De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 6 september pagina 2

6 september 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 6 Sept. '14. No. 1941 De Fransch-Engelsche bondgenooten zul len echter niet dan als het bepaald nood zakelijk is een poging doen tot het aan land zetten van .troepen te Antwerpen doen, omdat zij dan onmiddellijk in conflict tomen met Nederland, dat n de rivier zelf n de beide oevers van af Vlissingen tot nagenoeg * aan de Noordelijke Antwerpsche forten be strijkt. Aan den anderen kant reiken de Noorde lijke Antwerpsche forten, wat hun vuur betreft, tot bij de Nederlandsche grens. Insluiting van die stelling aan de Noordzijde door de Duitschers is daardoor onmogelijk, zoolang Nederland neutraal blijft. Een schen ding der neutrale Schelde door Engeland Frankrijk zou ons in de armen van Duitschland drijven en deze mogendheid daarmede de gelegenheid openen tot een onmiddellijke absolute afsluiting van Antwerpen, ook van de zeezijde, waarmee het verlies van deze stelling en van het Belgisch leger vrijwel voldongen feit zou geworden zijn. Dat de Fransen?Engelsche bondgenooten tot een schending van de Nederlandsche neutrale Schelde niet gemakkelijk over zullen gaan, staat dus vast, maar ook zonder dat is Duitschland verplicht voor Antwerpen een aanzienlijke macht gereed te houden. Op overeenkomstige gronden zullen Frank rijk en Engeland zich driemaal bedenken Staats-Vlaanderen voor- landingen in de rechterflank van Duitschlands verbindingslijn te gebruiken, al zou ook de haven van Sasvan-Gent daarvoor gebruikt kunnen worden Het gevaar voor de steeds langer wor dende Duitsche verbindingslijnen door Bel gië en Noord-Frankrijk blijft dus speciaa dreigen van de Belgische en Fransche Noord zeekust van af Zeebrugge zoover Zuidelijk als de rechtervleugel van het Duitsche leger in Frankrijk zal doordringen. Een krachtige kustbewaking en een ver dediging in België en Noord-Frankrijk door de Duitschers tegen landingen'van EngelschFransche korpsen wordt dus noodzakelijk. Aangezien de kustlijn van de monding der Somme tot Zeebrugge ongeveer 180 K.M. lengte heeft terwijl op hulp der Duitsche marine hierbij niet te rekenen valt, zal ook voor dezen beveiligingsdienst een aanzienlijke Duitsche troepenmacht gebonden wor den. Het in beslag nemen der Duitsche spoorwegen in het begin der week voor vervoer van landstorm-afdeelingen, achten wij dan ook aan genoemde eischen niet vreemd te zijn. Den Duitschers zal allerminst het grool gewicht van veilige verbindingslijnen met hun operatie-basis onbekend zijn. In vijan delijk land blijven zij kwetsbaar, moeten streng bewaakt worden en vragen daarom een aanziedlijfce macht, waartoe nu een deel van dien landstorm de gelegenheid zal moeten geven. Toen de Duitschers in 1870 voor Parijs stonden, werden niet minder dan een vierde van het Duitsche leger voor beveiliging van de verbindingslijnen door Frankrijk in beslag genomen en toch gelukte het den Faanc-tireurs herhaaldelijk een goeden slag op die verbindingslijnen te slaan. Alle groote krijgsoversten hebben aan die verbindingslijnen groot gewicht gehecht. Napoleon oordeelde, dat een generaal, die de veiligheid van zijn verbindingslijnen verwaarloost, zich schuldig maakt aan land verraad. Niet onwaarschijnlijk vindt het ongematigd optreden der Duitschers te Leuven en elders zijn grondoorzaak in het besef der kwets baarheid van de wel zeer lange operatielijn door België en Noord-Frankrijk. Daar staat tegenover, dat het bezetten van de Noordzee- ten Kanaalkust van Zeebrugge tot de Somme-monding en wellicht meer zuidwaarts, twee groote moeilijkheden voor Engeland meebrengt. In de eerste plaats is er van een gebruik der gunstige communicatie Dpver-Calais geen sprake meer, waarschijnlijk is de route NewhavenDieppe zelfs reeds gesloten, zoodat de aan voer van Engelsche troepen en materialen langs een groote omweg over zee gebeu ren moet. In de tweede plaats ligt het Nauw van Calais nu open voor de in Engeland zoo gevreesde aanvallen van Duitsche luchtvaartuigen op Londen. Uit dit alles blijkt wel dat het vast staat, dat de Duitschers bij het verder voortrukken naar Parijs tegelijkertijd meester moeten blijven van de kust. Daaraan, meer dan aan het hardnekkig standhouden der Engelsche regi menten op den linkervleugel der verbon denen, zal het moeten worden toegeschreven, dat na St. Quentin, de Duitsche omvatting en het opvallen van den rechtervleugel des vijands niet met meer nadruk is doorgezet. Blijft het doordringen van den Duitschen rechtervleugel pal uit het Noorden, ja zelfs eenigszins N.O. in de richting Parijs succes hebben, dan kan vooral na een nieuwe eenigermate beslissende slag aldaar een algemeene achterwaartsche beweging van het geheele Fransche leger daarvan het gevolg zijn. Dit zou voor de Duitschers een groot strategisch succes beteekenen, omdat de forten-linies in Noord-Oost Frankrijk daarbij nagenoeg alle waarde in dezen oorlog verloren zouden hebben. * * immimiiiiinii Neutraal Haastiglijk verklaarde zich Nederland neutraal. Waar de millioenen rondom tegen elkaar opstormen in een wereld worsteling, waarvan niemand de ontzag lijke gevolgen ook nog maar vermoeden kan, daar is het onze taak de voorzichtige onverschilligheid voor te wenden, gén partij te kiezen, gén voorkeur aan den dag te leggen en alleen te blijven bedenken hoe wij, het nietig groepje Nederlanders, ons 't best kunnen verscholen houden in het kleine hoekje van den hachelijken vrede... Roemlooze taak! Hoe erbarmelijk de tijd, waarin schamele voorzichtigheid zich zoo dwingend als eerste en eenige wijsheid schijnt aan te kondigen! Neutraal, dat is de passieve negatie, de vale kleurenloosheid, het is de modderige en doodelijk-monotone midden-weg, de ont mande wijsheid, het leven zonder den vreugde-prikkel van 't gevaar, zonder held haftigheid, zonder geestdrift, zonder daad noch wil. Want wie wil, die waagt. Wij hebben slechts eenen wil: niet te willen! Nochtans is nooit de idee der neutrali teit mij zoo schoon voorgekomen als nu. Wij mogen thans in haar, in die blanke neutraliteit, een bijna heroïsche houding zien. Blijven wij staatkundig neutraal uit plichtmatige voorzichtigheid, menschelijk moesten we 't zijn uit vrije wijsheid en geestkracht. Deze oorlog is niet alleen de grootste en gruwlijkste, maar stellig ook de domste, die ooit nog gewoed heeft. Wie ter wereld zou uit zich zelven geestdrift kunnen voelen voor dezen rampzaligen soldaten-moord, die onvermijdelijk was, die sinds jaren werd voorbereid en dien toch niemand verlangde, waaraan geen enkele idee ten grondslag schijnt te liggen. Want bet imperialisme kan hier de idee niet zijn, daar dit immers geen strijd is voor, maar van het imperia lisme, van het imperialisme tégen het im perialisme. .. , En toch, die geestdrift: hoe leeft en laait hij reeds onder de strijdenden! Hij bezielt Duitschers en Engelschen, die allen zich de grootheid bewust zijn van hun land en ras; hij zweept de Franschen op, die zich de oude leger-glorie herinneren; hij heeft de Belgen gestaald, toen zij hun land te ver dedigen hadden tegen overmacht en onrecht. Maar het is- een geestdrift, die door den oorlog zelf verwekt is geworden: het demo nisch schepsel van den monsterlijksten daemon der beschaving. Oorlog is de triomf-daad van 't egoïsme. In den oorlog houdt de mensch op een geestelijk wezen te zijn; en al wat de wereld samen hield, het verstand, het recht, de humaniteit, dat valt uiteen: kunstmatig her schept men het leven weer tot een botten en glorieloozen natuurstrijd, ontzettender dan ooit de wildernis kan toonen. Zelf zucht is plicht geworden, geweld werd recht, haat een deugd. Juist doordat wij hooger zijn dan het natuur-schepsel, zinken wij veel lager. Onze meerderheid wordt onze vloek. Niet het groote Beest in ons ontwaakt, maar de groote Duivel, die even stomp en wreed als het Beest is, doch daarenboven gewapend met een ontzedelijkt, ontgeestelijkt verstand. De werken van 't menschelijk genie, het schoone scheppings-werk aller eeuwen, wij richten het nu tegen ons zelven, absurd en noodzakelijk. Nog buiten den ruwen oorlogs-gruwel om, is het juist 't besef der ontoereikendheid van alle idealisme, dat een tijd als deze zoo weerzinwekkend mistroostig doet zijn, ook voor ons, neutralen, vooral voor ons misschien, daar wij niet den hellen roover ondergaan van den hartstocht en 't gevaar. Het eenig mogelijke voor ons is: vast te blijven vertrouwen, dat elke samenlevings vorm een noodzakelijke gestaltings-wijze is van 't eeuwig evolueerende leven, dat in alle leven een diepere wijsheid werkt, dat dus deze strijd van daemonische natuur-krachten ten slotte, in den goddelijken noodlots-gang der wereld-geschiedenis, een volstrekt nood zakelijk element zal blijken te zijn. Ons geschiedt naar 't geen we waard zijn. Mis schien was geen voortgaan mogelijk zonder dezen achteruitgang. Nu' de gedachte der sociale wereld-orde niet sterk genoeg bleek om 't imperialisme te breken, moet het zich zelven misschien breken. Een strijd om de wereldheerschappij heet deze oorlog. Het jonge eerzuchtige Duitsch land randt de drie oude machten van Europa aan: Engeland, Frankrijk en Rusland. Noch Engeland, sterk en geïsoleerd, noch het vervaarlijke Tsaren-rijk kunnen in dezen strijd wezenlijk getroffen worden. Zelfs geen Keizers-zoon zal zich dat, in zijn liefste droom-gedachte, hebben voorgesteld.?Maar Frankrijk! Frankrijk, dat haast een halve eeuw lang al kwijnde, het zieke, troebele Frankrijk, waar het recht, de staatkunde, de innerlijke organisatie, waar heel de volksmoraal verkankerd- scheen. . Zoo werd deze oorlog voor velen een laatste en moordende aanval van het Germaansche op het Latijnsche ras. Dat de Duitschers zelf bij duizenden door dit denkbeeld worden aangevuurd, wie, die hun kreten van groeiend machtsbesef vernam, zal dat betwijfelen? Dit denk beeld is hun kracht. Het is de sterkste stuw kracht van elk oorlog-voerend volk. Maar ook is 't de kracht, die de diepste verlangens der thans levende menschheid vijandig blijkt. En ons aller taak zal het zijn, die kracht van nationalistischen hoogmoed en eigenwaan te bestrijden, door het besef levend te houden eener breedere en diepere wereld-énheid. *) Waarom toch die strijd der rassen ? Heeft men dan de stemmen niet gehoord, die uit dat dood-gewaande Frankrijk opklonken? Is Frankrijk niet steeds het land der groote verrassingen geweest? Is het niet het land, waar telkens, als 't ziek en ontzield scheen neer te liggen, weer een vlam van idealisme hoog opschoot? Is het Fransche volk niet een volk van geestdrift en geestkracht, het volk der geniale gedachten? Hebben wij niet ontzaglijk veel te danken aan dat land, zelfs aan 't ontaarde Frankrijk der laatste 40 jaren? Is Frankrijk soms niet het inner lijk meest beschaafde volk der wereld ? Was het eigenlijk niet Frankrijk, Frankrijk vooral, dat den geest van Europa bevruchtte, dien langen tijd van innerlijke depravatie door? Waarom zou het dan dood zijn, dat oude en steeds jeugdige Frankrijk ? Waarom zou het met de Latijnsche cultuur zijn gedaan? Een eigenaardig verschijnsel is 't, dat wij, Nederlanders, die geheel behooren tot 't Duitsche ras, die gaarne gelooven in de Duitsche toekomst, toch, in ons diepste gevoels-bewustzijn, m»:er sympathie gevoelen voor Frankrijk. En naar ik meen kan dit niet verklaa rd worden door het feit, dat de mensch van nature geneigd is juist den zwakkere zijn liefde te schenken. De geest van vrijheid is 't, dien wij bewonderen in 'tFransche volk; en 't is het bureaucratisch rigorisme, dat straf systeem van dwang en discipline en van dat machinaal milita risme, 't is dit, wat ons weerhoudt te juichen om Duitsche triomfen,- ook al zouden wij misschien met 't verstand onze Oostelijke buren de eind-overwinning gunnen. Waarlijk zij* wij niet alleen staatkundig gedwongen tot neutraliteit... Duitschland gelooft in zich zelf; ja, het gelooft in de wereld voor zoover het in zich zelven gelooft. Het wil Europa verduitschen. Geheel te goeder trouw. Want overtuigd is 't, dat de wereld niet gelukkig kan worden, tenzij ze onder Duitsche leiding komt. O, die eigendunkelijke zelf-overtuigdheid, aardig in een kind, belachelijk in een man, monsterachtig in een volk! Het is ons on mogelijk te gelooven in hem, dis slechts in zich zelven gelooft. Het is immers juist die kracht der tyrannische zelf-verzekerdheid, die stug-romeinsche kracht van 't impe rialisme, die verstarde kracht van 't milita risme, die de ziel is geweest van dezen waanzinnigen oorlog? Wij geldoven niet, dat hij het heil kan brengen, die in het andere het vijandige ziet. Rijk en alzijdig schoon is het leven: alle levens-openbaringen hebben wij noodig; alle, verstaat ge? Slechts ne deugd is kardinaal-, de verdraagzaam heid, de milde en sterke humaniteit. Want alle andere deugden worden schrikwekkend, waar die eene ontbreekt. Ik bewonder Duitschland en ik houd van Frankrijk. Moet ik kiezen? Zal ik het straks moeten doen? Waartoe? Waartoe dan toch? De krachten, die wij voor den opbouw der komende cultuur het meest zullen noodig hebben, die kan Duitschland, Duitschland het best, ons brengen. Maar is dit een reden om Frankrijk en het Fransche te verguizen? Vernietigt het meerdere het mindere nood zakelijk ? Alleen dan, wanneer dat meerdere de tegenspraak van 't mindere is. En zelfs het Christendom heeft den Romeinschen geest niet kunnen vernietigen, maar heeft hem moeten aanvaarden, wilde 't leven. Ik maak me dan ook niet wezenlijk bezorgd, dat de levende, lichte geest van Frankrijk vermorzeld zal worden onder den plompen voet van den Duitschen soldaat. Maar ik wil alleen doen voelen,?wat ge immers reeds voelt??welke onze plicht is en' zijn zal te midden der laaiing van rassenhaat, die weer en voor hoe lang, o goden! ontvlamt. Wij worden nu reeds meegesleept. De botte partijdigheid steekt haar cholerieke hoofd reeds telkens op. Is het dan soms al niet rampzalig genoeg, zooals thans de volken, die zoo schoon konden samenwerken, elkaar dagelijks be lasteren en elkaar dagelijks meer en dieper leeren haten ? Waarom zouden wij zoo zeer voor Frankrijk of voor Duitschland zijn ? Voor allen zijn we; maar we zijn tégen de macht, die dit ergelijke mogelijk maakte, wij zijn tegen de booze domheid, die 't brood is van den oorlog, tegen den trots en de miskenning, tegen de woede van 't onbe grip. Haten wij niet, wij die niet hoeven te haten. Beide elementen hebben wij noodig; en niet slechts wij, Nederlanders, maar wij Westerlingen, wij, Europeeërs, die durven droomen, zelfs nu, van een wereld, waar recht en menschelijkheid zullen te vinden zijn, niet als een weelde-ding, maar als een levende macht. De Duitsche-organisatie-kracht, de Duit sche trouw en mannelijkheid, de Duitsche geest der schoone abstractie, heel die mo numentale levens-conceptie der Germanen hebben wij noodig; maar k de Fransche geestdrift, de Fransche gratie, de spontane edelmoedigheid, de vrouwelijke verstands verfijning, de vreugde en lichtheid, de milde eerlijkheids-ironie en de vrijheid van 't La tijnsche ras! Koel, klaar, scherpzinnig is het Latijnsch genie; gloeiend} tjéeder en diep het Ger maansche. D6n hartstocht kennen wij, Ger manen, als een mystische kracht, de godsadem van 't leven, terwijl de Latijn hem slechts voelt als passie, als een zins-verbijstering, een fatum van 't bloed; ja, de humor, de ernst en de wijsheid der liefdesbezinning, die wijdere liefde, waarvan Tho mas Mann nog onlangs sprak, de liefde die alle dingen bedekt, gelooft, hoopt, ver draagt en zonder welke wij, met al onze deugden niets zouden zijn, een klinkend metaal of een luidende schel', die verstaan wij allicht beter, maar het extatisch geloof, het groote ideeën-enthousiasme, zie: van. af den tijd der oude ka thedralen, den tijd van Jeanne d'Arc en den tijd der eerste Humanisten, tot in de dagen der Juli-revolutie, tot in onze dagen toe, leeft het in Frankrijk. Was zij niet een haast mystische kracht geworden, die liefde waar mee de groote armee haar Keizer aanbad ? Frankrijk kan dwepen zonder schijn van sentimentaliteit! Het weet tot in het onma tige maatvol te zijn. Het voelt intuïtief de schoone en subtiele wetten der harmonie. Ons de vrome gemoeds-verdieptheid en de innerlijke schouwing, maar hun de schoone bewegings-gratie en de macht over den vorm. Waar wij voorzichtig stamelen en ons licht bevangen voelen in den storm van ons gevoel, uit zich het Fransch genie, onopzettelijk, in een klare vormen-kracht, die zacht-melodisch, of sprankelend en koel, of weidsch-rhetorisch, in zich zelve reeds een schoonheid van den geest wordt. Wij mediteeren en veralgemeenen. Ons is de machtige gevoels-abstractie der muziek en de universeele verstands-abstractie der wijsbegeerte; zij, de realisten, zij onder scheiden en zien het fragment. Vanaf Montaigne, La Rochefoucauld en La Bruyère tot Stendhal, Balzac, Flaubert, tot de jongsten toe, heeft 't Fransche volk een scherpe en fijne psychologie ontwikkeld, die daarginds wetenschap en kunst te vereenigen scheen en die ons een wereld opende. De groote tijd der psychologie is voorbij, misschien, maar hoe zullen wij haar noodig hebben, die fel-reëele, koel-kritische psychologie! Zonder haar zou het Duitsch idealisme licht tot een weeke wolk verdampen. En de Ger maansche humor kan zonder de speelsche ironie en de heroïsche satyre der Latijnen nauwelijks leven! De groote tijd der Fransche cultuur moge voorbij zijn, wie weet? maar hoe zal het synthetischobjectieve Germanendom zich nog moeten zuiveren in de schitterender schoonheid van vorm, geest en gedachte, die steeds de gave der Latijnen was! Het doel van elke cultuur moet toch wel zijn ns de schoone volkomenheid te be reiken, de innige harmonie van vorm en inhoud, intellect en gevoel, die voor altijd de glorie der Helletien zal blijven. Wij mogen in ons hart meer van Beethoven houden dan van alle Franschen componisten bijeen, en wij mogen in de Duitsche roman tiek gemoeds-elementen aantreffen, die wij bij een Leconte de Lisle en zelfs bij een Baudelaire en vooral bij heel de schaar der Naturalisten te dikwijls en te stellig misten; wij mogen in den gemattelden Vincent van Gogh een dieper menschelijkheid voelen dan in den godzaligen Puvis de Chavannes; en als wij in een Molière den Franschman zien, in een Novalis den Germaan, dan zullen wij waarlijk niet aarzelen wie onze liefde 't meeste heeft, maar de toekomst van Europa is ons niet denkbaar zonder de verzoening, de innige samenvloeiing van haar beide, oude wereld-machten. En zijn het ten slotte niet de Franschen, een Flau bert, ja maar ook een Renard en een Maeterlinck in zijn Oiseau Bleu" en een Romain Rolland in zijn Jean Christophe", een Fautin Latour en Redon en Rodin, zijn het niet juist de Franschen, die ons het best deden voelen, hoe bijkomstig de verschillen van ras en land toch eigenlijk zijn ? Vergeten wij niet, dat deze oorlog recht schijnt in te gaan tegen het schoonste ideaal, dat Europa zich vormde. Wij hebben noch met Duitschland, noch met Frankrijk of Engeland te juichen, wie ten slotte ook overwinnaar zal blijken. Heel Europa heeft schuld aan dezen oorlog, niet Duitschland, Rusland of Engeland allén. En bedenken wij wél, dat de overwinnaar geenszins door het feit der overwinning zijn meerdere geestes-waarde bewezen zal heb ben! Een duel in 't groot is de oorlog: de koelbloedige, die zijn tegenstander verslaat, behoeft daarom nog niet het recht, of de innerlijke kracht te vertegenwoordigen. Alle strijdenden wanen zich de kampioen der vrijheid." Duitschland zegt 't Tsarisme te bekampen; Engeland en Frankrijk zouden 't Pruissisch militarisme aantasten; Rusland heet Polen te verlossen". Wij behoeven ons niet warm te maken voor die leuzen der leugens. Ieder die mee-strijdt bevecht de vrijheidsgedachte zijner eeuw. Alvorens zich te vereenigen en de wereld eenheid te stichten, die reeds leeft in ons hart en die voor ons verstand reeds 't natuurlijkst begrip is, moesten de landen misschien nog ns hun krachten meten; en dan wel zótot 't wanhopig uiterste, dat 't monstrueuze krachts-/mcWe/ zich zelf voor goed vermorzelde. Konden die duizenden kanonnen, die millioenen geweren, al die stalen forten ter zee en te land, kon heel die lugubere tyrannie van zélf weer ver dwijnen, verdwijnen zonder ten minste ns tot volle uitbarsting te zijn gekomen? Maar het geluk der menschen en het heil onzer cultuur, dat kan niet veel te maken hebben met de geestelijke overmacht van welk volk, land of ras dan ook. JUST HAVELAAR *) Volkomen onklaar dunkt mij de geestes gesteldheid van een Gerhart Hauptmann, die het eene oogenblik hartstochtelijke soldatenliederen dicht, liederen van haat en oorlogs-glorie, om het volgende doodbedaard te betoogen, dat Duitschland zichzelf slechts verdedigt" en dat 't Frankrijk, het schoone land der beschaving, algemeen eert en nimmer iets kwaads toewenscht. Uit zulk een gevoels-conflict ook sommige artike len van het groote orgaan der Duitsche socialisten waren hier misschien te noemen blijkt, dat de nieuwe mensch innerlijk niet 'meer in staat is oorlog te voeren. * * * Leuven verwoest Van Pruissisch standpunt bezien is dat zoo erg niet, er valt weer wat te bouwen, en Duitschland levert alles, staal van Krupp en Beton. Dat is veel geschikter materiaal voor een stad, gebeurt er dan weer eens zoo iets, alles wordt binnen een maand weer nieuw geleverd, van alles Ersatzieile wunderbar!, en de gebouwen van buiten weer een oud karakter? O, dat gaat ganz einfach:imitation aber ganz wie echt! Voor het herstel van de bibliotheek en de schilderijen is reeds gezorgd; Tauchnitz en Reclam, tausende Ba'nder, sofort fertig, en mooi gebonden, in echt linnen (Imitation, aber tauschend) en gekleurd, prachtvoll! De Vereinigte Fabriken für Aniline fabrikation leveren zes honderd en vijftig soorten rood, blauw, paars, violet, groen en alles en nog wat, tadellos! En schilderijen! de portretten van Zijne Majesteit der Kaiser" en van al de prinsen, in echte lfarben, Imitation, aber von wunderbarer Wirkung, in Massiv Goldene Rahmen, Imitation aber reizend und buiig. Dan reproducties van oude schilderijen, die levert immers Hanfstangel in w nderfraaie chocoladekleur, voor einge Marke, en Reproducties van oude miniaturen, ganz wie original aber viel schoner, frisch und wie tadellos erhalten, sammtliche Stiche alter Meister, und Handzeichnungen, für zehn Pfennige, horen sie doch! für zehn Pfennige, Rotationsdruck, tausende pro Stunde, alles prachtvoll, und billig. Leuven kan gerust zijn, het wordt veel Eenstemmigheid onder 20.000 artsen heerscht over de uitnemende krachts en bloedherstellende eigenschappen van Sanatogen. Deze 20.000 artsen hebben schriftelijk verklaard, dat Sanatogen voortreffelijke diensten bewijst bij zenuw* en lichaatns zwakte, gebrek aan eetlust, bloedarmoede, tuberculose, tijdens het herstel Sanatogen wordt gemakkelijk genomen en steeds verdragen. Sanatogen is in apotheken en dro gisterijen verkrijgbaar vanaf f 1.?. Men vrage brochures bij het Generaal Agent schap: Sarphatistraat 34, Amsterdam. mooier opgebouwd en beter van kunst en litteratuur voorzien dan het ooit geweest is. X. Lectuur voor de militairen De commissie voor de verzending van lectuur aan de militairen In de Stelling Am sterdam zal, van l September af, alleen van 12?1 en 4?6 uur zitting houden in het gymnastieklokaal van het Gymnasium, Weteringschans 29, Amsterdam. Waarschijnlijk door het bericht, dat de geïnterneerden te Alkmaar reeds ruim van boeken voorzien zijn, is het gerucht ont staan, dat de commissie geene boeken meer aanneemt. Dit is geheel onjuist. Er kan nog heel wat lectuur gebruikt worden. Vooral echter wordt veel gevraagd naar damborden met steenen, domino-, schaakspelen enz. Ook zal de commissie gaarne geldelijke bijdragen ontvangen, want niettegenstaande veel belanglooze hulp, zijn tot nog toe de ontvangen gelden lang niet toereikend om de onkosten te dekken. * * Ingezonden Protest (slot) De woorden bandietentroep en dronke mansbende" in het stuk Militaria", in het nummer van dit blad dd. 9 Augustus j.l., waartegen ik protesteerde in het nummer van een 16en d.a.v., worden door den mili tairen medewerker blijkens correspondentie door mij met de Redactie gevoerd ge handhaafd. Mijnerzijdsch handhaaf ik, met al den ernst die in mij is, mijn protest, en verklaar thans k op grond van verklaringen van andere oud-officieren van 1870 dat die woorden inhouden eene onware beschuldiging en zij beleedigend zijn voor de mannen van 1870. Boxtel, 28 Aug. 1914. TH. KLEY, gep. majoor. P.S. De late plaatsing van 't bovenstaande is niet mijne schuld. K. (Maar is veroorzaakt door de correspondentie, welke de heer Kley na een o. i. reeds op 16 Aug. volkomen opgehelderd verschil, over een futiele zaak, door zijn overigens eerbiedwaardige vast houdendheid heeft teweeg gebracht. RED. N. V.Mannfactnrenmagazi jn Het Anker' uitsluitend gevestigd: 49 Veenestraat en Heul straat 27, den Haag. SPECIALITEIT IN WITTE OOEDEREJr, UITZETTEN EN UITBUSTIBrOElïi Wollen en Katoenen Ondergoederen van de bekende merken. >p RIJWIEL», RIJTUIG, en AUTOBANDEN $ waarborgt «oliditeit. l Fabriek Hevea, Hoogezand (Orooingen.) AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland: J. LEONARD LAN8, StadhoTielenslta.de, AMSTERDAM. BOUWT TE HUHSPEET. Mooie boschrijke terreinen. Spoor.Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen M.ij DE VELUWE", Nunspeet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl