De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 6 september pagina 7

6 september 1914 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

6 Sept. '14. - No. 1941 ? DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Nieuwe kaart van Europa voor 1870; Prent uit de collectie P. J. A. Meermans Engeland, geïsoleerd, dol van woede en bijna in 't vergeetboek, houdt Ierland aan 'n lijntje Spanje rookt en steunt op Portugal Frankrijk weert den geweldigen aanval van Pruisen af, dat met de eene hand naar Holland en met de andere naar Oostenrijk tast Italië zegt tot Bismarck: trek toch je voeten daar weg" Corsica en Sardinië een echte deugniet die om alles lacht, Denemarken dat zijn beenen in Holstein verloren heeft hoopt ze terug te krijgen Europeesch Turkije geeuwt en staat eindelijk op Aziatisch Turkije ademt de rook van haar Turksche pijp Zweden maakt bokkesprongen en Rusland is een bullebak die zijn korf eens wenscht te vullen Welwillend afgestaan door den heer A. Favier, Koningsplein 13, Amsterdam Burgemeester MAX, die zich 'onmisbaar toont te Brussel iiiiiiiimiiiimiiiliiiiiimiiiiiiiitiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiii Vrijdagavond FRAGMENT DOOR M. G. Hij liep te suffen in de grauwe straten, waar nu een zachte venijnige motregen viel. Hij zou maar naar de kroeg gaan, wat bitteren. Hé, was dat niet Filips, wat zag die er feestelijk uit zoo, met zijn geschoren snuit en frisch linnen. Zeker een begrafenis gehad. Bonjour, bonjour" groette Filips gehaast. Bonjour", riep hij terug, even stilstaand, geneigd tot praten, willend weten van die zwarte jas. Waar moet jij naar toe, zoo in pontificaal?" Kerel, ga mee, ik ga naar Sjoel 1), proefdienst van een nieuwen Qazzen2), 'n reuzen stem! Kom ga mee, je kunt bij mij in de bank staan, 't Is eivol vanavond, je boft dat je nog hier bent. 't Is een Rus, een tenórtje, geregeld 'n operazanger In Amsterdam heeft ie gezongen, daar waren ze dol met 'm, maar daar hadden ze geen plaats, daar is pas 'n nieuwen benoemd. Wil je gelooven, dat ze daar nu een strop hebben, nou ze hém gehoord hebben. Maar wij hebben 'n reuzenbof. Ik kom anders nooit in sjoel, maar dat is ge nregeld 'n concert." / Harry was al mee omgekeerd, liet zich willoos meenemen, de natte straten door. Naast hem liep met vlugge pasjes het kleine net geschoren joodje. Dan maar niet naar de kroeg, dan maar sjoel, en hij moest lachen om de tegenstelling. Wat was hij daar in lang niet geweest. Eens zien, hoe lang wel. Twintig jaar, neen zoo lang niet, maar vijftien toch zeker. O, vroeger als IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIItllllllllltlllllllllllllllllllllllllMlllllllllllllllllllllllllllll kind kwam hij er dagelijks, soms tweemaal. Hij moest wel; want hij was van vrome familie. De heele dienst kende hij, al die naieve gebeden kan hij meezeggen al had hij ze in jaren niet meer gehoord. Al vroeg had hij zich losgemaakt van alle vormendienst. Nooit had hij echt kunnen gelooven,zooals het door zijn meester geleerd was en zooals hij 't thuis voor zich had gezien. En hij was te eerlijk om met zijn tefllloh 3) in de hand zich te staan vervelen. Toen was hij weg gebleven. Ze hadden 'm thuis er wel leelijk om aangekeken, maar hij mocht een potje breken. Was 't enfant-cheri, en later was het zoo gebleven. Hij was nu eenmaal zoo. Filips liep maar te kletsen. Hij had een mooie plaats vlak vooraan. Hij kwam er haast nooit. Gaf er eigenlijk geen zier om. Alleen op hooge feestdagen. Je moet er toch iets aan doen... Je blijft toch Jood ... Zoo'n paar dagen in 't jaar mocht je voor je geloof wel over hebben... Vooral in zoo'n provincieplaats, waar je zoo gauw over de tong gaat. Ja, op Sjabbos was zijn zaak open. Dat kon nou eenmaal niet anders, 't Was soms zijn beste dag. Maar op Nieuwjaar en Groote Verzoendag sloot hij. Och dat doen ze alle maal hier. Hij had zich bij de Zionisten aan gesloten. Ben jij ook Zionist"? Niet"? Dat moet je toch worden. Jij hoopt toch ook nog eenmaal in je land terug te komen... Nou ja, voor jou is 't niet noodig maar kijk nou eens en hij begon een boom op te zet ten over Zionisme en Itoïsme en was nog niet uitgekletst bij de synagoge. Ik zal je eens wat brochures er over sturen. Ver domd je moet lid worden"! De motregen viel staag. Er was nog altijd grauw daglicht, waarin nu sterker de lan taarns glansden. De synagoge staat midden in 't Ghetto. Het is een nieuw gebouw van loggen stijl met zware lage vierkante torens, half kloos ter, half moskee. Het is gebouwd op den hoek van twee straatjes, die dreigen te stik ken door 't gewicht van zoo'n hoeksleen. Het is alsof een reuzenhand dat huis als een steenblok in de vuist gekneld, het heeft willen wringen in dien hoek op die plaats, tusschen al die krotten. En het heeft gedrongen en geduwd, steeds meer achteruit, verschuivend wat tegen hield; huisjes en krotjes en kamertjes dooreensmijtend op en over en door elkan der. En het logge gevaarte eenmaal gesteld op zijn plaats, bekreunde zich niet om zijn omgeving, ziet niets van dat kamertjesgekrioel daar om hem, niets van die onmogelijke gangen en sloppen, waar menschen hokken. Menschen met gore huiden en zwarte haren en zwarte oogen met ontstoken randjes. Menschen, die zwoegen en scharrelen om het leven te houden. Om wat weelde, wat opschik en wat zoetigheidjes. De kleine huisjes, nu zoo grauw en vochtig in den vallenden herfstavond, met hier en daar een lichtpit, toonen het Ghetto-leven zoo reëel. Je ziet de Jodenvrouwen, nu werkend nog in haar vuile kleeren, in afgetrapte rok en laarzen met gaten, druk poetsend een stuk koper of blik, fragmenten1 van vazen of kandelaars, maar dat blinken moet en schit teren. En al is de vloer nog vochtig en zandig van ingeloopen vuil, a! ligt het stof duimdik op alles, schittering moet er wezen. Als straks vader uit Sjoel komt en zich zet aan tafel, moet het dekkleed gewasschen zijn, al is 't vol gaten, moeten de ijzeren vorken geschuurd, moet de soep dampen. De synagoge staat er als massief steen blok, lomp en zwaar. Het Ghetto is een en al leven en beweging. Als Harry met Filips door de straatjes loopt, treft hem het con trast tusschen die ruime groote leege markt, waar de enkele menschen de leegheid nog meer doen uitkomen en die dicht-krioelende menigte uit de sloppen en stegen. 't Is vol karren nu, en al is 't al in Sjabbos", de mannen van 't Ghetto werken nog. Zij komen thuis van hun rondgang door de stad, langs de huizen. Karren met groen ten, met zuur, bakkerswagens, die geleegd worden in de winkeltjes, waar de koekjes en keekjes nog ruim zijn opgestapeld: voor raad voor de volgende week. De karren worden afgeladen. De uitstallingen op de straat voor de uitdragerijen en de ongere gelde winkels naar binnen gebracht. De luikjes worden voorgezet, wagens wegge reden, 't Is wel een voorbereiding voor naderende rust, die vreemd lijkt op werkdag. En als Filips nog altijd doorkwekt over de toestanden in de gemeente, ziet Harry dat gewoel als iets heel eigens; iets intiems, iets uit lang vervlogen jaren, toen ook hij nog in een Ghetto woonde en zich met vader en broers gereed maakte voor de Sabbath. O, 't is lang geleden, maar 't is alles zoo 't zelfde gebleven. Zijn ze niet als uit dat groote Amsterdamsche Ghetto hier overgebracht, zijn het niet dezelfde menschen, dezelfde tronies, dezelfde zwarte baarden, dezelfde kraaloogen. O, die Joden, dat mooie, oude volk, dat nooit vergaan is in de rassen. Dat volk van intellect, van geest; dat slimme, sluwe, ge zellige volk, met zijn sterk exclusief gevoel, dat slechts twee menschesoorten kent: de Jid en de Goj. De Jid, de jood, die on danks al zijn fouten en tekortkomingen, zijn zonden en zijn... schande, toch altijd Jid blijft, toch altijd rekenen kan op een plaats in hun midden, en de Goj het andere volk de Goj, die, hoe hoog ook staand in braafheid en zieleadel in beschaving en kennis, voor den Jid toch altijd de Goj blijft, het andere volk dat niet het zijne is. Wat had hij toch dat volk lief, al zag hij de vele gebreken, al voelde hij de behoefte aan emancipatie, al wilde hij zich opwerken uit het lage, het sjacherende en... het vuile. En den enkelen niet-Jood, die vlug en neus-optrekkend door de straatjes liep, hoe haatte hij hem nu, als zag hij in hem een rechter over de minderwaardigheid der zijnen; een hardvochtig rechter, die immers den poëtischen achtergrond niet zag van al dat gedoe. Een onbevoegd rechter wijl hij 't volk, dat hij richten zou, niet kende, zoo 't gekend moest worden. En met een sensatie van diep medelijden en grooten eerbied trad hij het kerkge bouw binnen. 1) Sjoel -: synagoge. 2) Gazzen = voor zanger. 3) Tefilloh := gebedenboek. Damspel IIIIIIIIIIHIIIIIIIMIMimil lle Jaargang 6 September 1914 Redacteur: J. DE HAAS Graaf Florisstraat 15*, Amsterdam Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. ONZE CURSUS De typeslag die nu volgt, behoort tot de eigenaardigsten in den omsingelingsstand. HELMUTH VON MOLTKE chef van den Duitschen generalen staf, feitelijk opperste leider der krijgsbewegingen Ook hier kan de spelgang, die tot den diagramstand leidt, niet altijd onze instemming hebben. Doch de slag is heel leuk en bijzonder leerzaam. Wit Zwart 1. 34-30 19-24 Een vreemde zet. Theoretisch wordt hier 17-21 aangegeven, terwijl wij ook aan 20-25 de voorkeur geven. 2. 30:19 14:23 3. 35-30 9-14 Sterker is 10-14 en 14-19. 4. 30-25 17-21 5. 31-27 O.i. verdient de voorkeur 40-34, 45-40 en 50-45. 5. 12-17 6. 36-31 7-12 Een vreemde manier om tot den omsinge lingsstand te geraken. 21-26 is aangewezen. 7. 31-26 13-19 Heel wat sterker is 20-24 teneinde later door 14-20, 10:19 een behoorlijken stand te formeeren. 8. 33-29 23:34 9. 40:29 3-9 (Stand na den lOden zet van zwart) ZWART l 6 11 16 21 26 31 36 41 46 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Onverklaarbare zet. Aanvullen met 4-9, 8-13, 2-8 en 1-7 is heel wat sterker. 10. 41-36 8-13?? 1-7 om daarna uit te ruilen met 18-22, 12:34 is aangewezen. 11. 27-22 18:27 17:28 geeft ook verlies doch valt te ver liezen boven 18:27, doch zwart slaat dan slechts met schijf 17 indien hij het gevaar van met schijf 18 te slaan ziet en dit is niet zoo eenvoudig. 12. 36-31 27:36 13. 37-31 36:27 14. 29-23 19:37 15. 42:22 Wel fraai deze verwikkeling. 15. 17:28 16?26:19 14:23 17. 25:3 Een zeer mooie combinatie. UIT EEN SÉANCE TE OUDE SLUIS Onderstaande stand kwam voor in een séance door ons in genoemde plaats gegeven. Onze tegenstander was de heer C. Kooy een van de goede dammers in N. Holland. Hij liep evenwel in 't volgende leuke valletje. C. Kooy ZWART l 6 il 16 21 26 31 36 41 46 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 WIT J. de Haas Zwart 9 schijven op 6, 8, 12, 14, 16, 19, 29 30 34 Wit' 10 'schijven op 17, 21, 22, 26, 27, 32, 36, 43, 45, 49. . Zwart's laatste zet 13?19 waarop wit als volgt de partij beëindigde. Wit Zwart 1. 22-18 12:23 2. 32-28 23:32 3. 27:38 16:27 4. 17-11 6:17 5. 38-33 '29:38 6. 43:3 Heel eigenaardig is de verwikkeling aan zwart's korten vleugel. IETS VAN BLONDE Een van de oude maar zeer sterke Fransche meesters is ongetwijfeld Blonde geweest. Deze heeft heel wat fraais gecomponeerd, waarvan, wij heden nog kunnen leeren. Onderstaand stukje is door Blonde samen gesteld in 1798, meer dan een eeuw geleden, doch stand en afwikkeling zullen u doen zien, dat het nog frisch is en waard om aan de vergetelheid te worden ontrukt. ZWART l 6 11 16 21 26 31 36 41 46 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 WIT WIT Zwart 6 schijven op l, 6, 7, 11, 13, 35 en een dam op 4. Wit 8 schijven op 15, 16, 22, 23, 28, 31, 33, 34. Een heel gewone stand waarin men zeker geen promblematieke verwikkeling zou ver moeden. Weinig materiaal, niettemin niet eenvoudig. Tracht den winstgang eens te vinden alvorens de oplossing te raadplegen. Wit Zwart 1. 34-30 35:24 2. 22-18 13:22 3. 28:17 11:22 4. 15:10 4:15 5. 23-19 24:13 Buitengewoon fraai is het brengen dezer schijf op 13, waardoor wit een tempo krijgt die de winst brengt. 6. 31-27! 15:21 7. 16:9 Dit was een eeuw geleden mooi en zal steeds mooi blijven. OPLOSSING VAN HET VRAAGSTUKJE van Lucas Smid te Amsterdam Zwart 12 schijven op 9, 11/14, 17, 19, 21/24, 26. Wit 12 schijven op 25, 28, 31/34, 37/39, 42, 47, 49. Wit Zwart 1. 34-30 24:35 2. 25-20 14:25 3. 31-27 22:31 4. 33-29 23:43 5. 28-22 17:28 6. 32:3 43:41 7. 47:9 De slagwending in dit vraagstukje is zeer goed, in 't bijzonder de verwikkeling bij den oden zet van zwart. Minder goed is de stand aan wit's langen vleugel, alsmede het feit dat wit onmiddellijk een schijf kan winnen door 33-29. De oplossing is echter best. Goede oplossingen ingezonden door D. v. Nieuwkerk te Rotterdam en P. Kleuter Jr. te den Haag. CORRESPONDENTIE P. K. den Haag. Wendt u zich hiervoor tot den heer K. Kooiman Dzn. te Rotterdam, Bergschelaan 172a. * a *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl