De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 20 september pagina 5

20 september 1914 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

;20 Sept. '14. - No. 1943 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE OFFERDIENST TER EERE VAN GOD NATIONALISME Teekening van Jan Visser Dumdum-kogels en een pakje van deze kogels; fotografie gezonden door den Duitschen generalen staf. Volgens den correspondent van de N.R.Ct., wien men zulk een pakje te Berlijn vertoonde, was het reeds open geweest en waren de dumdums geen fabriekswerk, waaruit hij de door ieder nuchter mensch vooruit aangenomen conclusie trok, dat de bewering als zou de Fransche regeering zulke dumdums hebben laten vervaardigen een fantasie is Dum-dum Kogels Van oudsher waren de geweerkogels van lood. Daar lood een zacht metaal is, zijn looden kogels gemakkelijk aan vormveran deringen onderhevig, vooral wanneer zij Marde voorwerpen, beenderen, deelen der uitrusting treffen. De vroegere geweerkogels maakten dan ook in den regel bij het treffen min of meer ernstige verwoestingen in het betrokken lichaamsdeel. Bovendien infec teerden zij vaak de wond. Bij de nieuw-model snelvuurgeweren van kleïn kaliber *) thans algemeen ingevoerd werd de looden kern van den kogel om geven door een bij voorkeur stalen mantel, innig met de kern verbonden, soms ook werd de geheele kogel van een harder metaal vervaardigd. Hierdoor werd van humanitairstandpunt het groote voordeel verkregen, dat de kogel bij het treffen nagenoeg niet van vorm verandert, dus in minder mate, wat men noemt, scheurend of verbrijzelend werkt. In de practijk blijkt echter, dat de kogels, ook doordat zij zulk een geringe doorsnede gekregen hebben, (vaak niet meer dan een gewoon potlood) den getroffene, soms njet, althans niet dadelijk buiten gevecht stellen. Dit gemis aan wat de Engelschman typisch stopping power" noemt, kan, zooals men zal begrijpen, op den soldaat, die het schot afgaf, een deprimeerende werking hebben en hem berooven van wat hij te velde in zoo groote mate behoeft: volkomen ver trouwen in zijn wapen. Zij, die het zoo nauw niet nemen, komen daardoor al spoedig in de verleiding een aloude ervaring bij den verheven tak van sport, die men in beschaafde kringen jacht op grof wild" noemt, na te volgen. Bij de jacht op grof wild toch gebruikt men sedert lang met succes kogels, die aan de voorzijde een kruissnede hebben, of die daar voorzien zijn van een geboord kanaal in de lengte-as, of wel, waarvan men de looden punt niet van een stalen mantel heeft voorzien, doch een voudig plat heeft afgeslepen. Al deze middeltjes dienen om den kogel bij het treffen een scheurende en daardoor niet alleen ernstige, maar ook hoogst pijn lijke werking te doen uitoefenen. Bovengenoemde zoogenaamde dum-dum kogels schijnen het eerst door de Engelsche soldaten bij de expeditie tegen de Mahdi en later in Zuid-Afrika te zijn toegepast: de beruchte so/r-nosed-geweerkogels. Hoe het in vroegere oorlogen is gegaan, doet hier niet ter zake, maar als zeker kan worden aangenomen, dat in dezen oor log alle oorlogvoerende regeeringen zorg gedragen hebben, wat men noemt patronen met humanitaire kogels aan de troepen uit te reiken. Zoolang men ons dat niet wettig toont, gelooven wij van het uitreiken van dum-dum kogels door welk legerbestuur ook, niets niemendal. Wél echter nemen wij als mogelijk aan en speciaal bij troepen, die vroeger tegen min of meer wilde volken fevochten hebben dat enkelen hunner op un eigen houtje, stiekem, met behulp van vijl, mes of steen de geharde punten van hun munitie-voorraad hebben weggenomen, daarmede hun humanitaire projectielen in uiterst wreede dum-dums veranderend. Maar nog andere mogelijkheden zijn er, die tot het gerucht van het gebruik van dum-dums aanleiding kunnen geven. In de eerste plaats toch kan, tengevolge van fabri catie- of constructie-fouten, van minder deugdelijk materiaal, ja zelfs van zwaar beroesten of verregaand vervuilen van *) Middenlijn van het inwendige der loop. het inwendige der geweerloopen en hoe begrijpelijk is dit te velde bij het afgaan van het schot de samenhang tusschen kern en mantel van de kogel verbroken worden, of de mantel scheuren. Duidelijk is, dat zulk een projectiel dezelfde scheu rende werking heeft van een dum-dum. Verder wordt in het gevecht zeer slecht gericht, worden groote misschattingen in den afstand gemaakt. Vele, ja de meeste kogels slaan daardoor in den grond, tegen muren, steenen of ijzeren hekken. Die, welke harde stoffen als steen en ijzer treffen, worden daardoor vaak niet alleen zeer on regelmatig en hevig vervormd, maar stuiten bovendien af en vliegen met nog doodende kracht verder. Ook deze misvormde kogels hebben bij het treffen een dum-dum werking. Ten slotte kunnen geweerkogels, op zeer korten afstand geschoten, vooral bij het treffen van vochthoudende lichaamsdeelen, als de hersenen, de gevulde maag e.d., een ware explosief-werking hebben of beenderen versplinteren. Dit alles wordt dan wederzijds op rekening van den wreeden" vijand gesteld en... helaas vaak gaarne geloofd. Van daar het opduiken bij eiken oorlog van beschuldigingen betreffende het gebruik van dum-dumkogels. Samenspraak van Mars en Venus Mars: HéVenus... dat is ook lang geleeën! (Hij kijkt haar tevreden aan en strijkt zijn snor op) Hoe is 't ermee? En hoe kom je hier zoo op den Dam? V e n u s: Ik ga naar de Bijenkorf kijken. Mars: 'n Bloesje noodig? Ik heb je vroeger zonder bloesje ook lief gevonden (kijkt haar verliefd aan), maar dat vond Vul-ca-nus niet goed !! Venus (Verstikt haar proesten in een zakdoek, waarboven haar oogjes uitkijken): Schei nou uit, Mars! Ik krijg een kleur, hou je fatsoen. Mars: Even hier voor de Bisschop zitten? Toe! Toe nou! Hier op 't bankje. V e n u s: Ik moest hier niet met je zitten! Ik heb mijn tijd tegenwoordig noodig. Er is weinig te doen. En dat is eigenlijk alle maal jouw schuld, jij met je oorlog! Mars: Ik met m'n oorlog! Mag ik niet ook eens mijn oorlogje hebben? Jullie vrouwen zijn allemaal even onbillijk, 'n Kerel met 'n shako, met een sabel of 'n bajonet en met een patroontasch, dat vind je mooi, en op Zondag er mee uitgaan, dat vind je heerlijk. Maar als hij zijn patronen gebruikt en eens leukweg met de bajonet 'n ander de breedte van zijn borstkas meet, dan is 't niet goed. Ik erger me aan al dat mop peren nu. Denk eens Venusje, hoe verliefd je op me was! Wat kon je je lief tegen me aanvleien (Hij knijpt haar in de kin). Je weet toch ook wel dat de menschen niets zijn zonder mij! Kijk daar die twee kantoorheeren, ik zweer dat het kantoorheeren zijn, en daar die onderwijzer, en daar die pakjesdrager: zit daar branie in, zijn dat kerels, word jij daar verliefd op, Venus? Toch wel?.. Nou ja, nou ja! Maar word jij daar verliefd op? Nee, immers. Flinkheid, energie, zelfvertrouwen, kracht, correct op treden, dat krijgen de menschen van mij! Kijk eens wat ik in acht maanden van een boerenlummel maak! Dat weten jouw boer innetjes ook wel. Kijk eens hoe ik er het eergevoel inhoud! Wat zou er van veel dom koppen terecht zijn gekomen als ik er geen kranige officieren van gemaakt had! Kijk eens hoe vindingrijk ik de menschen doe worden! Let eens op, hoeveel werk de men schen door mij hebben bij Krupp en Putilov Ik voel me soms een groot man, kleine Venus! Aha! Kom, er waren tijden, dat je, donnerwetter, trotsch 'op me was! Venus: Niet zoo hard praten, Mars, de menschen kunnen je hooren! Mars: Ik praat twee gn veertig centi meter tegenwoordig. Venus: Goed, maar kalmeer je nu. Mars: Geen tijd voor menschelijk opzicht! Jawel, ik zal me nu bekommeren om wat de menschen allemaal van me zeggen. 't Is een prachtig leven, Venus, dat we nu hebben! Hier in Holland zelfs heb ik eens de handen vrij! Geld in de pocket en zoo hier en daar eens lekker baldadig! (Hij knijpt haar in haar arm en gaat tegen haar aanzitten). Venus: Au! Mars: Wat boomen omhakken, met de motorfiets rijden, vensters ingooien en heerlijk ruzie zoeken. En ondertusschen benjijmaar 'n leuke meid Venus, ik heb je altijd tusschen 't vechten door graag mogen lijen. Venus: Ja maar nu ruik je toch wat erg naar 't kruit, en (ze doet parfum op haar zakdoek) naar bloed, 't Is wel waar, Mars, dat ik 'n zwak heb voor vechters zooals jij, maar al die berichten van loopgraven vol doode jongens, duizenden doode jongens, maken me nerveus en verdrietig. Jij lijkt aardig zeg ik dan, maar je bent toch eigenlijk leelijk wreed. Je bent eigenlijk heel akelig, Mars! Ik stap op. Ik vindt, dat je handelt als een slager!! Jij maakt van de wereld, waar ik me zoo prettig in voel, een abattoir!! Mars: Schreeuw niet zoo, Venus! En blijf je behoorlijk uitdrukken. Altijd correct zijn! Je bent een hysterica! Wil ik 'n glas ijswater bestellen? Ik wou, dat dat afgeven op mij uit was. Jij bent .-Venus en een lief vrouwspersoon (hij zet een monocle in), dat weten we, maar wat breng jij over de wereld? Duizenden doode jongens''... Hoeveel breek jij er ieder jaar den nek? Hoeveel schieten er om jou zichzelf dood, wat toch altijd nog, h'm, iets minder prettig is dan doodgeschoten te worden! Venus: Wat een vergelijking! O! Ik dwing ze toch niet om zich dood te schieten ?! Mars: Nee! Daar ben je een te teer wezentje voor, lieve Venus! Nee, jij maakt ze eerst gelukkig en dan verdrietig, en dan komt 't zwart zien, en als hun moreel heelemaal naar de maan is, dan komt de zelf moord, en mijn lieve kleine zenuwzachte Ventisje heeft geen schuld. Kom,.wees eer lijk, marketentster: Poeah! Kijk eens naar je eigen slagvelden! De halve wereld is door jou een hospitaal. We zijn hier op den dam in een brave groote stad. Durf je me alles laten zien wat jij eerst in brand hebt gezet en toen vernield hebt in een kilometer omtrek? Jij bent aardig op 'n bankje in 'n half donker park, maar jij bent een kwajer madam voor de blozende jon gens dan ik een kwaje kerel voor de meis jes ben! Venus: Ik zweer je, Mars, dat ik die ongelukken niet expres veroorzaak. Ik huil er dikwijls genoeg om ! Mars: Ik huil ook! Ha ha ha! Venus: Ik zoek niet duizenden tege lijk er onder te helpen zooals jij. Mars: Laat naar je kijken, Venus! Duizenden tegelijk er onder te helpen! Jij hebt k je klopjachten, net zoo goed als ik! Jij hebt je carnavals, ik heb ook mijn carnavals! Je moest ze me gunnen. Jij hebt feest als de bommen spatten, de serpentines vliegen,de drank een negenmaandschen wissel trekt van scheeve kindertjes, als er moord en doodslag komt en platgetrapte tafels! en een beesteboel, een bcésteboel!, net als ik er nou een arrangeer, Venus! Kom geef me 'n arm. Ik koop je 'n bloesje: 'n mooi bloedrood bloesje. Je moet niet tegen me mokken. Oude liefde roest niet. Je hoort bij me ! VAN DEN EECKHOUT De twee armen Naar het Frans, van LKON FRAPI door A. M. DE JONG Tien francs, meneer, 't is een beste hond. ... Zeker, meneer, erg jong is-t-ie nie meer; me vader en moeder hebben 'em gekregen, toen ik nog maar zo heel klein was, een jaar of zeven, acht geleden. Maar we willen Fanor niet om z'n ouwerdom verkopen; me vader kan maar geen werk krijgen en we hebben niks meer om de huur te betalen, geen eens wat om het nodige eten te kopen. Nou hebben m'n ouders me naar de hondenmarfct gestuurd; as iemand Fanor koopt, sparen we het beetje, dat ie eet, uit, en het geld, dat ik thuis breng zal maar wat best te pas kommen. ... O nee, mevrouw, bijten doet ie nooit en u hoeft helemaal nie bang te zijn, dat ie de kinderen kwaad zal doen. Net anders om: bij ons in huis was-t-ie altijd het vrindje van al de kinderen, van die van de conciërge af tot die van de zesde verdieping toe. 't Is dikkels gebeurd, dat een moeder boodschappen ging doen en dat ze dan kwam vragen, of Fanor op de kleintjes mocht passen. Fanor ging bij het raam zitten en zorgde d'r voor, dat ze d'r niet opklommen, of 's winters bleef-t-ie in de buurt van de kachel. ...Dat plekje, waar die kaal is? O, nee, mevrouw, dat is geen ziekte; da's een lit teken van een brandwond. Net zoas ik u daar al zei: eens, toen Fanor op een klein meisje paste, wou ze met alle geweld aan het vuur kommen, en om ze d'r af te houwen heeft ie net zo lang lopen draaien, tot ie de hele bovenkant van z n schouwer ge schroeid heeft. ... Ik zou wel willen, dat die dikke dame je gekocht had, Fanor; je zou vast goed te bikken gekregen hebben en geen slaag... ...Waarom huil je, Fanor? Kijk es naar mijn, ik huil niet... M'n ogen blinken wel, en ik veeg m'n wangen af, maar 't is heus maar voor tijdverdrijf, Fanor... ... En je ziet wel, al die honden zijn te koop, Fanor, net as jij... Dat is de ge woonte, alle grote en kleine hondjes krijgen af en toe een andere meester... ... Tien francs, meneer, 't is een beste hond. ... Wat een rare liefhebberij! Fanor, alle mensen, die voorbij gaan, zeggen: O, die hond is niet mooi!" ... Dat geeft toch niks, dat je niet mooi ben? Je bent zo goed! Zouwe ze 't dan nie weten: goed zijn, dat is veel meer waard, dan al wat je maar bedenken kan. Zouwe ze 't heus nie weten: mooi zijn, da's maar een stukkie, goed zijn, da's alles... ... En dan vergissen ze d'r eigen nog ook: je ben nie lelik, anders zouwe ze bang van je zijn. En zijn de kinderen in huis en in de straat bang van je? Wel andersom, ze lopen je achterna, ze rollen je over de grond, ze rijen paardje op je rug, ze trekken je aan je staart zonder ergens bang voor te zijn... Weet je 't nog, Fanor, toen ik nog heel klein was, gingen we samen naar school; jij bracht me tot bij de deur weg en om vier uur stond je altijd vast op me te wach ten. En al de jongens konden je al en als we in de rij aankwamen hoorde je niks as: Fanor, daar heb ie Fanor!" Dan riepen d'r een hele boel kwajongens voor de lol: Fanor, ga maar met mijn mee... ik neem je mee." Maar je bewoog je geen eens. Maar as-t-er zo'n klein kameraadje liep te huilen, ging je van me vandaan en je liep met 'em mee, vlak tegen z'n schortje; je wreef je tegen z'n kuiten om 'em te laten zien, dat ie nog niet van iedereen verlaten was. En as ze zeiën: Fanor, ik heb een blauwe BERN ARD DE VRIES KUNSTHANDEL N. SPIEGELSTRAAT Tel. interc. 9739, AMSTERDAM Moderne Schilderijen - Aqua rellen - Groote collectie Etsen - Platen - Kunstvoorwerpen Encadrementen J. H. DE BOIS, - HAARLEM. PRENTKUNST Cat. 7. BRESDINMUJHOT.DAÜBIGUVY, ]>AÜ>irER.MANET,M.>tARIS,MAYOL, REDON. STEINLKÜwordt franco gra tis toegezonden. Expositie: A. RASSENFOSSE, Haarlem Kruisweg 68. goedkeuring gekregen," dan kwispelde je met je staart, een rooie goedkeuring," dan kwispelde je nog harder met je staart en je likte ze.; Maar as ze zeiën: Fanor, ik heb school motten blijven, ik heb straf gehad," dan draaide je je kop om en je bleef staan met je neus naar de grond. ... Tien francs, meneer... nee, minder niet... ... En eens, toen die koetsier z'n paard zo gemeen met de zweep afranselde, omdat het rijtuig niet van z'n plaats kwam. Hoe je huilde bij elke slag, Fanor! En hoe je die koetsier aankeek, terwijl je om hem heen draaide. En je ben zo hard gaan huilen van veftriet, dat de koetsier z'n zweep neersmeet en riep: Nou, dan mot 'et rijtuig maar blijven staan." En toen ging die op de rand van 'et trottoir zitten. Toen ben je voorzichtig naar 'em toegegaan, je heb z'n handen gelikt; hij gromde, hij vloekte, hij douwde je achteruit, hij zou alles heb ben willen kapot slaan. De tijd ging zo voorbij. En in eens is het paard, dat uitge rust was, uit z'n eigen beginnen te lopen, en de koetsier lachte, en jij liep er achter an en maakte de gekste sprongen! ... Tien francs, dames. ...Heb-ie 't gehoord, Fanor? De kleine koopman is net zo lelik as z'n hond." Dat meisje met d'r moo'ie kleren zei 't, en ze keek zo lelik, net of we d'r kwaad gedaan hadden. Nou, ja, Fanor, ik wou het je eerst nie zeggen: we zijn geen van beië mooi. Ik zien 't, as ik naar andere honden en andere mensen kijk. We kunnen d'r niks aan doen, Fanor; iedereen kan nie mooi wezen; we motten maar proberen, te maken, dat ze 't ons nie kwalik nemen, door nie ondeugend te zijn. As ik iemand hardop hoor zeggen, dat ik lelik ben, antwoord ik niet, dan doen ik maar net of ik lach. En jij, as ze 't zelfde tegen jou schreeuwen en je-n-een schop willen geven om je weg te jagen, dan ga je achteruit zonder te brommen en dan kijk je ze strak an, net of ie zeggen wil: Zou je graag hebben, da' ze veel van je hielden ?" ... In ieder geval, al zijn we dan geen van tweeën mooi; we houwen toch erg veel van mekaar. Ik ga net morgen naar een nieuwe baas as loopjongen. Nou, we zullen mekaar in Parijs vast en zeker tegenkommen, Fanor. Ik zal dan allerlei koopwaar op m'n rug hebben; jij zal misschien onder een handwagen gespannen zijn om te hel pen trekken. We zullen mekaar herkennen en ik zal dicht bij je kommen lopen. ... Misschien zullen we allebei een baas treffen, die ons nie zal slaan. Of anders, .is we slaag krijgen, zullen we misschien weten, waarom ... het treurigste, Fanor, as ie slagen krijgt, dat is, as ie nie weet, waarom... En dan, slagen doen altijd pijn, ook as ze uit gekheid gegeven worden. Weet je nog, Fanor, hoe akelig je 't vond, toen de jongens, op die Donderdag, oorlochie speel den, met stokken, houten sabels en tangen ? Ze vroegen: Voor wie ben je, Fanor? voor Russen of voor de Japanners ? Voor de Engelsen of voor de Boeren?" En jij liep maar van het ene kamp naar het andere, jij was voor allemaal, voor de Russen en voor de Japanners... jij was voor de vrede. Jij zou maar gewild hebben, dat we altijd knikkerden; dan ging je d'r bij zitten en je was nieuwsgierig, wie het winnen zou ... je zou daar wel de hele dag hebben kunnen zitten... iiniiiiiiiiliMiiiiiiMniiiiiiimiMiiiiiHiiliiiltniiiiimiMllHlliliiHiiiiiiiiiiiii «5 MODKLKAMKR.S. l'. Directeuren: G. PELT J. Jzn., H. F. MERTENS B I. CHEMIGRAFISCHK KUNSTINR1CHTING % DIRK SCHNABEL CLICHÉ'S VOOR ZWART- EN KLEUREND ONS NIEUW PROCÉDÉIS KOPERDIEPDRUK GESCHIKT VOOR lü.K PAPIER 'T BINNENHUIS INRICHTING TOT MEUBELEERING EN VERSIERING DER WONING DIRECTEUREN JAC VAN DEN BOSCH EN W. GIEBEN GE.DCOMMIS5? H P BERLAGE EN L SIMONS RAADHUISSTRAAT 48-50 AMSTERDAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl