Historisch Archief 1877-1940
30 Aug. '14.
- No. 1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
";? ?*"'*'
.. -S- ..-;, !«:? ?*?-.: ?? :?', u ,sl? .'??:
. Het Belgisch oorlogstooneel
Als deze beschouwing wordt gedrukt zul
len wij wellicht Fransen oorlogstooneel"
kunnen schrijven, want, niettegenstaande
de. fraaie phrases aan Fransch-Engelsche
zijde omtrent het terugtrekken op en standhou
den in van te voren aangewezen liniën en
dit zoogenaamd in het belang van een al
gemeen verband, staat het succes der Duit
schers vast.
Ja, het schijnt langzaam te blijven gaan,
maar in de eerste plaats moeten de gevech
ten in den modernen oorlog langer duren,
(Moekden 14 dagen) en vooral ook is het
geen de Duitschers tot heden in België
militair-technisch hebben gepresteerd iets
buitengewoons, ? iets niemals dagewesen".
Zij trekken dwars door België in
ZuidWestelijke richting, breiden zich daarbij in
de breedte, waaiervormig, in enkele weken
nagenoeg over het geheele koninkrijk uit,
vermeesteren en pasant twee kleinigheden"
als de stellingen van Luik en Namen, *) die
nota bene midden op hun
hoofdmarschrichting liggen, drijven zich als een wig
tusschen de bondgenooten en het Belgische
leger, dat zij oprollen en in het meest
NoordWestelijke hoekje (Antwerpen) terugdringen
en opsluiten: een prachtige strategische
scheiding, waar Napoleon schik in zou
hebben.
Hoe ter wereld is het mogelijk, dat het
Fransch-Engelsche leger er niet in is ge
slaagd, gedurende de afgeloopen weken
vereenigd te blijven met het Belgische en,
steunende op de zoo flink zich verdedigende
stellingen van Luik en Namen, zij het alleen
op die van Namen, deze te ontzetten en,
in verbinding blijvend met het Belgische
leger den Duitschers een halt" toe te roepen?
Wij weten niet alles, beter zeer weinig,
maar zeker is, dat de bondgenooten tegen
over hun vijand van de eerste beginselen
van strategisch overleg, een geringen dunk
hebben gegeven. Het gevoel van onvoldaan
heid van den kant der kranige Belgen, wien
in deze zeker geen zweem van blaam treft,
is alleszins verklaarbaar.
Waaraan wjj dit toeschrijven ?
In de eerste plaats, dat hier een groote
krijgs-historische moeilijkheid te overwinnen
valt aan de zijde "der bondgenooten. Het
schijnt toch in de practijk bijna niet uitvoer
baar om twee legers van grootmachten als
n geheel, volgens n goed doorgevoerd
plan tot bereiking van een voor beiden dui
delijk en volkomen gewenscht doel, vlot te
doen samenwerken. Zulk een vereeniging
blijft een gekunstelde. Er moeten te veel
grootheden, gevoeligheden, uiteenloopende
beginselen en tradities te worden ontzien
en vermeden. In de eerste plaats, wie der
beide bevelhebbers zal algemeen comman
dant zijn, hoe is zijn Generale Staf samen
te stellen, wie moet zijn Staf-Chef zijn?
Men stelle zich, om een kleinigheid" te
noemen, een conferentie voor van een
Franschen opperbevelhebber van de beide legers,
bijvoorbeeld, met een gemengde Generalen
Staf of zelfs met een Engelschen Staf-Chef.
Wij denken niet, dat daarbij de tolken of
woordenboeken ontbeerd kunnen worden.
Een leder, die een flauw besef heeft van
het werk van hgt Generale Staf orgaan in
in oorlogstijd, kan bok beseffen den
verlammenden invloed daarvan op de operatiën, op
een zoo noodig snel, beslist handelen in de
richting van een scherp omlijnd doel. Waar
moet in zoo'n geval de militaire inpiratie
vandaan komen?
In het kort brengen wij als voorbeeld
de inval der verbonden Duitsche, Russische
en Oostenrijksche legers in 1814 in Frankrijk
in herinnering en daar konden de de troepen
vergezellende keizers van Rusland en Oos
tenrijk en de koning van Pruisen, de ge
volgen van de naijver en het uiteenloopende
der karakters van Blücher en Schwartzen
berg binnen zekere perken houden! Toch
miiiiiiiiiiniiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiii
UIT DE NATUUR
DXCII. Inktvisschen
I
Een poosje geleden toen ik wat over
schelpen en schelpdieren vertelde, zei ik,
dat ik de schelpen van de inktvisschen nog
wat achteraf wilde houden, omdat ik
binnen-kort waarschijnlijk een levenden inktvisch
ter bestudeering zou krijgen en er eerst
daarna wat van wilde schrijven.
Die levende intvisch is dood aangekomen;
een paar dagen later was dr. Tesch, van
het Zoölogisch Station te Den'Helder, zoo
vriendelijk mij te schrijven: U vraagt in
de Groene" om een levenden inktvisch;
zooeven heb ik een kleintje, een eledone, naar
Artis gestuurd. Ga hem daar morgen maar
bestudeeren."
Ik al in de vroegte naar het Aquarium.
Levend gearriveerd was het inktvischje
wel, springlevend zelfs; maar ook hij was
's morgens al dood en ik kon hem alleen
nog maar bestudeeren op de snijtafel voor
hij bijgezet" zou worden; de formolflesch
stond al klaar.
Het heeft mij dus niet mogen gelukken,
een inktvisch door het water te zien schie
ten, zijn prooi te besluipen of zich on
zichtbaar tC' maken. Daarvoor zal ik nog
eens naar de Riviera in het Aquarium van
den vorst van Monaco moeten gaan of naar
Napels in het station. Bij ons is de kans te
v klein, ze zoo lang in leven te houden,
fiat ze aan de gevangenschap gewennen en
doen of ze thuis zijn.
Vooral het inkt-werpen, dat vertroebelen
"van, ?jjn vaarwater bij de nadering van een
vijand, had ik graag eens in actie gezien.
Dat heeft van oudsher de menschen getrof
fen, zoodat het dier daaraan zelfs zijn ver
keerden naam dankt; het is riet zoo min
een yisch, als een walvisch er een is.- Van
die inktgeschiedenis he,b ik als kind al
schrijft' Metternich bij zekere gelegenheid
aan Schwartzenberg: Ich bin etwas traurig,
dasz es für Blücher nicht eine kleine
Niederlage gegeben hat."
In de tweede plaats heeft het reusachtige
Fransche leger onder invloed waar
schijnlijk van politieke tendenzen of mis
schien ook van de democratische
regeeringsvorm, en dit speciaal in tegenstelling met
het Duitsche, waarover de Keizer gerust de
bezielende aanénsmedende geest mag ge
noemd worden, de heilzame onontbeerlijke
invloed van een krachtige nhoofdige lei
ding moeten missen. Wat is er in Frankrijk
al niet over dien zoogenaamden
Generalissime te doen geweest! Men gevoelde hem
,noodig te hebben, was echter bang voor
hem als macht-in-vredestijd en zoo bleef
hij een militair fantoom.
Alle improvisaties op militair gebied
van dien aard kort na de mobilisatie wreken
zich, zooals de krijgsgeschiedenis leert.
Ook van het Engelsche leger is men
denke aan Zuid-Af rika vór Roberts' komst
de hoogere bevelvoering een zwakke zijde
en moet dat leger door zijn koloniale expe
dities, de ervaring van de Europeesche
oorlogvoering in groote verbonden, in
grooten stijl, zooals die bij de Duitschers
dagelijksch werk is geworden, tot op de
Napoleontische periode terug voeren.
Ten slotte moet, volgens de berichten,
de Fransche Opperbevelhebber de man zijn
van het uit '70 befaamde zoogenaamde
Fransche offensief-defensief, een methode,
die, onder de gegeven omstandigheden, als
water-en-melk taktiek gequalificeerd kan
worden. Generaal French, de man van de
stouten raid, die het ontzet van Kimberley
tot resultaat had, is dit zeker allerminst,
maar juist kan dit wijzen op een
uiteenloopend militair karakter der beide opper-'
bevelhebbers met gevolgen.
Een trefbare plek van de Duitsche aanvals
richting door België blijft zooals de uitval
naar Mechelen en Velvoorde leert de Stel
ling van Antwerpen, met het daar gemaskerde
pittige Belgische leger. Ook Ostende is in
dit verband van beteekenis. Om het gevaar
van vijandelijke landingen via Ostende op
hun rechterflank tot een minimum terug te
brengen, zullen de Duitschers de belangrijke
punten op de Belgische Noord-Zee kust
krachtig vast moeten houden.
Tegen Antwerpen zal een afzonderlijke
Duitsche macht moeten worden gesteld. Een
krachtige Duitsche aanval in die richting,
om zich van het Belgische leger te ontdoen
en Antwerpen onschadelijk te maken, ook
als punt voor een eventueele landing van
vijanden, zou ons niet verwonderen.
Napoleon noemde Antwerpen een pistool
gericht op het hart van Engeland, op het
oogenblik is een intact Antwerpen (met het
daar gereedstaande Belgische leger) een
opgeheven dolk in Duitschlands rechterzijde.
Gewone Inktvisch (Sepia)
*) De forten van deze stellingen zijn
ongewoon vlug gevallen.
Het zij echter erkend, dat zij door hun
ligging een goed waarneembaar en dus zeer
trefbaar en kwetsbaar doel vormen, temeer
daar het den aanvaller niet moeilijk kan
vallen' zijn geschut geheel verdekt en dus
nagenoeg onkwetsbaar op te stellen.
De vuurmonden van 42 cM. waarvan
hierbij sprake is, zijn waarschijnlijk geen
eigenlijke kanonnen, doch zoogenaamd
Worpgeschut. De wellicht 500 a 800 Kg. wegende
projectielen worden volgens zeer kromme
banen, dan van aanzienlijke hoogten op de
forten geworpen. Het gewicht der projec
tielen gevoegd bij een waarschijnlijk nieuwe
ontploffingsstof die zij bevatten zal hun een
buitengewoon vernielende kracht omlaag
geven, speciaal tegen het niet nieuwe
metselwerk der forten.
Ware het mogelijk geweest in het
heuvelIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIÏlUIIIIIIIIHIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
gehoord of gelezen; en het»is me steeds
als iets romantisch voor den. geest blijven
zweven; daardoor heb ik in een stukje sepia
altijd nog iets anders en beters gezien dan
alleen maar een brok verfstof.
Mocht ik dan niet een levende sepia zijn
inkt zien uitwolken, de machine zelf kon ik
meer dan eens in onderdeden bestudeeren.
't Is een curieus ding, wat zijn constructie
en uiterlijk betreft, iets, dat dadelijk doet
denken aan een galblaas. Natuurlijk gaat
de vergelijking niet op, wat de actie en
uitwerking betreft. Immers de galblaaswer
king is bij ons, evenals bij alle gewervelde
dieren, geheel en al een reflex op ver
andering in de chemische samenstelling
van het voedsel; de galklier, zijn reser
voir en zijn uitvoerbuis staan dus geheel
buiten onzen wil. Volgens het volksgeloof
echter gaat het toch weer niet geheel buiten
onze hersens om; getuige de uitdrukkingen:
gal spuwen" bij nijdassen; de gal loopt
me over" bij ingehouden booze drift.
Stellig staat de inktblaas van de tienarmige
cephalopoden, dat wil zeggen de weekdieren
met tien pooten of armen op hun kop, wel
degelijk onder den invloed van de hersenen.
Als het dier van boosheid of angst bleek wordt,
begint de inktblaas te werken, het reservoir
vult'^zich tot den rap1; dat moet door de
huid heen te zien zijn.
Op de doorsnede lijkt de inktblaas wel
wat op een kookfleschje. Het wijde gedeelte,
de buik, kunt ge u door een schot in tweeën
gescheiden denken. Een van die helften, de
kleinste, is van den hals van de flesch ge
scheiden en zijn ruimte staat slechts door
een klein gaatje bovenaan met de andere in
verbinding. Het schets-figuurtje hierbij maakt
dat alles eenigszins, duidelijker. De leeg
gelaten helft' met deri hals nu, doet dienst
als -reservoir., In de linker helft is n
een schotje tézien, maas dit reikt niet z
ver, dat die helft weer 'in tweeën is ver
deeld. In den hoek, die het kleinste
afscheidinkje met den wand maakt, bevindt zich
een kern, waaruit een celweefsel
ontstaat, dat dit deel van de
inktflesch met- vele groote en kleine
dwarsblaadjes en vliesjes doortrekt.
In die talrijke dwaisplaatjes en
vliesjes nu, ontwikkelt zich een pig
ment, een kleurstof, die, wat zijn
chemische samenstelling betreft, tot
: *^:. dezelfde groep wórdt gebracht als
de kleurstof in de huid der negers.
De cellen met deze zwarte stof ge
vuld, laten door hun wand heen de
inkt'' diffundeeren of de vliezen zelf
vallen uiteen; de halve blaas vult zich
met vloeistof en daar telkens nieuwe
en bergachtig terrein om Luik en Namen,
die forten te maken als die in onze Stelling
van Amsterdam nl. nagenoeg onzichtbaar
en speciaal tegen dergelijk worpvuur bere
kend, dan zou de toestand er waarschijnlijk
daar anders hebben uitgezien. * *
* * *
Rouw om mijn land
UIT HET POOLSCH, VAN MlCKIÉWICZ
Eenzaam word ik grijsaard in het vreemde land.
Wien zal ik, zanger, zingen mijne wijzen?
OmLittauwen heb ik mijn oogen moe geschreid,
En zoude mijn oog 't eigen huis willen aan
schouwen,
Waar ik 't zoeken moest, weet ik niet,
Naar'tNoorden,naar"tZuiden,naarwelkenkant?
Vaderland, uw waarde erkent slechts, die u
heeft verloren!
Hoe luister ik, 't hoofd gebogen,
Naar een Littauwschen klank!
Hoelang nog laat God ons zwerven in het
vreemde land,
Wanneer zal Hij naar huis ons laten keeren ?
Naar het Dultsch, door
P. BEISHUIZEN
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii
Damspel
He Jaargang 30 Augustus 1914
Redacteur: J. DE HAAS
Graaf Florisstraat 15", Amsterdam
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
ONZE CURSUS
Nog altijd slagen in den omsingelingsstand.
Eigenaardig dat dit onregelmatig spel zulk
een verscheidenheid aan typeslagen oplevert.
Al vertoonen zij veelal overeenkomst, toch
zijn er steeds variaties waar te nemen en het
is een niet geringe verdienste van Leclercq
geweest, al deze slagen te boek te stellen.
Wat deze meester na heel veel moeite zocht
en vondt, leeren wij nu zonder slag of stoot.
Alle hens maar weer op dek en gespeeld
als volgt:
Wit
1. 31-27
2. 36-31
3. 31-26
Zwart
17-21
12-17
20-25
Wij prefereeren 7-12, 19-23, 2-7. Up to
date" is 7-12, 1-7, 18-22, 13:22. Deze variant
zagen wij nog al eens toegepast door den
heer Woudenberg van Constant", die een
bijzondere voorliefde heeft voor deze variant.
4. 34-30
Sterker is 41-36. Zonder noodzaak is het
steeds verkeerd, een voor,, de tegenpartij
nadeelige randschijf uit te ruilen.
4. /'? 25:34
5. 39:30 14-20
Sterker is 19-23.
6. 30-25 18-23
Het aangewezen spel voor zwart is 9-14,
4-9 om, wanneer wit ruit 28 bezet, met
voordeel uit te ruilen op het midden door
19-23 enz.
7. 25:14 i-' 9:20
8. 44-39 4-9
9. 41-36 8-12
7-12, 12-18 is heel wat sterker.
10. 33-28 20-24?
Dit onsamenhangend spel van zwart moest
wel op een catastrophe uitloopen.
productie-cellen worden gevormd, dringt de
aanwezige voorraad door het al genoemde
gaatje in de andere helft, en vult zoodoende
het reservoir.
De hals hiervan heeft weer een wijderen
mond, de pul of de ampulle, die ook door
kringspieren gesloten kan worden; dit toe
stelletje dient voor stop op de flesch.
Rondom de heele flesch loopen kring
spieren ; de samentrekking van deze drukt
de buik in; de spier v»n de ampulle kan den
drang nog wat weerstand bieden, maar krijgt
die, van de hersenen uit, ook bevel tot ont
spanning, dan stort de saamgeknepen mond
.van de flesch zijn inhoud uit en spuwt den
.inkt in de endeldarm, die in de mantel
uitmondt. Nu ademt het dier sterk in, en zuigt
.daartoe' een groote'hoeveelheid water naar
binnen; daarop volgt een even energieke
uitademing door samentrekking van de
mantelspieren, en tegelijk met dit ademwater
wordt'de inkt den belager tegemoetgespoten.
Dit mengseltje van inkt en water maakt
de omgeving van' het dier onmiddellijk
volkomen ondoorzichtig; 't is een zwarte
massa waar de vijand in kijkt. Wachten tot
de bui is overgefrokken, helpt hem ook al
niet, want op het oogenblik dat de Sepia
zijn inkt uit den mantel-trechter met kracht
vooruitspuit, schiet hij zelf door de reactie
met kracht achteruit, en maakt zich zoo uit
de voeten.
Wat het effect Betreft, gelijkt deze
verdedigingswijze»ooS: veel op de methode van
het stinkdier, dat voor zijn vervolgers de lucht
zoo ongenietbaar maakt, dat ze zien noch
(Stand na den l Oden zet van wit)
ZWART
WIT
11. 28-22
12. 26:8
13. 35:30
14. 38:18
17:28
3:12
24:33
13:31
Het leuke moment in dezen slag. Zwart
moet 2 schijven slaan, anders gaat de slag
niet op.
15. 32:3
In 15 zetten geheel vernietigd!
EEN SLAGCOMBINATIE IN DE POSITIE
VAN J. DE HAAS
Bij het ontwerpen van slagwendingen
stelden wij ons steeds strenge eischen met
betrekking tot den stand vooral. Deze moet
steeds aan een partij doen denken.
Ziet nu eens het onderstaande.
ZWART
l
6
11
16
21
26
31
36
41
46
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
WIT
Zwart 10 schijven 3, 6, 8/10, 13, 14, 16,
19/21, 23, 24.
Wit 10 schijven op 27, 28, 30/36, 40, 43,
45, 48.
Een natuurlijke stand. Wit's laatste zet
was 37-31 om zwart tot 21-26 te verlokken.
Doet zwart zulks niet dan is hij verplicht
tot 6-11 of 8-12, waarna wit met 31-26
voordeel zou behalen. De zet 21-26 van
zwart is dus een heel begrijpelijk antwoord.
Ziehier echter het resultaat.
Wit
1.
2.
3.
Zwart
21-26
23:25
24:22
26:28
34-29
33-29
4. 27:18
5. 43-39
Een kostbaar tempo.
5. 13:22
6. 39-33 28:39
7. 40-34 39:30
8. 35:2
Dit voorbeeld leert ons dat ook in natuur
lijken stand mooie combinaties mogelijk zijn.
VAN L. GOUDSMIT
Een andere componist voor het voetlicht.
Wellicht een onbekende voor u, doch niet
voor de problemisten in ons land. De heer
Goudsmit won twee malen de Aris-de
hooren, niet ademen, ja zelfs niet loopen kun
nen, maar jankend over den grond rollen.
Juist door die fijne verdeeling van de
kleurstof, bij groote intensiteit van tint, is
de sepia sedert onheuglijke tijden zoo gezocht
geweest als kleur- of verfstof. De uitgespoten
inkt is evenwel voor den handel niets waard,
al is het uitspuiten in een klein aquarium
gebeurd.
Om goede sepia te bemachtigen binden de
visschers bij het gevangen dier, zoodra het
boven water is, zoo mogelijk nog onder water,
met een pekdraad of een touw zoo snel moge
lijk de uitvoerbuis van-de inktklieraf. Het dier
sterft boven water zeer snel. De blaas wordt
uit het lichaam gesneden; deze wordt ge
droogd; de inhoud wordt met kaliloog
gekookt, dan geneutraliseerd; waarbij de
verfstof neerslaat.
Misschien klinkt het iemand vreemd in de
ooren, bij een weekdier, dat tot dezelfde
groep van dieren behoort als mosselen
en oesters, van hersenen en van boosheid
te hooren spreken. De inktvisschen zijn
inderdaad naar vorm en wezen week
dieren, evengoed als de mossels en slakken;
maar zij behooren tot de hoogst
geëvolutionneerde dieren uit hun groep. Een inkt
visch staat, wat lichamelijke en geestelijke
ontwikkeling betreft, even ver boven zijn
medeweekdieren, de mossels en oesters, of
zelfs boven een slak, als onder de gewervelde
dieren een zoogdier staat, een hond of olifant
b.v., boven een karper, een kikker of een pad.
Die hooge positie onder de weekdieren
blijkt niet juist uit het vermogen om inkt
voort te brengen en doelmatig te gebruiken.
Dat is maar n functie, en dat wil nog niet
veel zeggen. Ook van andere weekdieren,
van slakken, de purperslakken, is iets der
gelijks bekend geworden; al is daar waar
schijnlijk van actief optreden geen sprake.
Veel meer is de hooge, evolutie ? vaft. de
inktvisschen te bemerken aan andere organen.
Zoo is het oog bijzonder goed ontwikkeld,
het is zeer groot, ja, men kan gerust zeggen
dat de inktvisschen van alle dieren relatief
de grootste oogen hebben ; en absoluut ook
wel. Oogen toch van 37 cM. doorsnede,
dus als flinke soepborden, zooals bij de
reusachtige diepzee-inktvisch Heretotheutis,
een dier, zelf bijna zoo lang als een walvisch,
die mogen gerust als iets zeer buitengewoons
worden beschouwd. n het zijn geen Simpele
pigmentvlekken of zintuigballetjes, zooals bij
sommige mossels ook voorkomen, neen, de
Sepia-oogen behooren wat den anatomischen
bouw, vooral wat lenswerking en netvlies
inrichting betreft, tot de meest ingewikkelde
kijkwerktuigen die de dierenwereld kent, het
menschelijk oog niet uitgezonderd; natuurlijk
Heer-wisselprijs". Een zilveren sigarenbeker
waarnaar jaarlijks door de problemisten in
ons land gedongen wordt, in het tijdschrift
Het Damspel" van den Nederlands'chen
Dambond. Het volgende stukje werd door
den heer Goudsmit ingezonden en behaalde
destijds om de eigenaardige slagwending
bijna het maximum aantal punten.
ZWART
l
6
11
16
21
26
31
36
41
46
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
WIT
Zwart 10 schijven op 4, 7, 9, 13, 14, 20,
23, 28, 33, 39 en een dam op 16\
Wit 10 schijven op 17, 21, 25, 27, 35, 41,
42, 44, 47, 48 en een dam op 26.
Wit Zwart
1. 48-43 39:46
2. 26-37 46:32
3. 27:18 16:12
Een. brillante slagwending.
4. 17:10 4:15
5. 25:3
Een fraai stukje, waarbij de slagwending
den doorslag gaf. Voor den stand werd
maar weinig punten toegekend, daar deze
lang niet fraai is.
BLIJDENSTEIN
Wederom een fraai stukje vap
genialen componist.
ZWART
dezerj
l
. 6
11
16
21
26
31
36
41
46
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
WIT
Zwart 8 schijven op 3, 4, 8, 10, 11, 17,
21, 37.
Wit 8 schijven op 22, 24, 28, 32, 35, 39/41.
Ieder 8 schijven in natuurlijken stand en
een zeer verklaarbare laatste zet van zwart:
31-37 om zich een vrijen doortocht naar
dam te verzekeren. Ziehier het antwoord
van wit.
Wit Zwart
1. 35-30 37:46
2. 28-23
Een echte Blijdenstein-zet. De zwarte dam
moet 3 schijven slaan.
2. 46:35
3. 23-19 17:28
4. 19-14 10:19
5. 24:2 35:8
Het maakt geen verschil tot waar de
zwarte dam slaat. Wit slaat altijd over 16,
drie zwarte schijven en de dam.
6. 2:2
? * * *
is en blijft het een oog voor een onderzeeër,
die met schemerlicht moet werken en niet
op verren afstand behoeft te zien.
Nog een ander bewijs van de noblesse
van de inktvisschen in het weekdierenrijk ;
Ons allemaal is indertijd het menschenhart
aangehaald om aan te toonen, hoe hoog de
zoogdieren staan op den ladder der ontwik
keling, die bij de laagste gewervelde dieren,
de visschen begint. Niet waar? Het
visschenhart heeft maar n rij zakjes, van een hart,
dat na de bloedoxydatie door de zuurstof,
dit bloed nog een duw geeft, vór het
zijn grooten kringloop begint, is bij visschen
niets te vinden. Dat begint eerst bij de
amphibieën; een kikvorsch heeft ten minste
al twee boezems in zijn hart, al is er nog
maar n kamer; bij de reptielen is dieeene
kamer al in tweeën gescheiden door een
tusschenschot, al zit daar nogeen opening in ;
bij de krokodil is dat gaatje al gesloten
door een vlies; eerst bij de vogels en zoog
dieren is het hart in werkelijkheid een dub
bel hart geworden. Onmiddellijk bij de ge
boorte van het zoogdier worden rechter- en
linkerhart voor goed gescheiden. De toegang
van aderlijk bloed, met veel koolzuur, naar de
linkérhartkamer, waar het zuurstofrijke
longenbloed zich verzamelt om den grooten
motorstoot te ontvangen, is dan gesloten.
Dit record van doelmatige hartwerking,
deze twee-harten-trots, wordt geslagen en
overtroefd door een sepia of een octopus,
want die heeft drie harten en een nog veel
ingewikkelder, op de practijk van den onder-,
zeeër ingerichten bloedsomloop.
Nu ben ik nog niet aan zijn schulp toe
gekomen; dat den volgenden keer.
E. HEIMANS f
l