De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 18 oktober pagina 3

18 oktober 1914 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

. 18 Oct. '14. No. 1947 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Het kalf bij den aanvang van een nieuwe wereld Het nieuwe Romeinsche Rijk Nu de overstrooming van Europa's Westen plaats heeft door de honderd duizenden van het gewapende volk, dat, als een$ de Caesars, thans eenheid en organisatie brengt, komt de herinnering aan de gewelddadige wereldoverheerschingdoor de Romeinen telkens wederom in de gedachte en ziet men in de kleinste voorvallen soms als een spiegelbeeld van, een historie, 20 eeuwen voorbij. In dit weekblad hebben wij eens twee wachtposten afgebeeld: een Nedertandschen milicien van melk en bloed, met een achteloozen sigaar in de hand, en een Duitschen gedrilden soldaat, die de wereld inkeek, alsof hij ontevreden was haar nog niet te hebben veroverd. Men zag het den laatste aan, dat zijn vechtfiguur alleen kon worden voortge bracht door een Volk in Waffen, en men meende zelfs op de simpele foto grafie van dezen soldaat, die waarschijnfijk nog nimmer het oorlogsgevaar gekend had, den trek van dat krijgsvolk, het Romeinsche, te herkennen, voor hetwelk plicht aan het centrale gezag en wereldoverheersching de twee eenige doelen waren. Welk soldaat zal, in den laatsten dood strijd even tot bewustzijn komend, een tot uw dienst, luitenant" prevelen, en welk een volk zal van die woorden een shibboleth maken, waaraan men met trots de deugden van zijn heele ras herkent! zoo niet, in het heden, het Duitsche, in vorige tijdperken het Romeinsche? * * * Een van de zoetste oogenblikken in de geboorte van het Christendom ten tijde van de Romeinen was het Kindeke bij den braven dommen os: het zielige rund dat, in de kribbe, den hemelschen nieuwen Dag ontstaan ziet en er met grooten bolle oogen, tevreden-herkau wend, naar loenscht. NATUUR EN TECHNIEK iimillllllllllllllllliiilliiiiilillllllllliiiliimimiiiiitiiiiitiiiiiMMMiii i Nieuws over haringen Behalve de oorlog zijn er nog heel wat andere dingen die ons verrassen, omdat wij er niets van verwacht hadden. Een dezer feiten is dat wij zoo erg weinig van haringen weten. Eeuwen en eeuwen lang, sinds Beukelszoon zaliger hebben wij haringen gevan gen en gegeten; jaren lang hebben wij geleerd van de groote" en de kleine" visscherij met de schoolmeesterlijke toelichting dat de groote" op de haring betrekking had en de kleine op de walvisschen. Jaren lang zijn de zeeën doorvaren door visschersbooten niet alleen, maar ook door de schepen van bekende wetenschappelijke expedities, en toch staan wij opeens te kijken voor het zotte feit dat wij haast niets van de haringen weten. Onze maag is er beter in thuis dan ons hoofd! De haringsmaak is beter be kend door haring-leefwijze en ontwikkeling. De geweldige tochten en reizen die de ha ringen ondernemen bevatten nog veel geheim zinnigs en slechts weinig erkende feiten. Er is wel veel over gefantaseerd en gethe oretiseerd, maar daar is men niet veel verder mede gekomen. En de haring is niet de eenige visch die zoo vol geheimzinnigheid is; er zijn genoeg visschen-lotgenooten die zich nog veel meer onttrekken aan onze waarnemingsijver. Maar de haring moet op 'toogenblik speciaal onder onze aanilacht komen omdat eerst een Duitscher (Heincke) en later een Noor (Hjort) zich nader met de vele problemen hebben bezig gehouden, die met de haring samenhangen. Heincke begon met Duitsche zorgvuldigheid de ha ringen eens onderhanden te nemen, niet tevreden met onze methode van onderzoek, Fig. 1. HARINGSCHUB. Het onderste deel is geheel doorzichtig; het bovenste deel ver toont jaarringen. Deze schub is dus van een driejarige visch. De band-grootte geeft ook de groeisnelheid aan, zoodot de jaarringen degrootte-vef houding van den haring aangeven in de opeenvolgende jaren van zijn leven. Zoetst pogenblik in dien vreeselijken tijd, als in den ijzeren greep van het RomeinscheKeizerrijk de geheele bekende wereld gevangen ligt; als in de hoofd steden der tevoren in onafhankelijkheid gelukkige volksstammen de Romeinsche militaire gouverneurs over dood en leven beschikken en oorlogschattingen opeischen van een reeds verarmde bevolking; als de zwaargewapende legionarii bij de bruggen en aan de kruiswegen de wacht houden, met een stuk tentdoek of een weg genomen korenzak over de schouders ge slagen tegen regens of te bijtende zon; Christus is geboren en de onbewuste Schepping in het beeld van het onnoozel runderdier woont den Christus bij. Daaraan moet men wel denken als het toeval van de fotografie bovenstaand tafereel vereeuwigt. O goedig runderbeest, onnoozel kalf, dat in vroeger eeuwen de legionarii hebt gezien en ook den jeugdigen Christus, en dat thans met gelijke, on verstoorbaar gelijke verwondering de legionarii van het heden beschouwt, die op de kruiswegen alweder staan, alweder zich dekkend met wat de hand vond, terwijl gij alwederom den Christus aan kijkt, den nu bloedenden Christus, vroeger een kind in windselen: Onschuldig rund!, zijt ge niet als een symbool van de menschheid, en van onze weeke individualiteiten? Hoe dringt zich, lederen dag mér, dit gevoel in mij op, als een toenemend naderende benauwde walm, als iets grootsch en verwerpelijks tevens: dat de Duitschers de Romeinen zullen zijn van dezen tijd (zoo ze niet de Carthagers blijken), en dat niet het zachter imperium van meer westersche volken, maar hun geweld-imperium kans heeft zich te grondvesten. De werkelijkheid van dezen tijd is niet het ergst, maar het zijn zijn droomen. VAN DEN EECKHOUT illiiitmiliiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiitiiuiiiiiiitiiiumiiiimtiitiiiitiittttutim die in schoonmaken'en verdeelen in mootjes bestaat! Hij bekeek de haring met een veel door dringender oog, en hij proefde hem als 't ware in hart en nieren door een zoo groot mogelijk aantal eigenschappen van de haring nauwkeurig te beschrijven en te meten. Hij mat zoo bij elke haring die hem in handen viel, liefst vijfenzestig eigenschappen. Ik zet het iedere leek in tienen om bij een haring zooveel eigenschappen te ontdekken! Op deze wijze gelukte het Heincke om te be wijzen dat het dier dat wij simpel haring noemen, eigenlijk eeji verzamelnaam is voor een groot aantal rassen, die goed van elkaar te onderscheiden zijn en zeer verschillende gewoonten hebben. Hij vond noordelijke zeeharingen, die dicht bij de kust kuitschiéten in winter en voorjaar, maar verder in volzee leven; hij vond daarnaast kustharingen die altijd bij de kust blijven en alleen 's winters kuitschiéten in brakwater; verder een zee haring van de Noordzee-zandbanken, die in zomer en najaar kuitschiet op de banken die zich in volzee van den zeebodem op heffen. Deze splitsing beteekent reeds een stap vooruit daar de onmogelijk verre tochten die de haringen volgens vroegere meeningen moesten maken, hierdoor onnoodig werden, daar 't bleek dat elk haringras zich in een vrij beperkt zeegebied ophoudt en alleen tegen het kuitschiéten zich tot troepen ver zamelt, die de vangst vergemakkelijken en den indruk geven dat zij nu opeens plotseling gearriveerd zijn uit verre streken, terwijl zij in werkelijkheid voor dien tijd verspreid, en daardoor onbemerkt, geleefd hebben in zeer naburige zeegebieden. Er bleven echter nog verschillende moeilijk heden over en de oplossing hiervan is onder nomen door den Noor Hjort met zijne assistenten. Naar aanleiding van vondsten bij andere visschen bleken de schubben der haringen een prachtig middel te zijn voor het beantwoorden van vele vragen. De haringschub maakt het n.l. mogelijk den ouderdom van de haring precies te bepalen. Op een dergelijke wijze als bij een boom zijn aantal levensjaren te bepalen is, door op de door gezaagde stam het aantal jaarringen te tellen dat daar zichtbaar is, kan men bij een haring ook te werk gaan, behalve dat in plaats van een boomstam een schub noodig is. Een haringschub, waarvan er een is geteekend in fig. l, is door een duidelijke scheidingslijn in twee deelen gedeeld, n.l. een gedeelte (het onderste in de figuur) dat zeer door schijnend is en heelemaal egaal van "bouw, dus zonder strepen of zoo iets, terwijl het andere gedeelte (bovenhelft der schub in de figuur) heele fijne streepjes vertoont (hier Kandinsky's aesthetiek (Slot) Heden is alles den kunstenaar ten dienste gesteld, heden is er een vrijheid, die slechts een ontkiemend groot tijdvak voorafgaan kan. Dat de kunst boven de natuur staat is in het geheel geen nieuwe ontdekking. Goethe zei al Der Künstler steht mit f reiem Geiste ber der Natur und kann sie seinen höheren Zwecken gemass traktieren... er ist Herr und Skiave zugleich. Er ist Skiave, insofern er mit irdischen Mitteln wirken muss, um verstanden zu werden. Ihr Herr aber, inso fern er diese irdischen Mittel seinen höheren Intenionen unterwirft und ihnen dienstbar macht. Der Künstler wijl zur Welt durch ein Ganzes sprechen: Dieses Ganze findet er aber nicht in der Natur, sondern es ist die Frucht seines eigenen Geistes, oder, wenn man will, des Anwehens eines befruchtenden göttlichen Odems." En Oskar Wilde in De Profundis, Kunst begint waar de natuur ophoudt", en de schilder Delacrox De na tuur is voor den kunstenaar slechts een woordenboek," en ook Het realisme is de tegenvoeter van den kunst." Nieuwe principen vallen niet uit de lucht, zij staan integendeel in een oorzakelijk verband me het verleden en de toekomst. Voor ons is het slechts van belang wat wij kunnen be reiken, echter nooit met zich geweld aan te doen; maar wanneer de kunstenaar zijn ziel opbouwt, dan zal zijn werk vanzelf daar een uiting van zijn. Als een mysterie ontstaat het ware kunst werk uit den kunstenaar. Het is niet eene toevallige verschijning, die onverschillig voor het geestelijk leven blijft, maar zoodra het door den kunstenaar losgelaten is, wordt het een zelfstandig, geestelijk ademend wezen, dat als zoodanig voortbrengende actieve krachten bezit. Het werkt dus zelfstandig. Het is slecht" wanneer het te zwak is, om eene in ieder opzicht zuiver klinkende zieleont roering op te wekken; het is goed", wan neer het wel de gewenschte emotie geeft, en innerlijk vol leven is. Een goede teekening is ook alleen zulk eene, waaraan niets zou kunnen worden veranderd, zonder dat het innerlijk leven ervan verwoest wordt, geheel afgescheiden of deze teekening ana tomie, botanie of welke andere wetenschap ook, weerspreekt. Het komt er niet op aan of de uiterlijke vorm gekwetst wordt, maar of de kunstenaar de vorm, zooals hij uiterlijk bestaat, kan of wil gebruiken. Evenzoo moe ten de kleuren gebruikt worden, niet omdat zij in de natuur in die klank bestaan of niet, maar omdat zij in dien klank in het schilderij noodig zijn. De kunstenaar is niet slechts gerechtvaar digd, maar VERPLICHT met de vormen zoo om te gaan, als het voor zijn doel NOODZA KELIJK /'s, en noch anatomie en dergelijke, noch het in principe omvergooien van deze wetenschappen is van noode, maar alleen volle onbegrensde vrijheid in zijn uitdruk kingsvermogen, een vrijheid die tot misdaad wordt, wanneer niet de weergave van den innerlijken drang, alleen het zuivere doel is. Een doelloos copieëren van de dingen, is niet zoo schadelijk als een doelloos om verwerpen er van. In het eerste geval ont staat een materieele natuurnavolging, die voor verschillende doeleinden gebruikt kan worden, maar de zedelijke atmosfeer leeg laat, ze versteent; in het tweede geval, is het een artistiek bedrog, dat even als de zonde, een lange keten van wandaden met zich sleept, die de zedelijke atmosfeer ver giftigen en verpesten. Kunst is niet een doelloos scheppen van dingen, die in het ijle vervloeien, schoonheid van kleur en vorm is geen ? voldoende doel, maar de kunst is een macht, die tot ontwikkeling en verfijning van de menschelijke ziel moet dienen, tot wie zij in haar eigen taal spreekt, en die voor haar het dagelijksch brood is, dat zij slechts in dezen vorm tot zich nemen kan. In den tijd, waarin de menschelijke ziel sterk iniiniinmr Fig. 2. SCHUBBEN VAN HARINGEN UIT VER SCHILLENDE VISCH-GEBIEDEN. LINKS : uit de Zuiderzee; RECHTS: uit den Atlantischen Oceaan. De ringgrootten geven aan dat de gr oei in deze gebieden niet steeds even sterk was. niet geteekend) en eenige duidelijke, con centrische (d.i. gelijkmiddelpuntige) half cirkels, die wél geteekend zijn in de figuur. Deze ringen zijn ontstaan doordat de schub niet steeds doorgroeit maar integendeel 's winters ophoudt te groeien.Elk stuk tusschen twee cirkels, elke strook, is dus de aangroei in n levensjaar, zoodat het aantal strooken het aantal levensjaren getrouw aangeeft. Maar er is nog meer uit te halen dan alleen de vischouderdom. Evenals een boom in gunstige jaren, waarin de weersgesteldheid en andere omstandigheden de groei bevor deren, een dikkere jaarring maken kan dan in magere" jaren, zoo kan ook de visch in jaren van voedselrijkdom en andere gunstige invloeden hard groeien dus ook breedere schubringen maken dan in slechter jaren. De breedte van de schubring geeft dus aan hoeveel de geheele haring in een jaar ge groeid is (zie fig. l, waar de haring in op eenvolgende jaren geteekend is, in juiste lengteverhouding, maar op verkleinde schaal). Nu lijkt de zee oppervlakkig beschouwd wel overal dezelfde watermassa, maar toch zijn de verschillen in diverse zeegebieden zeer groot, vooral wat de voedselrijkdom betreft. Het eene jaar is de eene streek rijker aan voedsel dan 't andere jaar, en zoodoende zal een haringras dat bij de Noorweegsche kust geleefd heeft, onder andere levensvoor waarden opgegroeid zijn dan een ras dat in het westelijk deel der Noordzee grootgebracht is (of liever: zichzelf grootgebracht heeft!) Veel haringen van elk ras onderzoekend, kan men zoo een gemiddeld schubmodel aan geven dat normaal is voor het bepaalde ras, en uit dit model kan men niet alleen aflezen hoe de groei van een haring geweest is, die tot dit bepaalde ras behoort, maar pok kan men dit schubmodel als herkenningsleeft, zal ook de kunst meer levenskrachten hebben, daar die beide in constante wissel werking tot elkaar staan; maar in perioden, waarin het materialistische ongeloof, en de daaruit voortkomende praktijk, alles rerdooft en verwaarloost, ontstaat de drogreden, dat de zuivere" kunst niet voor speciale doel einden, maar zonder doel den mensch gege ven is, dat kunst alleen om de kunst bestaat, (l'art pour l'art.) De kunstenaar, die zijn plicht tegenover de kunst en zichzelf bewust is, zal zich niet meester van den toestand beschouwen, maar dienaar van hoogere bedoelingen, wiens plichten afgepast, groot en heilig zijn. Hij moet zichzelf opvoeden, zich in zijn eigen ziel verdiepen en die allereerst verzorgen en ontwikkelen, opdat hij iets te zeggen hebbe, en niet de enkele beheersching van de vorm zijn doel zij, maar het aanpassen van dien vorm aan den inhoud. Het is duide lijk dat hier geen sprake is van in ieder werk een beteekenis te persen, of een bedachte inhoud met geweld artistiek aan te kleeden, daar zou niets dan levenlooze hoofdarbeid door ontstaan. Wanneer een kunstenaarsziel leeft, heeft zij vanzelf iets te zeggen. Böcklin zegt: Een werklijk kunstwerk moet als een groote improvisatie zijn." De kunstenaar is geen Zondagskind van het leven, hij mag niet zonder plicht leven, hij heeft een zwaar werk te doen, wat dik wijls zijn kruis wordt. Hij moet weten, dat zijn voelen, denken en daden het fijne, onbetastbare maar vaste materiaal vormen, waaruit zijn werken ontstaan, dat hij niet vrij is in het leven, maar dat hij de gees telijke atmosfeer verhelderen of verpesten kan. Wanneer de kunstenaar een priester is van het schoone," dan is dit schoone alleen te zoeken in de innerlijke waarde. Alles is schoon, wat uit een innerlijke drang geboren is, alles is schoon, wat innerlijk schoon is, iedere ontroering verrijkt de ziel, en volgens Maeterlinck: Is er op aarde niets wat begeeriger is naar schoonheid en zichzelf gemakkelijker schoonheid toebrengt, dan een menschenziel, daarom weerstaan maar zeer weinigen de macht van een, die zich geheel aan de schoonheid geeft." Wij komen dus den tijd van de bewuste compositie steeds meer nabij, den tijd van scheppen met voorop gesteld doel, wat in directen samenhang is met den reeds be gonnen nieuwen opbouw van het geestelijk rijk, dat komen gaat. H. W. J. SCHAAP?VANDER PEK Het Nederlandsche Wapen Iemand schreef ons, dat wij de Engelschen in een Duitschen brief, aan Duitschers ge richt, geen Kramer mochten noemen. Wij zijn tegenwoordig allen kooplui, schrijft men, maar Kramer is een woord dat niet om niet in 't Duitsch gebezigd wordt om uit te drukken welke landslui men op 't oog heeft. Van andere, den Duitschen kooplui al evenmin vriendelijk gezinde zijde ontvingen wij dezen brief: M. de R., Wij hebben met de grootste aandacht, belangstelling en met vreugde kennis geno men van hetgeen u in uw eerlijk blad aan het adres onzer Duitsche vrienden" hebt gezegd. Om u een staaltje te geven van de wijze waarop deze vrienden" in den handel con curreeren, o. a. tegen Nederland, zenden wij u inliggend een etiket, hetwelk wij uit Australië hebben ontvangen. Op dat etiket, hetwelk gebruikt wordt om een in Duitschland vervaardigd namaaksel van Hollandsche genever, die in Australië vaak schnapps" wordt genoemd, te verkoopen, staat het Nederlandsche wapen, met de woorden Je middel gebruiken voor een of andere ge vangen haring, waarvan men den afkomst niet kent. In fig. 2 zijn twee van dergelijke normaalschubben geteekend, beide van vijf jaar oude haringen, de eene uit den Atlanti schen Oceaan, waar de haringen blijkbaar in de eerste levensjaren snel gegroeid zijn en in de latere jaren veel langzamer, de andere uit de Zuiderzee, waarbij de eerste (binnenste) ring een geringe groei aanwijst in het eerste levensjaar. En evenals ex ungue leonem, zoo kan men gerust zeggen: aan n schub is een heel haringras te herkennen. Het be langrijke resultaat hiervan voor het onderzoek der haringreizen is nu dat men, waar een haring ook gevangen wordt, steeds met groote zekerheid kan vaststellen uit welk gebied hij is komen aanzwemmen. Bij andere dierert, vooral bij vogels heeft men op groote schaal merk-ringen aangebracht om zoodoende te weten te komen waarheen deze vogels even tueel reizen. Maar hiervoor is 't noodig veel exemplaren te merken en hiervan komen toch nog betrekkelijk weinigen weer in onze handen. Bij de haring heeft de natuur blijk baar zelf op zeer groote schaal deze merkmethode toegepast, zoo dat geen haring eraan ontsnapt en blijvend gemerkt is met zijn kainsteeken. Een om zijn hals gebonden adreskaartlmet naam van'den afzender zou niet duidelijker kunnen zijn dan deze schubbenmerken. Zoo hebben b. v. de Nordlandsche haringen die in 1904 geboren zijn, in hun derde levens jaar een onmogelijken zomer doorleefd, zoodat de groeiband op hun schubben in dat jaar opmerkelijk smal is gebleven, waaraan zij dadelijk te herkennen zijn. Dit valt duidelijk op bij het bezien van fig. 3 waar een schub van een vijfjarige haring, die geen levenszorgen gekend heeft, geteekend is naast een schub van een vijfjarige haring uit het Nordland-gebied, waar in het derde jaar honger geleden is. Nu is het merkwaardig dat deze Nordlandsche hongerharingen in later jaren ook in andere visch-gebieden gevonden zijn, in steeds grooter aantal, zoodat zij blijkbaar uit de Nordlandsche kuststreek weggereisd zijn en mee zijn gaan doen aan de groote haring-scholen, waarvan zij eerst slechts een tiende deel, later zelfs de helft zijn gaan uitmaken, steeds herken baar aan den hongerband" in hun schubben. Op deze wijze is het dus mogelijk om uit te maken waarvandaan de verschillende bestanddeelen gekomen zijn, waaruit een haringschool bestaat, waardoor dus de oplos sing van de reis-vraag der haringen zeer dicht bij de volledige beantwoording ge komen is. Nog een ander feit is met deze schub-onderAL TON A 7Ï& w-r f/ rare. anrf su-perv'or fftx.afr't,i/ . t*pfyr<j>fjr'tfit<' fo t G ay e n' s Fine s t Aromatic SdinappS. OF MERIT S V D N E ?> International Exhibltlon 18T9. maintiendrai" er onder. Tevens de Naam van den fabrikant Jan Tecker Oayen te Altona bij Hamburg. (Hamburg staat er niet bij, ten einde de koopers in den waan te laten, dat Altona in Nederland ligt. Daartoe dient het Nederlandsche wapen.) Goederen van andere volkeren na te maken, merken te imiteeren, dat zijn dingen die in Hamburg sedert onheugelijke jaren gedaan worden. Maar op een imitatie nog het wapen van een ander land te plaatsen, dat is wel het toppunt van onbeschaamdheid. Als ik nu toch moet concurreeren, dan maar liever tegen den Engelschman, want die acht der gelijke praktijken beneden zich. Het is niet onze bedoeling dat u dit schrijven in uw blad zoudt opnemen, doch zoo u zulks wilt doen, verzoeken wij een afdruk van het inliggende etiket mede te willen plaatsen, echter zonder onzen naam te vermelden, daar het ons niet te doen is om reclame te maken. Hoogachtend, D. * * * De Oorlog Naar het Fransch van GUY DE MAUPASSANT. Als ik maar denk aan dat ne woord oorlog", dan komt over me een gevoel van verschrikking alsof er sprake was van hek serij, van inquisitie, van een lang-voortije gebeurtenis, afschuwelijk, onmenschelijk, tegennatuurlijk en waarmee wij voorgoed hadden afgerekend. Wanneer iemand van menscheneters spreekt, glimlachen wij met zekeren trots en verklaren ons de meerderen van deze wilden. Wie zijn de wilden de ware wilden? Zij die vechten om de overwonnenen op te eten, of zij die vechten om te dooden, enkel om te dooden! De soldaatjes die daar voortrukken zijn voor den dood bestemd zoo goed als de kudden schapen welke door een slager over de wegen gedreven worden. Zij zullen ergens vallen op een vlakte, het hoofd ge spleten door een sabelhouw of de borst doorboord door een kogel; en het zijn allen jonge mannen die konden werken, voort brengen en nuttig zijn. Hun vaders zijn oud en arm; hun moeders, die hen twintig zoekmethode geconstateerd. Evenals andere vischsoorten vertoonen ook de haringen zeer groote wisselingen in hun jaarlijksch aantal. Zeer rijke haringvangst-jaren wisselen af met jaren waarin de vangsten belangrijk minder gelukkig zijn. Gewoonlijk komen een aantal vette jaren achter elkaar voor en dan weer een serie magere jaren. Met behulp der schubbenringen kon Hjort uitmaken, dat niet elk jaar ongeveer een even groot aantal haringen geboren woidt maar dat er jaren zijn van buitengewone bevolkings-aangroei. Evenals bij de wijn goede en slechte, overvloedigeenspaarzamejaargangen voorkomen, zoo zijn er ook buitengewoon gunstige haring jaargangen en ook wel zeer armoedige. Zoo bleek dat 1904 een buitengewoon gelukkig jaar voor jonge haringen geweest is. Deze jaargang komt in de haringscholen in voort durend grooter aantal voor; van 1904 tot 1907 nog niet, omdat de haring pas na 3 jaar geslachtsrijp is en mee gaat trekken in de scholen. In 1908 echter tot 1914 toe maken zij het leeuwendeel der scholen uit en daar zij uit een groot gezin stammen, zijn deze scholen ook groot in deze jaren. In 1910 is het maximum bereikt. De toen 6-jarige haringen vormden % der scholen. Daarna is hun aantal percentsgewijs weer verminderd omdat deze voordeelige jaargang natuurlijk geleidelijk weer weggevischt werd, terwijl ook andere doodsoorzaken optreden, waarvan men de regels echter niet kent. De oorzaak van een omvangrijke jaargang moet vermoedelijk niet gezocht worden in de hoeveelheid kuit die geschoten wordt, maar meer in den voedselrijkdom die de jonge visch ten dienste staat in zijn omgeving. Het is nu begrijpelijk waarom een aantal jaren van groote haring rijkdom op elkaar volgen, evenals jaren van slechte vangsten het gevolg kunnen zijn van een mislukt haringkroost. P. VAN OLST Fig. 3. HARINGSCHUBBEN. A: van een vijfjarige haring met geregelde groei; B: van een. vijfjarige haring die in het derde jaar door slechte condities weinig gegroeid fe.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl