De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 25 oktober pagina 1

25 oktober 1914 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

PU948 Zondag 26 October A*.1914 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden , . ? 1.65 Voor het Bultenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.12' UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels/l.25, elke regel meer .... ?0.25 Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . , 0.30 Reclames, per regel ...., 0.40 INHOUD Blz. l: Nog eens de Belgische Vluch telingen.?Kroniek: Het Oorlogsrumoer. Het Oorlogstooneel door **. G. H.: De Duitsche vloot in 1870. 2: Dirk Coster over mevrouw van Gogh Kaulbach. Jaap Klei aan den letterkundige Johan Schaper, lid van de 2e Kamer. Charivarius: Roffelrijm. 3: Franktireurs en Franktireurs. Brief van mevrouw C. de Jong van Beek en Donk. F. Smit Kleine over H. Wolfgang van der Mey. Brief van prof. dr. Wüst over Prof. Lassons uitval. 4: De Notre Dame gekwetst. Allegra. 5: De 42 cM. mortieren door **. W. Steenhoff: De Larensche Kunsthandel.?Matthijs Vermeulen: Mahlers derde. G. A. Hasselman: Engeland en de Boeren. 6: Fin. Kroniek door v. d. M. De rijkT dommen door v. d. S. 7: Het Vredesideaal door Edward B. Koster. Baart de la Faille als reddende engel. Het woord mof". Dr. P. van Olst: Het diepzee-duikerpak. Damspel door J. de Haas. 8: Schaakspel door R. J. Loman. Teekening Joh. Braakensiek over de Vredesidee. Bijvoegsel door Johan Braakensiek: De intern, staatsloterij: Verliezenlijsten. Harteloos en Gevaarlijk In ons vorig nummer hebben wij den aandrang gelaakt, waarmede een tweetal Nederlandsche dagbladen aan de Bel gische vluchtelingen te kennen gaf, dat onze gastvrijheid welgemeend was, maar dat zij toch maar zoo gauw mogelijk naar hun land (dat op dit oogenblik hun land niet is) moesten terugkeeren. Wij wezen op het voor onze natie beschamende van deze zelfgenoegzame, ronduit gezegd spitsburgerlijke houding. Tot ons genoegen zagen wij overal in de pers, zij het dan slechts van den kant van particulieren en in ingezonden stukken, eenzelfde protest aanwassen. De Raadsheer van den Hopgen Raad Eyssell, die had ontdekt, dat wij jegens de Belgen geen gastvrijheid plegen doch voor noodberging" zorgen, en die met juri dische diepzinnigheid daaruit liet concludeeren, dat wij gerust aandrang tot terugkeer konden uitoefenen, werd door een onzer medewerkers in de N. Ct. hartig beantwoord. Uit.zulke... kleine ingezonden stukken van een lid van ons hoogste Rechts college, kan men afleiden, hoezeer de geest van de Rechtspleging is afgedwaald van het oorspronkelijke Rechtsgevoel en tot formule is ingeschrompeld. Gaven wij vorige week onze ontstem ming te kennen over de houding der pers, wij willen heden niet nalaten onze diepe teleurstelling te uiten over de niet flinke, niet edele, niet op de hoogte van ons volksgevoel verkeerende en gevaarlijke houding onzer autoriteiten. Vanwege de regeering, en mede daar door vanwege zoo vele burgemeesters, Nederlandsche consuls enz. enz. wordt thans publiekelijk en zonder veel gêne op de vluchtelingen pressie geoefend om in hunne steden en dorpen (onder Duitsch bestuur) terug te keeren. leder heeft de circulaires gelezen. Ook de beschaafde Belgen, die thans nog met sympathie onze dagbladen opnemen (het zal wel ver anderen!) Zoo vonden wij in 't Hbl.: Naar wij vernemen heeft de Commissari der Koningin in de provincie Noord-Hóllanc aan den burgemeester van Amsterdam een schrijven gezonden, waarin deze namens der Minister van Binnenlandsche Zaken word uitgenoodigd tot de vluchtelingen de vraag te richten of zij tot terugkeer bereid zijn Zij, die bepaaldelijk weigeren, behoor en niet gedwongen te worden, maar een zachte drang om terug te keeren, schijnt den Minister niet misplaatst*). Natuurlijk is een en ander niet toepasselijk op uitgewekenen, die gthee' in hun eigen onderhoud voorzien. Ook mogen en daarop wordt in h bijzonder de aandacht gevestigd op straffe van als krijgsgevangenen te worden be handeld, niet terugkeeren de mannen, die in een of anderen vorm dienstplichtig zijn in het Belgische leger. *) Cursiveering in het bericht zelf. RED. En de bekende burgemeester van Haarera mermeer, Mr. A. Slob, heeft reeds doen zien hoe autoriteiten zulk een wenk jegrijpen. Zijn rondschrijven luidt: Aan de Belgische Vluchtelingen in de gemeente Haarlemmermeer, Gij hebt ondervonden, dat de Hollanders u met liefde en gulle gastvrijheid hebben opgenomen in hunne huizen en zelfs in hun 'amiliekring. Maar die hulpvaardigheid en gastvrijheid kan niet te lang duren. Voor velen van onze eigene burgers wordt het moeilijk langer zooveel vreemden te herDergen en te voeden. Daarom moeten wij ook u verzoeken zoo spoedig mogelijk weer naar uw eigen woonDlaats terug te keeren. De terugkeer naar België, in het bijzonder Antwerpen, is geheel vrij. De Duitsche commandant van Antwerpen heeft eerbie diging van persoon en eigendom gewaarjorgd, mits de bewoners binnen enkele dagen terugkomen. Ook prof. Meijers uit Leiden heeft met nog eenige personen Antwerpen bezocht en raadt alle inwoners weer .naar hunne haard steden te gaan. De beide advocaten uit Antwerpen Le Bon en Palmans hebben eveneens een onderzoek ingesteld en doen weten, dat er geen enkel bezwaar is om terug te keeren. Dr. Louis Frank, volksvertegenwoordiger, voorzitter van de intercommunale commissie te Antwerpen dringt op een spoedige thuis komst aan in het belang van u zelf en uw vaderland. Zelfs de burgemeester van Antwerpen J. de Vos, en de schepenen Hengius Cools en Strauss, hebben een proclamatie doen uit vaardigen, dat gij veilig en gerust de terug reis kunt aanvaarden. De terugkeer is toegestaan naar geheel België, voor iedereen, behalve die mannen, die in een of anderen vorm dienstplichtig zijn in het Belgische leger. In de stad Antwerpen zijn voldoende levensmiddelen aanwezig. Onze Regeering zorgt voor extra treinen en wil telegrafisch bericht, wanneer u wenscht te vertrekken. Daarom noodig ik hoofden van gezinnen en alleenstaande personen uit morgen (Maan dag) tusschen 10 en H uur op het stadhuis te Hoofddorp met mij te komen overleggen. De burgemeester van Zondagmiddag Haarlemmermeer, 18 October 1914 Mr. A. SLOB Het was dus alles inderdaad geen gastvrijheid" van deze heeren, die in hunne ambtswoningen gezeten dergelijke paperassen uitbroedden, maar de jurist en geleerde o de geleerden! heeft het woord gevonden, het was noodberging, en ten onrechte zijn de Koningin, en de Natie, en de boeren, die soms zestig en honderd vluchtelingen opnamen in hunne woningen en schuren, voor hun gast vrijheid bedankt, die geen gastvrijheid was maar simpele noodberging. Wij zullen Droogstoppel niet verder hard vallen en tegen den heer Jan Salie geen uitvoerig betoog houden. Wij heb ben echter onzen plicht niet ten volle vervuld, als wij het Nederlandsche volk niet waarschuwen tegen de gevaren aan deze zuinigheids-vertwijfeling der Neder landsche autoriteiten verbonden. Wie ter wereld kan waarborgen dat de Belgen, in Antwerpen en Mechelen teruggekeerd, geen tweede Leuven beleven zullen ? Niemand onzer. Geen van de verklaringen van het Duitsche Legerbestuur en van het Duitsche burgerlijke Bestuur in België, thans zoo geruststellend geredigeerd, bevat de be lofte, dat men de bevolkingen niet zal verantwoordelijk stellen voor de franctireursdaden van enkelen. Het overtreden van politiereglementen" zal zoo zegt de aartsbisschop Mercier niet op de onschuldigen worden verhaald. Van politiereglementen! Maar zelfs al wraakte het Duitsche bewind zijn vroegere han delingen ten eenen male, en al beloofde het, met zooveel woorden, geen bloed baden als in Leuven en Aerschot meer in België te doen plaats hebben, wie, die nu geleerd heeft wat oorlog is en oorlogsopwinding, zal, bij de gedachte aan een, wie weet ooit in verbittering terugtrekkend Duitsch leger, de moge lijkheid van nieuwe bloedbaden en nieuwe brandstichtingen ontkennen? In het ochtendblad van de N. R. Ct van Vrijdag j.l. bevonden zichmededeelingen over het door de Duitsche mili tairen bijna geheel verlaten Antwerpen die op zichzelf reeds een zoo gevaarlijke atmosfeer kenschetsten voor het op steken van nieuw verzet, met de gevolgen van dien! dat men zich de verblinding onzerautoriteitennauwelijkskan begrijpen l Zeker, ook de Belgische autoriteiten ?oepen hun landslieden terug. Deze autoriteiten, ongetwijfeld in 't belang van de Belgen en van de Belgischen nationaiteit sprekend, vragen hun landslieden e komen in de gevaren die zij zelf met hun eigen persoon in de allereerste plaats willen braveeren. Van hen zal men nooit cunnen zeggen:. uit vrees voor grootere uitgaven en ambtelijke beslommering lebben ze de menschen in 't gevaar gebracht om van hen af te wezen. Maar wat zal er gezegd worden over onze autoriteiten, en bijgevolg over ons and, als ooit wat wij zeker niet verwachten 't verschrikkelijke mocht gebeuren k in Antwerpen en daar omtrent? Zal n Belg dan kunnen gelooven wat wij Nederlanders zouden wéten: dat t enkel Jan Salieachtigheid geweest was van onze bestuurderen... of zou iedere Belg voor zijn heele leven en het Belgische volk voor minstens honderd lange jaren de ijzervaste overtuiging hebben: dat op aandrang van de machtige Duitsche regeering Nederland de arme Belgen in den val had gelokt? De aandrang op de Belgen uitgeoefend achten wij moreel beneden onze volkswaardigheid en beneden het hartelijke optreden van ons eigenlijke volk, en, politiek gesproken, achten wij dien aan drang een gevaarlijke fout. KRONIEK UITERLIJK RUMOER Wij moeten het gewicht en de belang rijkheid van den oorlog maar niet over schatten, al maakt hij ook veel gedruisch. Vanzelf maakt een oorlog veel gedruisch, doch dat beteekent ep zich zelf nog geen wereldgebeurtenis, geen evolutie of involutie van den menschengeest, geen verandering in het wezen der menschheid. Wat er gewoonlijk op de aarde voorvalt is waarlijk niet zoo hél anders dan wat er thans, ongewoon, geschiedt. Het valt niet te ont kennen, dat samenleven nog grootendeels beteekent leven op kosten der massa van zwakkeren, een langzaam of sneller opge bruiken van menschkracht en gezondheid ten bate van ons ingewikkeld economisch bestel. Er wordt eigenlijk voortdurend zoo een beetje gemoord en uitgehongerd op dit ondermaansche, omdat industrie en handel, en zelfs de landbouw, voor hun allerlaagst, stoffelijke drijfveeren (dewelke gemeenlijk menschen zijn) even zoo veel of zoo weinig aandacht en zorg over hebben als voor de olie in hun machines. In alle branches" van alle vakken en bedrijven werkt er een groote schaar menschen, die eenvoudig en onverschillig opgebruikt worden, in som mige spoediger en wreeder, in andere meer geleidelijk en omslachtig. Doch van bijna geen der soorten van voortbren ging, die de maatschappij onderhouden, kan men zeggen, dat zij geheel onschuldig is aan moord van den geest, zoo ook niet van het lichaam. Levensvreugd en opgewekt heid is al ifet minste, dat er verloren gaat in hetgeen men, gelaten, den strijd des levens pleegt te noemen, dien nimmereindigende, zwijgenden slag, waarin schier geen pardon wordt gegeven en enkel de meest ellendig weerloozen in armenhuizen krijgsgevangen worden gemaakt. Thans vermoordt men elkaar eenigszins anders, meer bewust, meer methodisch en in gansch andere groepeering, doch het is nog de vraag of het daarom belangrijker is. Niet voor de individuen natuurlijk, maar voor de gansche menschheid. De heklemming en angstige nieuwsgierig heid dezer dagen zijn, wat uit dit alles worden zal, welke verwonderlijke nieuwe gedaante de wereld toonen zal, wanneer de oorlog gedaan is. Zou dit echter niet een ijdele verwachting zijn ? Is bij dit rumoerig en oppervlakkig bedrijf wel het wee der menschheid betrokken, en is het alsdan met donder en bliksem, dat zich de vernieuwing der menschenziel pleegde aan te kondigen? De Renaissance, de Hervor ming, de Fransche Revolutie, zij hebben zeker veel gedruisch meegebracht; doch zij wer den voorbereid en rijpten in de stilte, in de hoofden van denkende menschen, afgezonderd neerzittend elk in eigen huis. Op ieder ge bied van menschelijk voelen en denken is zoo het begin geweest, als men van een begin spreken mag, en wat later in de stoffelijke wereld den geweldigsten, ontzaglijksten omkeer bracht, is als het uiterlijk nietigste en geringste aangevangen. Wij mogen . hieraan denken, als wij niet nalaten kunnen telkens weer onder den indruk te zijn van het oorlogsgeweld in de naaste landen. Het kan zijn dat dit alles vervliegt, zonder andere dan uiterlijke sporen na te laten, die in weinige jaren uitgewischt zijn. F. C. Het Oorlogstooneel Wij leven snel in deze dagen. De val van een der grootste militaire stellingen, die van Antwerpen, is al weer naar den achtergrond verplaatst door het aangrijpend tafereel van den uittocht der Belgen, waarvan men de wedergade ternauwernood in de geschiedenis vindt, of het moest die der Russen bij Napoleon's nadering in 1812 zijn. Het mag hier toch nog wel eens gezegd worden dat niet alleen vrees de drijfveer voor deze daad is geweest maar ook zij het voor ; een kleiner deel afkeer van den vreemden overweldiger; een, laat ons zeggen passieve weigering om hem in welk opzicht ook t dienen. Dit nu geeft aan dien uittocht zekere wijding, verheft haar tot historische daad waarmede het geheele Walen- en Vlamingen volk van deze dagen zich geïllustreerd heeft. Het militaire bedrijf in het Antwerpsch drama blijkt daarmede het komt meer en meer aan den dag niet in overeenstem ming geweest te zijn. Den Belgischen sol daat, hij heeft het van Luik af getoond, treft in dit opzicht geen blaam. Maar hoe is het gesteld geweest met de hooge militaire leiding, buiten den troep van Belgen enbondgenooten? Van gewicht, ook als leering voor anderen, schijnt ons in dit opzicht de brief van een oorlogscorrespondent der N. Rolt. Ct. be treffende het artillerie-gevecht bij Mortsel. Hij verkeerde vór en op den Ten October lang te midden der Belgische bezetting van Antwerpen's Zuidfront. In de eerste plaats trof hem daar dat het in den oorlog alles pverheerschende : het moreel niet meer dat is. Het is de oude geschiedenis. De intendance schijnt te Antwerpen niet in orde geweest te zijn. De bureaucratie m&$~ kankerd heeft het den troep onmogelijk gemaakt zich van het noodige te voorzien niettegenstaande de intendance haar liet hon geren. Geen enkele officier, zou een koe zoo maar durven koopen, zelfs als zijn mannen honger hebben. Daarvoor zou een heel pak papier beschreven moeten worden". (Wij cursiveeren). Stel u voor lezer: het gaat om het zijn of niet zijn van Antwerpen, van hél België, om het al of niet nutteloos verminken of dooden van duizende jonge Belgische man nen ---- De militaire bureaucratie vraagt papier en inkt ---- ! De correspondent gaat verder: Het offi ciers-korps is lang niet voltallig. Een der forten met een bezetting van 400 man staat onder een onderluitenant. De man is geacht, maar hij kan in moeilijke omstandigheden, nooit dat overwicht doen gelden, dat een goed onderlegd moedig officier uit den beteren stand, van nature en als van zelf sprekend hebben kan. Vele soldaten gaan zoover, dat voor hen eigenlijk de sous-off's de mannen aanvoeren. Maar wanneer hier van ook slechts het tiende part waar mocht zijn, dan nog zou dit op een misstand wijzen, want de populaire officier kan niet door den besten onderofficier vervangen worden". Tot zoover de correspondent. De weten schappelijke militaire leiding schijnt dus, ook in België, onder invloed der overmachtige bureaucratie, niet tijdig in de afgeloopen tientallen jaren voorzien te hebben in een behoorlijke organisatie van het onmisbaar instituut der reserve-officieren-aanvoering. Het argument der verliezen in voorafgaande gevechten kan hier toch niet gelden, daar in België voor de forten afzonderlijke be zettingstroepen zijn aangewezen. En hebben wij elders ten slotte niet gelezen dat vele Belgische kanonnen in Antwerpen van verouderd model waren nog vurende o, verbijstering met rookend kruit? Ja, een leger, een geheel volk, moet wel boeten voor militaire nalatigheid, militaire bureaucratie, militaire sleur in tijd van vrede. En hoe hielden zich de bondgenootschap pelijke Engelschen en Franschen bij dit drama ? Wij hebben er op gewezen hoe in het moeielijk harmonisch samenspel van ver bonden legers, ook in de affaire" Antwer pen van een volmaakt accoord allerminst sprake is geweest, terwijl reeds van af de ouverture ook daar een dirigent ontbreekt. Wat minister Churchill nu aan de huistoe gegane Engelsche hulptroepen mede deelt in den in de militaire wereld tot nu toe onbekenden vorm van een boodschap" plaatst de zaak in nog ongunstiger licht. Het geeft bovendien indirect een kijk op den toestand der bondgenooten aan de Aisne. In de eerste plaats dan blijken die Engel sche marine-troepen voor een goed deel recruten geweest te zijn. Hun oefening moest voor dat Antwerpsche uitstapje onder broken worden. Het zenden van die recruten naar het front is, volgens verklaring van Churchill, geschied omdat er geen troepen te velde voor beschikbaar waren m. a. w. de Engelschen en Franschen hadden vór den val van Antwerpen in Noord-Frankrijk de handen reeds zoo vol, dat er geen man gemist kon worden, om de Belgische be schermelingen te helpen en eene reusachtige nederlaag als het verlies van Antwerpen te voorkomen. Dat klinkt eenigszins anders als de snoe vende krijgsfantaisieën der Britsche oorlogs correspondenten. Minder mooi van Churchill bij zijn vruchtelooze poging om het Antwerpsch echec goed te praten is, dit ten koste van het Belgische leger te doen. Deze Minister zegt toch dat de oefening van de Britsche troepen wel niet voltooid was, maar even ver was ge vorderd als die van een groot deel van de troepen die Antwerpen verdedigden (curs. van ons). Kijk, kijk, dat is de hulde van een Britsch Minister aan het Belgische leger, dat men van Luik af tot en met den val van Ant werpen, in België nagenoeg alleen den spits heeft laten afbijten: jullie Belgen zijt wel bijna drie maanden te velde geweest, jullie hebt van Luik af wel gevochten tegenover een overmacht op een wijze waarvan de wedergade in de geschiedenis te zoeken valt, maar jullie zijt toch niet meer waard dan jeugdige Britsche recruten! De Belgen hebben ongetwijfeld met ge paste waardeering van deze woorden kennis genomen. Volgens Churchill, ten slotte, heeft het Antwerpsch bezoek der Britsche recruten deel uitgemaakt van zekere groote krijgsverrichting tot ontzet van de stad. De militaire medewerker van de Times" wijt de mis lukking van dit plan aan dezelfde oorzaak waarop wij bij het begin van den strijd de aandacht gevestigd hebben, n.l. aan de teleurstellingen die maar al te gewoon zijn bij het voeren van krijgsverrichtingen door bondgenooten." De gewone, in den regel door militaire naijver, veroorzaakte tweespalt dus, want de Times-medewerker, van zijn objectief standpunt afdwalend geeft de Franschen de schuld, die op het laatste oogenblik niet in staat waren ons te helpen." Het gebrek aan nieuws van beteekenis van het Oorlogstooneel in Noord-Frankrijk gedurende de afgeloopen week is op die wijze, dank zij den Engelschen minister Churchill, op volkomen bevredigende wijze aangevuld. Het spant er, het spant er meer dan ooit. De toestand moet zoowel aan Duitsche als aan die der bondgenooten van dien aard geworden zijn, dat een betrekkelijke kleinig heid, de balans naar de eene of andere zijde kan doen overslaan. Dat tegenover elkaar liggen, weken aan weken in de gegeven omstandigheden, in dit jaargetijde, onafge broken blootgesteld aan de verschrikking van het modern artillerie-vuur moét elk moreel nekken. Reeds Lamartine maakte naar aanleiding van de Revolutie van 1848 de juiste opmer king: Le soldat qui n'agit pas perd toute la force de l'enthousiasme et de l'élan; il est plus difficile d'attendre la mort que de la braver." Welk moreel zal het sterkste blijken dat van den Germaan of dat van den Gallo-Brit ? * * * * * De blokkade van de Duitsche kust in 1870 De Fransche vloot maakte in den oorlog van 1870 evenals het leger een pover figuur. Haar wapenfeiten bepaalden zich tot het blokkeeren der Pruisische havens in de Noord- en Oostzee. Hadden de Franschen groote verwachtingen van hun vloot, hare werkeloosheid was gedeeltelijk het gevolg van het mislukken van het geheele plan de campagne" door den keizer met zijn generaals opgemaakt. Na drie weken in de Oostzee te hebben rondgezworven had den l Ten Augustus een treffen plaats ter hoogte van Moën tusschen zeven Fransche pantserschepen waaronder eenige met 28 c.m. kanonnen bewapend begeleid door een tweetal kanonneerbooten en een Duitsch korvet gesteund door drie kanonneerbooten. Onversaagd stoomde Die Grille", het vlaggeschip van den vlootvoogd graaf Waldersee het Fransch eskader tegemoet, dat de volle lagen op het enkele schip afvuurde. Dit was juist wat Die Grille" verlangde. Nu afdeinzende, dan bijdraaiende en het vuur beantwoordende, lokte zij den vijand waar de drie kanonneerbooten lagen. Ruim twee uren duurde het gevecht en werd eindelijk gestaakt, daar de drie Duit sche houten kanonneerbooten niets offensiefs tegen de vijandelijke pantserschepen konden uitrichten. Ofschoon de Franschen bij hun schieten, wel is waar goed richtten, schoten zij te hoog of te kort, daar bij holle zee de kleine grauwe kanonneerbooten moeilijk waren te treffen. Van zijn marinesoldaten heeft het Fransche gouvernement veel steun gehad tijdens het beleg van Parijs. Achtduizend matrozen namen er aan deel, waarvan de artilleristen, die den naam hadden van zeer juist te schieten, op de forten werden geplaatst. Niet van belang ontbloot is, in verband met het thans door Engeland gevoerde afsluitstelsel ter zee het volgende bericht in de Nord-Deutsche Allg. Zeitung van September 18TO.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl