De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 13 september pagina 7

13 september 1914 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

13 Sept. '14. - No. 1942' DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Een stem uit het verleden FAMILIEBRIEVEN UIT 1830/31 I 'n Bundel brieven ligt voor me. Geel is 't papier en de lettertjes, regelmatig er over gerijd, zijn bleek. De tijd heeft er zijn hand over gestreken om de sporen van't verleden weg te vegen. Dit gaat langzaam. Haast een eeuw is niet in staat geweest, alle kleur te doen verdwijnen: nu spreken deze oude dingen nog als met de zacht-bevende stem van een grijzen man, die van zijn jeugd vertelt. Eén kant der brieven is haast blanco. Daarop getuigen vervaagde poststempeltjes, vlug aangeteekende portbedragen en soms ' een familiewapen-dragend sluitlak van een tijd, toen men 't briefcouvert nog niet kende en geen postzegels. Ze zijn van de jaren 1830 en '31. We hebben allen van deze jaren veel gehoord. Van algemeen enthousiasme, offervaardig heid, betoonden moed. Van volksliederen, die toen populair werden. Van rouw der familien die vader of zoons hadden gezonden naar of over de grens, 't Is onze laatste oorlog geweest. Nog kort geleden waren er enkele oudjes, wier oogen glansden, als ze van hun veldtocht vertelden. Ook hier spreekt zoo'n stem uit het ver leden, 't Is een Haagsch schutter, die heel trouw zijn vrienden op de hoogte houdt. Zoo 'trouw als een vermoeiende, geestverstompende dienst hem toelaat. O, die geestverstomplng, hoe hij daarover klaagt! Want de brieven vertellen niet van krachtig han delen, van fieren opmarsch naar 't land van den vijand, van glorierijke overwinningen De Haagsche schutterij bleef aan de grens. Werkeloos en wachtende Weken, maanden lang; vervelende wachtdiensten, een slechte troeporde, 't ver zijn van 't gezin en van den werkkring, deden al heel gauw morrend vragen : Hoe lang nog ? Mijn korrespondent is advocaat. De dienst is niets voor hem. Gij kunt u zulk een leven niet voorstellen; den geheelen nacht door is er beweging: 's morgens zeer vroeg staan er reeds op, praten, schreeuwen, zingen, lachen. Men heeft bijkans geene oogenblikken om aan zich zelven te denken, en zoo men ze had, men ware er niet toe in staat." 't Is een moeilijke tijd voor een ontwik keld mensen. Ik heb nog niet gelezen, dan een enkele courant in een koffijhuis; er is ook weinig gelegenheid toe. Echter heb ik de Ivanhoe van Walter Scott gekocht om te zien, of ik die kan opmuizen in ledige oogenblikken." Voor de voeding valt er voor een advocaat, die een goed betaalde positie aan een departement heeft, niet veel te roemen, 's Morgens om 10 uur eten we soep, ten 4 uur zoogenaamd ratjetoe, welke eene moes is van aardappelen met groenten, of appelen, 's Morgens bij het op staan kan men een brood krijgen." Hoe ge. lukkig, dat de staat niet dadelijk het salaris van zijn uitgetrokken ambtenaren inhoudt. De vriend in Den Haag, aan wien deze brieven gericht zijn, zorgt voor vulling van den lederen gordel." En daardoor is privaat fourageeren mogelijk: Bij de kompagniesvrouw nemen wij doorgaans een broodje met koffij voor 8 centen." Ook is de tafel in het hotel des Pays-Bas zeer goed. Er zijn vele bekenden bij; allen fatsoenlijke jongelui. Ook op de sociëteit zijn wij toe gelaten." CVII Iets over mijnen en mijnen-leggen De berichten der laatste weken laten geen twijfel over of mijnen een wel of niet afdoende bescherming vormen van havens en zeegaten en over de vraag of de vijand al of niet reden heeft bang te zijn voor deze onzicht bare verschrikkingen. Laten wij de vraag rusten of de Engelsche verwijten over de gebruikte mijnen der Duitschers te recht of ten onrechte geuit zijn, dan leert toch het aantal onheilen, dat de mijnen nu reeds ge sticht hebben, vooral op het gebied van totaal schuldelooze neutralen en noncombattanten, dat dit oorlogswapen niet alleen theoretisch gevaarlijk is. Trouwens, vroegere oorlogen, zooals die tusschen Rusland en Japan, hebben 't zelfde reeds geleerd. De mijn zelf bestaat uit een metalen bol, gevuld met een groote hoeveelheid (paar honderd pond) zeer ontplofbare stoffen, waarbij buskruit een kleinigheid is, zoo heftig van aard dat zij dikwijls in geschut onbruik baar zijn door hun geweldige onstuimigheid, die zich geen tijd zou gunnen den kogel uit de loop te drijven, maar al eerder het heele kanon uit elkaar zou geslagen hebben. Deze geladen mijn bevat een kleine hoeveelheid van een andere stof, zooals knalkwik, dat bij een kleine stoot reeds ontploft en dan de rest der mijnlading tot ontploffing kan brengen. De niijn is zoo licht dat zij op het water zou drijven als men haar aan haar lot overliet. Maar dan zou de mijn zichtbaar zijn, dus zij wordt onder water opgeborgen door er aan een kabel en ketting een zwaar anker aan te bevestigen, dat de mijn vast houdt op bepaalde diepte. In 't water erg ondiep dan kan de bezwaarde mijn wel dadelijk op den zeebodem gelegd worden, 'n Goede beurs is een welkom correctief. De herfst- en wintermaanden '30/'31 waren erg guur en velen waren 't buitenleven niet gewend. De verkoudheid blijft me kwellen en heeff mij gisteren bij het slechte weder genoopt mijne wacht voor ? l .50 over te doen." De postendienst vooral, bij Antwerpsche en Ginnikensche poort, is zwaar. Aan dezen kant moest men op zijn hoede zijn, ofschoon van den vijand niets gemerkt werd; alleen van kennissen, die verderop dienst deden, hoorde men wel eens iets. 't Schijnt, dat Antwerpen veel geleden heeft. Van K. v. d. T., die met de jagers te Ulvenhout ligt, hoorde ik, dat hij 7 uur van Antwerpen de vlammen duidelijk had gezien, terwijl de grond onder de voeten daverde." De geest in 't leger kan niet altijd geroemd worden. Breda is propvol militairen. Pa trouille- en wachtdiensten vergen alle kracht. 't Slechte weer werkt ontmcedigend. Niet altijd doet de Administratie, wat ze behoorde te doen. Het is te verwonderen, dat er zoo weinig zieken zijn, naar gelang van de fatigante dienst, en het veeltijds koude en vochtige weder. Velen zouden wenschen te kunnen terugkeeren en ik heb al dikwijls de gelegenheid gehad om deswege predikaties te houden tot mijne krijgsmakkers van lageren stand. Er zijn echter onder de schutters van hoogeren stand ook sommigen, die een slecht voorbeeld geven, door zich op velerlei wijze aan de dienst te onttrekken?Komen ze in Den Haag eenmaal terug, dan heet het, ook deze zijn vrijwillig uitgetrokken en hebben dienst-gedaan, terwijl zij nu en dan een stukje geschreven hebben en voor het overige een lui en gemakkelijk leven hebben gevoerd." Hodie tibi Geen maand later geeft deze volharding-prediker aan 't zelfde ongeduld uiting en later maakt ooh hij zich van den dienst af Geen wonder. Alle rangen der maatschappij zijn in het korps vertegen woordigd. Die tot de fatsoenlijke lieden" behoort, heeft hier gelegenheid, in nauwere aanraking met de minderen, te ervaren, hoe veel aan dezer volkomenheid ontbreekt. Wat wel blijkt uit de caserne- en wachtpraatjes, welke ik dagelijks hoor, en waarvan ik ten eenen maal walg." Reeds op 20 Nov. 1830 is de geestdrift voor de goede zaak heelwat bekoeld: Hartelijk verlang ik, en mijne vrien den verlangen het met mij, dat wij op de eene of andere wijze van deze banden konden ontslagen worden, en wij zullen het oogenblik zegenen, waarop ons wordt aangekon digd, dat er geene noodzakelijkheid meer bestaat, om krijgsdienst van ons te vorderen." Dat terugkeeren naar hunne haardsteden is een gewoon gesprek onder de schutters, en ik stel mij voor, dat zij bij de eventueele ontvangst van bevel tot terugmarsch zoo uitgelaten vroolijk zullen zijn, dat er geen houden aan zal wezen." Gisteren was hier een extra-concert en na hetzelve Bal; ik heb noch van het «en, noch van het andere geprofiteerd. De concerten in Diligentia mis ik zeer. Ik verheug mij in het vooruitzicht, dat ik ze weer zal hooren." ? * * Kozakkenlied uit De geest der Steppen, van J. B. Zaleski (1802) Mij ook heeft Moeder Oekraine, Mij ook heeft zij, haren zoon, Gehuld in den mantel van het Lied, Zij, die toovert in de scheemring. iiliiiliiimiiliilliiiitiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiimiiiiiiimmmiiiiiiiiiiiiiHililliiii maar bij grooter waterdiepte zou de uit werking der ontploffing op het hooger ge legen schip niet meer van afdoenden aard zijn; in dat geval worden de mijnen door een kabel verbonden met een cylinder, die met ballast zoo bezwaard is dat de cylinder met de daaraan verbonden mijn omlaag zinkt. Zoodra de ballastcylinder den bodem raakt, houdt de mijn zelf op te zakken, en men begrijpt dat, kennende de waterdiepte, men gemakkelijk na kan gaan hoe lang de ver bindingskabel van ballast en mijn gemaakt moet worden om de mijn op een gewenschte diepte te houden onder het wateroppervlak. Deze diepte is gewoonlijk een paar meter, zoodat een schip dat passeert, de mijn aan raken of bereiken kan met een diep gedeelte van de scheepsromp, dus bij een onbe schermd gebied. De verdere bevestiging der mijnen en de wijze waarop zij tot ontploffing gebracht kunnen worden, doet hen groepeeren in drie soorten, n.l. l mijnen, die tot ontploffing gebracht worden vanaf den vasten wal, door middel van electriciteit, als men van de wal af heeft waargenomen dat een vijandelijk schip zich in het mijngebied bevindt; 2 mijnen, die automatisch ontploffen zoodra een willekeurig schip er mee in aanraking komt, en 3 mijnen, die zoodra zij door een schip aangeraakt worden, een signaal geven aan het bijbehoorend kuststatipn, dat dan onmiddellijk de mijn tot ontploffing kan doen komen. De laatste soort, de zoogenaamde electro-contact-mijnen worden zeer veel ge bruikt bij kustverdediging, ook al omdat zij in 't oog springende voordeelen hebben. Het is n.l. uitgesloten dat een bevriend of neutraal schip erdoor getroffen wordt, terwijl vijandelijke schepen, zoodra zij de mijn aanraken er even zeker door getroffen worden als door de automatisch werkende mijnen, die zonder onderscheid vriend en vijand vernielen. De electro-contact-mijnen hebben boven de eerste categorie het voordeel dat men zekerheid heeft dat het vijandelijke schip werkelijk zoo dicht bij de mijn is dat de ontploffing het gewenschte effect heeft. Bij de eerste soort mijnen, waar men zelf van de wal af beoordeelen moet waar het schip is ten opzichte van de mijn, is het Fig. 1. TORPEDOJAGERS, BEZIG EEN GEBIED VAN MIJNEN TE ZUIVEREN, met behulp van een voortgesleepte ketting. De diepgang der schepen is in dit geval te gering om zelf last te hebben van de mijnen Want zij kende mijn luchtig adlaarsleven In de verre geslachten der toekomst, En verrukt beval zij de Nimf der Steppe: Nimf, verzorg gij mijn kindeken! Drenk met het sap der steppenbloemen, Met het merg van het Kozakkenlied Zijn teere lijf, opdat hij hooge vlucht neem! Alle eeuwen van mijn schoonen roem, Geef ze hem als beelden des drooms, Dat hij laat prijken als regenbogen In het goud en het blauw van den hemel Alle sagen van mijn volk. Naar het Duitsch van Zipper. P. B Schaakspel imiiiiiiiimimiiiii 24e Jaargang 13 September 1914 Redacteur: RUD. J. LOMAN Jaagpad 38, Delft Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. Men gelieve nota te nemen van de adresverandering van den redacteur. No. 1299 Cecil A. L. Buil te Durban Mat in drie (3) zetten abcdefgh Wit Ka5, Dfl, Rd4, Pf5 en g4; a6, b5, c7, d6 en h6 = 10. Zwart Ke4, Tg8, Rb7; c3, e6, f7, g7 en h4 8. Oplossing van No. 1298 (Marin) 1. Df3!, ef3: 2. Te2!! enz. 't Komt er op aan e7 vrij te krijgen om Pe7f te dreigen. Speelt de K. of Pg7 dan volgt 2. Te6. De meeste inzenders zagen over 't hoofd dat 1. Dh3 weerlegd wordt door Pg3!. Een uniek probleem! SPAANSCHE PARTIJ gespeeld in D. D. 3 en 7 Sept. j.l. Wit G. S. Fontein 1. 2. 3. 4. 5. 6. e4 Pf3 Rb5 Ra4 d3 c3 7. 0?0 8. d4 9. Rb3 10. Pbd2 11. Pd4: e5 Pc6 a6 Pf6 d6 g6 Rg7 b5 0-0 ed4: Pd4: Zwart Rud. J. Loman 12. cd4: Rb7 13. Tel Te8 14. f3 d5 15. e5 Pd7 16. Pfl c5 17. f4 c4? Zeer zwak gespeeld. Met f6 18. e6 (ef6:? dan Tel: 19. Del:, Df6: 20. dc5:, Pc5: 21. De3, Dd4 met best mogelijk dat de ontploffing plaats vindt op eenige meters van het schip verwijderd, waardoor het effect verminderd of geheel nul wordt. Zoodra natuurlijk de gewone scheepvaart zonder ernstige bezwaren kan opgeheven worden voor de handelsmarine, volstaat men, geloof ik, met het strooien der automatische mijnen, die op nauwkeurige wijze in kaart gebracht, geen gevaar opleveren voor de eigen schepen die deze geheime kaarten hebben, terwijl zij voor den vijand den toegang geheel verstoppen. Er is hier natuurlijk nooit sprake van een eventueele onklaar geraakte verbinding, waardoor de mijn niet ontploft, maar bij een aanraking ontploft zij stellig, als zij tenminste niet al te langen tijd in het zeewater gelegen heeft. De electro-contact-mijnen worden in groe pen en rijen gelegd, gewoonlijk 21 mijnen in zeven groepen van drie. Op eenigen afstand achter de mijnenrij ligt een groote verbin dingsdoos op den zeebodem, waar de van 't land komende kabel in 7 kabels splitst; deze loopen ieder naar een kleinere verbin dingsdoos waar elke kabel weer in drie kabels uiteenloopt, een voor elke mijn. Deze kleine verbindingsdoozen liggen op n lijn, op onderlinge afstanden van honderd meter, zoodat de afstand tusschen de mijnen zelf een goede dertig meter is. Een oorlogschip, dat hoogstens 30 meter breed is, kan de mijnenrij dus desnoods als het toeval gun stig is juist passeeren zonder ongelukken. Maar hierop wordt gerekend, want achter de eerste rij mijnen ligt een tweede rij, evenwijdig aan de eerste, en met dezelfde onderlinge afstanden tusschen twee mijnen, maar deze tweede rij alterneer met de eerste, dat wil dus zeggen dat voor elke opening tusschen twee mijnen der eerste rij juist een mijn komt der tweede rij. Zoo liggen zelfs verschillende rijen achter elkaar en men ziet wel in dat een schip dat de eerste rij toevallig passeert stellig wel met overwegend spel), Pf8 19. dc5:, Te6: zou zwart een uit stekend spel hebben verkregen. 18. Rc2 f6 Nu komt dit te laat. 19. e6 Pf8 20. f5 gf5: 21. Rf5: Rc8 Beter bleek achter na Tb8-b6. De R. was op b7 noodig om den d-pion ge dekt te houden. 22. Dg4 De7 Anders volgt e7 en Rc8:. 23. Rh6 Kh8 24. Rg7:f Dg7: 25. Dh3 De7 26. Te3 a5? Een onnoodige ver zwakking van den b-pion. Met Tb8-b6 had zwart 't zelfde doel beter bereikt. 27. Df3 Re6: 28. Re6: Pe6: 29. Tael Dd7! 't Verlies van den d-pion sluit tevens dat van den b-pion in. Men ziet nu Tb8 sterker dan a5 was geweest, zwart had dan 29. Tb6 kunnen spelen en den d-pion prijs geven. 30. Df5! Veel sterker dan Df6:f. Dg7 enz. 30. Ta6 31. Pg3 't Ingrijpen van dezen rosignant, waar zwart geheel weerloos tegenover staat, brengt de be slissing. 31. Tc6 Td6? dan 32. Df6:f, Dg7 33. Dg7:T, Kg7: 34. Pf5f enz. 32. Ph5 Df7 Nog 't beste. Pf8 dan 33. Te8:l, Df5: 34. Tf8:f. 33. Dd5: Tb6 Nu volgde een prachtig slot. 34. 35. 36. 37. 38. 39. Df5! Te8:f Dc8 Te8:f Tg8f Df8f! Pc7 Pe8: Dh5: Kg7 Kh6 duidelijk waarom 26. Een door onzen jeugdigen en veel belovenden matador voortreffelijk gespeelde partij. VIERPAARDSPEL van 't tornooi te Chester der B. C. F. Wit J. H. Blackburne 1. 2. 3. 4. De e4 Pf3 Pc3 Re2 gebruikelijke e5 Pf6 Pc6 zet is Rb5, wat zwart met Rb4 of Pd4 kan beantwoorden. De door Blackburne steeds gevolgde va riant (Re2, 0-0, d3) is minder agressief. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 0-0 d3 Rg5 Pel g3 Pg2 Rd2 f4 gf4: Del f5 Kg2: Dg3 Khl Rb4 d6 Pe7 c6 Rh3 h6 0-0 ef4: Te8 Dd7 Rg2: Pe7 Kh7 Met't oogopTgl. 18. d5? Zwart Dr. J. Schumer Zwart overzag bij deze combinatie dat na 19. e5, Rc3: 20. bc3:, Pf5: 21. Tf5:, Df5: 22. ef6: wegens de dreiging Dg7:f de zet Te2: verhin derd wordt. 19. e5 Rc3: 20. bc3: Pf5 21. Tf5: Df5: 22. ef6: g6 23. Tfl Dd7 24. Rg4 Dd8 25. Rd2 Th8 Wit dreigde 26. Rh6:, Kg8 (Kh6: 27. Dh4f) 27. Rg7 en 28. Dh4 enz. 26. Rh6: Kg8 27. Rg7 Th7 28. Tel Db8 29. Db8:f Tb8: 30. Te7 en zwart geeft op daar Rd7e8-f7:f alleen met kwaliteitsverlies te verijdelen is. Damspel IIIIHHIMIUHIIIIIIIItlIM lle Jaargang 13 September 1914 Redacteur: J. DE HAAS Graaf Florisstraat 15", Amsterdam EEN MOOIE COMBINATIE VAN PATOT Hoe sterk deze Franschman was als speler een der volgende rijen in aanraking komt met het bekende gruwelijke gevolg. Door een handige inrichting is het mogelijk een mijn of twee van een groep of alle drie tegelijk te laten ontploffen. Zijn 't automa tische mijnen dan moet men zijn hoop maar stellen op de heftige uitwerking van een enkele mijn, en niet te vergeefsch, zooals men reeds heeft kunnen zien in de laatste weken. De werking van een automatische mijn is ongeveer als volgt. Ligging en inhoud is dezelfde als bij de anderen. Op dezelfde wijze als bij een kinderkanonnetje wordt een in elkaar getrokken sterke spiraalveer door een nokje belet een staafje naar voren te slaan in de knalkwiklading. Zoodra een schip de mijn aanvaart wordt een uitsteeksel aangeraakt, dat in beweging komt en binnenin de mijn het nokje verschuift zoodat de niet meer vastgehouden spiraalveer de stift in het knalkwik slaat, dat ontploft en de mijnlading verder tot ontploffing brengt. Een met mijnen verdedigd zeegebied, b.v. een haventoegang.is alleen afdoend verdedigd, als het geheele gebied ook bestreken kan wordendoorgeschutvuurttaaranders het opruimen der mijnen mogelijk zou zijn door den vijand. Er zijn n.l. nog wel verschillende manieren om aan de mijnen te ontkomen. In de eerste plaats, maar alleen als eigen veiligheid het eenige is waarom gedacht kan worden, kan men van het schip af dat de mijnen passeeren wil, het eigen snelvuurgeschut voortdurend laten werken voor de boeg van het schip, zoo doende de mijnen tot ontploffing brengend als zij nog niet tegen den scheepswand liggen. Zoo keerden o.a. in paniek de Russische schepen terug in de haven van Port Arthur, toen het admiraalschip Petropavlovsk op een Japansche mijn geloopen en in een paar minuten gezonken was. Een ander middel is om kleinere schepen, stoombarkassen e. d. vooruit te zenden, die Amsterdammers XVI Teekening van P. Oud-Majoor van de Schutterij Prins (Beatus ille qui procul militiis ) kunnen wij niet beoordeelen, daar wij weinig partijen van hem hebben gezien. Wel weten wij, dat Patot verschillende fraaie slagen samenstelde waarvan wij hieronder een laten volgen. ZWART l 6 11 16 21 26 31 36 41 46 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 WIT Fig. 2. MIJNENLEGGER. DU schip, speciaal gebouwd voor het snel leggen van mijnen, kan er 120 meevoeren. Dek en zijwand is ten deele open geteekend om te toonen hoe de mijnen langs rails snel vervoerd worden naar den achtersteven, waar zij te water gaan Zwart 15 schijven op 2/4, 6, 8, 10, 12/18, 24, 26. Wit 15 schijven op 25, 27, 28, 31, 34/37, 38, 41, 43, 46, 48/50. Ziehier op welke fraaie wijze wit naar dam gaat. Wit Zwart 1. 25-20 14:25 2. 34-30 25:34 3. 39:19 13:24 4. 27-21 16:27 5. 31:13 8:19 6. 28-22 17:28 Mooi is het verwijderen van schijf 14 en het brengen van de schijven 8 en 17 op de lange lijn, waardoor de damslag mogelijk wordt. 7. 37-31 26:37 8. 41:5 Een mooie, leerzame combinatie. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIlllllllllllimilllllllllllllllllllllltlllHII overal in zee waar men in een mijnengebied denkt te zijn, groote ladingen dynamiet onder water tot ontploffing brengen. Door de geweldige schok dezer ontladingen, die zich ver voortplant in het water, zullen in de buurt gelegen mijnen tot ontploffing gebracht worden, voordat zij scha kunnen aanrichten. Natuurlijk is snelvuurgeschut een mooi middel om dit contra-mijnenleggen tegen te gaan. Nog een ander middel, dat op 't oogenblik toegepast wordt in de Noordzee, en dat tijdroovend is voor zoo'n groot gebied, is het wegvisschen der mijnen. Een onzer figuren geeft daar een episode uit. Liefst gebruikt men hiervoor schepen die geringen diepgang hebben, zoo dat zij meer kans hebben ongestraft over een automatische mijn heen te loopen. Tusschen twee schepen wordt, zooals afgebeeld is, een ketting voortgesleept, in een groote bocht. Elke mijn, die deze ketting bereikt, wordt, zooals in de figuur juist is afgebeeld, meegetrokken en later onschadelijk gemaakt tenzij zij reeds dadelijk door deze aanraking ontploft. Het spreekt vanzelf dat het zuiveren van een eenigzins aanzienlijk gebied van mijnen, een zeer lang durig werk is, eer er van eenige zekerheid en veiligheid sprake kan zijn. Drijven de mijnen geheel vrij rond, dan is er nooit van zekerheid sprake, maar het is te betwijfelen of het voorkomen dezer mijnen niet een uit vinding is der steeds voorkomende stemmiagmakerij, die bij een modernen oorlog hoort. Het leggen der mijnen kan door elk schip geschieden, maar gewoonlijk heeft elke marine een aantal speciale mijnenleggers, die voor dat doel gebouwd zijn. In fig. 2 is zoo'n mijnenlegger afgebeeld der Fransche marine. Het dek en de zijwand is ten deele weggenomen en men ziet binnen in het schip een aantal op rijen staande mijnen (telkens een bol op het toekomstige anker" liggend). Bol met anker worden langs rails naar het achterschip gereden en daar verlaten zij het schip om in zee te gaan. Met een dergelijke inrichting is het natuurlijk mogelijk in uitermate korten tijd (een paar- uren) een vaarwater met een groot aantal mijnen ontoegankelijk te maken. De hier afgebeelde mijnen legger lijkt uiterlijk veel op een gewone yischtrawler, zoodat de vijand er niet dadelijk op verdacht zal zijn. Misschien is door het gebruik van dergelijke kunstgrepen ook het ver haal in de wereld gekomen dat Duitsche booten als Engelsche trawlers ver kleed" betrapt waren op mijnenleggen.Deze mijnen leggers zijn ook speciaal toegerust voor het oppikken van vijandelijke mijnen. P. VAN OLST

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl