Historisch Archief 1877-1940
20 Sept. '14. No. 1943
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VO.OR NEDERLAND
De Roomschelgeestelijkheid zegent de Duitsche wapenen. Op den achtergrond:
.optrekkende troepen naar België en Leuven?
Duitsche troepen trekken langs de Ste Gudule te Brussel
IIIIIIIIIIIHIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII
Indrukken
Het is voor ons een van de pijnlijkste
dingen in dezen oorlog, dat wij, Rusland
in strijd ziende met een westersche mogend
heid, niet van harte zijn nederlaag kunnen
wenschen. Want Rusland blijft toch het
grootste kwaad, een smaad en hoon van
westersche zedelijkheid en beschaving, een
.durend gevaar voor onze ideale goederen,
n anachronisme van gansch verdorven
middeleeuwsche feodaliteit in deze eeuw
iniMiiiiiiiiiiiiiimiiiniiiiiiHiiiiiiMiimumiHiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimii
UI T DE NA TUUR
tiiiiitutttniMuitinnnittttittttiiitmiiiiiiimiiiiimtiiiiiiiiimiimtiiiiim
DXCIV Nachtbloemen
Van de week merkte ik, dat nog niet
iedereen weet, wat een Bloemenklok is; ik
dacht, dat ik er al eens wat van verteld had,
maar als ik mijn lijstje van bijna zeshonderd
titels goed heb nagekeken, dan is dit niet
het geval; terloops zal de naam wel eens
genoemd zijn.
Het is anders heelemaal geen nieuws en
veel wetenschappelijke waarde steekt er ook
niet in; al hebben groote botanici, onder
anderen, om maar n klassieke en n
moderne te noemen, Linnaeus en Kerner,
zich er jnee bezig gehouden.
Ieder die een groote en goed gelegen tuin
heeft, en veel belangstelling heeft voor de
levensverschijnselen der planten, weet wel, dat
niet alle bloemen 's morgens met het
zonnegloren hun kopjes heffen en, om de zon te
begroeten, bij de eerste stralen hun kelkjes
openen; dat staat wel in gedichtjes, maar
niettemin is hét onwaar.
Er zijn er zoo; maar verreweg de meeste
bloemen wachten althans tot de dauw is
opgetrokken door de zonnewarmte. Wat de
bloemen betreft, die door insecten bestoven
moeten worden, die openen zich voor het
grootste deel eerst, als de zon al vrij hoog
staat, tegen het uur dat de bestuivende
insecten gaan vliegen en deze diertjes zijn
als regel heelemaal niet matineus; ze houden
niet van vochtigheid op de bloemen; ook
begint in de meeste bloemen de
honingafscheiding, waarom het de diertjes meestal
te doen is, eerst als de zon ze al een poosje
heeft beschenen.
Het ligt dus heelemaal niet in den aard
en het wezen der planten, om hun bloemen
met zonsopgang te openen.
Dat zijn er werkelijk niet zoo heel veel;
veel grooter is het aantal, die bij ons
althans in den zomer zoowat tegen 7
uur in den morgen hun bloemkroon openen;
andere wachten tot ongeveer negen uur.
Veel kleiner is het aantal soorten, waarvan
de bloemen zich eerst tegen de middag
ontsluiten.
Dan komen de avondbloemen, en dat is
een heele rist; zeldzaam zijn weer de
nachtbloemen, d. w. z. zij die werkelijk eerst gaan
bloeien als het zoo goed als geheel donker
is. Beroemd is hierdoor de schitterend mooie
cactusbloem, de Koningin der Nacht. Evenals
het openen, geschiedt het sluiten bij vele
bloemen op een vasten tijd van den dag.
Regel is echter, dat de bloemen langer dan
n dag bloeien; daardoor valt dit vroeg
tijdig sluiten niet zoo in het oog. Toch vindt,
wie er op let, ook hierin regelmaat. Enkele
planten hebben er zelfs hun naam aan ont
leend, zooals de bekende Morgensterren, die
groote gele composieten. Die sluiten zich
al weer voor den middag omstreeks elf uur.
Zulke halve-dags bloemen, zijn of
morgenbloemen, zooals Tradescantia virginica en
de boekweit; of middagbloemen zooals de
zonnedauw en sommige kalebassen. Door
/die sterke tijdverschillen is het mogelijk een
reeks zoraerplanten in een kring of een perk
iiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiiMiiiiiiiMiniiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiMiiiiiiiM
van democratie en
persoonlijkheidsbevrijding, waarvan men het bestaan zoo dicht
aan de poorten van het westen, nauwlijks
geloofelijk zou achten, als het niet telkens
zich zoo schrikkelijk reëel openbaarde.
Dat Rusland binnenlands of buitenlands
zijn meester en straffer vinden zou, is al
jaren onze innigste wensch geweest.
En zie, nu het daaraan toe schijnt, zijn wij
geenszins voldaan, en verlangen niet meer
de zege der Duitsche legers te vernemen
omdat... wij tenslotte het Russisch gevaar
bijeen te zetten en ze zoo te rangschikken,
dat ze op verschillende uren van den dag in
bloei komen. Men kan ze b.v. in de richting
naar rechts met de schijnbare zonbeweging
mee laten bloeien. Het uur van den dag is
dan bij benadering af te lezen uit de plek
waar op dat moment bloemen bloeien. Ik
heb het wel eens geprobeerd; maar op papier
gaat het veel beter dan in de aarde.
Ten eerste behooren de benoodigde plan
ten tot soorten, die zeer verschillende
grondsoorten vereischen, en dan moeten ze allemaal
den heelen dag buiten de schaduw blijven,
anders loopt de klok glad verkeerd.
Het beste houden zich, ook in een kleinen
tuin, de avondbloeiers. Vooral de knikkende
silene, de avond koekoeksbloem en het mooist
van alle, de gewone Teunisbloem, die dan
ook wel Nachtkaars heet.
Wie achter in zijn tuin een zonnig hoekje
vrij heeft, dat waar een pad dood loopt of
een perk uitgebloeid is, of anders tegen een
donkere klimop-muur is ook best, die kan
zich in den volzomer en nog in den nazomer
heel goedkoop en gemakkelijk het genot
verschaffen eiken avond een menigte groote
"\
voor het oogenblik minder en het Duitsche
meer vreezen.
Sedert den Japansch-Russischen oorlog,
met den nasleep en voortdurende herleving
van Russische binnenlandsche onlusten,
schijnt Rusland zoo groot een gevaar niet
meer. Men kan meenen, dat het op den
duur aan eigen voosheid wel ten gronde
zal gaan, daarbij opmerkend hoe ook Enge
land, van ouds de aartsvijand, het niet meer
schijnt te vreezen, omdat het verslagen is
in het oosten en verzwakt in het binnen
land en nooit meer rustig en verzekerd.
Afgezien nog van zoovele en hartelijke
betrekkingen, door duizenden Nederlanders
met duizenden Duitschers onderhouden,
hebben wij ook in 't algemeen, heeft de
Hollandsche geest aan de Duitsche veel en
nog bij voortduring te danken. Sedert het
einde der 18e eeuw is hij op de Hollandsche
beschaving van invloed geweest en de
geheele 19e eeuw door is die invloed gestegen,
gelijk harerzijds ook de Duitsche ontwik
keling haar voordeel deed met vooral de
oud-Nederlandsche kunst.
Zonder de Duitsche wijdheid van denken
en diepte van gevoel in wijsbegeerte, we
tenschap en kunst zou de Nederlandsche,
zou de gansche West-Europeesche bescha
ving niet goed denkbaar zijn en meer
dan van Frankrijk of Ertgeland voeren in
het bijzonder wij, Hollanders, van
Duitschland de ideale goederen in, om hen hier
zoo mogelijk Hollandsch te verwerken.
Maar. sedert de zestig jaren der vorige
eeuw 'heeft zich in onze waardeering van
en begeeren naar het Duitsche intellectueele
leven zekere weerzin gemengd, een weerzin,
met ondergrond van vage bekommering en
beklemming, tegenover dat vertoon van ge
weldige energie en durf op elk gebied van
menschelijk handelen. In plaats der verfijnde
geestelijkheid, die het handelen doordrong,
is het handelen zelf en alleen op den voor
grond gekomen, als uiting van een kracht,
die nog geen geestelijken vorm vond. En
het is deze kracht in haar onpersoonlijkheid
en vormloosheid, die wij, oude en ietwat
vermoeide natie van individualisten, eigenlijk
schuwen, eensdeels omdat wij gevoelen er
niet tegen op te kunnen, anderdeels, omdat
zij in haar elementaire, onverheven wer
kingen zoo weinig een cultuurmacht gelijkt.
In het individu doet zij dan vaak zich voor
als algemeene, onpersoonlijke, plompe aan
matiging en hinderlijke zelfverzekerdheid.
Doch er is hier ook iets jong-frisch,
eenvoudig-doortastends, naast iets traditieloos
ongevoeligs en plebejisch-brutaals, al het
welk helaas! zijn duidelijkste uitdrukking
vindt in het militaire, zijnde het onderdrukken
van het persoonlijke, 't ongevoelige, uiter
lijk decoratieve, de wel beheerschte kracht
maar tot een wreed en menschvijandig doel.
Deze militaire geest nu, deze
Feldwebelschneid, is het, die de omwonende volken
afstoot en dien zij vreezen. Hoe waard hun
ook Duitsch gevoel en gedachte zij, een
Nationalstolz, die, desnoods met de wapenen,
Europa overtuigen wil van de missie der
Duitsche beschaving, wenscht men liever
niet te aanvaarden, omdat zij een miskenning
der persoonlijkheid inhoudt en overigens
meer materieels dan geestelijks schijnt te
bedoelen. Toch is het juist deze gezindheid,
die den oorlog bewerkte, hetzij als de geest
van het ongeduldig en brutaal geworden
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiMii
heldergele bloemen te zien opengaan. Dan
heeft men tegelijk gelegenheid, een
bloemengeslacht, de Oenothera's, te bestudeeren,
die door de onderzoekingen van Hugo de
Vries over het ontstaan der soorten, wereld
beroemd zijn geworden.
De gewone tweejarige Teunisbloem
penpthera biennis van onze duinen, laat zich in
een tuin gewillig overplanten. Het gemak
kelijkst gaat dit, door in het najaar, of vroeg
in het voorjaar eenige rosetten uit het wild
over te brengen.
Tegen Juli schiet daaruit de bloeistengel
zeer snel omhoog, en draagt van het mid
den van deze maand tot half Augustus toe,
en later soms uit nieuwe zij-stengels nog
eens, honderden bloemen.
De bloeitop strekt zich hoe langer hoe
meer tijdens den bloei, zoodat de plant meer
dan twee meter hoog kan worden en de
groeiwijze van een toorts krijgt.
Het belangwekkendste van den bloei is
het openen. Een uur ongeveer voor zons
ondergang, al naar de standplaats, en op
donkere dagen wat vroeger, begint de knop
te werken. De lange kelkbladeren worden
De kerk van het dorp Viséna den doortocht van het Duitsche leger
iiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiliiiiiiMim iiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiMiM'MiiiiiiiiiiiiiiHiiMiiiiiiiiuiiiiniiiiiiniiiiiiiiiiiii
Militar, hetzij als imperialisme, dat nieuwe
afzetgebieden behoeft en geestelijk en stof
felijk, doch vooral stoffelijk, domineeren wil.
Waar men in de Engelsche bladen leest,
dat de Duitsche overwinning vooral haven
gebiedsuitbreiding zal beteekenen en een
Duitsch predikant, dus een idealist van
professie, geestdriftig de noodzakelijkheid
betoogt van een alle westersche landen
behalve Engeland omvattende
Kulturbund", waarvan de oeconomische basis
natuurlijk een tolverbond" moet zijn, van
zelfsprekend onder Duitsche hegemonie, daar
is waarlijk eenige twijfel aan de idealistische
bevrijdingsbedoelingen (niet van vele Duit
sche menschen maar van den Duitschen
staat) niet ongepast en gedenkt men met
bekommering de uitspraak van prof. Theobald
Ziegler (in De Geestelijke en Sociale Stroo
mingen der 19e eeuw) dat in onze dagen
de epigonen" van de wakkere Pruisische
Staatsraden uit het begin der 19e eeuw,
lieden zijn, die den geest (van persoonlijke
vrijheid en zelfhandelen) vreezen als iets
revolutionnairs, dat noodzakelijk onderdrukt
moet worden.
En het is deze vrees, die wij vreezen, voor
de geheele oude beschaving van West-Europa.
FRANS COENEN
* * *
Een stem uit het verleden
FAMILIEBRIEVEN UIT 1830/31
Zoo nu en dan breekt een voorwaartsche
beweging der troepen de eentonigheid. Dan
gaat onmiddellijk een over den afloop gerust
stellend schrijven naar Den Haag; zoo ont
staat een meer levendige schildering als in
den brief van 24 Nov. 1830. De levendigheid
wettigt het volgende, langere citaat:
Ik dronk 's avonds thee bij Nicht M. en
van daar naar de sociëteit gaande, vond ik
llllllimmlIlllltlllHllllllllllllllllllllllllllllllllHIMIIIMIMIIMIMMIIIIMMIM
door een kracht van binnen iets uit
elkaar gedrukt, zoodat een lange gele naad
tusschen het groen zichtbaar wordt.
Dan moet ge even geduld hebben; de
spitse toppen van de kelk houden de bloem
nog omkneld, maar lang kunnen ze de
tegenwerking niet volhouden, neen, nu wel
niet met een schok, maar toch zoo goed
als plotseling slaat een kelkblad terug; en
dan gaat zich de bloem werkelijk
zienderoogen uiteenschuiven en ontplooien. In vijf
minuten zijn gewoonlijk de vier of als uit
zondering vijf groote bloembladeren vlak
uitgespreid; de meeldraden zijn al
uiteengeweken en het stuifmeel hangt in snoeren
en draden uit de helmknoppen of kleeft aan
de stempels.
Dan gaan zich ook de vier stempels
eenigszins uiteenspreiden, en nachtvlinders
zwerven om de groote gele bloemen, die in
de schemering zelfs wel licht schijnen uit
te stralen.
Toch hebben de nachtinsecten hier weinig
te doen. Honing is er wel in de diepe buis,
maar hun dienst heeft deTeunis bloem niet van
nooden. Want, al voor dat de bloemen zich
daar niemand dan een Doctor van onze
schutterij, welke mij berigtte, dat alles gereed
was om te vertrekken. Ten spoedigste begaf
ik mij naar de caserne, pakte mijn randsel
en was binnen den tijd van een >/4 uur
beneden op de plaats, waar ook de overige
Haagsche en Rotterd. schutters zich ver
zamelden. Tegen 8 uur ongeveer verlieten
wij Breda met stille trom. Aan het Haagje
vonden wij de compie. vrijwillige jagers van
Leyden. Aldaar laden wij de geweren en
zetten onzen togt naar Etten voort. Het was
ongeveer V* voor 11 toen wij aldaar aan
kwamen. Ik werd met een 50-tal manschappen
in een kamer gepakt, waar stroo op de
planken werd gespreid. Door de gedurige
beweging kon ik echter weinig slapen. Te
% 2 uur moesten wij verder op. Wij hadden
te Etten geen eten noch drinken kunnen
krijgen. Ik laafde mij met een slok cognac,
die ik in mijn fleschje had, en een stuk van
een fransch broodje, 't welk ik uit Breda
had medegenomen. Het was stikduister en
regende Ilinkjes. Weldra was alles in
beweging, Huzaren, Dragonders, Kurassiers,
Artillerie, Grenadiers, 7e Afdeeling, Haag
sche schutterij. Tegen 2 uur brak de
Colonne op. De weg was zeer slecht.
De regen doorweekte onze kleederen. De
wind sloeg ons in het gezicht. Men was
blijde, als men zijn voorman kon in het
ooghouden, en deze niet over een greppel
viel. Zoo marscheerden wij bekans zonder
ophouden tot % 6 a 6 uur, toen de dag
aanbrak. Wij waren een % uur van
Rozendaal, De ligte cavallerie was vooruit, daarop
volgde de Infanterie en vervolgens de Ar
tillerie met de Kurassiers. Het was geen
onbelangrijk schouwspel, alle deze troepen
bijeen te zien. Voor Roozendaal vertoefde
de Colonne zeer lang. Wij bibberden van
de koude en waren zeer gelukkig, wanneer
wij een stuk brood en een snaps konden
magtig worden. Toen wij ons weder in
beweging stelden, dachten wij te Roozen
daal te zullen vertoeven ; maar neen, de
Gewone Teunisbloem (Oenothera biennis)
Gewone Teunisbloem. Het ontluiken van de knop
geopend hebben, is het bestuivingsproces
afgeloopen.
Het stuifmeel wordt bij deze plant niet
door den wind of de insecten op andere
bloemen van dezelfde soort overgebracht;
zij bestuift zich zelf en al in den knop;
dat is iets, dat in de plantenwereld niet vaak
voorkomt; behalve bij de planten met zoo
genaamde cleistogame bloemen ; daar gaat
echter de bloem heelemaal niet open, de
heele bloem is gereduceerd tot een kleine
knop, waarin bloembladeren zoo goed als
niet ontwikkeld zijn.
Bij de Teunis-bloem evenwel zou men
zelfbestuiving in de knop niet verwachten.
De levenswijze van de in het oog vallende
bloem, het openen en geuren bij avond,
het bezoek van nachtvlinders, de grootte en
de heldere kleur, doet een insectenbloem
onderstellen, d.w.z. een bloem, die door
insecten dient bestoven te worden.. Toch
is het een goed geconstateerd feit, zelfs kan
de stuifmeelbuis bij het open gaan, al in
den stempel doorgedrongen zijn.
Ook het stuifmeel, dat in overvloed aan
wezig is, schijnt er op ingericht te zijn,
door dieren meegenomen te worden naar
andere bloemen. De stuifmeelkorrels hangen
namelijk door kleverige draden samen, zoo
genaamde viscinedraden, zoodat over d
bloem lange slierten en klonters van stuif
meel te zien zijn. De helmknoppen zijn bij
het opengaan zoo goed als leeg,
Tegen den morgen, indien de zon schijnt;
in elk geval voor twaalf, is de bloem, die
den avond te voren open ging al geheel
verdord; donkergeel n slap hangen de
kroonbladeren over den bloembuis heen.
Zeer snel groeit het vruchtbeginsel uit tot
een groote groene cylinder, zoo groot als
de bloemknop was bij het open gaan.
Tegen den herfst staan er honderden van
die donkergroene vruchten stijf rechtop tegen
den ouden bloeistengel aangedrukt; eerst
laat in het jaar zijn de vruchten rijp; ze
splitsen zich volgens lengte-naden en laten
de bruine hoekige zaden zien. Elke bloem
wordt een vrucht; ook dit wijst op zelf
bestuiving; anders mislukte er wel eens
een, bij slecht weer tijdens den bloei.
Amsterdammers behoeven niet eens naar
het duin te gaan om de Tennisbloem in
groot aantal te zien. Dezer dagen was,
tusschen de heesters door, die denovertuin
van de Hortus van de Muidergracht afsluiten,
een heel veld van de gewone tweejarige Teu
nisbloem te zien. Acht duizend van die mooie
planten stonden er tegelijk in bloei. Ook in
den Hortus zijn tegenwoordig kweekvelden
van Oenothera, naast den eigenlijken afge
sloten proeftuin van professor Hugo de Vries,
voor ieder bezoeker te zien. Dat zijn velden
met mutanten van de groote Teunis
bloem, de beroemde mutatie-plant, Oenothera
Lamarckiana; maar daarvan heb ik al eens
meer het een en ander verteld.
Deze proefvelden van mutanten zijn in de
zomer alleen al een bezoek aan de Hortus
waard; maar er is dezer dagen buitendien
veel merkwaardigs te zien, vooral in de
kassen, daar schrijf ik binnenkort nog wel
eens over.
E. HEIMANS f