De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 4 oktober pagina 2

4 oktober 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 4 Oef. '14. No. 1945 en lichtblauwe tuniek, een bijna ideaal mikpunt voor de Duitschers, te velde trekken; hoe speciaal bij de ruiterij tegenstand te constateersn viel 'legen een uniform 'van terrein-klei», hoe p parade-en manoeuvreveld de charge", ;de opzichtige, charge, de uitzondering, nog steeds als hét hoogste, als de kern .van de.oorlogstaak der cayalerie wordt beschouwd'... en genoten. En niet in Frankrijk alleen! Hoe wreekt zich in dezen oorlog daaren boven de theorie der klojtne gezinnen. Wij hebben een Fransch jorigmensch in onze omgeving zien opgroeien, opgewekt, moedig, levendig, pittig, zeldzaam gewillig, beschik kende over alle moreele eigenschappen, die den goeden soldaat vormen. Zijn lichamelijke gesteldheid werd echter gekenschetst als volgt: algemeene zwakte, onvoldoende ont wikkeling van de borst. In ons land zou hij absoluut zeker afgekeurd zijn. Hij is in Frankrijk, dat 80 pCt. van zijn beschikbare jongelingen en meer noodig heeft, ingelijfd. Voor ons, bekend met hetgeen het leven te velde eischt, staat deze inlijving gelijk met zijn doodvonnis of een gebroken ge zondheid, als hij van het slagveld terugkeert. En zoo zijn er in het Fransche leger dui zenden en duizenden. Voorwaar, de bondgenooten hebben de hulp, de spoedige hulp van de colonials", meer dan noodig. De toestand der Duitschers is, al hebben zij de leiding tot nu toe, eveneens critiek. Hierboven wezen wij reeds op het zeer groot gevaar, dat hen van de Kanaalkust Ant werpen bedreigt. Maar wat erger is: hun aanvalskracht schijnt tijdelijk eveneens gebroken. Of het tengevolge van hun toomloos losstormen op Luik en het Belgische leger is geweest, of de slagen in Noord-Frankrijk, dan wel aan de Marne de oorzaak er van zijn, of alle te zanten, doet weinig ter zake. Vast staat de aan uitputting grenzende moeheid van menschen en paarden, hun reusachtige verliezen aan beiden en vooral aan officieren. Wij noemen hier met opzet ook de paarden, omdat deze, niettegen staande de auto's, te velde absoluut on misbaar zijn. Bovendien is te velde een paard meer vatbaar pok voor de gevolgen van oververmoeidheid dan de mensch. Heeft niet in den Boerenoorlog elk Engelsch bereden soldaat gemiddeld tien paarden verbruikt? En bleek na een geforceerden marsch in den Russisch-Turkschen oorlog over den Balkan, een Russisch ruiterij-korps door den toestand der paarden niet veertien dagen absoluut onbruikbaar ? Nu is in het gebrek aan paarden onder de gegeven omstandigheden voor een deel te voorzien, eveneens kunnen de verliezen aan soldaten vrijwel worden aangevuld, maar met de officieren is dit niet het geval. Hier moet het gehalte dalen en dit zal in een Duitsch leger grooter invloed hebben dan in een Fransch of Engelsch; dat brengt de volksaard der strijdende naties mede. Door hun achterwaartsche concentratie zijn de Duitschers in beter conditie gekomen en door den te verwachten val van de linie Verdun?Toul zal deze weinig critiek meer zijn, omdat dan België als verbindingslijn in de tweede plaats in aanmerking komt. Het is dus zaak voor de Duitschers hun kracht te concentreeren op de linie Toul Verdun. Zoolang daarvan niet althans een deel, liefst Verdun, in hun macht is, hangt hun verbinding aan een draad, zoodra Engelsche of Fransche troepen aan de Belgische kust landen. Het is toch duidelijk, dat het Fransch gebied, waar de Duitschers zich bevinden, niets meer oplevert. Alles moet aangevoerd worden. Aan verpleging beteekent dit voor 100.000 man dagelijks een 180.000 K.G. brood, erwten, boonen, zout enz., een 300 stuks slachtvee, 200.000 K.G. haver, en 200.000 K.G. hooi. Dit kan natuurlijk maar tot op zeker punt per spoor aangevoerd worden. Van dat punt tot de troepen moet het met paard en wagen. Deze hoeveelheid vraagt echter per 100.000 man dagelijks de beschikking over ongeveer 1000 met twee paarden bespannen wagens. Men kan nu zelf nagaan, welk vraagstuk die voeding is voor een leger van zeg circa 800.000 man, liggende in een stelling als die der Duitschers in Frankrijk. De munitie aanvoer is bij de algemeen ingevoerde snelvuur-geweren, snelvuur-kanonnen en machine-geweren naar rato, wat de moeilijkheden aangaat. De moderne legers zijn munitie-verslinders. Men schat de artillerjstische kracht van een leger te velde niet meer naar het aantal kanonnen, maar naar den munitie-voorraad waarover de beschik king is. Getallen noemen is hier moeilijk, maar om de gedachte te bepalen, diene, dat voor Parijs in '70/71 door de Duitsche kanonnen per dag reeds gemiddeld 160.000 K.G. ijzer verschoten weid en toen was er van snelvuur-wapens geen sprake, waren de achterlaad kanonnen en -geweren nog in hun kindsheid. De Duitschers hebben in de afgeloopen week Antwerpen, wat men noemt, berend. Dit berennen kan een voorspel zijn van eene belegering. Twee zuidelijke forten zijn wel iswaar beschoten, maar deze vrij slappe beschieting.is nog allerminst een bombardement te noemen. Dit optreden tegen de voor de Duitschers zoo bejangrijke stelling maakt onmiskenbaar den indruk van slapheid, het is of zelfs hier in Noord-België de terug slag gevoeld wordt van de uitputting aan de Somme-Maas positiën. Veel valt van dat Duitsche optreden tegen Antwerpen nog niet te zeggen, wat niet wegneemt, dat het om begrijpelijke, doch voorloopig in een courant alsnog beter te verzwijgen redenen geheel de bijzondere belangstelling van Nederland vraagt. Bloed is nu eenmaal dikker dan water. Het Raadsel van Reims Het is ons Nederlanders, door hetgeen onze eigen berichtgevers ons uit België ge meld hebben, duidelijk genoeg, dat de hoofd officieren van het Duitsche leger met hun rijlaarzen op bloembedden van oude be schaving wandelen zonder nu precies te Onderscheiden waar de madelieven beginnen. Zoo is door een paar toevallig aanwezige kunstkenners-reserve-officieren inLeuvenaller lei moeten gered worden. Maar het sterkste bewijs voor den geest, die de wereldveroverende vechtjonkers bezielt, is wel het gesprek, door een, ook ons persoonlijk be kend correspondent bijgewoond : een gesprek tusschen. twee Leuvensche hoogleerarenjesuïten en den militairen bevelhebber van Brussel. Zeker is het jammer," verklaarde welwillend deze man, dat in Leuven een belangrijke universiteit verbrand is. Maar dat kunnen wij toch waarlijk niet alles precies weten! Zeg u nu eens, hier ligt de kaart van Brussel. Ik heb de macht er alles plat te laten schieten. Zeg u mij nu eens wat daar zoo onder meer belangrijk is." De pro fessor in zijn priestertoog stond even zon der antwoord. Hij was waarschijnlijk ver bouwereerd over het menschelijk monument van beschaving, in wiens onmiddelijke nabij heid bij zich bevond. Toen noemde hij een kapel of een bibliotheek. En op verlangen van den commandant wees hij op de kaart de plek aan waar het gebouwtje stond. Best," zei deze, en met rood potlood kenmerkte hij op de platte grond het curiosum, dat nu altijd verschoond kon blijven l Waar zulk een geest leeft, houdt ieder, voor wien bouwwerken als de kathedraal van Reims meer beteekenen dan een ver vangbare schoonheid, het hart in beklem ming vast, nu de Duitsche militaire macht Noord-Frankrijk bezet houdt, die bakermat van de heerlijke Fransche gothiek. Had de schrik over 't .geen zelfs goede vrienden van Duitschland over Leuven ge zegd hadden reeds heilzaam gewerkt? Zeker is het, dat het Duitsch legerbestuur bevel had gegeven de kathedraal te spa ren, zoolang het mogelijk was"... En toen de gedeeltelijke verwoesting van dit bouwwerk dat in schoonheid alles over treft, overtrof (?) wat wij kennen ge meld werd, vernam men tevens, dat de Duitsche artillerie alleen dan op de kathe draal geschoten had, als haar torens voor verspieding werden gebruikt. De billijk heid gebood, dat men geloof hechtte aan deze verklaring, want vast staat tevens, dat de kathedraal vol lag met Duitsche gewonden, en dat dit den Duitschers zelven bekend was. Intusschen: wie de betrekkelijk zeer be schaafde Fransche officieren kent, wie weet welk een nationale trots voor de Franschen de kerk is, waar Jeanne d'Are in gebed neerlag vór den strijd, en wie tevens be denkt, dat juist onder de Fransche officieren de katholieke traditie zeer levendig is, die gelooft terstond de pertinente mededeelingen der verdedigers: dat er geen wachtposten op den toren gezet zijn. Zoo wisten wij niet goed wat te gelooven, totdat een correspondentie in de Daily Telegraph naverteld in de Tel. ons wakker schudde. De correspondent ver haalt vrij nuchter van zijn bezoek aan de kathedraal, waar een met name genoemd priester hem rondleidde. En dan gaat het resuméin de Tel. verder: Op verscheidene punten van het dak smeulden de balken en binten nog. De correspondent en de hem rondleidende geestelijke klommen naar boven, be zochten de bovengalerijen en kwamen ook in den klokketoren. Doch de Duit schers moeten hen uit de verte hebben opgemerkt; want onmiddellijk werden twee granaat-kartetsen op de kerk afge_vuurd, die uit elkaar spatten te midden van de lijken van Duitschers, die voor de kerk op het plein lagen. De geestelijke en de correspondent vluchtten naar beneden en de Duitschers schoten niet meer. Ziedaar wellicht de oplossing van het raadsel. Terwijl het on-Fransch zou geweest zijn de kathedraal opzettelijk aan het gevaar eener beschieting prijs te geven, is het zér Fransch ditzelfde te bewerken door een van die kleine zorgeloosheden, welke het Fransche volk beminnelijkerwijs wel meer sieren, en waar een Noordeling nooit heelemaal aan gewent. De oplossing schijnt naar onze meening te zijn, dat er geen militaire wachtpost bij de toreningangen stond ... en dat elke kapelaan, koster of overijverig sergeant of soldaat (die zich eens flink nuttig wilde maken) den toren beklimmen kon. Er zijn helaas in Frankrijk wel eens meer groote dingen verloren gegaan door kleine zorgeloosheden. Maar indien ook op dit punt bleek, dat de Franschen vrij uitgingen zouden wij geen verklaring meer weten voor de be staande flagrante tegenspraak. In elk geval zou die verklaring weer niet vriendelijk kunnen zijn voor de Duitsche artilleristen. * * ? JULES COMBARIEU, La Musique et la Magie; tude sur les origines populaires de l'art musical son influence et sa fonction dans les sociétés. Paris, Alph. Picard. Dit is de derde van Combarieu's tudes de philologie musicale"). De muziek bleef in zoo verre waarlijk goddelijk van oor sprong, dat men niet wist vanwaar zij kwam. De ouden wisten 't en noemden de muziek eene gave der goden, tegenover welke meening Herbert Spencer de theorie opzette het gezang is 't effect eener physiologische wet", Darwin het beginsel der muziek zocht in de erotiek, Grosse de muziek dacht als een uitweg voor overvloedige energie, Otto Böckel als de kreet van smart en vreugde, om van anderen niet te spreken theorieën, die in ieder geval philologisch niet zijn af te leiden of aan te toonen, bij gebrek aan alle bewijsmateriaal. De thesis, welke Jules Combarieu in dit boek uitwerkt, wordt door den schrijver samengevat in de volgende doctrine: Het profane gezang komt van het religieuse gezang; Het religieuse gezang komt van het ma gisch gezang". eene leer, die juist op tijd komt, nu het occultisme, de mystiek en de andere metaphysica niet meer geheel verweesd zijn. Ik meen dat lang geleden in ons land reeds de aandacht gevestigd is door Alphons Diepenbrock op de voortdurende associatie van Gezang en Magie, welke werd vastge legd door onverwoestbare overleveringen. Men behoeft de etymologie slechts na te gaan van sommige woorden. De Germanen zijn van nature niet zulke hardnekkige tra ditionalisten als de Latijnen en men heeft een eigenaardig langen omweg noodig om het woord zaubern, dat in gothische en anglo-saxische uitdrukkingen doen beteekent in verband te brengen met magie, welke in middeleeuwsch latijn factura heette, in 't Italiaansch fattura; afgeleid van facere, doen, doch de verdere doolhof der ety mologieën schijnt geen duidelijke relatie te brengen tusschen muziek en magie. Bij de Latijnen is 't anders. Het woord enchanter (incantare, betooveren) verloor zijne kracht maar niet zijn oorsprong: betoovering door gezang; het woord charme is even leerzaam als enchanter: charme, betoovering, is af geleid van carmen, gezang; de Grieken ge bruikten 't zelfde woord voor gezang en magische formule, voor dichter-musicus en wonderdoener. Bij de Assyriërs, deEgyptenaren, in de oudste talen van Indië, vindt men hetzelfde heilige samentreffen en dit alles wordt door Jules Combarieu met citaten toegelicht. Deze zeldzame overeenkomsten zouden echter ten slotte tot de imponderabilia of tot de waarschijnlijkheden mogen gerekend worden, als er geen verband bestond tot de oer-magie en de tegenwoordige muziek. Hel verband is zelfs dubbel. 't Magische carmen had verschillende vormen; voor ooggezwellen was b.v. dienstig het recitatief: Kyrla, Kyria, Kassaria Sourórbi, met het heldere schema A-A-B, een zeer bekende compositorische formule, welke men ontmoet in alle muzikale verzen van Bach en zijne voorgangers tot en met Mahler en Schönberg. Combarieu geeft citaten van Bach en Mozart. De magische strophe of periode en de muzikale hebben dezelfde verwantschappen. Om menschen en beesten te genezen van de koliek had men vroeger als recept het driemaal zingen alabanda, alabandi, alambo, wat tot strope geeft Alabanda, alabandi, alambo, Alabanda, alabandi, alambo, Alabanda, alabandi, alambo. Het eerste deel uit een der schoonste symphonieën van Beethoven (de vijfde) heeft dezelfde drievoudige constructie en Com barieu ziet er geen bezwaar in om nog met andere voorbeelden aan te toonen, dat het verschil tusschen een Pawnee of een Afrikaansche neger en Mozart, Beethoven en Bach ten slotte niet zoo groot is. Men houde dit alles geenszins voor phantasterijen, want een philoloog gaat nog verder. Berust de bouw eener melodie op niet te verdelgen herinneringen aan de magie, de doorvoering en verwerking der motieven heeft een gelijken achtergrond. Cato de Oude beveelt het volgende Carmen aan bij verwrichting: Huat, hauat, huat, Ista, pista, sista, Ariès, dardariès, astatariès. Beethoven, schrijft in zijne eerste symphonie: daarna: en later: geheel volgens het procédévan Cato den Oude. Omkeeringen der thema's, kreeften-canons en andere wendingen, welke men in de muziek nog dagelijks gebruikt, hebben den zelfden oorsprong. Een magische papyrus van het British Museum bevat de volgende muzikale formules: Laki, laki, laki mou mou, kila, kila, kila; en, even onverstaanbaar, doch formalistisch: iaó, ai, ai, aio, ai ióa, ióa, ai muziek van deze constructie (om niet de tooverwoorden Ablanatanalba en Crammacammarc eveneens van een papyrus te vergeten, die van links naar rechts en van rechts naar links kunnen gelezen wor den); leert men nog op de twintigste eeuwsche conservatoria. Ik zei reeds dat het verband tusschen magie en muziek dubbel was en het be staat behalve in technischen zin ook in psychologischen; een Mexicaansche inboor ling illustreert het vallen van den regen op dezelfde wijze als Bach in eene cantate, in de passie volgens Johannes, volgens Matthaeus en de Zugnis, die een grooten dans van den Regen" bezitten (magische symphonie tegen droog weer) doen niet anders dan Richard Strauss in Don Quichotte, waar eene wiudmachine ons moet betooveren", wanneer zij sonore platen tegen elkaar slaan om den donder na te bootsen en zich zwart vérven, wijl dit de onweerskleur is. Zoo wordt de imitatie, een der groote princiepen der tooverkunst, ten spijt van alle nieuwe aesthetiek, gerechtvaardigd door de alleroudste overleveringen. Het is onmogelijk om den inhoud van dit zeer belangrijke boek geheel te analyseeren, daar het nietigste en het gewichtigste détail der muziek verhoudingen heeft tot de Magie. Ik wil op eigen houtje nog enkele conclu sies trekken. Toen men aan de Betoovering geloofde heeft men de betooveringsformules in de muziek verwaarloosd; het Ter dico, ter incanto" en de andere trucs, waarmee men de geesten beheerschte, welke 't alpha en omega der moderne compositie vormt, wier verhouding tot het Wonderbare zoo insipide en onbeduidend is, kan men vinden bij de domste auteurs. Inderdaad, van alle com ponisten der latere tijden is Manier de eenige, die het ter incanto met magische doeleinden schijnt te hebben toegepast; ik zou daarvoor citeeren het eerste deel zijner Derde symphonie. De muziek echter der Renaissance, aan welke de humanisten goddelijke kracht toekenden, heeft geen enkele van de wetten der Magie geobserveerd; het blijkt dat de bezweringsformule eerst universeel kon worden, toen men in de dagen der Rede niet meer geloofde aan de Beloovering, noch aan het wonderbare. Een Brandenburgsch Concert, een Menuet van Haydn en andere muziek, welke mij nooit betooverde" zal me de 'onmacht harer bezweeringsformules voortaan nog ironischer uiten! Het blijkt door citaten uit een werk van miss Fletcher (Etude sur la musique des Omahas) dat de muziek zich onafhankelijker verhield tegenover de voorschriftender Magie dan de tekst. De dwang 'der getallen gold voor het libretto" doch de melodie bleef vrij. De Rationalisten der na-renaissance hebben den dwang der getallen in de eerste plaats overgebracht op de melodie. Het is me eindelijk ook duidelijk geworden waarom de katholieke kerk zich zoo lang en halsstarrig verzette tegen de populaire muziek: deze muziek had Ie overvloedige affiniteiten en sympathieën met de magie. MATTHIJS VERMEULEN Berichten GENERAAL VON BERNHARDI'S boek over Duitschland en de oorlog is ook in het Engelsch vertaald. Hoewel het in deze dagen zeer actueel is, weigerden vele Engelschen het te koopen omdat zij vreesden dat de schrijver daardoor voordeel zou hebben. De engelsche uitgever maakt nu bekend dat hij reeds vór twee jaar het vertalingsrecht kocht 'voor een ronde som, zoodat geen Duitscher voordeel heeft van de thans ver kochte exemplaren. Verder wijst hij er op dat hij door den verkoop in staat is engel sche drukkers en binders te bevoordeelen en volle salarissen te blijven uitkeeren, ook aan die van zijn personeel die in dienst zijn. SIR EDWARD GREY'S oprlpgs-speech in het Engelsche parlement is in-extenso op genomen in den te Kopenhagen verschenen herdruk van een leerboek voor de Engelsche taal. Deze toespraak wordt voor de Denen zulk een belangrijk historisch document geacht dat zij het noodig vinden dat hun kinderen die nu en in de toekomst geheel zullen kennen. LORD ROBERTS is bezig aan een artikel over The supreme duty o l the citizen in the present crisis, dat in het eerstvolgend num mer van The Hibbert Journal zal worden opgenomen. * * * Ingezonden Arnhem, 19 Sept. 1914 M. de redacteur, Ik lees daar juist in de Groene Amster dammer" een bizonder aardig gedichtje over een uitdrukking, waarover de Kaiser het zoo vaak heeft. Charivarius heeft op een schitterende manier uitgelegd waarom er juist over onzen ouden" God wordt ge sproken. Ik heb er ook nog een uitlegging voor gevonden; ziehier: bij Antwerpen ligt een heel lief, klein dorpje, 't heet... OudeGod Vieux-Dieu; 't ligt op de lijn BrusselAntwerpen, op den weg die de Duitschers wel zullen volgen bij hun opmarsen naar de oude" Scheïdestad. Al wat oud' is, wordt trouwens gere specteerd door de Duitschers; het oude" Leuven, de heel oude boeken met hunne vale perkamenten banden, de oude" grijze muren van gothische kathedralen, dat alles wordt met saluutschoten uit spiksplinter nieuwe kanonnen begroet, terwijl hyper moderne vliegtuigen blijk geven van zeer groote belangstelling voor al wat maar een heel klein beetje oud is. O, die Duitsche Keizer kan het soms zoo raak zeggen! W. ? ? « Inhoud van Tijdschriften Schoonheid en opvoeding, Sept. '14: J. D. Ros, Aan de vrienden der beschaving. Johanna Veth, Over het verband tusschen spreken en zingen. Taraxacum, Scholen in mobilisatietijd. A. G. D., Verbetering van den volkzang. W. A. L. R.-V., Nog maals, in welken geest werken wij". Boekbeoordeeling. W. A. L. Ros-Vrijman, Het Haagsche opvoedingshuis. A. G. D., Bioscoopgevaar voor kinderen. enz. De Natuur, afl. 8: Feickens, Optische telegrafie met militaire vliegtuigen. Dr. W. P. Jorissen, Over het uitdooven van vlammen. G. M. Claus, Iets over vervoerbare stations voor draadlooze telegrafie. W. C. Olland, Een dwaling. W. L. Brocades Zaalberg, Hoe maakte men vroeger goud. E. Snoek, Moderne basi«-afstandmeters. j. Daalder Dzn., Gorzen. Dr. A. J. C. Snijders, Iets over de zoogenaamde edele gassen". Jan Gaillard, De Machine. De Hollandsche Revue, No. 8: Wereld geschiedenis. Belangrijke onderwerpen: Wat men wel eens van de petroleum mag weten. Krimineele statistiek over 1912. Vogelverdelging. Oorlog en geneeskun dige verzorging. Wpningen voor gezinnen met een lijder aan vergevorderde tubercu lose. Het mysterie der stilte. karakter schets: G. D Gratama. Revue der tijdschriften. Een .faillissement (Door het torpedo-werk van de Duit sche duikboot verdronken meer dan 1600 personen. Het bericht van de heldendaad der bemanning bracht over Duitschland, schrijft de Köln. Zeitung, eine jubelnde Freude". Alle opvarenden verkregen het Ijzeren Kruis.) Als de vrede is gesloten, En de strijd gestreden is, Als er bloeds genoeg vergoten, Leeds genoeg geleden is; Als de zwakke landman zwoegend Zwak: de sterken zijn gedood 't Bloedgedrenkte land doorploegend, Op verminkte lijken stoot; Als de tranen wat gedroogd zijn Van de weduuw en de wees, De belastingen verhoogd zijn, En de prijs van brood en vleesch; Als het aantal werkelooze' Niet meer weeklijks, daaglijks, stijgt, En de werkman, na een pooze, Hier of daar een plaatsje krijgt; Als de zaken weer gaan loopen, En de rust is weergekeerd Hebben w' allen, laat ons hopen, ne wijze les geleerd: Dat in heel ons brave leven Eigenbaat, -belang, gewin, Drijfveer is van al ons streven Nimmer God of Godsdienstzin. En dat Vroomheid, Recht en Waarheid, Noem 'tmaar Godsdiensf'voor'tgemak Liggen 't blijkt met groote klaarheid Boven aan het oppervlak. Want zoodra we 't wenschlijk achten Voor het winnen van den strijd, Bannen w' alle Godsgedachten, Daarvoor hebb' we dan geen tijd. En, al roepend: Heere, Heere! Zett' we Godsdienst aan den kant; Moord en doodslag komt in eere, En de Bijbel wordt verbrand. Wie, vervuld van 't Onze Vader", Doet, wat Jezus heeft geleerd, Wordt direkt, als landverrader, Afgemaakt gefusilleerd. Ieder van de Tien Geboden Overtreden w' eiken dag; Rooven, branden, liegen, dooden, Zelfs verhongren alles mag. En de krant bezielt gedurig Den soldaat met haat en nijd; Zeet terecht: dat maakt hem vurig En bloeddorstig in den strijd. Dood je 'r n je wordt bewonderd, Tien dan krijg j' een lintje thuis, Maar verzuip j' 'r zestienhonderd, Dan verdien je 't Ijzeren Kruis. En de maar' verkondigt luide: Zestienhonderd te gelijk!!" En een jubelende Freude Spreidt zich over 't gansche rijk. Ja, 't was schitterend" *) dat erken ik, Wat verdronken z' allemaal snel! Zelfs 't vergaan van de TITANIC Was hierbij maar kinderspel. En de Hoofden van de Staten, Keizer, Koning, President, Tsaar, Ministers, Diplomaten, Uit het Witboek welbekend, Zij, die verantwoordlijk waren Voor het Wereld-moordnaars-werk, Waren ook de steunpilaren Van de Christelijke Kerk. 'k Stel dus voor, om dit te zeggen: Daar de Godsdienst is verjaard, En 't Geloof het af moest leggen, Wordt de Kerk FAILLIET verklaard! CHARIVARIUS *) De uitdrukking is van het N. v. d. D. Nieuwe Uitgaven HENRIËTTE ROLAND HOLST-VAN DER SCHALK, Opwaartsche Wegen, 2e druk, 195 pag. Rotterdam, W. L. en J. Brusse. HENRIËTTE ROLAND HOLST-VAN DER SCHALK, De maatschappelijke ontwikkeling en de bevrijding der Vrouw, 53 pag. Rot terdam, W. L. en J. Rrusse. R. N. ROLAND HOLST, Brieven over de tentoonstelling van den Duitschen Werkbund te Keulen, 28 pag. Rotterdam, W. L. en J. Brusse's Uitg. Mij. CHRIS VAN GEEL, Over Boek- en Boek bandversiering (overgedrukt uit het Maand blad voor de Typografie en verwante vakken) 8 pag. N. V .Manufactnrenmagazijn Het Anker' uitsluitend gevestigd: 49 Yeene straat en Heul straat 27, den Haag. SPECIALITEIT IN WITTE GOEDEREN, UITZETTEN EN UITRUSTINGEN. Wollen en Katoenen Tricotgoederen van de bekende merken. op RIJWIEL., RIJTUIG, en AUTOBANDEN waarborgt soliditcit. Fabriek Hevea, Hoogezand (Groningen.) BOUWT TE HUNSPEET Mooie boschrtjketerreinen.Spoor.Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen M.ij DE VELUWE", Nunspeet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl