Historisch Archief 1877-1940
H»1942
Zondag 13 September
A». 1014
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. \WESSING
.Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling f r. p. mail , 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Statwns verkrijgbaar 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels /1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
?0.25
,0.30
.0.40
PREMIE
voor de Abonné's van
De Amsterdammer, Weekblad
Bij de opening van het nieuwe
zittingsjaar van de 2e Kamer der
Staten-Generaal, stellen wij onze
abonnés wederom in de gelegen
heid zich de geregelde ontvangst
van het Kort verslag der
vergaderingen van de
Tweede Kamer franco aan
huis te verzekeren voor den prijs
van vijftig cents voor een
geheel zittingsjaar. Zooals men
weet is de abonnementsprijs anders
f 1.?. Wie van deze Premie wenscht
gebruik te maken, gelieve dit bedrag
per postwissel, vermeldende zijn
nauwkeurig adres, aan ons op te
zenden vór l Octofoer a.s.
Na dezen datum kunnen wij niet
meer voor de levering zorgdragen.
DIRECTIE VAN DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
litiiiiiilluillliltiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii
INHOUD
Blz. 1: Leuven": door dr. P. J. H.
Cuypers, dr. Alphons Diepenbrock, dr.
Freqerik van Eeden, prof. dr. H. A.
Lorenz, mr. dr. S. Muller Fzn. 2:
Kroniek: De Ellende van het Patriottisme.
Prof. dr. L. Knappert: In Memoriam prof.
Bussemaker. Portret Benediktus XV.
3: Brief van Romain Roland aan Gerhart
Hauptmann. Stella Mare: Herinnering
aan Nicolaas Beets bij den honderdsten
verjaardag zijner geboorte. 4: Mevr.
Petillon: de Ménagère. Recepten door
A. H. 5: De Oorlogspolypen. Cijfers
en Feiten, II. Het telegram aan den
Duitsche Keizer over Leuven. Werk
aan den Winkel door L. 6: Beurs en
Bank, variatie op Lafontaine. Fin.
Kroniek door v. d. M. Automobielen
en Vliegtoestellen door v. d. S. 7:
Portret Majoor Prins van de Schutterij.
P. B.: Een Stem uit het Verleden, 1830.
Damspel door J. de Haas. Schaak
spel door R. J. Loman. Dr. P.
van Olst over ontplofbare mijnen.
8: Teekeningen van Joh. Braakensiek.
Bijvoegsel door Johan Braakensiek:
Twee Brigades te Courières.
HET DUITSCHE HOOFD
ARTIKEL
Op aandringen van zeer velen, gingen
wij er toe over den Uitgevers te verzoeken
van het jongstverschenen, in 't Duitsch
gestelde hoofdartikel afzonderlijke af
drukken verkrijgbaar te stellen.
Op verlangen van den Schrijver, een
onzer meest bekende medewerkers, zal
twintig procent van de opbrengst dezer
afdrukken 10 a 25 ets., 25 d 50 ets.,
100 a ? 1.50 aan het fonds voor
Belgische vluchtelingen ten goede komen.
RED.
* * *
LEUVENS VERWOESTING
Uit particuliere brieven en uit oordeel
vellingen in de Duitsche pers, Leuven
betreffende, blijkt en dit is een van
de droefste dingen van het oogenblik
dat zelfs bij beschaafde onderdanen van
van het Duitsche Rijk het besef maar
niet kan vaardig worden van hetgeen, in
beschavingsopzicht, de verwoesting van
die oude kunstrijke stad beteekent.
Ten volle begrijpelijk is het, dat in
het groote, van vele zijden bedreigde
Rijk een nationale opwinding van veel
geesten zich heeft meester gemaakt. Als
een nevel bedekt ze daar het
volksoordeel. Te hopen is het echter, dat dór
dezen, noodzakelijk troebelen nevel, het
bewustzijn toch eindelijk doordringe, dat
vernieling van de kleinodiën der
Menschheid en de monumenten van het Ver
leden geen middel van eenvoudige mili
taire represaille zijn mag. Te hopen,
vurig te hopen is dit, omdat de Duitsche
legercommandanten, die, ieder indivi
dueel zooals men merkte, het verschrik
kelijke recht hebben heele steden te doen
platbranden, zoodra hun, natuurlijk vaak
zeer eng militair begrip de noodzakelijk
heid" daarvan uitvindt, nogsteeds temidden
van de kostelijkste steden zich ophouden:
In Reims, bij Laon. In Amiens, bij Gent,
bij Brugge, te Brussel, vór Antwerpen,
temidden dus van een der haarden van
Westersche wetenschap en pronk van
kunstschatten zooals er eigenlijk geen
andere betere te noemen zijn, heerschen
een handvol militaire commandanten,
die meerendeels niet weten wat dier
steden beteekenis is.
Welnu, het is noodig dat het
intellectueele Duitschland in beweging kome voor
dit actueele gevaar. Het is dringend nood
zakelijk, dat door een eindelijke bede,
van geëerden Duitschen kant, het ver
antwoordelijk Hoofdkwartier nauwkeuri
ger voorzorgen neme en den ijver der
commandanten beteugele.
En om het Duitsch intellect in deze
moeilijke dagen te bereiken, moeten de
ginds meest gereputeerden onder ons,
de dragers der beste namen in de neu
trale landen door openlijke geschriften,
bij alle mogelijke vriendschap voor het
Duitsche volk en zijn Cultuur, van hun
gemoedsonrust getuigenis afleggen.
Men moet in Duitschland weten, dat
wij ons onzijdig en afzijdig willen houden
van dezen gansenen verschrikkelijken
oorlog en dat wij niemand kwaad
wenschen en eigenlijk allen goed, maar dat,
als nog eenig gewicht gehecht wordt
aan de meening van het beschaafde deel
der neutrale Naties, dat dan een ver
woesting van Leuven openlijk moet
worden veroordeeld door Duitschland
zelf en zulk een gruwel zich niet moet
herhalen.
In déze stemming denkende aan
Leuven, denkende aan Mechelen en
aan het minder belangrijke maar zoo
lieflijke Dinant hebben wij ons
gewend tot eenige, zeer weinige, van
de beste vertegenwoordigers van Neder
lands wetenschap en kunst, hun vragend
zich uit te spreken naar aanleiding van
den ondergang van Leuven.
Wij doen hun antwoorden hier volgen :
* *
*
Moge de misstap van Leuven, die over
gansch de beschaafde wereld lange jaren
zoo bitter diep zal blijven schrijnen, aan
leiding zijn tot het kweeken van een
zelfbeheersching, die noodzakelijk is voor wer
kelijk innige en hoogstaande cultuur.
Dr. P. J. H. CUYPERS
LA GRANDE ALLEMAQNE"
I
Een van de belangrijkste ontdekkingen
die een neutraal" toeschouwer van den
gruwelijken volkerenkrijg heeft kunnen
doen, is wellicht deze dat bloed sterker
is dan water, of dat het kruipt waar het
niet gaan kan, ik bedoel dat het sterker is
dan rede, dogma of litteratuur. Zulk een
toeschouwer heeft kunnen zien, dat de Uto
pieën van een internationaal proletariaat zou
ergens elders ter wereld, dan toch zeker
in het tegenwoordige Duitschland het
Duitschland na '70 nog Utopieën zijn.
Bebel en Engels konden in '70 op held
haftige wijze tegen den dynastieken ver
overingsoorlog hun protest laten hooren,
en hadden er eenige jaren Festungshaft"
voor over. Toch was Bebel niettemin een
goed patriot, en hij heeft wel gezorgd dat
daaromtrent geen twijfel bestaan kan. De
Duitsche sociaal-demokraten van na '70 zijn
ook goede patriotten, maar verschillen van
het oudere geslacht der Behels dat zij minder
romantisch zijn aangelegd en voor onnoodig
heroisme weinig gevoelen. Zij hebben de
kans van een kogel of van eene Festungs
haft" niet willen loopen, en frank en vrij
de oorlogscredieten gestemd. Waaróm niet ?
Het is het door Bismarck geinaugureerde
tijdperk der Realpolitik"!
Maar niet alleen bij de sociaaldemocraten
zou de bovengenoemde neutrale" toe
schouwer de zwenking in de richting der
Realpolitik kunnen opmerken! Noch van de
Katholieke pers als vertolkster van de ge
voelens der Katholieken, noch van de Katho
lieke bisschoppen heeft men een woord van
protest tegen dezen rassenoorlog, tegen
dezen reconomischen' veroveringsoorlog
vernomen, waarbij als Pruissen overwint
de mogelijkheid van een tweede
Kulturkampf" niet uit is gesloten.
Deze strijd toch van de
Germaanschprotestantsche Kultur" (met een K!) tegen
de Latijnsch-Katholieke is toch de logische
voortzetting van de overwinning (evenals
in '70) door het Germaansche ras op het
Latijnsche behaald! De vernietiging der oude
Belgische Kathedralen, der Universiteits
bibliotheek van Leuven, het vermoorden der
vele weerlooze priesters onder allerlei nie
tige Voorwendsels, naast zekere uitingen
der Pruisisch-nationalistische pers omstreeks
l Augustus zijn ook in dit verband niet
zonder beteekenis!
Men kan dus veilig constateeren een
algemeene onteigening van het partijkarakter
ten gunste van het Pruisische imperialisme
en van het Pan germanisme. Thans is
déDuitscher in de eerste plaats Duitscher
en eerst in de tweede plaats katholiek of
sociaal-democraat. Hierdoor wordt het zon
derlinge feit begrijpelijk dat behalve een
beschroomde bedenking der Vorwarts", uit
Duitschland, voor zoover mij bekend, geen
enkele klacht, laat staan protest, van kun
stenaars en kunstgeleerden is gehoord over
de straf" door de Duitschers aan Leuven
voltrokken. Ook de kunstenaars en kunst
geleerden zwijgen over de vernietiging der
kostbaarste schatten van laat-middeleeuwsche
bouw-, schilder- en boekdrukkunst, over
de verwoesting van de wereldberoemde
Mechelsche St. Salvatorklok. Zij zijn Duit
schers, en leven in das Zeitalter der Real
politik". Bloed is sterker dan water!
II
Uit Caesar's werk over den Gallischen
oorlog, weten wij dat de behoefte aan
expansie aan deze zijde van den linker
Rijnoever reeds 2000 jaren een probleem"
was. Eerst waren er enkele honderden Ger
manen over den Rijn gekomen. Deze waren
vervolgens dermate door de vruchtbaarheid
van den Gallischen bodem, door de levens
verfijning en het zachte klimaat bekoord,
dat er zich binnen enkele jaren 15000 in
Gallië vestigden. Bij deze behoefte aan
geographische expansie als gevolg van over
bevolking is thans nog een economische
gekomen als bron van ultimatums.
Kon men gelooyen dat dit laatste moment
werkelijk de eenige oorzaak was van deze
Europeesche moordorganisatie die naar
het gevoelen van gezaghebbende perso
nen in Frankrijk en Engeland voorko
men had kunnen worden, indien het
den Duitschen keizer ernst was geweest
met zijne vredelievende beloften, indien
Duitschland in plaats van Oostenrijk tot
den oorlog met Servië te dwingen zijn
invloed in tegenovergestelde richting ge
bruikt had, en het de interventie van
Engeland niet af had gewezen kon men
gelooven dat alleen ethnographische, eco
nomische en financieele momenten Duitsch
land tot den oorlog hadden gedreven, dan
zoude hen die noch politici noch militairen
noch publicisten zijn, tegenover de ramp die
de hoogere beschaving door de verwoesting
van Leuven en Mechelen getroffen heeft
een weemoedig en verbitterd stilzwijgen
passen, als tegenover een onstuitbaar en
onafwendbaar natuurverschijnsel.
Men kon het al of niet betreuren dat de
Teutonen andermaal een rooftocht aan gene
zijde van den Rijn hadden ondernomen, men
zou er zich al of niet over kunnen verbitteren
dat voor zaken" en handelsbelangen" de
heerlijkste gewrochten van oude kunst, zoo
vele menschenlevens geofferd en zulk een on
noemelijk leed werd geleden. Van dit alles
zou men nog getuige kunnen zijn, wel vol
afgrijzen, maar met zwijgende verbittering.
Waar echter als gevolg van een 40-jarige
pacifieke penetratie en Prussificatie van
Europa in 't algemeen, en van Nederland
in het bijzonder, als gevolg van den
zegevierenden opmarsch der Duitschers in Frank
rijk de kans bestaat op eene al te gunstige
waardeering van de deugden" welke de
Duitsche wapenen die overwinningen"
verzekerden daar is het de taak van
hen die niet aan politiek doen" een
woord mee te spreken, en achter eenige
dierbare ook Nederlandsche illusies
een paar vraagteekens te zetten.
III
Onder de sluiers die sinds l Aug. ge
vallen zijn, behooren ook die welke de
veroveringsplannen en Napoleontische aspira
ties van keizer Wilhelm bedekten. Het
blijkt nu dat België (en Nederland?) sinds
jaar en dag overstroomd is van spionnen
die de gastvrijheid van België genoten met
geen ander doel dan om dat land aan den
indringenden veroveraar te verraden. Men
had vertrouwen op het eerewoord van een
keizer, voor wien bovendien de door de
Duitschers zelf bescheidenlijk als Duitsch"
geaccentueerde deugden" borg stonden.
Der Deutsche Ernst, die Deutsche Gr
ndlichkeit, der Deutsche Fleiss, das Deutsche
Gemüt! Ach hoeveel is van deze deugden
de deugden van kleine zielen" na
'70 niet legende geworden!
Ook hier doet zich het resultaat van 40
jaren Bismarcksche Realpolitik" kennen.
In de jaren na '70 kreeg Nietzsche te
Basel den indruk alsof hetgeen men in
Duitschland als specifieke Duitsche" deug
den beschouwde, in werkelijkheid veeleer
bij de Zwitsers te vinden was.
Het is lang geleden dat men met eenig
recht kon zeggen Hamlet ist Deutschland".
De Duitschers hebben zich na '70 onder
Bismarcks leiding op de Realpolitik toege
legd, en hun verleden verloochend dat hen,
terwijl zij politiek zwak en klein waren,
groot en geëerd maakte in Europa. In de
eerste twintig jaar na '70 echter was het
Duitsche volk nog vredelievend en had zijn
oogmerk slechts op de industrieele verovering
der wereld gericht. Maar deze stemming heeft
allengs plaats gemaakt voor een onnatuurlijke
nationale opwinding en overmoed. Dit con
stateeren de Duitschers zelf wier hoogere
geestesbeschaving hen niet alles doet slikken
wat hen do»r de joodsch-Pruisische jour
nalistiek te slikken wordt voorgezet.
Uit al deze Pangermanistische door
volksschool en volkslied sinds de Napoleontische
vrijheidsoorlogen gevoedde en geprikkelde
stemmingen, is een grondstemming te voor
schijn gekomen, welke veeleer dan het zoo
genaamde Russische barbarendom" (wat
zeer weinigen uit ondervinding kennen en
waarvan iedereen den mond vol heeft!) een
duurzaam gevaar voor den vrede, de vrijheid
en de beschaving van Europa oplevert. Het
is de gedachte van het Duitsche nationa
lisme en paigermanisme. Reeds in den
duisteren bombast van Fichte's Reden an die
Deutsche Nation" (1814), treedt deze gedachte,
die in Wagner's Meistersinger, zeer demon
stratief, is uitgesproken, naar voren: de
emancipatie der Germanen van de
Romaansche cultuur, en de pretentie tegenover
de wuftheid (Welschen Tand!) en opper
vlakkigheid der Romanen diepte", innig
heid", reinheid" en waarheid" te repre
senteeren, eene pretentie die door den heer
H. S. Chamberlain den schrijver van die
Grundlagen des 19' Jahrhunderts" en den
fanatischen lofredenaar van het
Germanendom op krachtige wijze geschraagd is.
Wie den heer Chamberlain aan het werk
heeft gezien om 2elfs Dante voor het
Germanendom te annexeeren zal zich niet meer
over de onbeschaamdheid van het
Berliner Tageblatt" verbazen, dat Leuven een
Duitsche" stad noemt. Van Shakespeare en
Rembrandt hadden wij dit vroeger reeds
beleefd.
Het is de typische gemoedsgesteldheid van
den veroveraar te meenen, dat hij alleen
rechten heeft. Het lossen van een paar scho
ten welke niet eens hun doel bereikten, was
voldoende om het heerlijke stadje Dinant in
puin te doen veranderen. Indien men den oud
kanselier von Bülow hoort spreken in een
dezer dagen gehouden interview is het
waarlijk alsof er niets buiten en niets zonder
Duitschland bestaan kan.
Nimmer heeft het Duitschland zoozeer aan
tact, goede smaak en edelmoedigheid ge
mangeld, en al moge Duitschlands verbit
tering over ten achterstelling in koloniale
aangelegenheden voor andere mogendheden
begrijpelijk zijn, aan hun optreden zullen
zij het zich zelf moeten wijten, wanneer de
andere volken hen vreezen en haten.
Dat de hier boven beschrevene stemming
ten nauwste samenhangt met de
preponderante plaats die het militairisme in de Duit
sche maatschappij inneemt, wie zal het be
twijfelen. Toch meen ik dat het niet over
bodig is er op te wijzen dat behalve het
militairisme en de andere hierboven ge
noemde factoren ook de door een eeuw
lange traditie aangekweekte
pangermanistische stemming een onmiskenbaar gevaar
voor den vrede van Europa beteekent.
IV
Het is bekend dat de uit de 17e en 18e
eeuw stammende verachting en onwetend
heid der Nederlanders voor alles wat Duitsch
is, na '70 allengs heeft plaats gemaakt voor
een even onberedeneerde bewondering. Zeer
zeker zouden de eigenschappen van het
moderne Duitschland zijn methode en
organisatie recht hebben op waardeering
indien deze eigenschappen in den dienst
waren gesteld der beschaving". Bescha
ving" echter is niet, zooals vele Nederlan
ders gelooven, het schrijven en lezen van
dikke boeken, het doen van zorgvuldige
wetenschappelijke onderzoekingen, het ver
spreiden van kennis" voor bijna geen geld
onder alle lagen der maatschappij, het bou
wen van hygiënische fabrieken en van 42
centimeterkanonnen, maar het respecteeren
van de vrijheid van anderen en het ver
mogen om zich in zijn geestestoestand te
verplaatsen.
Niets getuigt meer, aangenomen dat de
Duitschers door nood gedwongen waren de
Belgische neutraliteit te schenden, zooals
de rijkskanselier officieel verklaard heeft,
van de Verrohung" der Duitschers dan dat
zij het den Belgen als een misdaad" aan
rekenen, dat deze hun neutraliteit hand
haven, en dat zij spreken van het
barbaarsche optreden dier misdadigers" omdat de
Belgen, heldhaftig als Leonidas en zijne
Spartanen, zoo lang zij konden den opmarsch
der Duitschers hebben gestuit. De houding
der Duitsche pers tegenover het ongelukkige
België zou van een zuiver menschelijk stand
punt totaal onbegrijpelijk zijn wist men
niet hoe het Duitsche volk lijdt aan
nationalen grootheidswaan.
In hun Pangermanistische onwetendheid
houden zij geen rekening er mede dat de
Belgen, hun eigen raseigenaardigheden, hun
eigen taal, hun eigen eeuwenoude cultuur
hebben, en beschouwen Belgen en Neder
landers omdat zij geen Franschen zijn als
Germanen, hetgeen voor hen gelijk staat
met Duitschers. Ook begrijpen zij niet dat men
een fier en dapper volk als de Belgen niet
kan omkoopen voor geld!
Der geradezu wahnwitzige Fanatismus",
schrijft de Berliner illustrierte Zeitung van
6 Sept. 1914, mit dem die Bevölkerung der
alten belgischen Stadt Löwen die siegreichen
Deutschen nach ihrem Einzug berfiel, ihre
bestialische Tücke und Grausamkeit hat eine
harte, aber nur zu gerechte Sühne gefunden."
Nu weten de nog vrije volken van Europa
wat hun te wachten staat! Het laatste
woord van das Volk der Denker und
Dichter" is het 42 centimeter-mortier!
Sans doute," schrijft Emile Ollivier, de
oudminïster van Napoleon 111 in zijn boek
Philosophie d'une guerre," Sans doute il existe
une Allemagne barbare, avide de combats et
de conquêtes, celle des hobereaux, une Alle
magne pharisaique, inique, celle des pédants
inintelligibles, dont on nous a trop vant
les creuses lucubrations. Mais ces deux
Allemagnes ne sont pas la grande Allemagne,
celle des artistes, des poètes, des penseurs,
celle-lci est bonne, généreuse, humaine char
mante et pacifique '
Helaas, arme Ollivier, dichter en droomer,
onvermoeide historiker van l'Empire libéral,
schoonzoon van Liszt en vriend van Wagner,
op het juiste oogenblik zijt gij hoogbejaarde
grijsaard in den herfst van 1913 gestorven!
Gij hadt anders bij de overige bitterheden
van uw lange leven nog die kunnen smaken
van den twijfel aan het nogvoortbéstaan van
het door u met zooveel liefde een liefde
die wij allen zoozeer deelen beschrevene
grande Allemagne."
ALPHONS DIEPENBROCK
ONDEUGDELIJK EXKUUS
Oover het gruuwelijke der feiten behoef ik
niet te spreeken. Maar ik wil de aandacht
vestigen op den ondeugdelijken aard der
verontschuldigingen die mij dagelijks door
Duitsche correspondenten worden toege
zonden, die men in de Duitsche bladen tel
kens herhaald vindt en die ook in het tele
gram van den Duitschen keizer aan president
Wilson worden aangevoerd.
Wanneer een groote, machtige staat, als
staat, een euveldaad bedrijft, welweetend,
met voorbedachten rade en met een popen
heid die, al naar men onder verschillende
patriottische invloeden staat, roerende op
rechtheid of cynische schaamteloosheid wordt
genoemd dan kan het nooit als veront
schuldiging gelden dat individuen, tengevolge
van die euveldaad, zelf ergerlijke wandaden
hebben verricht.
Wreedaards en booswichten zijn er in
lederen staat, in Duitschland (men zie de
statistieken over kindermishandeling) niet
minder dan elders. In het geval der Bel
gische wreedheden teegen Duitsche soldaten
geldt nog de verzachtende omstandigheid
dat de menschen door den onrechtvaardigen
aanval tot het uiterste waren gedreeven.
Maar nooit, al was al het aangehaalde
waar of nog beneeden de waarheid kun
nen zulke uitspattingen van dierlijkheid tot
exkuus dienen voor een onrecht dat vooraf
bedreeven werd. En dit beproeft men tans
in Duitschland, door het verhalen en uit
voerig beschrijven van wreedheeden, geschikt
om het vaderlandslievend dweepzieke publiek
op 't gemoed te werken. Eevenmin moegen
zulke individueele daden aanleiding zijn tot
wraakneemingen, waarbij soms door n
enkel schot van een dolleman, geheele steeden
wreedelijk worden verbrand en uitgemoord.
Dat is volstrekt barbaarsch, minstens eeven
barbaarsch als het gebruik der dum-dum
koogels waaroover nu met zooveel veront
waardiging wordt gesproken. Als de Franschen
op revanche zinnen dan heet het lage wraak
zucht, als de Duitschers onschuldige burgers
fusilleeren en kerken en bibliotheeken ver
branden dan heet het energisch vorgehen ',
droeve noodzakelijkheid, waarbij hun hart
bloedt" zooals de Keizer schreef.
De nationale dweepzucht heeft het Duit
sche volk zoo verblind dat het wel schijnt
te meenen dat er voor het behoud van
Duitschlands oppermacht een speciaal hooger
recht bestaat, waaraan het recht der ooverige
waereld ondergeschikt is.
Dit was inderdaad de opvatting van
Bismarck, zooals uit zijn praktijk bleek.
En het is alleen door het willen handhaven
van die opvatting, dat thans het Duitsche
volk, misleid en opgehitst door zijn regee
ring, vrijwel de gansche waereld
teegenoover zich vindt.
FREDERIK VAN EEDEN
* *
*
ERNEST SOLVAY
De Redactie zal mij, naar ik hoop, ver
gunnen, hare uitnoodiging ruim op te vatten
en, meer dan over Leuven, te spreken over
wat ik van nabij kan beoordeelen. Wat de
betreurenswaardige verwoesting der aloude
Universiteitsstad betreft, zal de male van
verantwoordelijkheid der daarbij betrokke
nen thans zeker moeilijk zijn vast te stellen.
Wij zullen dit aan den toekomstigen ge
schiedschrijver moeten overlaten, wél ver
zekerd dat hij een streng oordeel zal vellen
over het bedrijf, waardoor zooveel van het
beste en hoogste bezit der menschheid voor
altijd te loor ging. Eén gevolgtrekking dringt
zich echter, dunkt mij, reeds aan ons, de
tijdgenooten op. Het is wel duidelijk ge
worden, dat een zoogenaamde beschaafde"
oorlog, waarbij leven en bezit der
niet-strijdenden veilig zouden zijn, een onmogelijk
heid is, en levendig gevoelen wij dat aan
het ondernemen of aanstichten van den krijg
de verantwoordelijkheid voor veel ellende,
voor veel onschuldig gedragen leed nood
zakelijk is verbonden.
Het is aan n man in het arme België,
een zijner edelste burgers, dien ik in het
bijzonder heb leeren hoogachten en waar
deeren, dat ik meen in het openbaar eenige
i regels te moeten wijden.