De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 30 augustus pagina 2

30 augustus 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE/AMSTg^Q.AMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 30 Aug. '14. ' Ï940 manschappen, die goed en bloed voor het vaderland opofferen, kunnen-1 toe kijken. Deze vijanden met vriendelijke blikken te ontvangen, noemt zij een verraad aan de dappere Duitsche sol daten en der Duitschen vrouwen on waardig. De redactie voegt hieraan toe, dat er jammer genoeg melding van moet worden gemaakt, dat zich deze gevallen, ook te munster, reeds hebben voorgedaan. Een ooggetuige deelt daaromtrent aan de redactie mede, dat Vrijdag 14 Aug., des morgens 11 uur, toen de eerste Belgische krijgsgevangenen te Munster aankwamen, de dames van het Roode Kruis, die op het perron aanwezig waren om aan de doortrekkende Duitsche troepen ververschingen uit te reiken, deze ook uitdeelden onder de Belgische krijgsgevangenen en dezen de knoopen Van de uniformen trokken, om als aan denken te bewaren. Een der dames ver telde, dat zij bezig was veroveringen te maken. Toen de gevangenen weder in de spoorwagens waren gestegen, strekten zich meer dan 20 dameshanden naar de uit de raampjes hangende militairen uit, om nog een knoop of roode pluim der Belgische artilleriemutsen als aandenken te ontvangen. De inzender hoopt, dat zich deze tooneelen niet zullen herhalen. Hij ver trouwt, dat de Duitsche meisjes met hunne veroveringen zullen wachten, tot de Duitsche jongelingschap uit den oorlog is teruggekeerd, en zich niet weer op ongepaste en oneervolle manier zullen bemoeien met vuile gevangenen, die sedert 14 dagen niet geschoren of gewasschen zijn. Helaas, is dit niet het eenig voorbeeld gebleven van een enthousiasme, dat klaar blijkelijk den verkeerden weg insloeg: Immers het Berliner Tageblatt" deelt een proclamatie mede van den generalen staf van het Württembergsche leger, die aldus luidt: De onwaardige en schaamtelooze tooneelen, die zich bij de aankomst der Fransche gevangenen, voorname lijk van vrouwelijke zijde hebben afgespeeld, noodzaken den generalen staf, bekend te maken, dat vrouwe lijke personen, die zich aan gevan genen op onwaardige wijze opdringen, door de overheid zullen worden ge weerd en hare namen aan den gene ralen staf moeten medegedeeld worden, ten einde deze in de dagbladen te publiceeren." De tooneelen, waarop de generalen staf in zijn proclamatie doelt, hebben zich Donderdag j.l. bij de aankomst van de eerste Fransche gevangenen op het centraal-station te Stuttgart afge speeld. Een deel'van het publiek, voor namelijk uit dames" bestaande, liep op . de gevangenen toe, om hun cadeaux en bloemen te overhandigen. Den volgenden morgen vroegen eenige dames" telephonisch aan het reserve hospitaal, waar de Fransche gevangenen ? waren ondergebracht, of het geoorloofd was, den verpleegden chocolade en rozen te brengen. Dit tactloos optreden dezer dames" heeft onder de bevolking van Stuttgart een gropte verontwaardiging gewekt, die ook in de pers een krachtig protest heeft uitgelokt. Dit zijn gewis ernstige moreele afdwa lingen, waarvoor elk zijn speciaal Vaderland gespaard hoopt te zien. Het is duidelijk, dat het hier een algemeen verschijnsel van vrouwelijke stuurloosheid geldt. Nu de mannen (Meeren) allen naar het front zijn, missen de vrouwen (Dames) blijkbaar hun gewone richtsnoer en wordt de in deze dagen bijzonder opgedane romantischpatriottische geestdrift in eens verkeerd en op de verkeerden aangewend. Die dames behoorden ongetwijfeld te wachten gelijk de ooggetuige" het kiesch opmerkt tot de Duitsche jongelingschap uit den oorlog is teruggekeerd", maar hun nerveuse onrust en lediggang Iaat dit eenvoudig niet toe: zij hebben behoefte aan dadelijke Heldenver'eering en achten een Gevallen Held zelfs aantrekkelijk boven een nog rechtstandigen. Ook speelt de in vredestijd zeer aange moedigde verzamelzucht haar wellicht parten. In plaats van sluitzegels, is het thans interessanter uniformknoopen te collectioneeren en ongeschoren ja, ongewasschenheid is juist een kenmerk van den echten Held, eerder een aanbeveling voor de geestdriftigen dan een afschrikking Het geheel dezer pijnlijke gebeurtenissen leert echter hoe moeilijk het is om aanvan kelijk toch edele gevoelens, die het licht der rede ontberen, voor ontaarding te be hoeden. En hoe de psyche der Duitsche Vrouw sedert 1870 niet noemenswaard ver anderd is. F. C. iiiiiililitiuiiiimiiiiiiiimiiiutimiiitiitiiimiiiiimmiiiiitmiiiiimmiiii ROMAIN ROLLAND, Jean Christophe, Paris, Librairie Paul Ollendorff. Het werk behandelt de geschiedenis van een nieuwen Beethoven, levend in de moderng wereld. De genealogie van den componist is volgens de traditie: hu stamt af van Nederlanders en een zijner voor ouders .trok naar een Duitsch groothertog dom. In zijne onbewuste herinnering waakt als eene geheimzinnigheid de atmosfeer van zijn oer-vaderland en soms wekt de teekening der Belgische heuvels, welke van aard zoo muzikaal en schoon is, het verre geheugen met een vaag vermoeden. De ontwikkelingsgang van dezen compo nist der toekomst loopt eveneens volgens de traditie. Romain Rolland laat alles gebeuren door predestinatie. Jean Christophe verduitscht niet omdat hij niet mér verduitschen kon, toen hij uit de lagere school trad van het groothertogdom. ledere cultuur bleef hem vreemd behalve de Duitsche, en eerst op eenigszins gevorderden leeftijd (vier en twintig jaar...) maakt hij kennis met de Fransche litteratuur, uit Duitsche school boeken, waarover Hollandsche geleerden, die belang stellen in dit onderwerp, zon derlinge gegevens kunnen vinden in IV, La Révolte, en met twee Fransche meisjes, 't eene du Midi, 't andere du Nord. Door temperament -en ervaring wordt Jean Christophe voorloopig revolutionair, hij is onverzoenlijk anti-Brahms, wordt criticus, krijgt oneenigheid met iedereen (natuurlijk!) en met zijn redacteur, raakt daarenboven op een boerenkermis slaags met een onder officier, dien hij half-dood slaat en moet vluchten, over België naar Parijs. Parijs wijzigt zijn geheele wezen, dat uitsluitend geconstrueerd was op Duitschen socialen basis en dus gesloten voor de volmaakte schoonheid. De these van Romain Rolland is duidelijk genoeg:de Germaansche'cultuur alleen blijft ontoereikend en ook de Lat ij nsche; de eene moet getemperd worden door déandere. De psyche van den componist is wederom volgens de traditie. De held heet Jean Christophe Krafft, symbolieke familienaam, is een onuitstaanbare kerel en hardleersch in de Latijnsche mansuetudo, de melodische zachtmoedigheid; de Beethoven der Duitsche muziekgeschiedenissen, vuurvreter, onover troffen buldenaar, zonder doof te zijn, leelijk en bijna pokdalig Germaansche empirestijl! Het boek zelf ten laatste is volgens eene traditie, waarvan Balzac en Ponson du Terrail misschien de grondleggers waren. Het telt tien deelen van ongeveer vierhonderd pagi na's en is tegelijkertijd Cömédie humaine en Exploits de Rocambole, haastig geschreven, zeer haastig en breedsprakig. Rolland ont vangt elke indruk optisch en werkt hem optisch uit. Men zou dezen langen roman eene serie intérieurs willen noemen, elk gezien in een afzonderlijke stijl; bldz. 371 en 372 van IV kunnen b.v. heeten Het lezende vrouwtje", geheel volgens de oude Hollandsche school. De comédie humaine van dezen roman is virtuoos en voltallig in hare vertolkers. Zij speelt op het heele Westersche continent, als ware het een dorp, en geen schijntje van het leven of 't passeerde Hollands meeren deels koele observatie. Het onbegrensde plan (zonder de minste kosmische trilling) omvat de geheele beschaving tot al hare uithoeken, zonder philosophie, zonder atmos feer, zonder critiek met een volmaakt internationalistische techniek. De werkwijze van Stendhal kende nog een gezichtshoek, vanwaar hij het geziene streelde met een eigen licht, de Russische schrijvers behielden hun hartstochtelijk accent; Romain Rolland verhoudt zich tot zichzelf n tot elke uiting van het heelal, voor zoover hij het zag, als een nihilist. Zoo bezit zijn werk slechts de aantrekkelijkheid der feiten en is in geen opzicht belangrijk voor de litteratuur. Doch wijl het comédie humaine is heeft het waarde in menschheid, over welke men, waar ook bekeken, steeds een instantanée vindt, dat meestal als document kan gelden. B.v. de positie der intellectueele Joden in Duitschland en Frankrijk; een Fran sche dienstbode; een Duitsche koemeid; het Duitsche militairisme in zijn ver houding tot het oude Duitsche idealisme (?toen men geslagen werd, zei men, dat Duitschland de menschheid tot ideaal had; nu men de anderen sloeg, zei men, dat Duitschland het ideaal was der menschheid"); de Fransche muziek-critiek; de Duitsche muziek-beoefening; de verdrijving der religieusen; de invloed van Debussy in Frank rijk (iedereen praat er over, hij wordt nergens gespeeld...); een modern Parijsch cénacle van , kunstenaars; het Parijsche tooneel (in de Vasten lazen de acteurs de preeken van Bossuet met orgelbegeleiding); de overheersching der vrouw; de Fransche democratie en hare. leiders, maecenaten eener hyperaristocratische kunst; het individualisme in de Fransche politiek en den Franschen staat; de positie der socialisten in een Duitsch groothertogdom; de moeilijkheid om Frank rijk te vinden in Parijs; zijne hoogheid Brahms (er zijn vele Brahmsen in Frankrijk); een Duitsch revolutionair, die onmiddellijk con servatief wordt in Frankrijk; etc... etc... Wat in Jean Christophe Krafft de Exploits de Rocambole aangaat vanaf L'Aube tot La Nouvelle Journée, zij zijn er slechts bij wijze van spreken. Niemand bestuurt zijn eigen leven, ook Jean Christophe niet. Elk leven hangt af van de menschen, die men ontmoet en die, zelf tastend, de omstandigheden schep pen. Het leven van den modernen mensen is passief geworden. Een minuut te laat aan den trein, een vergeten huisnummer ver anderen eene loopbaan. Vroeger werd men geboren onder eene constellatie en men had zijne ster, tegenwoordig heeft men zijn Melk weg. Men duizelt onder millioenen emanaties. Geen systeem dat nog deugt en hoe weinigen bezitten het Instinct! Pascals Neus van Cleopatra is geen aphorisme meer. Het mo derne leven werd voor het bewustzijn een duizendvoudige angst, voor het onbewustzijn en gehallucineerde schemering. De mensch verloor elke soevereiniteit over zich en over de gebeurtenissen. Het Lot heerscht opnieuw ' en opnieuw zal de subconscientie heerschen in plaats van de conscientie. Jean Christophe bezoekt Hassler, componist en kapelmeester; Hassler in wien menRichard Strauss zal herkennen, ontvangt hem slecht, Jean Christophe, wanhopig, vertrekt onmid dellijk en ontvangt niet meer het vrijbiljet voor de opera en de uitnoodiging tot een reunie na de voorstelling. Had hij ze ont vangen, hij zou niet naar Parijs vertrokken zijn, Ter wille van een volledig inzicht in het werk van Rolland, geef ik het portret van Hassler, welke me van alle types in dit boek de eigenaardigste lijkt. HassJer was beroemd. Zijne vijanden hadden niet ontwapend; maar zijne vrienden schreeuwden, dat hij de grootste musicus was van verleden, heden en toekomst. Hij was omringd door even dwaze volgelingen als bestrijders. Daar hij zwakheden had was hij verbitterd door de eenen, en verweekelijkt door de anderen. Hij wendde al zijn energie aan om te doen wat onaangenaam was voor zijne critici en hen aan 'f schreeuwen kon brengen; hij was als een jongen die streken uithaalt. Die streken waren dikwijls van den verfoeilijksten smaak: niet alleen gebruikte hij zijn verbazend talent voor muzikale ex centriciteiten, welke de haren te berge deden rijzen op het hoofd der pontifen; maar hij toonde een plagerige voorliefde tot barokke teksten, voor bizarre onderwerpen en ook dikwijls voor dubbelzinnige en scabreuse situaties, in een woord, voor alles wat de gewone welvoeglijkheid en gezond verstand kon kwetsen. Hij was tevreden, wanneer de bourgeois brulde; en de bourgeois bleef niet in gebreke. De keizer zelf, die zich met de kunst moeide, zooals iedereen weet, met de insolente aanmatiging van parvenus en vorsten, beschouwde Hasslers roem als een openbaar schandaal en liet geene ge legenheid voorbijgaan om jegens zijne on beschaamde werken eene afkeurende onver schilligheid te getuigen. Hassler, woedend en verrukt over deze doorluchtige oppositie, welke voor de meest gevorderde partijen der Duitsche kunst bijna eene consecratie was, ging flink door met de glazen in te slaan. Bij elke nieuwe dwaasheid extasieerden zich zijne vrienden en riepen geniaal. De coterie van Hassler bestond vooral uit letterkundigen, schilders, decadente critici, die zonder twijfel de verdienste hadden, dat zij de partij vertegenwoordigden van opstand tegen de reactie welke eeuwig dreigt in Noord-Duitschland van den pietistischen geest en de staatsmoraal; maar hunne onaf hankelijkheid was in den strijd radeloos ge worden tot aan het belachelijke, waarvan zij geen begrip hadden; want zoo 't velen hunner niet ontbrak aan een vrij ruig talent, zij hadden weinig verstand en nog minder. smaak. Zij konden niet meer uit de kunst matige atmosfeer komen, welke zij zich ge maakt hadden; en gelijk alle cenakels hadden zij ten laatste eiken zin voor het reëele leven verloren. Zij stelden de wet voor zich zelf en voor de honderden nietsnutters die hunne revues lazen en met open mond alles aannamen, wat hun behaagde uit te vaardi gen. Hunne verafgoding was voor Hassler noodlottig geworden, daar zij hem te be haaglijk voor zich zelf maakte. Hij accep teerde zonder onderzoek muzikale ideeën, welke hem in 't hoofd kwamen; en hij was er in zijn binnenste van overtuigd dat wat hij ook interieurs schreef voor hem zelf, toch altijd superieur was bij de rest der musici. Daar deze gedachte ongelukkig al te waar was in de meeste gevallen, volgde er nog niet uit, dat zij zeer gezond was en geschikt om groote werken voort te brengen. Eigenlijk minachtte Hassler allen, vrienden en vijanden; en deze bittereen spottende minachting strekte zich uit over hem en zijn heele leven. Hij groef zich des te dieper in zijn ironisch scepticisme daar hij vroeger aan een menigte edelmoedige en naieve dingen geloofd had. Wijl hij niet de kracht bezat om ze te ver dedigen tegen de langzame verwoesting der dagen, noch de hypocrisie om zich te over tuigen dat hij geloofde aan wat hij niet meer geloofde, persifleerde hij hardnekkig hunne herinnering. Hij had de natuur van een Zuid-Duitscher, indolent en week, weinig geschikt om weerstand te bieden aan de overmaat van geluk of ongeluk, van warmte of koude, en die om haar evenwicht te be houden een gematigde temperatuur noodig heeft. Hij had zich onmerkbaar laten gaan in de luie genietingen van het leven: hij hield van goede maaltijden, zware dranken, leegloopen en weeke gedachten. Heel zijn kunst ondervond er de gevolgen van, of schoon hij te buitengewoon begaafd was dan dat zijne genialiteit niet opvonkte te midden van slordige muziek, welke zich overgaf aan den smaak van de mode. Nie mand voelde beter zijn neergang dan hij zelf. Om de waarheid te zeggen was hij de eenige die 't voejde op sommige oogenblikken welke hij natuurlijk vermeed. Dan was hij misantroop, verslonden in zijn slecht humeur, zijne egoïstische preoccu paties, zijne gezondheidszorgen, onver schillig voor alles wat vroeger zijn enthou siasme of haat opwekte." Zoo is het heele werk. Fijne analyse, zeer volledig, authenthiek zelfs. Maar welk een stijl, welk eene musique lachée"! Het zal niet moeilijk zijn om daarmee een boek te componeeren van tien deelen. / Jean Christophe" behandelt de essentieelste vragen, doch een Europeesche oorlog heeft Romain Rolland niet voorzien. De antithese tusschen Latijnsche en Germaansche cultuur is ook wat luchtig uitgewerkt en vroeg den auteur niet zulk een episode in zijne conceptie. Het zou daaruit kunnen blijken, dat Rolland de dingen niet diep genoeg aanschouwde. Sinds veertig jaar exporteert Duitschland niet alleen zijne fabrikaten, doch ook zijne muziek en het exporteert haar met klem. Tusschen politiek en muziek bestaan de nauwste verwant schappen en geen der kunsten is zoo af hankelijk van de lotgevallen en de kracht van den Staat als de muziek. Voor een nieuwe ontwikkeling der muziek en waar schijnlijk der andere kunsten was een Wereld revolutie noodig of een Wereld-oorlog. Sinds 1870 heeft het vroeger zeer leerzame Duitsch land niets overgenomen maar alles trachten te verdringen. Onder leiding van Pruisen heeft het Europa voor 't dilemma geplaatst: de hegemonie der Duitsche psyche. Er was geen concert in Rome, in Parijs, in Peters burg, in Londen, in Brussel, in Amsterdam of de Duitsche psyche werd uitgebazuind. Er bestond op de wereld nog slechts n rechtmatige muziek-stijl: de Duitsche. De Pruisische hegemonie over de andere kun sten is wellicht niet zoo spoedig veroverd, of niet zoo spoedig zichtbaar ik ben er van overtuigd dat zij dreigde. De cultuur is een oorlog waard, al blijft Maeterlinck misschien de eenige in Europa, die, aangezet door de ziel zelf van zijn ras, het geweer opneemt. Hij zal gehandeld hebben als visionnair. De laatste en hoogste waarde van een volk is zijne kunst. Men worgt niet het genie van een altijd rijk begaafd ras als de Latijnen en Slaven. Oude kreten klonken daar, die schenen te resonneeren van de lippen der Eeuwige Moeders; klanken, welke de muziek een ander wezen zullen geven. Doch zonder de vernietiging van Duitschland zullen zij nooit doordringen en voor mij zal hunne waarde getoetst worden aan een cataclysme. De Duitschers vechten weer gearmd met God. Iedere hinderpaal is weer een Duivel. Zij erkennen het dualisme, maar zullen zij concessies doen aan den hinder paal? dat ware immers tegen hunne theologie. Daarom was een Jean Christophe" en La Nouvelle Journée" onmogelijk zonder die episode. Romain Rolland wijdde te veej aandacht aan het Europeesch evenwicht bij de constructie van zijne figuur. Hij schrijve echter bij de volgende editie (ze loopen reeds in de dertig) een index en zijn werk zal in de veranderde toekodist i dikwijls geconsulteerd kunnen worden. MATTHIJS VERMEULEN * * ? De studeerende vrouw in vroeger tijd In het midden van de 18e eeuw, tijdens de algemeene Aufklarung" werd door J. Chr. Gottscheds in Leipzig voor de eerste maal, zoover ik weet, de vraag opgeworpen: is het vrouwelijk geslacht ook in staat niet tot delittantisme, maar tot studeeren? Niemand minder dan Frederik de Groote, heeft daarop het antwoord gegeven, zooals uit het volgende zal blijken. De eerste vrouwelijke dokter in Duitschland promoveerde op 12 Juni 1754 en wel mevrouw Dorothea Erxleben?Leporin. Als kind zeer zwak, werd geestelijke arbeid haar troost. Haar vader, zelf dokter, liet haar daarom aan al het onderwijs deelnemen, dat haar ouder broertje ontving. Zoo leerde zij gelijk met hem op, en de rector van het Gymna sium te Quedlinburg hielp haar verder, door haar geleidelijk het latijnsche werk, dat de jongens moesten maken, ook op te geven en dit na te zien. Haar vader nam daarbij de zorg voor al de verdere vakken op zich. Toen haar broer als student in Halle werd ingeschreven, werd haar de toegang tot de hoogeschool ontzegd. Haar vader vervolgde daarom zijn taak als leermeester en opvoeder, zoodat zij al spoedig zijn rechterhand werd en hem in zijn praktijk bijstond. Op een verzoek tot deelneming aan het examen om den doktersgraad te behajen, werd door Frederik IJ goedgunstig beschikt; maar vór de hooge heeren in Halle be komen waren van den schrik over deze buitenissigheid, verloofde mejuffrouw Leporin zich met den predikant Erxleben. Toch schreef zij vór haar huwelijk nog een brochure, waarin zij het goed recht harer sexe bepleitte, getiteld: Grundliche Untersuchung der Ursachen, die das weibliche Geschlecht vom Studieren abhalten." (Berlin 1742). Ofschoon haar huwelijk haar veel zorgen gaf en zij haar kinderen zelf onderrichtte, verzuimde zij haar studiën niet en zond zij nogmaals een verzoek aan den koning om haar tot het artsexamen aan de Universiteit te Halle toe te laten. Zij verkreeg daartoe de vergunning en legde een schitterend examen af, waarbij zij niet alleen door haar groote kennis, haar volkomen beheersching der Latijnsche taal, maar ook door groote slagvaardigheid de examinatoren overtuigde van haar gelijkwaardigheid met de manlijke sexe. De goede uitslag werd den koning bericht, waarop deze geniale vorst, bij een eigenhandig onderteekenden brief besliste, dat men mevrouw Erxleben tot de promotie zou toelaten. Aldus geschiedde op 12 Juni 1754 en dit wekte groote belangstelling. Zij keerde daarop naar Quedlinburg terug, waar zij zich als arts vestigde en tot aan haar dood, in 1762, zich in een groote praktijk verheugde. Haar beide zonen hebben, de een als natuurvorscher, de ander als jurist, het bewijs geleverd, dat zij ook als opvoedster haar plicht had volbracht. Aldus wordt door professor dr. Kaiser in Daheim verteld. N. M. DE W. H. ? ? ? Inhoud van Tijdschriften De Revue der uitvindingen en ontdekkin gen, No. 3: De machinale bewerking van het leder. Het ontharden van ketelvoedingswater door middel van kalksoda en permutit. Ontstekingsuurwerken voor Askania trappenhuisverlichting. Krachtsoverbren ging door middel van olie. De Levende Natuur, afl.7: Jac. P. Thijsse, E. Heimans. Dr. J. J. Tesch, Iets over krabben en kreeften. Jac. P. Thijsse, Steenbreken. S. Leefmans, Naar het Kra termeer J. Drijver, De Akkerleeuwerik. Vegetarische Bode, No. 8: Iets over de hygiënische opleiding onzer medici. Alb. Perdeck, Interviews met bekende Nederl. Vegetariërs, IV: Prof. dr. J. v. Rees. Sophie Tresling, Komkommertijd. .Over zicht der tijdschriften. C. J. de Haas, Slachtgmwelen. B. en dr. B. J. C. te Hennepe Jr., Boksen, l en II, enz. Vragen van den Dag, Aug. '14: R. Kaltoven, Het land van den leeuw en de zon, een Oostersche twistappel, I. Petroleumbriquetten. W. H. M. de Gelder, De Hoo gere Burgerschool in gevaar? Dr. H. Blink, Het Mexicaansche volk en hetMexicaansche sociale vraagstuk.?De coöperatieve IIIIIUMIIMIIlMMIIllllllllnlMIIIIIIMIMHIIlnlIIIIIIIIIIIMII AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland: J. LEONARD LANG, Stadhouderskade, AMSTERDAM. ? De Bioedgebeden (OORLOGS-RIJM, VERZOEK VAN EEN NEUTRAAL) Wij leven in een donkren tijd, Want twee partijen zijn in strijd, Die ik, uit onpartijdigheid, Maar A en B zal heeten. Den vrede minnen beide teer, Zij zeggen 't zelven keer op keer, Dus daar aan twijfelt niemand meer, Zij kunnen 't 't beste weten. En daaglijks stijgt tot God 't gebed Van A en B, als een duet: Ik trek ten strijde onbesmet, Mij duwt men 't zwaard in handen! Help onzen vijand te verslaan, Op 't land en op den Oceaan, O, Heer! hoor onze beden aan, En zie onz' offeranden!" En na het winnen van een strijd, Zegt A: slechts God zij dank gewijd!" En tijgt, vervuld van dankbaarheid, Ter kerk, in diepen ootmoed; Knielt met gevouwen handen neer, Eerbiedig preevlend: God zij d' eer! Het is besloten door den Heer, Dat onze vijand dood moet." Maar B zegt: A is een barbaar, Hij zocht den krijg, die huichelaar!" En A weer: God, het is niet waar, B lastert, 't Is verfoeilijk!" O, A en B, en B en A! Nu vraag 'k je. Is dat logica? Kom, laat die race in 't bidden na! Je maakt het God maar moeilijk. Hij ziet op d' aard', waar 't menschdom krielt, Millioenen A's terneergeknjeld, En evenzooveel B's, bezield Met hoop op steun van Boven; En A bidt, op zijn eerewoord, Dat hij slechts voor den Vrede moordt... Als God van B nu 't zelfde hoort, Wien moet Hij dan gelooven? Daarom, Partijen, A en B, Spreek ik nu ook een woordje mee, Ik zeg het tegen alle-twee, Omdat ik zoo neutraal ben; Partijen, A en B dus, hoort Naar mijn neutraal en nuchter woord (Ik hoop niet dat 't den Vree verstoort, Pardon, dat 'k zoo brutaal ben!) Rolt, menschen, u in bloed en slijk, Dat niets voor Hart of Rede wijk', Wie 't sterkste is, die heeft gelijk ! Dat 's nu de Wet van 't Leven. Blijft, uw beschavingsplicht bewust, Vernietigen naar hartelust, Kweekt armoe, hongersnood, gerust: Het schouwspel is verheven. Schiet, steekt en hakt en moordt en brandt, Verminkt, vertrapt, schopt, schendt, ontmant, En laat, ter eer van 't Vaderland, De jammerkreten klinken, Vergiftigt, decimeert, verkracht, Verbrijzelt, scheurt en spietst en slacht, Laat weg en weide, sloot en gracht Van wond- en lijklucht stinken, Verwoest landouwen, beemd en bosch, Pleegt woordbreuk, spreidt uw mijnen, los, Graaft lanspunt-kuil voor man en ros, Bindt mannen aan d'affuiten, Noemt razernij en moordlust 'moed', Snuift p de lijklucht! zwelgt in 't bloed! Ik vind het allemaal mooi en goed... Maar, toe! laat God er buiten!! CHARIVARIUS miiiiiiimiiliiimiMlliiiiMUM verbruiksvereenigingen in de voornaamste landen. Dr. J. B. Schepers, Waarom Hildebrand ? F. Hettema, Een en ander over voeding en wat daarmee samenhangt. Van maand tot maand. Op de Hoogte. Aug. '14: Portret prof. dr. L. Bolk. Feiten van den dag. De 1.1. Salon van de Artistes Frangais. Keesie," door den Op de Hoogte fotograaf. C. Vreedenburgh Jr., Moderne Stadsreiniging. J. J. H. Martijn, Draadlooze telegrafie aan onze kust. De antieke kast mijner vrouw. Wam en Hein op reis. P. de Nobel, Jid dische Muziek. Een overwinning. Allerlei. Uit den vreemde. J. H. R ssing, Herinnering aan Denemarken en het XVIe Internationale Perscongres te Kopen hagen, in Juni '14. op.RIJWIEL., RIJTUIG, en AUTOBANDEN $ waarborgt soliditeit. Fabriek Hevea, Hoogezand (Groningen.) BOUWT TE NUNSPEET. Mooie boschnjketerreinen.Spoor.Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen M.ij DE VELUWE", Nunspeet. H.T. EERSTE NED, FABRIEK TAS ASBESTCEMENTPLATEH n art i n i t". MAETINITPLATEN zfln: brand-, trek- en krimp vrj). Vraagt prfjxen en monsters. A H RE S: Cruqiusweg 113, Amsterdam. Ongevallen f\ f* p A N Aansprakelijkheid w ^* *" * m ? ' Ziekten BOKDT 151 - AMSTERDAM Automobiel Brand Diefstal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl