De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 30 augustus pagina 7

30 augustus 1914 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

30 Aug. '14. - No. 1940 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ";? ?*"'*' .. -S- ..-;, !«:? ?*?-.: ?? :?', u ,sl? .'??: . Het Belgisch oorlogstooneel Als deze beschouwing wordt gedrukt zul len wij wellicht Fransen oorlogstooneel" kunnen schrijven, want, niettegenstaande de. fraaie phrases aan Fransch-Engelsche zijde omtrent het terugtrekken op en standhou den in van te voren aangewezen liniën en dit zoogenaamd in het belang van een al gemeen verband, staat het succes der Duit schers vast. Ja, het schijnt langzaam te blijven gaan, maar in de eerste plaats moeten de gevech ten in den modernen oorlog langer duren, (Moekden 14 dagen) en vooral ook is het geen de Duitschers tot heden in België militair-technisch hebben gepresteerd iets buitengewoons, ? iets niemals dagewesen". Zij trekken dwars door België in ZuidWestelijke richting, breiden zich daarbij in de breedte, waaiervormig, in enkele weken nagenoeg over het geheele koninkrijk uit, vermeesteren en pasant twee kleinigheden" als de stellingen van Luik en Namen, *) die nota bene midden op hun hoofdmarschrichting liggen, drijven zich als een wig tusschen de bondgenooten en het Belgische leger, dat zij oprollen en in het meest NoordWestelijke hoekje (Antwerpen) terugdringen en opsluiten: een prachtige strategische scheiding, waar Napoleon schik in zou hebben. Hoe ter wereld is het mogelijk, dat het Fransch-Engelsche leger er niet in is ge slaagd, gedurende de afgeloopen weken vereenigd te blijven met het Belgische en, steunende op de zoo flink zich verdedigende stellingen van Luik en Namen, zij het alleen op die van Namen, deze te ontzetten en, in verbinding blijvend met het Belgische leger den Duitschers een halt" toe te roepen? Wij weten niet alles, beter zeer weinig, maar zeker is, dat de bondgenooten tegen over hun vijand van de eerste beginselen van strategisch overleg, een geringen dunk hebben gegeven. Het gevoel van onvoldaan heid van den kant der kranige Belgen, wien in deze zeker geen zweem van blaam treft, is alleszins verklaarbaar. Waaraan wjj dit toeschrijven ? In de eerste plaats, dat hier een groote krijgs-historische moeilijkheid te overwinnen valt aan de zijde "der bondgenooten. Het schijnt toch in de practijk bijna niet uitvoer baar om twee legers van grootmachten als n geheel, volgens n goed doorgevoerd plan tot bereiking van een voor beiden dui delijk en volkomen gewenscht doel, vlot te doen samenwerken. Zulk een vereeniging blijft een gekunstelde. Er moeten te veel grootheden, gevoeligheden, uiteenloopende beginselen en tradities te worden ontzien en vermeden. In de eerste plaats, wie der beide bevelhebbers zal algemeen comman dant zijn, hoe is zijn Generale Staf samen te stellen, wie moet zijn Staf-Chef zijn? Men stelle zich, om een kleinigheid" te noemen, een conferentie voor van een Franschen opperbevelhebber van de beide legers, bijvoorbeeld, met een gemengde Generalen Staf of zelfs met een Engelschen Staf-Chef. Wij denken niet, dat daarbij de tolken of woordenboeken ontbeerd kunnen worden. Een leder, die een flauw besef heeft van het werk van hgt Generale Staf orgaan in in oorlogstijd, kan bok beseffen den verlammenden invloed daarvan op de operatiën, op een zoo noodig snel, beslist handelen in de richting van een scherp omlijnd doel. Waar moet in zoo'n geval de militaire inpiratie vandaan komen? In het kort brengen wij als voorbeeld de inval der verbonden Duitsche, Russische en Oostenrijksche legers in 1814 in Frankrijk in herinnering en daar konden de de troepen vergezellende keizers van Rusland en Oos tenrijk en de koning van Pruisen, de ge volgen van de naijver en het uiteenloopende der karakters van Blücher en Schwartzen berg binnen zekere perken houden! Toch miiiiiiiiiiniiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiii UIT DE NATUUR DXCII. Inktvisschen I Een poosje geleden toen ik wat over schelpen en schelpdieren vertelde, zei ik, dat ik de schelpen van de inktvisschen nog wat achteraf wilde houden, omdat ik binnen-kort waarschijnlijk een levenden inktvisch ter bestudeering zou krijgen en er eerst daarna wat van wilde schrijven. Die levende intvisch is dood aangekomen; een paar dagen later was dr. Tesch, van het Zoölogisch Station te Den'Helder, zoo vriendelijk mij te schrijven: U vraagt in de Groene" om een levenden inktvisch; zooeven heb ik een kleintje, een eledone, naar Artis gestuurd. Ga hem daar morgen maar bestudeeren." Ik al in de vroegte naar het Aquarium. Levend gearriveerd was het inktvischje wel, springlevend zelfs; maar ook hij was 's morgens al dood en ik kon hem alleen nog maar bestudeeren op de snijtafel voor hij bijgezet" zou worden; de formolflesch stond al klaar. Het heeft mij dus niet mogen gelukken, een inktvisch door het water te zien schie ten, zijn prooi te besluipen of zich on zichtbaar tC' maken. Daarvoor zal ik nog eens naar de Riviera in het Aquarium van den vorst van Monaco moeten gaan of naar Napels in het station. Bij ons is de kans te v klein, ze zoo lang in leven te houden, fiat ze aan de gevangenschap gewennen en doen of ze thuis zijn. Vooral het inkt-werpen, dat vertroebelen "van, ?jjn vaarwater bij de nadering van een vijand, had ik graag eens in actie gezien. Dat heeft van oudsher de menschen getrof fen, zoodat het dier daaraan zelfs zijn ver keerden naam dankt; het is riet zoo min een yisch, als een walvisch er een is.- Van die inktgeschiedenis he,b ik als kind al schrijft' Metternich bij zekere gelegenheid aan Schwartzenberg: Ich bin etwas traurig, dasz es für Blücher nicht eine kleine Niederlage gegeben hat." In de tweede plaats heeft het reusachtige Fransche leger onder invloed waar schijnlijk van politieke tendenzen of mis schien ook van de democratische regeeringsvorm, en dit speciaal in tegenstelling met het Duitsche, waarover de Keizer gerust de bezielende aanénsmedende geest mag ge noemd worden, de heilzame onontbeerlijke invloed van een krachtige nhoofdige lei ding moeten missen. Wat is er in Frankrijk al niet over dien zoogenaamden Generalissime te doen geweest! Men gevoelde hem ,noodig te hebben, was echter bang voor hem als macht-in-vredestijd en zoo bleef hij een militair fantoom. Alle improvisaties op militair gebied van dien aard kort na de mobilisatie wreken zich, zooals de krijgsgeschiedenis leert. Ook van het Engelsche leger is men denke aan Zuid-Af rika vór Roberts' komst de hoogere bevelvoering een zwakke zijde en moet dat leger door zijn koloniale expe dities, de ervaring van de Europeesche oorlogvoering in groote verbonden, in grooten stijl, zooals die bij de Duitschers dagelijksch werk is geworden, tot op de Napoleontische periode terug voeren. Ten slotte moet, volgens de berichten, de Fransche Opperbevelhebber de man zijn van het uit '70 befaamde zoogenaamde Fransche offensief-defensief, een methode, die, onder de gegeven omstandigheden, als water-en-melk taktiek gequalificeerd kan worden. Generaal French, de man van de stouten raid, die het ontzet van Kimberley tot resultaat had, is dit zeker allerminst, maar juist kan dit wijzen op een uiteenloopend militair karakter der beide opper-' bevelhebbers met gevolgen. Een trefbare plek van de Duitsche aanvals richting door België blijft zooals de uitval naar Mechelen en Velvoorde leert de Stel ling van Antwerpen, met het daar gemaskerde pittige Belgische leger. Ook Ostende is in dit verband van beteekenis. Om het gevaar van vijandelijke landingen via Ostende op hun rechterflank tot een minimum terug te brengen, zullen de Duitschers de belangrijke punten op de Belgische Noord-Zee kust krachtig vast moeten houden. Tegen Antwerpen zal een afzonderlijke Duitsche macht moeten worden gesteld. Een krachtige Duitsche aanval in die richting, om zich van het Belgische leger te ontdoen en Antwerpen onschadelijk te maken, ook als punt voor een eventueele landing van vijanden, zou ons niet verwonderen. Napoleon noemde Antwerpen een pistool gericht op het hart van Engeland, op het oogenblik is een intact Antwerpen (met het daar gereedstaande Belgische leger) een opgeheven dolk in Duitschlands rechterzijde. Gewone Inktvisch (Sepia) *) De forten van deze stellingen zijn ongewoon vlug gevallen. Het zij echter erkend, dat zij door hun ligging een goed waarneembaar en dus zeer trefbaar en kwetsbaar doel vormen, temeer daar het den aanvaller niet moeilijk kan vallen' zijn geschut geheel verdekt en dus nagenoeg onkwetsbaar op te stellen. De vuurmonden van 42 cM. waarvan hierbij sprake is, zijn waarschijnlijk geen eigenlijke kanonnen, doch zoogenaamd Worpgeschut. De wellicht 500 a 800 Kg. wegende projectielen worden volgens zeer kromme banen, dan van aanzienlijke hoogten op de forten geworpen. Het gewicht der projec tielen gevoegd bij een waarschijnlijk nieuwe ontploffingsstof die zij bevatten zal hun een buitengewoon vernielende kracht omlaag geven, speciaal tegen het niet nieuwe metselwerk der forten. Ware het mogelijk geweest in het heuvelIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIÏlUIIIIIIIIHIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll gehoord of gelezen; en het»is me steeds als iets romantisch voor den. geest blijven zweven; daardoor heb ik in een stukje sepia altijd nog iets anders en beters gezien dan alleen maar een brok verfstof. Mocht ik dan niet een levende sepia zijn inkt zien uitwolken, de machine zelf kon ik meer dan eens in onderdeden bestudeeren. 't Is een curieus ding, wat zijn constructie en uiterlijk betreft, iets, dat dadelijk doet denken aan een galblaas. Natuurlijk gaat de vergelijking niet op, wat de actie en uitwerking betreft. Immers de galblaaswer king is bij ons, evenals bij alle gewervelde dieren, geheel en al een reflex op ver andering in de chemische samenstelling van het voedsel; de galklier, zijn reser voir en zijn uitvoerbuis staan dus geheel buiten onzen wil. Volgens het volksgeloof echter gaat het toch weer niet geheel buiten onze hersens om; getuige de uitdrukkingen: gal spuwen" bij nijdassen; de gal loopt me over" bij ingehouden booze drift. Stellig staat de inktblaas van de tienarmige cephalopoden, dat wil zeggen de weekdieren met tien pooten of armen op hun kop, wel degelijk onder den invloed van de hersenen. Als het dier van boosheid of angst bleek wordt, begint de inktblaas te werken, het reservoir vult'^zich tot den rap1; dat moet door de huid heen te zien zijn. Op de doorsnede lijkt de inktblaas wel wat op een kookfleschje. Het wijde gedeelte, de buik, kunt ge u door een schot in tweeën gescheiden denken. Een van die helften, de kleinste, is van den hals van de flesch ge scheiden en zijn ruimte staat slechts door een klein gaatje bovenaan met de andere in verbinding. Het schets-figuurtje hierbij maakt dat alles eenigszins, duidelijker. De leeg gelaten helft' met deri hals nu, doet dienst als -reservoir., In de linker helft is n een schotje tézien, maas dit reikt niet z ver, dat die helft weer 'in tweeën is ver deeld. In den hoek, die het kleinste afscheidinkje met den wand maakt, bevindt zich een kern, waaruit een celweefsel ontstaat, dat dit deel van de inktflesch met- vele groote en kleine dwarsblaadjes en vliesjes doortrekt. In die talrijke dwaisplaatjes en vliesjes nu, ontwikkelt zich een pig ment, een kleurstof, die, wat zijn chemische samenstelling betreft, tot : *^:. dezelfde groep wórdt gebracht als de kleurstof in de huid der negers. De cellen met deze zwarte stof ge vuld, laten door hun wand heen de inkt'' diffundeeren of de vliezen zelf vallen uiteen; de halve blaas vult zich met vloeistof en daar telkens nieuwe en bergachtig terrein om Luik en Namen, die forten te maken als die in onze Stelling van Amsterdam nl. nagenoeg onzichtbaar en speciaal tegen dergelijk worpvuur bere kend, dan zou de toestand er waarschijnlijk daar anders hebben uitgezien. * * * * * Rouw om mijn land UIT HET POOLSCH, VAN MlCKIÉWICZ Eenzaam word ik grijsaard in het vreemde land. Wien zal ik, zanger, zingen mijne wijzen? OmLittauwen heb ik mijn oogen moe geschreid, En zoude mijn oog 't eigen huis willen aan schouwen, Waar ik 't zoeken moest, weet ik niet, Naar'tNoorden,naar"tZuiden,naarwelkenkant? Vaderland, uw waarde erkent slechts, die u heeft verloren! Hoe luister ik, 't hoofd gebogen, Naar een Littauwschen klank! Hoelang nog laat God ons zwerven in het vreemde land, Wanneer zal Hij naar huis ons laten keeren ? Naar het Dultsch, door P. BEISHUIZEN iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii Damspel He Jaargang 30 Augustus 1914 Redacteur: J. DE HAAS Graaf Florisstraat 15", Amsterdam Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. ONZE CURSUS Nog altijd slagen in den omsingelingsstand. Eigenaardig dat dit onregelmatig spel zulk een verscheidenheid aan typeslagen oplevert. Al vertoonen zij veelal overeenkomst, toch zijn er steeds variaties waar te nemen en het is een niet geringe verdienste van Leclercq geweest, al deze slagen te boek te stellen. Wat deze meester na heel veel moeite zocht en vondt, leeren wij nu zonder slag of stoot. Alle hens maar weer op dek en gespeeld als volgt: Wit 1. 31-27 2. 36-31 3. 31-26 Zwart 17-21 12-17 20-25 Wij prefereeren 7-12, 19-23, 2-7. Up to date" is 7-12, 1-7, 18-22, 13:22. Deze variant zagen wij nog al eens toegepast door den heer Woudenberg van Constant", die een bijzondere voorliefde heeft voor deze variant. 4. 34-30 Sterker is 41-36. Zonder noodzaak is het steeds verkeerd, een voor,, de tegenpartij nadeelige randschijf uit te ruilen. 4. /'? 25:34 5. 39:30 14-20 Sterker is 19-23. 6. 30-25 18-23 Het aangewezen spel voor zwart is 9-14, 4-9 om, wanneer wit ruit 28 bezet, met voordeel uit te ruilen op het midden door 19-23 enz. 7. 25:14 i-' 9:20 8. 44-39 4-9 9. 41-36 8-12 7-12, 12-18 is heel wat sterker. 10. 33-28 20-24? Dit onsamenhangend spel van zwart moest wel op een catastrophe uitloopen. productie-cellen worden gevormd, dringt de aanwezige voorraad door het al genoemde gaatje in de andere helft, en vult zoodoende het reservoir. De hals hiervan heeft weer een wijderen mond, de pul of de ampulle, die ook door kringspieren gesloten kan worden; dit toe stelletje dient voor stop op de flesch. Rondom de heele flesch loopen kring spieren ; de samentrekking van deze drukt de buik in; de spier v»n de ampulle kan den drang nog wat weerstand bieden, maar krijgt die, van de hersenen uit, ook bevel tot ont spanning, dan stort de saamgeknepen mond .van de flesch zijn inhoud uit en spuwt den .inkt in de endeldarm, die in de mantel uitmondt. Nu ademt het dier sterk in, en zuigt .daartoe' een groote'hoeveelheid water naar binnen; daarop volgt een even energieke uitademing door samentrekking van de mantelspieren, en tegelijk met dit ademwater wordt'de inkt den belager tegemoetgespoten. Dit mengseltje van inkt en water maakt de omgeving van' het dier onmiddellijk volkomen ondoorzichtig; 't is een zwarte massa waar de vijand in kijkt. Wachten tot de bui is overgefrokken, helpt hem ook al niet, want op het oogenblik dat de Sepia zijn inkt uit den mantel-trechter met kracht vooruitspuit, schiet hij zelf door de reactie met kracht achteruit, en maakt zich zoo uit de voeten. Wat het effect Betreft, gelijkt deze verdedigingswijze»ooS: veel op de methode van het stinkdier, dat voor zijn vervolgers de lucht zoo ongenietbaar maakt, dat ze zien noch (Stand na den l Oden zet van wit) ZWART WIT 11. 28-22 12. 26:8 13. 35:30 14. 38:18 17:28 3:12 24:33 13:31 Het leuke moment in dezen slag. Zwart moet 2 schijven slaan, anders gaat de slag niet op. 15. 32:3 In 15 zetten geheel vernietigd! EEN SLAGCOMBINATIE IN DE POSITIE VAN J. DE HAAS Bij het ontwerpen van slagwendingen stelden wij ons steeds strenge eischen met betrekking tot den stand vooral. Deze moet steeds aan een partij doen denken. Ziet nu eens het onderstaande. ZWART l 6 11 16 21 26 31 36 41 46 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 WIT Zwart 10 schijven 3, 6, 8/10, 13, 14, 16, 19/21, 23, 24. Wit 10 schijven op 27, 28, 30/36, 40, 43, 45, 48. Een natuurlijke stand. Wit's laatste zet was 37-31 om zwart tot 21-26 te verlokken. Doet zwart zulks niet dan is hij verplicht tot 6-11 of 8-12, waarna wit met 31-26 voordeel zou behalen. De zet 21-26 van zwart is dus een heel begrijpelijk antwoord. Ziehier echter het resultaat. Wit 1. 2. 3. Zwart 21-26 23:25 24:22 26:28 34-29 33-29 4. 27:18 5. 43-39 Een kostbaar tempo. 5. 13:22 6. 39-33 28:39 7. 40-34 39:30 8. 35:2 Dit voorbeeld leert ons dat ook in natuur lijken stand mooie combinaties mogelijk zijn. VAN L. GOUDSMIT Een andere componist voor het voetlicht. Wellicht een onbekende voor u, doch niet voor de problemisten in ons land. De heer Goudsmit won twee malen de Aris-de hooren, niet ademen, ja zelfs niet loopen kun nen, maar jankend over den grond rollen. Juist door die fijne verdeeling van de kleurstof, bij groote intensiteit van tint, is de sepia sedert onheuglijke tijden zoo gezocht geweest als kleur- of verfstof. De uitgespoten inkt is evenwel voor den handel niets waard, al is het uitspuiten in een klein aquarium gebeurd. Om goede sepia te bemachtigen binden de visschers bij het gevangen dier, zoodra het boven water is, zoo mogelijk nog onder water, met een pekdraad of een touw zoo snel moge lijk de uitvoerbuis van-de inktklieraf. Het dier sterft boven water zeer snel. De blaas wordt uit het lichaam gesneden; deze wordt ge droogd; de inhoud wordt met kaliloog gekookt, dan geneutraliseerd; waarbij de verfstof neerslaat. Misschien klinkt het iemand vreemd in de ooren, bij een weekdier, dat tot dezelfde groep van dieren behoort als mosselen en oesters, van hersenen en van boosheid te hooren spreken. De inktvisschen zijn inderdaad naar vorm en wezen week dieren, evengoed als de mossels en slakken; maar zij behooren tot de hoogst geëvolutionneerde dieren uit hun groep. Een inkt visch staat, wat lichamelijke en geestelijke ontwikkeling betreft, even ver boven zijn medeweekdieren, de mossels en oesters, of zelfs boven een slak, als onder de gewervelde dieren een zoogdier staat, een hond of olifant b.v., boven een karper, een kikker of een pad. Die hooge positie onder de weekdieren blijkt niet juist uit het vermogen om inkt voort te brengen en doelmatig te gebruiken. Dat is maar n functie, en dat wil nog niet veel zeggen. Ook van andere weekdieren, van slakken, de purperslakken, is iets der gelijks bekend geworden; al is daar waar schijnlijk van actief optreden geen sprake. Veel meer is de hooge, evolutie ? vaft. de inktvisschen te bemerken aan andere organen. Zoo is het oog bijzonder goed ontwikkeld, het is zeer groot, ja, men kan gerust zeggen dat de inktvisschen van alle dieren relatief de grootste oogen hebben ; en absoluut ook wel. Oogen toch van 37 cM. doorsnede, dus als flinke soepborden, zooals bij de reusachtige diepzee-inktvisch Heretotheutis, een dier, zelf bijna zoo lang als een walvisch, die mogen gerust als iets zeer buitengewoons worden beschouwd. n het zijn geen Simpele pigmentvlekken of zintuigballetjes, zooals bij sommige mossels ook voorkomen, neen, de Sepia-oogen behooren wat den anatomischen bouw, vooral wat lenswerking en netvlies inrichting betreft, tot de meest ingewikkelde kijkwerktuigen die de dierenwereld kent, het menschelijk oog niet uitgezonderd; natuurlijk Heer-wisselprijs". Een zilveren sigarenbeker waarnaar jaarlijks door de problemisten in ons land gedongen wordt, in het tijdschrift Het Damspel" van den Nederlands'chen Dambond. Het volgende stukje werd door den heer Goudsmit ingezonden en behaalde destijds om de eigenaardige slagwending bijna het maximum aantal punten. ZWART l 6 11 16 21 26 31 36 41 46 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 WIT Zwart 10 schijven op 4, 7, 9, 13, 14, 20, 23, 28, 33, 39 en een dam op 16\ Wit 10 schijven op 17, 21, 25, 27, 35, 41, 42, 44, 47, 48 en een dam op 26. Wit Zwart 1. 48-43 39:46 2. 26-37 46:32 3. 27:18 16:12 Een. brillante slagwending. 4. 17:10 4:15 5. 25:3 Een fraai stukje, waarbij de slagwending den doorslag gaf. Voor den stand werd maar weinig punten toegekend, daar deze lang niet fraai is. BLIJDENSTEIN Wederom een fraai stukje vap genialen componist. ZWART dezerj l . 6 11 16 21 26 31 36 41 46 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 WIT Zwart 8 schijven op 3, 4, 8, 10, 11, 17, 21, 37. Wit 8 schijven op 22, 24, 28, 32, 35, 39/41. Ieder 8 schijven in natuurlijken stand en een zeer verklaarbare laatste zet van zwart: 31-37 om zich een vrijen doortocht naar dam te verzekeren. Ziehier het antwoord van wit. Wit Zwart 1. 35-30 37:46 2. 28-23 Een echte Blijdenstein-zet. De zwarte dam moet 3 schijven slaan. 2. 46:35 3. 23-19 17:28 4. 19-14 10:19 5. 24:2 35:8 Het maakt geen verschil tot waar de zwarte dam slaat. Wit slaat altijd over 16, drie zwarte schijven en de dam. 6. 2:2 ? * * * is en blijft het een oog voor een onderzeeër, die met schemerlicht moet werken en niet op verren afstand behoeft te zien. Nog een ander bewijs van de noblesse van de inktvisschen in het weekdierenrijk ; Ons allemaal is indertijd het menschenhart aangehaald om aan te toonen, hoe hoog de zoogdieren staan op den ladder der ontwik keling, die bij de laagste gewervelde dieren, de visschen begint. Niet waar? Het visschenhart heeft maar n rij zakjes, van een hart, dat na de bloedoxydatie door de zuurstof, dit bloed nog een duw geeft, vór het zijn grooten kringloop begint, is bij visschen niets te vinden. Dat begint eerst bij de amphibieën; een kikvorsch heeft ten minste al twee boezems in zijn hart, al is er nog maar n kamer; bij de reptielen is dieeene kamer al in tweeën gescheiden door een tusschenschot, al zit daar nogeen opening in ; bij de krokodil is dat gaatje al gesloten door een vlies; eerst bij de vogels en zoog dieren is het hart in werkelijkheid een dub bel hart geworden. Onmiddellijk bij de ge boorte van het zoogdier worden rechter- en linkerhart voor goed gescheiden. De toegang van aderlijk bloed, met veel koolzuur, naar de linkérhartkamer, waar het zuurstofrijke longenbloed zich verzamelt om den grooten motorstoot te ontvangen, is dan gesloten. Dit record van doelmatige hartwerking, deze twee-harten-trots, wordt geslagen en overtroefd door een sepia of een octopus, want die heeft drie harten en een nog veel ingewikkelder, op de practijk van den onder-, zeeër ingerichten bloedsomloop. Nu ben ik nog niet aan zijn schulp toe gekomen; dat den volgenden keer. E. HEIMANS f l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl