De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 11 oktober pagina 2

11 oktober 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER; WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 Oct. '14. No. 1946 zijn schuilhoek gejaagd moest worden om hem, d.w.z mannen, vrouwen en kinderen onder schot te krijgen, dat wel eens het vuurtje zich al te snel uitbreidde, zodat van het inlands dorp nagenoeg niets overeind bleef, dat met snelvuur geschoten werd op een dichte drom mannen, vrouwen en kinderen totdat niemand meer overeind stond, en na afloop van het gevecht 61 kinderen levend van onder de lijken van hun vaders en moeders werden gehaald, dat ons Indies leger onder leiding van Nederlandsche offisieren fn ruim 4 maanden tijds hier van een volkje van 100,000 zielen er 3000 om het leven heeft gebracht, waar onder 800 vrouwen en 400 kinderen. Het is niet nodig verdere voorbeelden aan te halert, de gevallen zijn, wanneer we andere ekspedities bovendien beschouwen, gemakkelik te vermeerderen; maar het is genoeg om tot het volgend besluit te komen: Een overniachtig, beter bewapend en meer geoefend leger baant zich een weg dwars door een volk, dat in vrede zijn bescheiden plaatsje onder de zon wil behouden, op een wijze dat dorpen in vlammen opgaan en 3 pCt. Van de totale bevolking vermoord wprdt. Als verontschuldigmg wordt op de militkire noodzakelikheid van de onderwerping gewezen. Zijn. dit niet sprekende punten van over eenkomst met het optreden der Duitschers in. België voor elk die in staat is objektief te ordeelen? In België alleen zijn, zover ik .tenminste weet, nog geen 200.000 inwoners (3 pCt.) om het leven gebracht. En hoe heeft het Nederlandse volk zich gedragen in de dagen, dat het dus ongeveer die. rol vervulde van Duitschland nu? Er zijn werkelik stemmen in pers en kamer op gegaan tegen onze wijze van oorlog voeren, maar 't waren zulke enkele en zulke zwakke nog, want de grote massa liet roepen en nam genoegen met de verklaring, dat mili taire noodzakelikheid ons er toe gedwon gen had. Presies dus dezelfde verklaring, waarmee tot onze verbazing en verontwaar diging op het oogenblik het gehele duitse volk genoegen noemt. Dat pok de hoogst staanden in Duitsch land niet vragen naar andere motieven, waarom België aangevallen, Leuven, Dendermonde en zo vele andere plaatsen ver woest worden, verbaasd velen; in Nederland bleef toch een kleine groep van de besten in 1904 genoeg objekliviteit behouden om de barbaars- en ongerechtigheden in Indië af te keuren! Maar vergeten zij bij deze veroordeling niet, dat wij generlei gevaar voor fcet vaderland hadden te vrezen, ter wijl Duitschland omringd wordt van vijan den die zijn grondgebied bedreigen, en heilig gelooft voor zijn onafhankelikheid te vechten ? Wanneer een oorlog veraf, in de binnen landen van Noord-Sumatra, de objektiviteit van de Nederlandse massa al reeds weg vaagt, kunnen we verzekerd zijn, dat wan neer het vaderland aan alle zijden door vijanden besprongen wordt, het patriotisme ons gehele volk evenzeer met blind- en doofheid zal slaan voor alle kritiek van buitenstaanders. Het is niet de bedoeling ons militair optreden in Indië af te breken, noch dat van de Duitschers in België eenigszins goed te praten. Ik wilde alleen aantonen, dat gezien onze koloniale politiek en de houding van het Nederlandse volk, een minder hoge en laatdunkende toon tegenover het duitse optreden meer gepast voor ons is. Zaandam L. C. *) Kempees: de tocht van overste Van Daalen door de Gajo-Alas-Bataklanden. 9 * * De zinsnede hooge en laatdunkende toon" zal wel niet tegen ons blad gericht zijn, want wij zijn er ons niet van bewust op zulke wijze tegen Duitschland te hebben geschreven. De laatdunkendheid woedt op het oogenblik in heel Europa nergens zoo erg dan in het land, dat de Belgische Gajoes vernietigt. Tegen onze Qajoe- en andere Indische heldhaftigheden heeft het Groene Weekblad steeds hevig geprotesteerd. En tot excuus van onze landgenooten kan gelden, dat het... tenminste veraf gebeurde. RED. * * * Een Engelsch pleidooi in den geest van onzen Open Brief De bekende Engelsche journalist, de heer Robertsen Scott Home Counties" op wiens vroeger artikel in The Daily Chronicle we in onzen Engelschen Open Brief doelden, heeft thans in het tijdschrift The Twentieth Century and Af ter het vroegere Nineteenth Cenfury een artikel gewijd aan ons land en aan Engelands houding jegens ons, dat geheel in den geest is van onzen Open Brief, en moedig en eerlijk den eigen landgenooten de noodzakelijkheid voorhoudt ons ons eigen lot te laten beslissen en ons niet door klein geestige maatregelen in onze belangen te schaden noch ons te ontstemmen. Als nu in Duitschland ook eens een moedig en onafhankelijk man mocht opstaan, die het D"itsch onrecht jegens België zijn land genooten onder de oogen dorst brengen! Men ziet, we willen, geheel neutraal, niets liever dan dat beide oorlogvoerende partijen niet jegens elkander onderdoen in het beste wat ons menschen onderscheiden kan-.onbe vangen eerlijkheid en moed ook tegenover het 'eigen land! Hiermee is niet gezegd, dat wij alles voor onze, rekening nemen, wat de heer Scott over onze algemeene gezindheid meedeelt. Hij overdrijft o. i. de anti-Duitschheid in ons land zooals de pro-Duitschheid in Rot terdam. De waarheid ligt alweer neutraal in het midden. Er is veel in Duitschland wat we bewonderen, veel wat we liefhebben. We zijn alleen in verzet tegen Pruisische laatdunkendheid en overmoed, tegen de verdediging van het recht van den sterkste en de zwakke verdediging van het recht van den zwakke. Waar die in Engeland evenzeer optreden, als tijdens den Boeren oorlog, waren wij daar evenzeer tegen gekant. Wij zijn noch voor noch tegen een der bondgenooten of strijders als zoodanig. We zijn alleen voor de vrijheid en de menschelijkheid en wie die bedreigt kan onze sym pathie niet hebben. Inmiddels is het' ons aangenaam te constateeren, dat er in de houding der Engelsche Regeering tegenover onzeij handel en onze scheepvaart een ken tering ten gunste van meerdere welwillend heid en rechtmatigheid is ingetreden. L. Sociologische" contra Economi sche" bedenkingen * * . In de Nieuwe Courant van 5 dezer heeft de Groningsche hoogleeraar C. A. Verrijn Stuart" economische" bedenkingen geopperd tegen de Regeeringscirculaire ter toelichting van de vroegere, betreffende rijksen gemeentesteun aan Werkloosheidsfondsen. Die bedenkingen waren vooral gericht tegen de handhaving van den loonstandaard. Geheel in overeenstemming met zijn jongste artikel in de Economist betoogde de heer V. S. dat ?de rentestandaard zal moeten gaan stijgen. Willen de werklieden dan in de toekomst werk krijgen, dan zullen zij dus met een kleiner aandeel in de opbrengst van het arbeidsproduct genoegen moeten nemen. Deze kapitalistische economische theorie nu is sociologisch al heel bedenkelijk. In de crisis van heden zijn het onze arbeiders althans in zeer vele bedrijven, die het het hardst te verantwoorden krijgen. De steun vanwege de Comité's uitgekeerd, hoe ook te waardeeren, blijft toch zeer veel beneden den noodzakelijken levensstandaard. Een algemeene levensverarming onder onze arbeiders is dus tijdens deze crisis onver mijdelijk aan het werk. Hoe langer de crisis duurt, des te erger vreet zij in. En het eerste waarheen, uit een oogpunt van Volks kracht, dus na de crisis te streven zal zijn, zal wezen de terugkeer tot de arbeidsvoor waarden van vór den oorlog. Zou daarna een verder inkrimpingsproces volgen, dan is de schade aan onze Volkskracht niet te overzien en niet te heelen. Zoo goed dus als het stijgen van den rentenstandaard een economisch gevolg van den oorlog zal kunnen zijn, zal hand having van den loonstandaard er een socio logisch gevolg van moeten wezen. De Groningsche hoogleeraar ziet daarbij over het hoofd, dat alleen een hooge loon standaard ook een bloeiende industrie waar borgt. Deze dwingt tot het gebruik van de beste arbeidsbesparende machinerieën, de beste organisatie, de hoogste inspanning ook van de leiders der industrieele onder nemingen, terwijl zij de vaardigste krachten waarborgt. En waar de verwachting van een hoogen rentestandaard gegrond wordt op de in den oorlog plaatsgrijpende kapitaals vernietiging, moet de geweldige menschslachting in den oorlog toch ook de vraag naar arbeidskrachten doen toenemen. Dat de oud-hoogleeraar Treub, als Minister van Handel en Nijverheid, hier een juister inzicht toonde dan de Groningsche tegen woordige hoogleeraar lijkt ons dan ook buiten kijf. Wij verheugen ons er in, dat hij dit standpunt heeft ingenomen, gelijk we ons verheugen in zijn krachtig verzet tegen het schandelijk winstbejag van slaatjesmakende handelaren en boeren. Het Oorlogstooneel. De tegenwoordige wijze van legervorming: het gewapende volk, dwingt tot een spoe dige beslissing van den strijd. Op straffe van algemeene uitputting, van bankroet, is geen mogendheid in staat den oorlog te rekken op eene wijze als tot in de negen tiende eeuw mogelijk was. Hier rechtte geno ver ziet men in de practijk te velde, dat de millioenen-legers, waar in de gewapende volken, met alle hulpmidmiddelen der moderne wetenschap en techniek toegerust, tegenover elkaar gesteld zijn, door het feit hunner buitensporige sterkten een spoedige beslissing onmogelijk doen worden. Symptomen van dit verschijnsel deden zich voor in den oorlog tusschen Japan en Rusland, duidelijker teekende het zich af in het tweede tijdperk van den BulgaarschTurkschen oorlog, <ftn eerst in den huidigen strijd recht duidelijk aan den dag te treden. De grens van het menschelijk kunnen in de aanvoering dier massa's is bereikt. Een Napoleontisch genie, wellicht, zou er nog in slagen de ongehoorde hoeveelheden moreele, physieke en materieele krachten, in een modern leger opgehoopt, tot een resul tante toe te spitsen en, als met bliksems in Jupiters hand, den weerstand der tegen partij er snel beslissend mee te verbrijzelen. De middelmatigheid echter waartoe de systematieke, bijna schoolsche opvoeding van den generalen staf, in de lange vredes-jaren van theorie zonder oorlogs-practijk, onher roepelijk moest voeren, is daartoe niet bij machte. De ontwikkeling, het bestaan van een genie als een Napoleon en een Moltke in de huidige staf-systemen van de vredeslegers is onmogelijk. Die systemen nivelleeren onherroepelijk, brengen alles, hetzij het daar boven of er beneden staat, terug tot het gemiddelde. Het geniale, zoodra het zich in zulk een school vertoont, prikkelt, wekt af keer en wordt, als gold het heiligschennis, onherroepelijk gebroken, genekt, uitgestooten. Bij zoo systematisch voorbereide middel matigheid der leidingkrijgt ook in dezen oolog het toeval een steeds invloedrijker stem. Man schiebt nicht doch man wird geschoben, het militairsystematisch-hoogst bereikbare schijnt er wel het standhouden te zijn in een zekere lijn. Deze lijn in de gedaante van een wijde onregelmatige cirkelboog loopt»nagenoeg van. de Vogezen tusschen Toul en Epinal over Rheims naar Noyon, van daar Noord waarts over Arras in de richting van Lille, vervolgens Noord-Oostelijk naar Antwerpen. In deze lijn schuift men weliswaar heen en weer, verplaatst troepen van het eene deel naar het andere, maar houdt elkaar nu reeds een drietal weken nagenoeg in evenwicht, zij het aan beide zijden ten koste van een gruwelijk aantal offers. Beide partijen noemen in hun officieele rapporten dien toestand gunstig! Ons begint ze op een fiasco der hedendaagsche strategische aanvoering te gelijken. Op cn punt toont zich naar buiten leven en systeem in die leiding, dat is in en vór Antwerpen, waar de oorlog uiteraard op meer bescheiden schaal gevoerd wordt. Eenerzijds werpen de Duitschers daar opnieuw eenige forten ten onderste boven op eene wijze, die het raadzaam doet voor komen om voorloopig over de geheele wereld alle fortenbouw tot nader order en in af wachting van volledige gegevens stop te zetten. Aan den anderen kant marcheeren En gelsche troepen van Ostende kalm de stelling Antwerpen binnen. Deze marsch is een flankmarsch langs en vór het Duitsche front Lille -Brussel. Zulk een flankmarsch is een zeer gevaarlijke manoeuvre. Laten de Duitschers hen daarbij wellicht opzet telijk ongemoeid? Wij doen deze vraag in de eerste plaats, omdat het ons van de Engelschen een fout schijnt nu nog troepen binnen Antwerpen te brengen. Zoolang de Duitschers de gemeen schap met Ostende open laten, schijnt het zaak integendeel een zoo groot mogelijk deel van het Belgische leger tijdig in de richting Ostende uit Antwerpen te doen aftrekken. Deze troepen zullen in een ver sterkte stelling als Antwerpen, waar, in tegenstelling met operaties in het vrije veld, het laatste woord aan het zware belegeringsgeschut zal zijn, weinig nut meer doen, terwijl zij daarentegen optredende in flank of rug op de verbindingslijnen der Duitschers, zooals dit in vorige op stellen door ons is geschetst, een beslissenden invloed zouden kunnen uitoefe nen op den gang van zaken in Frankrijk. Wordt onder de gegeven omstandigheden de Stelling van Antwerpen vermeesterd, dan is zij voor het Belgische leger en zijn Engelsche helpers een val geworden, waaruit slechts interneering op Hollandsch gebied, voor krijgsgevangenschap in Germanië hen zal kunnen redden. Een uitval uit Antwerpen onder de gegeven omstandigheden, bij den val van het voorname Zuidelijke buitenfront der Stelling, lijkt ons een wanhoopsdaad. * * Dit werd geschreven voordat het bekend werd, dat inderdaad de hoofdmacht der Belgische troepen uit Antwerpen vertrokken is. RED. iiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiiiii Het kostbaarste? Het moge geen ergernis verwekken, als op het luidruchtig internationnaal protest tegen schending en vernieling van eeuwen oude monumenten der beschaving door de Duitschers.een tegenprotest wordt gewaagd met de nadrukkelijke verzekering intusschen dat daarmee niet bedoeld is vandalenwerk in het belang van krijgsverrichtingen te verdedigen. Het komt me echter voor, dat het veel stemmig protest bij de verwoesting van kunstschatten wat bovenmatige verhoudingen aanneemt, in vergelijking met het zedelijk ver weer, dat bemerkt wordt tegenover een nog schromelijker geweldpleging door den oorlog. De dolkoppige duitsche briefschrijver in het Weekblad van voorverleden week be weerde, dat het bloed van n duitschen soldaat dubbel zooveel waard is als alle kunstwerken. Ik zou willen zeggen: het leven van den eenvoudigsten mensch is kost baarder dan het hoogste kunstwerk; voor den keus staande zou ik het laatste opof feren om het eerste te redden. Nu kan het omgekeerde wel volgehouden houden, maar, dat is dan uit een beredeneerde, niet uit een hartgrondige meening. Zeker, men kan het innig en met onge veinsde verontwaardiging betreuren als door het oorlogsgeweld" te niet moet gaan wat als hoogste geestesuiting in cultuurtijdperken tot opheffing en reinste genieting was, en blijven moest, van gansche menschengeslachten, maar schrijnender leedgevoel ondergaan we bij het vernemen van het grenzeloos menschelijk wee door dezen oorlog veroor zaakt. Het schouwspel van onschuldige noncombattanten die gefusileerd of opgeknoopt worden, de radeloosheid van als dieren over de wegen voortgejaagde menschen erger dan dieren, daar deze in hun doodsangst nog hun holen weten de hulpeloosheid van kinderen die moesten ondervinden dat zij tegen het gevaar geen beveiliging kunnen vinden bij hun vader en moeder, die de erbarmelijke handjes hoogheffen of op de knieën vallen als zij de gevreesde soldaten zien, is duldeloozer voor het menschelijk gevoel dan te zien, dat de zeldzaamste bouw werken in puin liggen of heele museums vernietigd zijn. De gewaarwording hierbij laat zich uitdrukken in spijtgevoel, ook als toorn (met een tikje zelfgenoegzaamheid ?) over den barbaarschen aanslag op wat voor de geestelijk ontwikkelden vereerenswaardig is, maar die andere sensatie is wreeder toch zeker, woelt zoo diep uit ons wezen smartgevoelens op, dat we er onwille keurig een afwerend gebaar tegen maken. Een menschenleven is onberekenbaar kost baarder dan een kunstuiting om de eenvou dige reden al, dat het eerste is een onaan tastbare stelligheid, getuigenis van het zijn der natuur in haar opperste levensopenbaring (voor zoover het binnen ieders waarneming ligt) het andere daarentegenover een be trekkelijke bestaanbaarheid, ja, tegenover het positieve levensmysterie een... waan beeld. Een kunstwerk is een cultuurproduct, als zoodanig beperkt van wezen, afzienbaar Sonnet Ingegeven door een artikel van prof. dr. R. Eucken, van Jena, in het Handelsblad (?. . . want aan ons is als aan geen ander volk door de Voorzienigheid de zorg voor het innerlijk, voor de eigenwaarde van het menschelijk bestaan toevertrouwd.") Han ons is als geen anber volfe oor (5oo e sorg voor 't innerlijfc, voor ' eigenwaaroe van 't ganscbe menscbelijfc bestaan op aaröe vertrouwö. Dol vreugb volvoeren wij 't geboo. p ons, ote trouw onse oube <3ob bewaaroe . gewelöig, ongebogen, ongefenot, op ons rust tbans be plicbt - benijbbaar lot! om otijen geest te spreiben, met ben swaarbe. (3een vtjanb sal ons 3ege*beir weerstaan; luib felinfct ons ferijgslieb, wijl be waapnen feletteren! Tlïlij vreesen (5 o b - ons ftan geen m e n s c b verscbriftften! Zoo mogen b' anbre volfcren onbergaan; wij sullen wie ons weöerstreeft, verpletteren! . . . En ban 't Ibeelal met onsen geest verhwifchen. Gbarivarius iiiiiiimiiiiiiiittiiiiirimiiiiiiJiiiMMiiiiiMiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Illllllllltttllllllllllllllllllliuilllllllllllllllllll in zijn doelwerking, vatbaar voor verschei denheid van appreciatie's, voor uiteenwijkende'beoordeelingen, maar een me»sch is de natuur zelf, het evenbeeld Gods een in zich zelf besloten wereld van oneindigheden, iets, dat in zijn kernwezen een onwisselvallige waardetoekenning afdwingt. Een ander mensch ... dat zijn wij zelf Waarom niet uitgesproken wat we als de waarheid voelen en ik zou aan hen, die die twee kostbaarheden tegen elkaar op den balans van het wereldbelang probeeren te wegen willen vragen wat zij onverschilliger kunnen aanzien de voorstelling van het ver branden van honderden gesneuvelden, gelijk in Het Leven" werd opgenomen, of van een reeks volkomen in puin gebombardeerde kathedralen. Een menschelij'ke beschouwing gaat altijd den rechtsten weg op naar de waarheid, en deze zoeken we toch voor alles... ook bij de beweegredenen tot de verbolgen protesten tegen het vernietigen van kunstwerken. Want kunstvereering of zoo men het noemen wil: kunstzin nigheid is voor zoovelen minder een geestelijke nooddruft, dan een onont beerlijk ordeteeken van beschaving. Zulken kunnen wel een heilige verontwaardiging voorwenden over de geweldpleging aan schoonheLdsmonumenten, maar in hun hart voelen zij het niet anders dan een daad van grenzelooze onbehoorlijkheid. De waarheid ook in het zoeken naar de zuivere onderscheidenheid tusschen de schending aan de menschheid en aan de glorieteekenen van een wereldcultuur. De cultuur leeft altijd in een nieuwe toekomst; dit ruimzinnig in te zien zal het geloof sterken in het onmetelijk heil der kunst voor de menschen, ontdaan van alle conventionneele begrippen of ijdele leuzen. W. STEENHOFF * * * Muziek in de Hoofdstad De Maand ' De muzikale kroniek van dezen herfst, waarin de menschen schijnen te vallen als bladeren der boomen, moet worden begonnen met eene herdenking van Albéric Magnard, die te Villers-Cotterets tegen den muur is geplaatst, wijl hij eene uhlanen-patrouille uit zijn huis weerde en er twee neerlegde. Wie de stemming der Fransche kunstenaars gedurende oorlogstijd wil leeren kennen behoeft slechts de correspondentie van Flaubert met George Sand of 't Journal der Goncourts na te slaan. Waarom zouden zij in déze oogenblikken ook niet de ziel dragen van hun volk, hunne eigen ziel, die zij wederom bedreigd mogen achten? De toe standen in Nederland zijn zoodanig, dat, Evert Cornelis uitgezonderd, niemand ooit eene poging heeft gedaan om een werk uit te voeren van Magnard, zoodat ik sleehts den dood kan huldigen van een componist, die in elk geval wel meer talent zal gehad hebben dan een paar uhlanen. *) Van eenigen torpor in het muziekleven, gelijk men dien merkte tijdens den Balkankrijg, is ditmaal geen sprake, de toehoorders zijn eene fontein van enthousiasme voor Mengelberg en het orchest, onverschillig of de berichten gunstig luiden voor de gealli eerden of voor de Duitschers. Dit verbaast me onbeschrijflijk. Eene symphonie, door Orpheus zelf gedirigeerd, zou niet bij machte zijn om mij eene seconde te onttrekken aan het tijdelijke van zulke dagen en geen klank zal de immense grijsheid van deze wereld voor mij kleuren. Een volk, dat onze taal spreekt, wordt geplunderd, uitgemoord, vernietigd achter den prikkeldraad onzer grenzen, zonder dat ik n spontane kreet hoor van sympathie. In Vondels dagen zou 't tenminste satiren en pamfletten geregend hebben, als daden moesten uitblijven. Ik stel er ook veel meer belang in of Raemakers de kast in zal gaan, dan of een eerste hoornist weer over slaat. En dat Brahms' Akademische Festouverture" gespeeld is door den vertegen woordiger onzer muziek, terwijl het gebinte der kathedraal van Reims opgaat in vlammen en de gecristalliseerde adem van een goddelijken geest vergruizeld wordt, getuigt me van een gedesequilibreerdheid in de stroo mingen der psyche, die meer passend lijkt bij den tijd van Belisarius, dan bij onze radiotelegraphische alomtegenwoordigheid. Voor onze eeuw is een avond ingetreden, de wonderbare avond, waarbij Goethe nog zei, dat de groote Pan schijnt te slapen. De groote Pan slaapt, in de huivering der nevels, waar Breughels blinden rondzuchten en wij allen zijn bedelaars geworden om de melodie van het geluk. Muziek raakt het essëntieelste van het leven en men mag gelooven, dat de essens der bezielde aarde schade lijdt van de onoverwinnelijke smart, die geene transfiguratie toelaat. De signalen der mortieren zijn even onverdraaglijk als de stilte; de universeele dood is zoo duize lingwekkend herrezen, dat geen denkbaar rythme past bij deze radeloosheid. Men hoort opnieuw de mystieke stem uit de eeuw van Tiberius: dat Pan dood is. Wij weten niet naar welke zon wij de bloem moeten keeren onzer verlangens. In alle dagen zou Mahlers eerste symphonie licht storten, behalve in den rouw dezer gruwzame eclips. Er ontbreekt iets aan hare vibraties, wat b.v. niet ontbreekt aan een drama van Shakespeare. Hare vreugde is te positief, de accenten van het cor contritum te licht, haar sarcasme heeft niet genoeg draagkracht, haar optimisme is te overheerschend, de altijd onafwendbare schaduwen, die zelfs waren over de duetten van Romeo en Julia, te zwak. Gij ziet, hoe de omstan digheden eene meening kunnen veranderen... In Debussy's Nocturnes hervond ik den droom en den glans der schoonheid. Ik ge loof, dat deze muziek smart en vreugde in evenwicht houdt volgens eeuwige beginselen. MATTHIJS VERMEULEN *) Zijne bewonderenswaardige" woning, volgens bericht van het Fransche consulaat, werd geplunderd en Magnard, idie dit be letten wilde, gefusilleerd. Zoo komt een collega der 93 manifestanten van Duitschland's beschaving om als een stuk vee. ? * * Mobilisatie-humor Twee Amsterdamsche heeren ontmoeten elkander in de Weesperstraat, en de een zegt tegen den ander, terwijl hij hem vertrou welijk bij een knoop van zijn jas vasthoudt: Moet ik je vertellen... Heb ik pech gehad!... As je weet, me zoon is op 't fort Hellevoet; zit-ie in 't fort op de uitkijk, buigt ie te ver over den uitkijk heen,... valt... boven op een kanon, een gat in 't kanon!... Moet ik een nieuw kanon betalen !..." De ander kijkt den verteller even aan, terwijl er een bijna onmerkbaar lachje over zijn gelaat glijdt, dan zegt hij: Zal ik je ver tellen !... heb ik anders pech gehad!.. Me oudste zoon, je weet wel die lange, is bij de zeemilisie; zit in de West op de uitkijk, buigt te ver over de uitkijk heen,... valt... een gat in de zeespiegel!... Moet ik 'n nieuwe zeespiegel betalen. B. iimtMn imiitiiiniiiiimiiMii Monsters, geïllustreerde prijscou ranten en attesten zenden gaarne N. V. Ned. Tricotfabriek VALTON ZONEN, Amsterdam. l BOUWT TE NUNSPEET Mooie boschrij&e terreinen. Spoor,Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen M.ij DE VELUWE", Nunspeet. _..._ P RUWIEL>'RI^U'G' waarborgt Hoogezand (qfon,ngen.) Brandvrij, Yochtwerend, Isoleerendjrek- en Krimpvrij ASBESTCEMENT VLAKKE PLATEN, LEIEN, Eerste lf ederlandsche fabriek van Asbestct mentplaten MARTINI T", Cruqinsweg 113, Amsterdam. Ongevallen O C E /\ N Aansprakelgkheid w ^* *** * m * " kiekten BOON 151 AMSTERDAM Automobiel Brand Diefstal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl