Historisch Archief 1877-1940
4 Oct. '14. No. 1945
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
De Bloedgebeden
(OORLOGSRIJM,
VERZOEK VAN EEN NEUTRAAL)
Wij leven in een donkren tijd,
Want twee partijen zijn in strijd,
Die ik, uit onpartijdigheid,
Maar A en B zal heeten.
Den vrede minnen beide teer,
Zij zeggen 't zei ven keer op keer,
Dus daar aan twijfelt niemand meer,
Zij kunnen 't 't beste weten.
En daaglijks stijgt tot God 't gebed
Van A en B, als een duet:
Wij trekken op, Heer!, onbesmet,
Men duwt ons 't zwaard in handen!
Help onzen vijand te verslaan,
Op t land en op den oceaan,
O, Heer! hoor onze beden aan,
En zie onz' offeranden!"
En na het winnen van een strijd,
Zegt A: slechts God zij dank gewijd!"
Tijgt vol van vrom' erkentlijkheid.
Ter kerk, in diepen ootmoed;
En knielt, de handen vouwend, neer,
Eerbiedig preevlend: God zij d' eer!
Het is besloten door den Heer,
Dat onze vijand dood moet."
Maar B zegt: A is een barbaar,
Hij zocht den krijg, die huichelaar!"
En A weer: God, het is niet waar,
B lastert, 't Is verfoeilijk l"
O, A en B, en B en A!
Nu vraag 'k je. Is dat logica?
Kom, laat die race-in-'t-bidden na!
Je maakt het God maar moeilijk.
Hij ziet op d' aard', waar 't menschdom krielt,
Millioenen A's terneergeknield,
En evenzooveel B's, bezield
Met hoop op steun van Boven;
En A .bidt, op zijn eerewoord,
Dat hij slechts voor den Vrede moordt...
Als God van B nu t zelfde hoort,
Wien moet Hij dan gelooven?
Daarom, Partijen, A en B,
Spreek ik nu ook een woordje mee,
Ik zeg het tegen alle-twee,
Omdat ik zoo neutraal ben;
Partijen, A en B dus, hoort
Naar mijn neutraal en nuchter woord
(Ik hoop niet dat :t den Vree verstoort,
Pardon, dat 'k zoo brutaal ben!):
Rolt, yolkren, u in bloed en slijk,
Dat niets voor Hart of Rede wijk,
Wie 't sterkste is, die heeft gelijk!
Dat 's nu de Wet van 't Leven.
Blijft uw beschavingsplicht bewust:
Vernietigt Kunst naar hartelust,
Kweek armoe, hongersnood, gerust:
Het schouwspel is verheven.
Schiet, steekt en hakt en moordt en brandt,
Verminkt, vertrapt, schopt, schendt, ontmant,
En laat, ter eer van 't Vaderland,
Uw krijgsgeschrei weerklinken.
Werpt bommen in den duistren nacht,
Verbrijzelt, scheurt en spietst en slacht,
Laat weg en weide, grebb' en gracht
Van wond- en lijklucht stinken,
Verwoest landouwen, beemd en bosch,
Pleegt woordbreuk, spreidt uw mijnen, los,
Graaft lanspunt-kuil voor man en ros,
Bindt krijgers aan d' affuiten,
Noemt razernij en moordlust 'moed',
Snuift p de lijklucht! zwelgt in 't bloed!
Ik vind het allemaal mooi en goed...
Maar, toe! laat God er buiten!!
Bltte eines Neutralen
i
Man lebt in einer ernsten Zeit,
Denn zwei Parteien sind in Streit,
Die ich aus Unparteilichkeit
Jetzt A und B will nennen.
Den Prieden lieben beide sehr,
So schwören sie auf Wort und Ehr,
Und kelner will bekennen
Und sich den schuld'gen nennen.
Und taglich hort Gott das Gebet
Von A und B wie ein Duet:
Herr, gieb mir deinen Segen
Und hilf uns zu dem Sieg,
Gieb Kraft nur unserm Degen;
Wir wollten nicht den K'ieg,
Hilf uns, in diesen ernsten Tagen
Zu Wasser und zu Land,
Hilf uns, o Herr, den Feind verschlagen,
Der uns das Schwert drückt in die Hand!"
Und nach dem ersten grossen Streit
Sagt A: nur Gott sei Dank geweiht"
Und eilt erfüllt von Dankbarkeit
Zur Kirche hin und belet.
Und knieend fleht er urn Verderben,
Und bittet Gott den Herr:
Lass alle unsere Feinde sterben,
Dir sei dann Dank und Ehr!
Doch B sagt: A ist ein Barbar
Und was er sagt, das ist nicht wahr!"
Und A dann wieder: Gott, er lügt,
Er hatt' uns nur zu gern besiegt,
Er ist rachsüchtig, gierig!
Oh, A und B und B und A,
Ich frag euch, ist das Logica,
So macht Ihr 's Gott nur schwierig.
Und taglich sieht Gott niederknieën
Millionen A's mit frommen Sinn
Und ebensoviel B's;
A betet auf sein Ehrenwort,
Dass er nur für den Frieden mord't.
Wenn B nun ganz dassetbe schwört
Und Gott die zwei Gehete hort,
Wem muss er denn dann glauben?
6
Darum Parteien A und B,
Wenn ich dies' Race im Beten seh,
Sprech' ich jetzt an neutralem Ort
Ein ganz neutrales, nüchtern Wort.
Den Frieden" kann ich ja nicht storen,
Drum bitte ich euch mich an zu horen:
Rollt, Völker euch in Schlamm und Blut
Mit vaterland'schem Heldenmut,
Und macht aus dieser schonen Welt
Ein Trümmer- und ein Jammerfeld,
Vergesset, dass Ihr Menschen seid
Und seid, wie Tiere sprungbereit,
Ermordet, raubt und hackt und stecht,
Und wer am starksten ist, nat Recht!
8
Tut alles, was Ihr wollt und könnt,
Vertrappt, vernichtet, wurgt und brennt
Un lasst zur Ehr vom Vaterland
Die Kriegerschreie klingen,
Grabt Graber dann für Mann und Ross
Lasst Mienen und Kanonen los,
Brecht die Vertrage, schandet Frauen
Und lasst den Tod mit seinen Klauen
In Schloss und Hütte dringen.
Verwüstet Lander, Feld und Wald
Und tötet alles, Jung und Alt,
Nennt Raserei und Mordlust Mut,
Zermalmt, erniedrigt, schwelgt in Blut,
Ich heisse alles schön und gut!
Kein Mord, kein Greuel sei zu viel,
Doch lasst Gott" dabei aus dem Spiel!
(Het hier herdrukt, door Charivarius herzien gedicht heeft eene in Nederland levende
Duitsche voor ons vrij vertaald)
illlliiniii i iiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiii iiiiiiiiuiiiii i i iinimiiii i MIIIIIII i i UMI UMI i
Vignet van een Berlijnsche
zijdefabriek
Sluitzegels
Wanneer wij tegenwoordig onze brieven
nog kunstig samenvouwden en sloten met
ouwels, dan zou het ons zeer voor de hand
liggend voorkomen, dat van deze ronde
stukjes papier, al of niet van figuur of em
bleem voorzien, de sluitjcegels afstammen.
Met een wapen of speciaal familieteeken
bedrukt, was de ouwel, ook naar zijn gebruik,
in waarheid de eerste sluitzegel. Ook het
signet van de notarissen mag als voorlooper
van den sluitzegel worden beschouwd, al
komt het wellicht sommigen vreemd voor,
dat de meestal ongure en ordinaire plaatjes
van thans verwant zouden zijn met zulke
deftigheden als notarieele signetten.
Het signet, dat met het handschrift ter
waarborg moest worden gedeponeerd, werd
in de dertiende eeuw, den tijd van zijn
ontstaan, met pen en inkt geteekend of liever
kunstig getrokken. Later gebruikte men
chablonen of stempels en eerst daarna werd
de kopergravure hiervoor aangewend; toen
gingen ook anderen over signetten denken
en weldra hadden kooplieden en drukkers
hun eigen merkteekenen.
Etiket van een Hamburgsche
tabaksfirma
Notarisvignet
Deze nu niet meer enkel handteekeningen
(signetten), maar teekeningen voorstellende
vignetten werden vooral aangetroffen bij
apothekers, tabakshandelaars, manufacturiers
en suikerbakkers. In de 17e en 18e eeuw
hadden de tabakshandelaars van Holland
en Duitschland hun waren verpakt onder
etiketten, die al zeer veel van onze tegen
woordige sluitzegels hadden. Wij drukken
hier een vignet af van een Hamburgsche
tabaksfirma, die Tabac a la Bonaparte" in
den handel bracht. Ook tusschen de andere
afbeeldingen en de sluitzegels van thans is
de verwantschap duidelijk. Het eene is een
notarisvignet, terwijl het andere het
merkteeken van een zijdefabriek is.
Zijn tegenwoordige ontwikkeling heeft de
sluitzegel, behalve aan de verwoede verza
melaars, ook te danken aan den invloed
van de ex-libris, al van ouds een kostelijk
object voor de verzamel-manie. Deze in vloed
ligttamelijk voor de hand, maar opmerkelijker
is, dat de plaatjes, waarin onze kinderen
een levendigen ruilhandel drijven, van zoo
voorname afkomst zijn.
M. C.
iiiiiiintiiuiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiMiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiMiiiiniittMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMii
OORLOGSMOED
Waar ik als hoogste deugd
Beukenootjes
GEESTDRIFT
De geestdrift van het meerendeel
Is: Geest te kort en Drift te veel.
Den oorlogsmoed hoor roemen,
Vraag ik somtijds: Is 't moed
Of is 't een moet" te noemen?"
Beverwijk
R. J. ZUIDEMA
Ingezonden
Malthezer orde
Onder het opschrift Ons Roode. Kruis"
schreef in no. 1944, Zondag 27 Sept., van
dit weekblad, iemand die zich Een inge
wijde" noemt, een critiek op de handelingen
van het Nederlandsche Roode Kruis. Zijn
artikel bevat, echt Hollandsen, niets dan
critiek. Het ligt niet op mijn weg thans te
wijzen op de onbillijkheid dezer critiek ten
opzichte van een vereeniging die,, er voor
gezorgd heeft, dat ook op
verplegingsgebied Nederland geheel gereed is om zijn
taak te vervullen, waarbij ik terloops op
merk, dat uit bedoeld artikel blijkt hoe
weinig ingewijd' de schrijver is, anders
zou hij weten, dat op dit oogenblik tegen
het uitzenden van ambulances buiten Ne
derland zich een landsbelang verzet, en dat
daarom het Hoofdcomitébesloten heeft
vooralsnog geen ambulances uit te zenden.
De reden echter waarom ik deze enkele
woorden schrijf is om te protesteeren tegen
de onwaarheid en verdachtmaking in het
artikel van den ingewijde", als zouden
Achterhoeksche Malthezer Ridders met bijbe
doelingen kasteelen hebben aangeboden.
Geen enkel Malthezer Ridder heeft een
kasteel aangeboden. De mededeeling is van
A tot Z onwaar. Wél echter heeft de Mal
thezer-Orde tal van inrichtingen, kloosters,
gasthuizen, retraitehuizen e.a. met honderden
bedden in N.-Brabant en Limburg ter be
schikking van het Roode Kruis gesteld.
Wie weet hoeveel gewonde en zieke
militairen in die bedden nog liefderijke ver
zorging zullen vinden. De dank van deze
menschen voor de zorgen voor onze
liefdezusters voor wie geen opoffering te groot
is, zal voor de Orde de vergoeding zijn voor
de klakkelooze critiek van oningewijden.
Jhr. Mr. E. B. F. F. WITTERT VAN
HOOGLAND,
Kanselier Malthezer Orde en lid
HoofdcomitéRoode Kruis.
* *
*
Het belangrijkste in dit schrijven is zeker
dat een lid van het Hoofdbestuur van het
Roode Kruis mededeelt dat een landsbelang
zich op dit oogenblik tegen het uitzenden
van ambulances buiten Nederland verzet."
Hiermee toch zal wel niet bedoeld zijn
het landsbelang" naar de opvatting: ik
help niemand anders omdat ikzelf nog kans
loop. Immers juist tegen deze opvatting was
mijn kritiek gericht. Er is dus, volgens deze
mededeeling, een ander landsbelang in het
spel. Dat kan wel moeilijk iets anders
beteekenen dan dat er staatkundige moeilijk
heden worden verwacht bij de uitzending
van een Roode Kruis ambulance; dat men
in die uitzending een gevaar meent te
moeten zien...!
De kritiek zal haar bedoeling hebben be
reikt, wanneer allen, die in deze eenigen
invloed kunnen oefenen, dus ook b.v. de
leden der volksvertegenwoordiging, zich
willen afvragen: gaat deze vrees voor gevaar
niet te ver? Is angst, die slechte
raadgeefster, hier aan 't woord ? Hoe ter wereld
is het mogelijk dat de uitzending eener
Roode Kruis ambulance met het lands
belang in strijd is? Is hier niet een ernstige
achteruitgang bij vroegere houding te
constateeren ?
Is dat zoo niet, ligt de schuld niet aan
ons, hebben wij gedaan wat wij konden,
dan moet hier door anderen een houding
worden aangenomen die de internationale,
menschlievende roeping van het Roode
Kruis onvervulbaar maakt; die het Roode
Kruis, althans voor dezen krijg, als inter
nationaal organisme, evenzeer uiteen doet
vallen als de sociaal-democratie... waarmee
het schoonste verdwijnt, wat het had.
Later zal blijken wie hier schuld heeft.
Want dat er schuld is waar ons Roode
Kruis in een oorlog als dezen werkeloos
blijft naar buiten, staat vast. Schuld in of
buiten Nederland. De dag der verantwoor
ding zal ook hier komen.
En nu wat voor den heer Wittert van
Hoogland de hoofdzaak is. Op zijn gezag
neem ik dadelijk aan dat de Malthezer
Ridders vrij uitgaan. Maar het gezag waarop
mijn mededeeling steunde was dat van een
hooge medische autoriteit. Ik kan dien niet
dadelijk controleeren, maar acht het waar
schijnlijk dat hier een betreurenswaardige,
maar verklaarbare vergissing heeft plaats
gehad tusschen de Malthezer orde en een
andere, voor ons land nieuwe adellijke orde.
In het opstel van den heer Van Ittersum in
hetzelfde nummer van dit blad, waarin mijn
kritiek verscheen, heb ik voor 't eerst een
uiteenzetting omtrent de beide orden, die
der Johanniters en Malthezers, van bevoegde
zijde gevonden. In den Staatsalmanak van
1913 worden alleen de Malthezer ridders
vermeld.
Uit het artikel van X. IJ. Z. in dit blad
van 30 Augustus blijkt dat de Malthezer
ridders Katholiek zijn, de Johanniters Pro
testant. Waar nu gesproken wordt van
kasteelen in den Achterhoek (dus niet in
Brabant en Limburg) en de heer Van Itter
sum schrijft dat verschillende Johanniters
hunne woningen hebben aangeboden (wat,
naar de heer Wittert van Hoogland mee
deelt, door de Malthezers niet is gedaan),
daar ligt de gevolgtrekking voor de hand
dat mijn zegsman-medicus Malthezers en
Johanniters heeft verward. Ik maak daarvoor
mijn verontschuldiging en voer als verzach
tende omstandigheid aan dat deze adellijke
orden nog weinig in ons volksbewustzijn
leven.
Onze adel heeft het noodig geacht zich,
nu zij zich als adel voor ziekenverpleging
verdienstelijk wenschte te maken, aan te
sluiten bij twee Duitsche orden, van ver
schillende gelooven. Daarbij behooren fraaie
costumes voor hofplechtigheden en de
militaire rangen van majoor en kapitein, die
de bestuursleden van het Roode Kruis
vergis ik mij niet nooit hebben verworven.
Zooals de heer Van Ittersum meedeelt, heeft
de jonge Commendery der Johanniter-Orde
nog slechts geringe inkomsten. Daarom heeft
zij met verschillende vereenigingen, die het
zelfde doel beoogen, overeenkomsten ge
sloten, welke de Commendery in staat stellen,
in afwachting dat zij met eigen middelen op
ruimer schaal zelfstandig zal kunnen optreden
hulp aan de menschheid te verleenen."
Bij deze Commendery zijn dus wel adel
lijke leden, wel ridderkleedijen, wel reeds
militaire rangen maar voorloopig no?
geen noemenswaarde middelen tot hulp aan
de lijdende menschheid. Die moeten in den
eersten tijd nog van andere vereenigingen
komen, waarmede men overeenkomsten heeft
gesloten.
DE INZENDER
?? * *
Ons Roode Kruis
Het artikel over bovenstaand onderwerp
in het vorig nummer van het Weekblad
voorkomend, geeft mij aanleiding u eenige
plaatsruimte voor een nabeschouwing te
vragen.
Als bestuurslid van het Amsterdamsche
Comitégaan mij de verrichtingen van het
R. K. ter harte, al geschieden zij voor een
deel buiten de bemoeiingen en de verant
woordelijkheid van de plaatselijke comité's
om. Het Hoofdcomité, te 'sGravenhage ge
vestigd, heeft de leiding over alle belangen,
die het organisatorisch geheel raken en die
van algemeenen aard zijn. Ik zal hier de
vraag niet aanroeren, of het Hoofdcomit
een gelukkige samenstelling heeft, noch of
het op een krachtige organisatie steunt.
Maar de schrijver van het artikel tast de
vereeniging het R K. ook in de functie van
hare geledingen aan en daartegen moet ik
een woord van protest laten hooren. Te dien
opzichte worden voorstellingen gegeven, die
mank gaan aan een goed begrip van de
toedracht der feiten.
O. a. wordt aan het R. K. verweten dat
het invloed zou hebben gehad op het vroeg
tijdig ontslag van zieken uit de hospitalen.
In de onzekerheid gedurende de eerste dagen
van Augustus, toen de ne oorlogsverklaring
vór, de andere na verscheen, was het goede
politiek dat men ook voor ons land met de
oorlogskans rekening hield. Daarom zijn op
aandrang van de militaire geneeskundigen
tal van zieken uit hospitalen te Amsterdam,
Rotterdam en Utrecht ontslagen, en zooveel
mogelijk plaats vrij gemaakt voor gewonden.
Het R. K. heeft aan dat ontslag part noch
deel gehad. Achteraf beschouwd is de maat
regel onnoodig gebleken, maar dat recht
vaardigt toch geen afbrekende kritiek daarop.
Was ons land in den oorlog medegesleept,
dan hadden wij binnen enkele dagen
duizende gewonden moeten verzorgen. Was
het met deze vooruitzichten gebillijkt, om
werkeloos te blijven ? En meent men nu
reeds in Abraham's schoot te mogen rusten,
verzekerd tegen oorlogsgevaar ? Het Amster
damsche Comitéheeft het tot plicht gerekend,
rusteloos met zijne bemoeiingen voort te
gaan. Het heeft de mogelijkheid onder de
oogen moeten zien dat in de Stelling van
Amsterdam tien duizend ligplaatsen voor
gewonden noodig waren, zonder dat daar
mede de plaats aan hospitaalruimte geheel
gedekt was voor een belegerd Amsterdam.
Want iedere belegerde vesting heeft rekening
te houden met abnormaal veel zieken, waar
van het gewoonlijk groote aantal besmette
lijke- en geesteszieken bizondere aandacht
behoeft. .
Wie zich als de schrijver van het artikel
over ons Roode Kruis een ingewijde noemt,
moest toch begrijpen, welk een zware taak
aan het R. K. alhier sedert de mobilisatie
was weggelegd, en welke offers daarvoor
noodig waren. Toch zijn de voorbereidende
maatregelen tot nu getroffen slechts in staat
om voor 1/3 tegemoet te komen aan de
eischen, die een insluiting en belegering der
vesting aan de verpleging van zieken en
gewonden zouden stellen. Er kan dus nog
geen sprake zijn van een streven dat over
het doel heen gevoerd wordt, zoodat het
Amsterdamsche Comitésteeds opwekt tot
meerderen materieelen steun van zijn arbeid.
Een ander verwijt van den schrijver, als
zou het R. K. den militair geneeskundigen
dienst overlast berokkend hebben kan nau
welijks ernstig gemeend zijn. Hier en daar
mogen min of meer goed bedoelde aanbie
dingen van particulieren gedaan zijn, om
hun woning, geheel of gedeeltelijk aan het
R. K. af te staan, de beteekenis daarvan
hebben alleen de Comités te beoordeelen
en kan den militair geneeskundigen dienst
betrekkelijk koud laten. Bij de aanwijzing
van gebouwen voor R. K. doeleinden te
Amsterdam is de militair geneeskundige
dienst geraadpleegd, evenals bij de andere
ingrijpende voorzieningen. Het onderlinge
verband is zelfs zoo sterk gelegd dat door
den Minister van Oorlog aan het Amster
damsche Comitévan het R. K. een bedrag
van ? 35.000 is toegestaan, om in de
materieele behoeften te voorzien voor de ver
zorging van 1000 gewonden. Trouwens de
bizondere positie van Amsterdam als laatste
reduit van het leger geeft aan de stelling
een groote nationale beteekenis, zoodat een
goede en uitgebreide zorg voorde gewonden
en zieken ook in de stad, een Rijksbelang
bij uitnemendheid is. M. i. is het Rijk in de
behartiging van dit belang tot nu toe te kort
geschoten. Reeds lang had men Amsterdam
moeten voorzien van een militair hospitaal,
uitgerust met alle moderne hulpmiddelen en
van veel grooter omvang dan het bestaande.
In vredestijd zou zulk een hospitaal benut
kunnen worden voor behandeling van ernstig
zieke militairen ook uit kleinere
garnizoensplaatsen. Maar moderne ziekenhuizen bouwen
kost veel geld en men begrijpt in Nederland
nog altijd niet, dat onvoldoend verzorgde
zieken aan de gemeenschap nog meer kosten.
Ik wil natuurlijk niet beweren dat een groot
militair hospitaal, als o a. voor het Deensche
leger te Kopenhagen aanwezig is, de behoefte
aan plaats in oorlogstijd kan 'dekken. Zelfs
Duitschland met zijn talrijke moderne mili
taire en burgerlijke hospitalen en zijn
uitgebreiden militair-geneeskundigen dienst,
heeft de krachtige hulp van het R. K. noodig.
Met deze wetenschap is het mij volkomen
onbegrijpelijk hoe de ingewijde" schrijver
zich een militair-geneeskundigen dienst voor
stelt die afdoende zou zijn voor de zorg der
zieken en gewonden van het leger in oorlogs
tijd Zoo ergens, dan zal het particulier
initiatief op dit arbeidsveld onmisbaar blij
ven, tenzij er nieuwe en betere tijden ver
rijzen uit het schrikbeeld van de gruwelijke
rampen, die deze oorlog baart. Maar ook
dan nog zal het menschdom niet bespaard
blijven voor de onwillekeurige rampen, die
dood en verwoesting veroorzaken, en die
aan het R. K. een recht van bestaan verze
keren.
Met volkomen instemming onderschrijf ik
de opvatting van den schrijver, dat het
Nederlandsche R. K. geroepen is, om zoo
spoedig mogelijk in dezen oorlog hulp te
bieden aan de strijdenden te land en ter
zee. Zoodoende kunnen wij ons uit de pas
sieve rol der neutraliteit verheffen en ver
wachten dat na den oorlog ons land meer
voor de omringende volkeren dan als
auantiténégligeable zal gelden. Sedert ge;uimen
tijd wordt door het Amsterdamsche Comit
met het oog op hulp naar buiten gewerkt
door het opslaan van materiaal, dat voor
ambulance doeleinden te gebruiken is. Even
wel, het Hoofd-Comitémoet het sein geven
voor het uitzenden van ambulances met
personeel. Wij mogen vertrouwen dat het
van zijn voorname taak in deze bewust is
en voor de vervulling daarvan den juisten
tijd zal weten te kiezen.
J. L. C. WORTMAN
Om op te wekken tot dit laatste: dat het
Hoofd-Comitéeindelijk het sein geve voor
het uitzenden van ambulances, was het
artikel over het Roode Kruis geschreven.
Dat de directeur van den Gem. Geneeskun
digen Dienst te Amsterdam den inzender
hierin bijvalt moge het Hoofdbestuur een
aansporing te meer zijn. RED.
Damspel
IIIHIHimniHHHIIIIIIMIIMIIIIIIIIIflIlllllllllinilM
lle Jaargang 4 October 1914
Redacteur: J. DE HAAS
Graaf Florisstraat 15', Amsterdam
ONZE CURSUS
Een slagzet uit den omsingelingsstand,
die ook in de regelmatige partij kan voor
komen. Dit komt niet vaak voor en verdient
dus in het bijzonder de aandacht. Ook kan
deze spelgang ons beter bekoren, dan in de
meeste behandelde slagen.
Wit Zwart
1. 34-30 20-25
Wordt vaak tegengespeeld en is ook zeer goed'
2. 39-34 15-20
3. 44-39 20-24
4. 50-44
De voorkeur verdient 49-44,
4. 17-21
5. 32-27 21:32
6. 37:28 10-15
7. 41-37 5-10
8. 37-32 18-23
9. 31-27
Van beide kanten is tot nu toe vrij goed
gespeeld. In ieder geval is het spel niet zoo
onmogelijk en avontuurlijk.
9. 12-18
10. 42-37 14-20?
Fout! Een fraaie damzet is nu mogelijk.
De zet van zwart is 7-12.
(Stand na den lOden zet van zwart)
ZWART
l
6
11
16
21
2
31
36
41
46
5
10
15
20
25
30
35
40
15
00
WIT
n.
12.
13.
14.
15.
16.
27-22
32:21
46:37
38-32
34:5
39:19
18:27
23:41
16:27
27:29
25:34
13:24
Wel een aardige slagzet.
EEN BIJZONDER FRAAIE COMBINATIE
UIT DE PARTIJ
In een partij door ons Vrijdag 5 dezer
met den heer Ph. L. Battefeld gespeeld,
kwam het tot onderstaanden stand, waarin
wij een zeer fraaie combinatie forceerden.
ZWART
l
6
11
H
21
2t
31
36
41
41
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
\VIT
Zwart 12 schijven op 6, 8, 10/13, 17, 21,
22, 25, 27, 35.
Wit 12 schijven op 23, 26, 31, 32, 34, 36,
38, 39, 41, 42, 44, 47.
Wit's laatste zet was 46-41. Hij kon op
ruit 9 komen door
W. 23-18 44-40 38:9 42:33
Z. 12:23 35:33 27:38
doch zag, dat zwart dan met 10-14 remise
maken kon.
Wit, die de betere stelling had speelde
46-41 om zwart in den nadeeligen stand te
houden, doch wit ontging daarbij de volgende
fraaie combinatie.
Wit Zwart
Ph. L. Battefeld J. de Haas
1. 13-18
2. 34-29
Er volgt op:
Wit 23-19 34:25_44 : 35 19: 28 31 :22
Zwart 25-30 35-40 18-23 22:44 17:46
Wit zag dezen spelgang en speelde daarom
34-29, doch hem ontging de volgende
combinatie.
2. 35-40
3. 44:35 25-30
4. 35:24 22-28!
5. 31:2
Wit moet 3 schijven slaan.
5. 28:46
6. 2.:32
Het maakt geen verschil tot waar de witte
dam slaat. Het fraaie in deze combinatie is
juist dat de zwarte dam moet naslaan.
6. 46:37
Gewonnen.
Wel een bijzondere combinatie. Het is
1 begrijpelijk dat deze wit ontging.