Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER; WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11 Oct. '14. No. 1946
zijn schuilhoek gejaagd moest worden om
hem, d.w.z mannen, vrouwen en kinderen
onder schot te krijgen,
dat wel eens het vuurtje zich al te snel
uitbreidde, zodat van het inlands dorp
nagenoeg niets overeind bleef,
dat met snelvuur geschoten werd op een
dichte drom mannen, vrouwen en kinderen
totdat niemand meer overeind stond, en na
afloop van het gevecht 61 kinderen levend van
onder de lijken van hun vaders en moeders
werden gehaald,
dat ons Indies leger onder leiding van
Nederlandsche offisieren fn ruim 4 maanden
tijds hier van een volkje van 100,000 zielen
er 3000 om het leven heeft gebracht, waar
onder 800 vrouwen en 400 kinderen.
Het is niet nodig verdere voorbeelden
aan te halert, de gevallen zijn, wanneer we
andere ekspedities bovendien beschouwen,
gemakkelik te vermeerderen; maar het is
genoeg om tot het volgend besluit te komen:
Een overniachtig, beter bewapend en meer
geoefend leger baant zich een weg dwars
door een volk, dat in vrede zijn bescheiden
plaatsje onder de zon wil behouden, op een
wijze dat dorpen in vlammen opgaan en
3 pCt. Van de totale bevolking vermoord
wprdt. Als verontschuldigmg wordt op de
militkire noodzakelikheid van de onderwerping
gewezen.
Zijn. dit niet sprekende punten van over
eenkomst met het optreden der Duitschers
in. België voor elk die in staat is objektief
te ordeelen? In België alleen zijn, zover
ik .tenminste weet, nog geen 200.000 inwoners
(3 pCt.) om het leven gebracht.
En hoe heeft het Nederlandse volk zich
gedragen in de dagen, dat het dus ongeveer
die. rol vervulde van Duitschland nu? Er
zijn werkelik stemmen in pers en kamer op
gegaan tegen onze wijze van oorlog voeren,
maar 't waren zulke enkele en zulke zwakke
nog, want de grote massa liet roepen en
nam genoegen met de verklaring, dat mili
taire noodzakelikheid ons er toe gedwon
gen had. Presies dus dezelfde verklaring,
waarmee tot onze verbazing en verontwaar
diging op het oogenblik het gehele duitse
volk genoegen noemt.
Dat pok de hoogst staanden in Duitsch
land niet vragen naar andere motieven,
waarom België aangevallen, Leuven,
Dendermonde en zo vele andere plaatsen ver
woest worden, verbaasd velen; in Nederland
bleef toch een kleine groep van de besten
in 1904 genoeg objekliviteit behouden om
de barbaars- en ongerechtigheden in Indië
af te keuren! Maar vergeten zij bij deze
veroordeling niet, dat wij generlei gevaar
voor fcet vaderland hadden te vrezen, ter
wijl Duitschland omringd wordt van vijan
den die zijn grondgebied bedreigen, en
heilig gelooft voor zijn onafhankelikheid te
vechten ?
Wanneer een oorlog veraf, in de binnen
landen van Noord-Sumatra, de objektiviteit
van de Nederlandse massa al reeds weg
vaagt, kunnen we verzekerd zijn, dat wan
neer het vaderland aan alle zijden door
vijanden besprongen wordt, het patriotisme
ons gehele volk evenzeer met blind- en
doofheid zal slaan voor alle kritiek van
buitenstaanders.
Het is niet de bedoeling ons militair
optreden in Indië af te breken, noch dat
van de Duitschers in België eenigszins goed
te praten. Ik wilde alleen aantonen, dat
gezien onze koloniale politiek en de houding
van het Nederlandse volk, een minder hoge
en laatdunkende toon tegenover het duitse
optreden meer gepast voor ons is.
Zaandam L. C.
*) Kempees: de tocht van overste Van
Daalen door de Gajo-Alas-Bataklanden.
9 *
*
De zinsnede hooge en laatdunkende toon"
zal wel niet tegen ons blad gericht zijn,
want wij zijn er ons niet van bewust op
zulke wijze tegen Duitschland te hebben
geschreven. De laatdunkendheid woedt op
het oogenblik in heel Europa nergens zoo
erg dan in het land, dat de Belgische Gajoes
vernietigt. Tegen onze Qajoe- en andere
Indische heldhaftigheden heeft het Groene
Weekblad steeds hevig geprotesteerd. En
tot excuus van onze landgenooten kan gelden,
dat het... tenminste veraf gebeurde. RED.
* * *
Een Engelsch pleidooi in den geest
van onzen Open Brief
De bekende Engelsche journalist, de heer
Robertsen Scott Home Counties" op
wiens vroeger artikel in The Daily Chronicle
we in onzen Engelschen Open Brief doelden,
heeft thans in het tijdschrift The Twentieth
Century and Af ter het vroegere Nineteenth
Cenfury een artikel gewijd aan ons land
en aan Engelands houding jegens ons, dat
geheel in den geest is van onzen Open Brief,
en moedig en eerlijk den eigen landgenooten
de noodzakelijkheid voorhoudt ons ons eigen
lot te laten beslissen en ons niet door klein
geestige maatregelen in onze belangen te
schaden noch ons te ontstemmen.
Als nu in Duitschland ook eens een moedig
en onafhankelijk man mocht opstaan, die
het D"itsch onrecht jegens België zijn land
genooten onder de oogen dorst brengen!
Men ziet, we willen, geheel neutraal, niets
liever dan dat beide oorlogvoerende partijen
niet jegens elkander onderdoen in het beste
wat ons menschen onderscheiden kan-.onbe
vangen eerlijkheid en moed ook tegenover
het 'eigen land!
Hiermee is niet gezegd, dat wij alles voor
onze, rekening nemen, wat de heer Scott
over onze algemeene gezindheid meedeelt.
Hij overdrijft o. i. de anti-Duitschheid in
ons land zooals de pro-Duitschheid in Rot
terdam. De waarheid ligt alweer neutraal
in het midden. Er is veel in Duitschland
wat we bewonderen, veel wat we liefhebben.
We zijn alleen in verzet tegen Pruisische
laatdunkendheid en overmoed, tegen de
verdediging van het recht van den sterkste
en de zwakke verdediging van het recht
van den zwakke. Waar die in Engeland
evenzeer optreden, als tijdens den Boeren
oorlog, waren wij daar evenzeer tegen gekant.
Wij zijn noch voor noch tegen een der
bondgenooten of strijders als zoodanig. We
zijn alleen voor de vrijheid en de
menschelijkheid en wie die bedreigt kan onze sym
pathie niet hebben. Inmiddels is het' ons
aangenaam te constateeren, dat er in de
houding der Engelsche Regeering tegenover
onzeij handel en onze scheepvaart een ken
tering ten gunste van meerdere welwillend
heid en rechtmatigheid is ingetreden.
L.
Sociologische" contra Economi
sche" bedenkingen
* * . In de Nieuwe Courant van 5 dezer
heeft de Groningsche hoogleeraar C. A.
Verrijn Stuart" economische" bedenkingen
geopperd tegen de Regeeringscirculaire ter
toelichting van de vroegere, betreffende
rijksen gemeentesteun aan Werkloosheidsfondsen.
Die bedenkingen waren vooral gericht tegen
de handhaving van den loonstandaard. Geheel
in overeenstemming met zijn jongste artikel
in de Economist betoogde de heer V. S. dat
?de rentestandaard zal moeten gaan stijgen.
Willen de werklieden dan in de toekomst
werk krijgen, dan zullen zij dus met een
kleiner aandeel in de opbrengst van het
arbeidsproduct genoegen moeten nemen.
Deze kapitalistische economische theorie
nu is sociologisch al heel bedenkelijk.
In de crisis van heden zijn het onze
arbeiders althans in zeer vele bedrijven,
die het het hardst te verantwoorden krijgen.
De steun vanwege de Comité's uitgekeerd,
hoe ook te waardeeren, blijft toch zeer veel
beneden den noodzakelijken levensstandaard.
Een algemeene levensverarming onder onze
arbeiders is dus tijdens deze crisis onver
mijdelijk aan het werk. Hoe langer de crisis
duurt, des te erger vreet zij in. En het
eerste waarheen, uit een oogpunt van Volks
kracht, dus na de crisis te streven zal zijn,
zal wezen de terugkeer tot de arbeidsvoor
waarden van vór den oorlog. Zou daarna
een verder inkrimpingsproces volgen, dan is
de schade aan onze Volkskracht niet te
overzien en niet te heelen.
Zoo goed dus als het stijgen van den
rentenstandaard een economisch gevolg van
den oorlog zal kunnen zijn, zal hand
having van den loonstandaard er een socio
logisch gevolg van moeten wezen.
De Groningsche hoogleeraar ziet daarbij
over het hoofd, dat alleen een hooge loon
standaard ook een bloeiende industrie waar
borgt. Deze dwingt tot het gebruik van de
beste arbeidsbesparende machinerieën, de
beste organisatie, de hoogste inspanning
ook van de leiders der industrieele onder
nemingen, terwijl zij de vaardigste krachten
waarborgt. En waar de verwachting van een
hoogen rentestandaard gegrond wordt op
de in den oorlog plaatsgrijpende kapitaals
vernietiging, moet de geweldige
menschslachting in den oorlog toch ook de vraag
naar arbeidskrachten doen toenemen.
Dat de oud-hoogleeraar Treub, als Minister
van Handel en Nijverheid, hier een juister
inzicht toonde dan de Groningsche tegen
woordige hoogleeraar lijkt ons dan ook
buiten kijf. Wij verheugen ons er in, dat
hij dit standpunt heeft ingenomen, gelijk
we ons verheugen in zijn krachtig verzet
tegen het schandelijk winstbejag van
slaatjesmakende handelaren en boeren.
Het Oorlogstooneel.
De tegenwoordige wijze van legervorming:
het gewapende volk, dwingt tot een spoe
dige beslissing van den strijd. Op straffe
van algemeene uitputting, van bankroet, is
geen mogendheid in staat den oorlog te
rekken op eene wijze als tot in de negen
tiende eeuw mogelijk was.
Hier rechtte geno ver ziet men in de
practijk te velde, dat de millioenen-legers, waar
in de gewapende volken, met alle
hulpmidmiddelen der moderne wetenschap en techniek
toegerust, tegenover elkaar gesteld zijn, door
het feit hunner buitensporige sterkten een
spoedige beslissing onmogelijk doen worden.
Symptomen van dit verschijnsel deden
zich voor in den oorlog tusschen Japan en
Rusland, duidelijker teekende het zich af in
het tweede tijdperk van den
BulgaarschTurkschen oorlog, <ftn eerst in den huidigen
strijd recht duidelijk aan den dag te treden.
De grens van het menschelijk kunnen in
de aanvoering dier massa's is bereikt. Een
Napoleontisch genie, wellicht, zou er nog
in slagen de ongehoorde hoeveelheden
moreele, physieke en materieele krachten, in
een modern leger opgehoopt, tot een resul
tante toe te spitsen en, als met bliksems
in Jupiters hand, den weerstand der tegen
partij er snel beslissend mee te verbrijzelen.
De middelmatigheid echter waartoe de
systematieke, bijna schoolsche opvoeding van
den generalen staf, in de lange vredes-jaren
van theorie zonder oorlogs-practijk, onher
roepelijk moest voeren, is daartoe niet bij
machte. De ontwikkeling, het bestaan van
een genie als een Napoleon en een Moltke
in de huidige staf-systemen van de
vredeslegers is onmogelijk. Die systemen nivelleeren
onherroepelijk, brengen alles, hetzij het daar
boven of er beneden staat, terug tot het
gemiddelde. Het geniale, zoodra het zich in
zulk een school vertoont, prikkelt, wekt af
keer en wordt, als gold het heiligschennis,
onherroepelijk gebroken, genekt, uitgestooten.
Bij zoo systematisch voorbereide middel
matigheid der leidingkrijgt ook in dezen oolog
het toeval een steeds invloedrijker stem. Man
schiebt nicht doch man wird geschoben, het
militairsystematisch-hoogst bereikbare schijnt
er wel het standhouden te zijn in een zekere
lijn. Deze lijn in de gedaante van een wijde
onregelmatige cirkelboog loopt»nagenoeg
van. de Vogezen tusschen Toul en Epinal
over Rheims naar Noyon, van daar Noord
waarts over Arras in de richting van Lille,
vervolgens Noord-Oostelijk naar Antwerpen.
In deze lijn schuift men weliswaar heen en
weer, verplaatst troepen van het eene deel
naar het andere, maar houdt elkaar nu reeds
een drietal weken nagenoeg in evenwicht,
zij het aan beide zijden ten koste van een
gruwelijk aantal offers. Beide partijen noemen
in hun officieele rapporten dien toestand
gunstig! Ons begint ze op een fiasco der
hedendaagsche strategische aanvoering te
gelijken.
Op cn punt toont zich naar buiten leven
en systeem in die leiding, dat is in en vór
Antwerpen, waar de oorlog uiteraard op
meer bescheiden schaal gevoerd wordt.
Eenerzijds werpen de Duitschers daar
opnieuw eenige forten ten onderste boven
op eene wijze, die het raadzaam doet voor
komen om voorloopig over de geheele wereld
alle fortenbouw tot nader order en in af
wachting van volledige gegevens stop te
zetten.
Aan den anderen kant marcheeren En
gelsche troepen van Ostende kalm de stelling
Antwerpen binnen. Deze marsch is een
flankmarsch langs en vór het Duitsche
front Lille -Brussel. Zulk een flankmarsch
is een zeer gevaarlijke manoeuvre. Laten
de Duitschers hen daarbij wellicht opzet
telijk ongemoeid?
Wij doen deze vraag in de eerste plaats,
omdat het ons van de Engelschen een fout
schijnt nu nog troepen binnen Antwerpen
te brengen. Zoolang de Duitschers de gemeen
schap met Ostende open laten, schijnt het
zaak integendeel een zoo groot mogelijk
deel van het Belgische leger tijdig in de
richting Ostende uit Antwerpen te doen
aftrekken. Deze troepen zullen in een ver
sterkte stelling als Antwerpen, waar, in
tegenstelling met operaties in het vrije veld,
het laatste woord aan het zware
belegeringsgeschut zal zijn, weinig nut meer
doen, terwijl zij daarentegen optredende
in flank of rug op de verbindingslijnen
der Duitschers, zooals dit in vorige op
stellen door ons is geschetst, een
beslissenden invloed zouden kunnen uitoefe
nen op den gang van zaken in Frankrijk.
Wordt onder de gegeven omstandigheden
de Stelling van Antwerpen vermeesterd, dan
is zij voor het Belgische leger en zijn Engelsche
helpers een val geworden, waaruit slechts
interneering op Hollandsch gebied, voor
krijgsgevangenschap in Germanië hen zal
kunnen redden. Een uitval uit Antwerpen
onder de gegeven omstandigheden, bij den
val van het voorname Zuidelijke buitenfront
der Stelling, lijkt ons een wanhoopsdaad.
* *
Dit werd geschreven voordat het bekend
werd, dat inderdaad de hoofdmacht der
Belgische troepen uit Antwerpen vertrokken
is. RED.
iiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiiiii
Het kostbaarste?
Het moge geen ergernis verwekken, als
op het luidruchtig internationnaal protest
tegen schending en vernieling van eeuwen
oude monumenten der beschaving door de
Duitschers.een tegenprotest wordt gewaagd
met de nadrukkelijke verzekering intusschen
dat daarmee niet bedoeld is vandalenwerk
in het belang van krijgsverrichtingen te
verdedigen.
Het komt me echter voor, dat het veel
stemmig protest bij de verwoesting van
kunstschatten wat bovenmatige verhoudingen
aanneemt, in vergelijking met het zedelijk ver
weer, dat bemerkt wordt tegenover een nog
schromelijker geweldpleging door den oorlog.
De dolkoppige duitsche briefschrijver in
het Weekblad van voorverleden week be
weerde, dat het bloed van n duitschen
soldaat dubbel zooveel waard is als alle
kunstwerken. Ik zou willen zeggen: het
leven van den eenvoudigsten mensch is kost
baarder dan het hoogste kunstwerk; voor
den keus staande zou ik het laatste opof
feren om het eerste te redden. Nu kan het
omgekeerde wel volgehouden houden, maar,
dat is dan uit een beredeneerde, niet uit een
hartgrondige meening.
Zeker, men kan het innig en met onge
veinsde verontwaardiging betreuren als door
het oorlogsgeweld" te niet moet gaan wat
als hoogste geestesuiting in cultuurtijdperken
tot opheffing en reinste genieting was, en
blijven moest, van gansche
menschengeslachten, maar schrijnender leedgevoel ondergaan
we bij het vernemen van het grenzeloos
menschelijk wee door dezen oorlog veroor
zaakt. Het schouwspel van onschuldige
noncombattanten die gefusileerd of opgeknoopt
worden, de radeloosheid van als dieren over
de wegen voortgejaagde menschen erger
dan dieren, daar deze in hun doodsangst
nog hun holen weten de hulpeloosheid
van kinderen die moesten ondervinden dat
zij tegen het gevaar geen beveiliging kunnen
vinden bij hun vader en moeder, die de
erbarmelijke handjes hoogheffen of op de
knieën vallen als zij de gevreesde soldaten
zien, is duldeloozer voor het menschelijk
gevoel dan te zien, dat de zeldzaamste bouw
werken in puin liggen of heele museums
vernietigd zijn. De gewaarwording hierbij
laat zich uitdrukken in spijtgevoel, ook als
toorn (met een tikje zelfgenoegzaamheid ?)
over den barbaarschen aanslag op wat
voor de geestelijk ontwikkelden
vereerenswaardig is, maar die andere sensatie is
wreeder toch zeker, woelt zoo diep uit ons
wezen smartgevoelens op, dat we er onwille
keurig een afwerend gebaar tegen maken.
Een menschenleven is onberekenbaar kost
baarder dan een kunstuiting om de eenvou
dige reden al, dat het eerste is een onaan
tastbare stelligheid, getuigenis van het zijn
der natuur in haar opperste levensopenbaring
(voor zoover het binnen ieders waarneming
ligt) het andere daarentegenover een be
trekkelijke bestaanbaarheid, ja, tegenover
het positieve levensmysterie een... waan
beeld. Een kunstwerk is een cultuurproduct,
als zoodanig beperkt van wezen, afzienbaar
Sonnet
Ingegeven door een artikel van prof. dr. R. Eucken, van Jena, in het Handelsblad
(?. . . want aan ons is als aan geen ander
volk door de Voorzienigheid de zorg voor het
innerlijk, voor de eigenwaarde van het menschelijk
bestaan toevertrouwd.")
Han ons is als geen anber volfe oor (5oo
e sorg voor 't innerlijfc, voor ' eigenwaaroe
van 't ganscbe menscbelijfc bestaan op aaröe
vertrouwö. Dol vreugb volvoeren wij 't geboo.
p ons, ote trouw onse oube <3ob bewaaroe
. gewelöig, ongebogen, ongefenot,
op ons rust tbans be plicbt - benijbbaar lot!
om otijen geest te spreiben, met ben swaarbe.
(3een vtjanb sal ons 3ege*beir weerstaan;
luib felinfct ons ferijgslieb, wijl be waapnen feletteren!
Tlïlij vreesen (5 o b - ons ftan geen m e n s c b verscbriftften!
Zoo mogen b' anbre volfcren onbergaan;
wij sullen wie ons weöerstreeft, verpletteren! . . .
En ban 't Ibeelal met onsen geest verhwifchen.
Gbarivarius
iiiiiiimiiiiiiiittiiiiirimiiiiiiJiiiMMiiiiiMiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Illllllllltttllllllllllllllllllliuilllllllllllllllllll
in zijn doelwerking, vatbaar voor verschei
denheid van appreciatie's, voor
uiteenwijkende'beoordeelingen, maar een me»sch is de
natuur zelf, het evenbeeld Gods een
in zich zelf besloten wereld van
oneindigheden, iets, dat in zijn kernwezen een
onwisselvallige waardetoekenning afdwingt.
Een ander mensch ... dat zijn wij zelf
Waarom niet uitgesproken wat we als de
waarheid voelen en ik zou aan hen, die die
twee kostbaarheden tegen elkaar op den
balans van het wereldbelang probeeren te
wegen willen vragen wat zij onverschilliger
kunnen aanzien de voorstelling van het ver
branden van honderden gesneuvelden, gelijk
in Het Leven" werd opgenomen, of van
een reeks volkomen in puin gebombardeerde
kathedralen. Een menschelij'ke beschouwing
gaat altijd den rechtsten weg op naar de
waarheid, en deze zoeken we toch voor
alles... ook bij de beweegredenen tot de
verbolgen protesten tegen het vernietigen
van kunstwerken. Want kunstvereering
of zoo men het noemen wil: kunstzin
nigheid is voor zoovelen minder een
geestelijke nooddruft, dan een onont
beerlijk ordeteeken van beschaving. Zulken
kunnen wel een heilige verontwaardiging
voorwenden over de geweldpleging aan
schoonheLdsmonumenten, maar in hun hart
voelen zij het niet anders dan een daad van
grenzelooze onbehoorlijkheid. De waarheid
ook in het zoeken naar de zuivere
onderscheidenheid tusschen de schending aan de
menschheid en aan de glorieteekenen van
een wereldcultuur. De cultuur leeft altijd in
een nieuwe toekomst; dit ruimzinnig in te
zien zal het geloof sterken in het onmetelijk
heil der kunst voor de menschen, ontdaan
van alle conventionneele begrippen of ijdele
leuzen.
W. STEENHOFF
* * *
Muziek in de Hoofdstad
De Maand
' De muzikale kroniek van dezen herfst,
waarin de menschen schijnen te vallen als
bladeren der boomen, moet worden begonnen
met eene herdenking van Albéric Magnard,
die te Villers-Cotterets tegen den muur
is geplaatst, wijl hij eene uhlanen-patrouille
uit zijn huis weerde en er twee neerlegde.
Wie de stemming der Fransche kunstenaars
gedurende oorlogstijd wil leeren kennen
behoeft slechts de correspondentie van
Flaubert met George Sand of 't Journal der
Goncourts na te slaan. Waarom zouden zij
in déze oogenblikken ook niet de ziel dragen
van hun volk, hunne eigen ziel, die zij
wederom bedreigd mogen achten? De toe
standen in Nederland zijn zoodanig, dat,
Evert Cornelis uitgezonderd, niemand ooit
eene poging heeft gedaan om een werk uit
te voeren van Magnard, zoodat ik sleehts
den dood kan huldigen van een componist,
die in elk geval wel meer talent zal gehad
hebben dan een paar uhlanen. *)
Van eenigen torpor in het muziekleven,
gelijk men dien merkte tijdens den
Balkankrijg, is ditmaal geen sprake, de toehoorders
zijn eene fontein van enthousiasme voor
Mengelberg en het orchest, onverschillig of
de berichten gunstig luiden voor de gealli
eerden of voor de Duitschers. Dit verbaast
me onbeschrijflijk. Eene symphonie, door
Orpheus zelf gedirigeerd, zou niet bij machte
zijn om mij eene seconde te onttrekken aan
het tijdelijke van zulke dagen en geen klank
zal de immense grijsheid van deze wereld
voor mij kleuren. Een volk, dat onze taal
spreekt, wordt geplunderd, uitgemoord,
vernietigd achter den prikkeldraad onzer grenzen,
zonder dat ik n spontane kreet hoor van
sympathie. In Vondels dagen zou 't tenminste
satiren en pamfletten geregend hebben, als
daden moesten uitblijven. Ik stel er ook veel
meer belang in of Raemakers de kast in zal
gaan, dan of een eerste hoornist weer over
slaat. En dat Brahms' Akademische
Festouverture" gespeeld is door den vertegen
woordiger onzer muziek, terwijl het gebinte
der kathedraal van Reims opgaat in vlammen
en de gecristalliseerde adem van een
goddelijken geest vergruizeld wordt, getuigt me
van een gedesequilibreerdheid in de stroo
mingen der psyche, die meer passend lijkt
bij den tijd van Belisarius, dan bij onze
radiotelegraphische alomtegenwoordigheid.
Voor onze eeuw is een avond ingetreden,
de wonderbare avond, waarbij Goethe nog
zei, dat de groote Pan schijnt te slapen. De
groote Pan slaapt, in de huivering der
nevels, waar Breughels blinden rondzuchten
en wij allen zijn bedelaars geworden om de
melodie van het geluk. Muziek raakt het
essëntieelste van het leven en men mag
gelooven, dat de essens der bezielde aarde
schade lijdt van de onoverwinnelijke smart,
die geene transfiguratie toelaat. De signalen
der mortieren zijn even onverdraaglijk als
de stilte; de universeele dood is zoo duize
lingwekkend herrezen, dat geen denkbaar
rythme past bij deze radeloosheid. Men
hoort opnieuw de mystieke stem uit de
eeuw van Tiberius: dat Pan dood is.
Wij weten niet naar welke zon wij de
bloem moeten keeren onzer verlangens. In
alle dagen zou Mahlers eerste symphonie
licht storten, behalve in den rouw dezer
gruwzame eclips. Er ontbreekt iets aan hare
vibraties, wat b.v. niet ontbreekt aan een
drama van Shakespeare. Hare vreugde is te
positief, de accenten van het cor contritum
te licht, haar sarcasme heeft niet genoeg
draagkracht, haar optimisme is te
overheerschend, de altijd onafwendbare schaduwen,
die zelfs waren over de duetten van Romeo
en Julia, te zwak. Gij ziet, hoe de omstan
digheden eene meening kunnen veranderen...
In Debussy's Nocturnes hervond ik den
droom en den glans der schoonheid. Ik ge
loof, dat deze muziek smart en vreugde in
evenwicht houdt volgens eeuwige beginselen.
MATTHIJS VERMEULEN
*) Zijne bewonderenswaardige" woning,
volgens bericht van het Fransche consulaat,
werd geplunderd en Magnard, idie dit be
letten wilde, gefusilleerd. Zoo komt een
collega der 93 manifestanten van Duitschland's
beschaving om als een stuk vee.
? * *
Mobilisatie-humor
Twee Amsterdamsche heeren ontmoeten
elkander in de Weesperstraat, en de een zegt
tegen den ander, terwijl hij hem vertrou
welijk bij een knoop van zijn jas vasthoudt:
Moet ik je vertellen... Heb ik pech gehad!...
As je weet, me zoon is op 't fort Hellevoet;
zit-ie in 't fort op de uitkijk, buigt ie te
ver over den uitkijk heen,... valt... boven
op een kanon, een gat in 't kanon!...
Moet ik een nieuw kanon betalen !..." De
ander kijkt den verteller even aan, terwijl
er een bijna onmerkbaar lachje over zijn
gelaat glijdt, dan zegt hij: Zal ik je ver
tellen !... heb ik anders pech gehad!.. Me
oudste zoon, je weet wel die lange, is bij
de zeemilisie; zit in de West op de uitkijk,
buigt te ver over de uitkijk heen,... valt...
een gat in de zeespiegel!... Moet ik 'n
nieuwe zeespiegel betalen.
B.
iimtMn imiitiiiniiiiimiiMii
Monsters, geïllustreerde prijscou
ranten en attesten zenden gaarne
N. V. Ned. Tricotfabriek VALTON
ZONEN, Amsterdam.
l
BOUWT TE NUNSPEET
Mooie boschrij&e terreinen. Spoor,Tram,
Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen
M.ij DE VELUWE", Nunspeet.
_..._
P RUWIEL>'RI^U'G'
waarborgt
Hoogezand (qfon,ngen.)
Brandvrij, Yochtwerend, Isoleerendjrek- en Krimpvrij
ASBESTCEMENT
VLAKKE PLATEN, LEIEN,
Eerste lf ederlandsche fabriek van
Asbestct mentplaten MARTINI T",
Cruqinsweg 113, Amsterdam.
Ongevallen O C E /\ N
Aansprakelgkheid w ^* *** * m * "
kiekten
BOON 151 AMSTERDAM
Automobiel
Brand
Diefstal