
België en Frankrijk door **. Servisch
gedicht. Damspel door J. de Haas.
8: Schaakspel door R. J. Loman.
Teekening van Joh. Braakensiek: Zahlkellner
Bethmann Holweg.
Bijvoegsel door Johan Braakensiek:
De Vrede heerscheres op het Kerkhof.
iiiiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiitiii
OPENHARTIG!
Het schijnt ons, dat met uitzondering
van een paar bladen, die de overwin
ningen van het Duitsche leger in een
feesttoon bespreken, onze pers huiverig
is eerlijk te zijn, en dan naar alle kanten.
Nu is het volkomen juist dat de volks
stemming in de oorlogvoerende gebieden
zeer gespannen is, en gauw is geprikkeld.
Wij zullen daarom allen, penvoerders
van een kleine natie die we zijn, ons
nooit noodeloos scherp mogen uitdrukken,
en ook nooit, om iets te noemen,
onze Regeering of Militaire leiding in
onze beschouwingen mogen betrekken.
Maar angst is een slechte raadgever.
Geen eerlijke en bezadigde volksuiting
en geen open klinkende persstem is ooit
oorzaak geweest, dat een volk oorlog
maakte met een ander, zelfs veel kleiner
volk, en aldus per slot toch ook tiendui
zenden van de eigen landszonen liet
dooden en wonden op een berm van
honderdduizenden geweren die zelfs het
kleinste land tot zijn beschikking heeft
en een stelling als onze Amsterdamsche.
De natie, welke dit ook zij, want wij
hebben geen bepaalde op het oog, die
Holland aanvalt, behoeft geen aanleiding.
Zulk een natie lacht om aanleidingen.
Ze maakt ze. Tien voor een.
Heeft België, pacifiek en eenvoudig en
waar, tot op het ultimatum, geen woord
tegen Duitschland viel, ons niets geleerd?
Als het uur kwam dat men winst zag
in een aanval op. ons land, zal het nog
beter zijn, dat men van te voren zich
niet kunne vergissen in ons karakter
(zooals men in België zich vergist heeft).
Het is per slot beter, dat men ons
geen weeke Hollandsche oesters wane,
meegaand en glad, die voor niets beter
zijn dan om te worden ingeslikt.
Daarom: Onze neutraliteit zij een
actieve, geen passieve. Wij moeten niet
als doodbidders plechtig zwijgen bij 't
geen in het graf gaat, als betrof de rouw
ons het allerlaatst.
Daar heeft men b.v. België.
Wij weten zeker! dat België, in
vertwijfeling, leed kan hebben gedaan
aan enkele particulieren, al weten wij
ook dat de Duitsche pers op groote
schaal is misleid ten opzichte van den ernst
dier feiten, maar wij kunnen vragen,
voor een oogenblik in wandaden
geloovend, wat de Duitsche aanvallers zelf
zouden gedaan hebben, als een
tiendubbele overmacht hun eerst als
karakterlooze nonvaleurs den bekenden koop
had aangeboden en daarna, waar allén
weigering mogelijk was, had in 't had
gegrepen. Welnu, België is gén groote
mogendheid. België is enkel aangevallen,
voert geen oorlog, zoekt Berlijn niet en
zoekt Parijs niet, wenscht slechts vrede
en rust. Wij behooren luider te doen
blijken wat wij allen voelen: dat wij
met smart eri vriendschap in deze uren
aan België denken.
Wij hebben gezien, dat de eerste zen
ding van een Comitévoor den Nood in
België, met den Belgischen consul te
Amsterdam aan het hoofd, duizend francs
bedragen heeft.
Welnu, dit is treurig. Dit is een mani
festatie van vreesachtigheid.De eerste zen
ding had honderd duizend francs moeten
zijn op 't allerminst. Als de mannen met
geld in hun huis en als de pers, die 't zoo
dikwijls over Vlaanderen had, niet beter
getuigen dan ze tot nu toegedaan hebben,
zal het oude Belgische wantrouwen tegen
Nederland blijven bestaan.
En op welk uur in het leven der
volken is het gedenken aan stam- en
taaiverwantschap meer natuurlijk en zelfs
noodzakelijk dan in het uur der bijna
algemeene afrekening?
Wie zal ons zeggen welke
grenzenverschuivingen en invloedsveranderingen
zullen plaats hebben! Laat de al te
gaarne nuchter lijkende Nederlanders
voorloopig in elk geval hun hart laten
spreken en den band met een broeder
volk nauwer aantrekken.
Waarom zouden wij onze sympathieën
niet toonen, waar de Duitsche pers, op
dit oogenblik dat een verwoeden oorlog
met de Franschen gevoerd wordt, haar
sympathie voor Frankrijk duidelijk kennen
doet?
Het is uit een merkwaardig telegram,
dat wij dit leerden: een telegram van
het persbureau Björnson, hetwelk terwille
van den schijn als een onpartijdig
(Noorsch) berichten-centrum te Berlijn
is opgericht, maar natuurlijk terstond een
Duitsch regeerings-instrument is ge
worden.
In dit telegram wordt gezegd, dat ver
scheidene Duitsche persorganen, in over
eenstemming met populaire meeningen, het
Fransch-Duitsche verschil betreuren en
innig hopen, dat de Fransch cultuur na
dezen oorlog een nieuwen bloei moge
beleven in nauwere aansluiting met de
groote Germaansche beschaving. En het
correspondentie-bureau voegt hieraan toe:
Dat de Berlijnsche bladen dergelijke
meeningen mogen openbaar maken,
ofschoon de censuur elk woord wikt en
weegt, bewijst, dat de opvatting der
regeering hiervan niet veel kan ver
schillen. '
Waaraan wij toevoegen, dat de Duit
sche Regeering, door ook deze uiting
te laten passeeren (na'haar wellicht zelf
gefabriceerd te hebben?) de geuite mee
ningen dubbel voor hare rekening neemt.
Nu zou zulk een telegram een of
andere manoeuvre kunnen zijn, indien niet
l o. de politiek van Duitschland "sedert
vele jaren, zelfs tijdens de moeilijke
Marokko-crisis, er eene geweest was
van herhaalde toenaderingspogingen tot
Frankrijk,
en indien niet 2o de millioenen Rus
sische soldaten thans aan de oost
grenzen den inval begonnen, die op de
Duitschers een irjdruk moet maken van
een nadering van Hunnen.
Het is wel smartelijk voor ons Neder
landers, die een cultuurvolk zijn, en
daarom de Franschen bizonder hoog
houden, aan te zien, hoe de Duitschers,
zelf mannen van een prachtige nieuwe
beschaving, door de Russische horden
kunnen worden overstort. De strijd, die
thans in al te ongelijke bondgenoot
schappen over het lot van ons werelddeel
beslissen gaat, heeft door dit heterogene
karakter iets dubbel weerzinwekkends.
Intusschen is Delcassé, de vijand van
Duitschen invloed, weer minister ge
worden van Buitenlandsche Zaken.
En trouwens: voorloopig is nog het
woord aan het kanon.
Maar een uiting, als de
bovenweergegeven Duitsche, kan toch weldadig aan
doen. Er kan een oogenblik komen, dat
zij reëele beteekenis krijgt.
* s *
Een Noodbelasting
(EN BURGERS IN NOOD)
In ons vorig nummer vroegen wij om
een belasting in eens. Wij wezen op de
heffing in Duitschland van zulk een be
lasting, een paar jaar geleden, ten bate
van de versterking der oorlogsmacht: den
bekenden Wehrsteuer; en wij vroegen:
laat ons thans hebben k een
verweerbelasting, maar een verweer-belasting
tegen den honger.
Onder het hoofd Een Noodbelasting",
schrijft thans in het Alg. Handelsblad
de oud-directeur der Amsterdamsche
Gemeentebelastingen, F. Raedt, in den
zelfden geest; terwijl wij echter een be
lasting vroegen van ieder, die daar voor
in aanmerking komt, beperkt de heer
Raedt zijn belastingdruk tot de vermogens.
Naar onze meening opponeert hiertegen*
niet ten onrechte het Handelsblad. Ook
wij vinden, dat voor zoover de belasting
techniek het toelaat, alle thans bestaande
welstand hoezeer ook reeds in den
druk moet worden belast, opdat wij
een zeer groot regeeringsfonds verkrijgen,
dat gelijk wij dit in ons vorig num- >
mer uitdrukten een borstwering wezen ',
kan tegen de naderende ellende.
Wij verlangen n.l., dat niet meer van
het altijd stuitende en nooit wat opbren
gende gebedel de vele tien duizende
gezinnen in Nederland zullen afhangen,
waarvoor de samenleving thans meer
dan ooit ^verantwoordelijkheid draagt, en
waarvan minister Treub, met een mooi
gebaar erbij, gezegd heeft, dat zij geen
honger zullen lijden.
Wil dit laatste woord werkelijkheid
worden, dan drukke ons een belasting
naar draagvermogen.
Waar de Regeering met crediet .van
honderden millioenen de geschokte finan
ciën der grooteren stutten wilde en daar
voor de liefdadigheid niet afwachtte, zal
zij ook bereid moeten zijn een
verdedigings-fonds tegen de armoe nu reeds
te vormen.
* *
*
Intusschen voelen sommige burgers
den nood der arbeiders komen.
In enkele gemeenten wekt dit bij hen
zelf een gevoel van nood, dat echter
van een aard is, welke men niet in hooge
mate waardeeren kan.
Wat ons namelijk van verscheidene
zijden ter oore kwam, is dit:
Hier en daar, vooral in een provincie
die wij beter doen niet te noemen, zijn
vele gemeenten van hun politiemannen
voor een goed deel en een goed doel
beroofd, en nu richten de notabelen bur
gerkorpsen op om dit tekort aan te
vullen. Deze op zichzelf uitstekende
bezigheid heeft echter in sommige plaat
sen een bizondere bijsmaak, en van een
zoo'n klein nest in Gelderland
hoorden wij van volkomen betrouwbare
zijde, dat door de eerzame heeren, die
daar leven te midden van hun stopgezette
fabriekjes, wapens zijn aangekocht voor
zulk een burgerkorps met de onderling
uitgesproken bedoeling zich, als het er
ooit toe leidde, tegen de eigen bevol
king te kunnen verdedigen.
In plaats van, zooals gelukkig tot heden
door allerlei burgers geschiedt, te helpen
voorzien in de eerste ellende en maat
regelen te beramen tegen het hongerspook
der arme lieden en aldus verbittering
en misschien daaruit ontstaande gewelde
narijen tevens te voorkomen wij
vragen dus niet eens den edelsten vorm
van gemeenschapszin aan onze
landgenooten nemen deze notabelen a
priori aan dat de geweldenarijen onver
mijdelijk zijn, en besteedden dientenge
volge eenige welgedane en weldoorvoede
Nederlandsche burgers hun geld aan
wapens, om het eventueel grootendeels
door hun eigen toedoen uitgelokte geweld
met geweld te keeren. Het is zeker de
goedkoopere manier om in den nood
druft te voorzien."
Gelukkig heeft de burgemeester van
het plaatsje, waar dit openbaar werd,
eenige maatregelen genomen tegen de
plotselinge behoefte aan gratis
politiespelen.
Maar ook elders vloeit het bloed van
deze Brutussen door Nederlandsche
aderen.
Daarom: Een belasting-in-eens dwinge
ieder te geven naar draagvermogen voor
een anti-Hongerfonds. Beter nu dan later.
* « 9
Ned. Bank en Ministerie
In no. 1938 van dit Weekblad werd
aangetoond dat de reputatie der Neder
landsche Bank wel eenigszins geleden
heeft in dezen tijd, al zal ook voortaan
elk zaakkundige hare soliditeit even groot
achten als tevoren. Met soliditeit alleen
volstaat een dergelijk lichaam echter niet.
Dat zij, bij een ongemotiveerde run als
nu plaats had op hare kassen, niet ge
noeg zilver had, zal men haar gemakke
lijk vergeven, maar dat zij zelfs geen
papier in voorraad had, gelijk in dat
artikel werd opgemerkt, en nu ons land
overstroomt met bankpapier dat, wat
de stumperige uitvoering betreft, verre
blijft beneden de laagste eischen die ge
steld moeten worden aan zulk papier,
moet als een zware post op hare
debetzijde geboekt worden. Wat hare overige
.tekortkomingen betreft, [verwijs ik naar
bovenbedoeld artikel in |dit weekblad, en
volkomen gemotiveerd is de daarin ge
stelde eisch: de Nederlandsche Bank
worde Rijksbank.
De ondervinding leerde echter dat deze
eisch op grooten tegenstand zal stuiten,
gezien de verbazende macht, de reus
achtige invloed waarover de Bank be
schikt. En onze landsregeering, al zoude
zij in deze richtiog willen gaan, zou
eenvoudig niet kunnen. Ik bedoel dat
vór alle dingen maatregelen moeten ge
nomen wordeïi waardoor het mogelijk
V^ordt, een ander soort Ministers van
Financiën te kiezen dan de grootheden",
cue de laatste jaren ons land helpen
regeeren. Als ik hunne namen noem:
Godin de Beaufort, Grobbee, Bloem, Harte,
Kolkman, Bertling, behoef ik voor de
juistheid dezer stelling geene verdere
argumenten te noemen.
Voor een gedeelte is 't eene geldkwestie.
Toen Pierson de portefeuille aannam,
verminderde hij daardoor zijn inkomen
met eenige tienduizenden guldens per
jaar, doch niet elk financier kan en wil
zich een dergelijken beau geste veroor
loven. Een generaal of kolonel, die
Minister van Oorlog wordt, een
ProcureurGeneraal of Staatsraad, die zijn ambt
verlaat vooj een ministerschap, zij gaan
financieel vooruit. Maar een goed
financieman kan op andere wegen veel meer
verdienen dan de ? 12,000 welke het
ministerschap oplevert, en 't gevolg is
dat men titularissen krijgt als de boven
genoemde.
Natuurlijk komen dergelijke onbekwame
werkkrachten ons zeer duur te staan,
zelfs in gewone tijden. Wat zij kunnen
kosten in crisis-tijden is eenvoudig niet
te berekenen.
't Is te hopen dat we voor de juist
heid dezer stelling nooit treffender illu
stratie te bewonderen krijgen dan nu.
Behalve de regeeringsbemoeienissen met
de Nederlandsche Bank, moest dezer
dagen in vele opzichten worden inge
grepen in 't crediet-wezen en de geld
markt. Stel nu eens, dat de Minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel van
gelijke kracht ware geweest als de collega
van Financiën, of zelfs dat Cort daarvoor
had gekozen iemand van beteekenis maar
dan toch van minder beteekenis dan
Treub, die nu zonder veel omhaal ook
Financiën kan beheeren: zou iemand de
extra-schade durven begrooten, die dan
allicht ware geleden?
Maar 't zal er neg blijven spannen.
Ook voor ons land zullen de
oorlogskosten hoog worden, zelfs al blijven we,
als tot nu toe, buiten de eigenlijke bui,
en zeker zullen straks zeer bizondere
financiëele maatregelen noodig zijn.
Laten we hopen, dat de zeer groote
belangen, die op 't spel staan, tijdig zullen
leiden tot ernstige maatregelen, en dat
we binnenkort een Minister van Finan
ciën hebben, die ook met bankiers kan
confereeren, ook tegen hen is opge
wassen, en zoo noodig kan optreden als
Directeur-Generaal der Ned. Bank, in
afwachting van hare vervorming tot
Rijksbank. 't Gaat nu niet om den persoon
van een Minister of wien ook, maar om
onze millioenen, om de hechtheid van
onze financiën.
B.
* * *
De Onafhankelijkheid van
onze Koloniën
Toen in 1811 Holland als gevolg van
de Napoleontische oorlogen een win
gewest werd van Frankrijk, stelde Sir
Thomas Stamford Raffles aan den Gou
verneur-Generaal van Bengalen, Lord
Minto, voor om Java te veroveren, ten
einde te voorkomen, dat onze belang
rijke Koloniën door de Franschen bezet
werden.
Minto vaardigde een proclamatie uit,
waarbij het oppergezag der Britsche
regeering over Java bekend gemaakt werd
en zond een expeditie, welke te Batavia
landde en na zwakken tegenstand der
Hollanders te Meester Cornelis, het eiland
daadwerkelijk in bezit nam.
Raffles, die de expeditie voorbereid
had en ook vergezelde, werd benoemd
tot luitenant-gouverneur van Java en
Onderhoorigheden.
Het zij terloops aangestipt, dat de ko
loniën toenmaals in achterlijken toestand
verkeerden. De schatkist was uitgeput,
fondsen van kerkelijke instellingen waren
in beslag genomen en het papieren geld
was waardeloos en niet meer in te
wisselen.
De inneming van Java door de
Engelschen, was een demonstratie tegenover
het Fransche Bewind in Europa, en de
uiterst zwakke verdediging van de kolonie
was voornamelijk te wijten aan de natio
nale onzekerheid van bevelhebbers en
troepen in Indië.
Holland had verzuimd de politieke
verhouding van moederland tegenover
de koloniën in oorlogstijd, te regelen en
de energieke gouveneur-generaal
Daendels, van wien betere maatregelen van
verweer verwacht hadden mogen worden,
was op bevel van Napoleon naar Europa
vertrokken om een commando bij het
Fransche leger te aanvaarden. Van een
krachtig bestuur in de koloniën, in een
bepaalde richting, naar vaste beginselen,
was geen sprake.
Met dit historisch feit voor oogen,
vragen wij ons thans af, welke staatkun
dige maatregelen de Regeering genomen
heeft om de onafhankelijkheid van Ned.
Indië te bevorderen, ingeval Holland on
verhoopt in de Europeesche slachtpar
tijen betrokken wordt.
Het zou zoowel in binnen- als buiten
land een zekere verlichting schenken,
indien de Regeering in den Haag ver
klaren kon, dat onze koloniën volkomen
autonomie hadden, van het oogenblik
af, dat Holland in een Europeeschen
oorlog betrokken wordt, tot zoolang het
land een eervolle vrede gesloten had,
welke zijn onafhankelijkheid waarborgde.
Een autonomie, die hierop neerkomt,
dat Nederlandsch Azië, als volkomen
onafhankelijk Kijk, bestaan blijft, ook al
zou Holland door een vijandelijke over
macht bezet worden.
Een zoodanige verklaring zou onze
nationale, zoowel als internationale
positie zeer versterken.
Nationaal, doordat het leger en de
bevolking in Indië, voelen zullen, dat ze
het lot van de koloniën zelf in handen
hebben en dat de onafhankelijkheid van
Ned. Azië, niet aan de Noord Zee, maar
in en om de Java Zee bevochten zal
worden.
Internationaal zou onze positie versterkt
worden, doordat buitenlandsche naties
een gewichtig voorwendsel minder zullen
hebben om vijandelijk tegenover onze
koloniën op te treden.
Herhaaldelijk wezen de Engelschen op
het gevaar, dat de Duitschers onze
koloniën bezetten.
Dit gevaar is denkbeeldig, wanneer de
Duitschers voor het bezit van deze
eilanden te strijden hebben in en om de
Java Zee. ' ?'?
Het is voor onzen grooten Oostdijken
buurman betrekkelijk eenvoudig om met
een reusachtig leger naar Brussel op te
rukken, doch heel wat anders is het om
een vloot van minstens honderd groote
transportschepen om den Kaap, eenige
duizenden mijlen ver, naar een vijandelijk
land te sturen, waar zoowel een ongunstig
klimaat, als onderzeesche mijnen, onder
zeeërs en torpedobooten een catastrofe
voor den aanvaller waarschijnlijk maakt,
alvorens voet aan wal gezet wordt.
* *
Gouverner, c'est prévoir. Een duidelijke
verklaring van de regeering, met betrek
king tot de politieke onafhankelijkheid
van Ned. Indië, ten tijde van oorlog,
wordt eerbiedig in overweging gegeven
als staatkundigen maatregel voor het
behoud van onze koloniën en ook van
Holland; immers de lust om Holland aan
te vallen, terwille van rijke Bezittingen,
zal na deze verklaring niet meer opkomen.
TH. VAN HUUT
* ?*?
KRONIEK
GEESTDRIFT IN DE VERKEERDE RICHTING
In een Münstersch blad, zoo zeggen de
Nederlandsche couranten,
richt een dame, die de oorlogen '66 en
'70?71 heeft beleefd, een waarschuwing
tot de Duitsche meisjes, om haar eer en
die van 't geheele Duitsche volk hoogte ?
houden. Zij zegt, in 1870 met eigen
oogen te hebben gezien, dat Duitsche
vrouwen en meisjes de Fransche krijgs
gevangenen als interessante gasten be
handelden, ja dat er in enkele gevallen
zelfs een meer dan vriendschappelijke
verstandhouding ontstond.
Vooropstellende, dat de krijgsgevan
genen natuurlijk op menschelijke wijze
behandeld dienen te worden en dat voor
hunne voeding dient te worden zorg
gedragen, waarschuwt zij er ten zeerste
tegen, dat de tooneelen van'70-71 zich
niet moeten herhalen; de gevangenen
niet met lekkere hapjes overstroomd
moeien worden, terwijl de bewakende