De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 25 oktober pagina 3

25 oktober 1914 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

25 Oct. '14. No. 1948 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Naar een foto afgestaan door de firma C. L. van Langenhuizen Ongeregelde Tyroolsche boerenbenden trekken op tegen de legers van Napoleon: franctireurs,|waarvan Andreas Hofer de beroemdste was: Schilderij in Duitschland zeer bewonderd FRANC-TIREURS Toen Duitschland in België was ge vallen, leverden niet alleen gewone dagbladschrijvers, maar zelfs hoogleeraren in het volkenrecht binnen twee maal vier en twintig uren een haarfijn bewijs, dat de inval in België niet inhield de schending van een neutraliteit. Zulke betoogen te lezen sterkt den pessimist in het inzicht, dat niet alleen wetboek en justitie, maar zelfs de abstracte Rechts wetenschap en de ijskoude Geschiedkunde voor niets anders dienen dan om den schijn te redden van hetgeen tegen het recht geschied is. Mijn hemel, hoe zou niet alleen Lumey, werktuig van Willem den Zwijger, maar hoe zou de groote Willem zelf, en hoe zou,den de Nederlandsche opstandige steden der 17e eeuw zijn afgebeeld in de geschiedboekeri van het heden indien Spanje de overhand behouden had, en ook voor geen andere, later overwinnende natie de Nederlandsche Beroerten een dageraad waren ge weest! Wie zou Kenau Hasselaar hebben gekend, anders dan als een gedrochteHjke figuur uit een onderdrukte rebellie, en wie zou anders dan met afschuw gewagen van die guerilla's, door burgers gevoerd, met kokende olie en moorden vergiftiging van den indringer, indien al deze volkswoede en ongeregelde oorlog tot niets nieuws hadden gevoerd! Maar Kenau is thans als een helden moeder van onze schooljeugd, zooals de franc-tireur Andreas Hofer een trots is van hetgeheele Germanendom, van wien de Duitsche schooljeugd met kloppend hart de moedige daden leest, den adem inhoudend bij het verhaal van zijn schuilhoeken: hoe hij in de bosschen of in een verlaten hut, zich verscholen hield, vermomd en met de wapenen verborgen. De Duitsche schooljeugd heeft gelijk. De militaire africhting van onschuldige jongens tot massa-moord is een niet zoo waardeerbaar werk, als de onvoorbe reide hartstochtelijke landsverdediging, waarbij een bevolking niet het instru ment is van «diplomaten en onderworpen aan een drilsysteem, maar waarbij alle krachten van een natie spontaan tot uiting komen ter verdediging van huis en hof. Thans is dit begrip van verdediging" eene coulisse geworden voor de daden van winstbeluste groote mogendheden, want thans wordt die term gebezigd om een volk erin te doen berusten, als zoons en echtgenooten met wapengeweld andere landen binnendringen: Wij vechten om ons bestaan", roepen dan de wederzijdAldus stelt een Duitsch tijdschrift, Oct. 1914, den Belgischen volksoorlog voor: als een oorlog door lijkenschenders sche regeeringen, die als straks de oorlog voorbij is en de oorlogsrekening is betaald geen vreemden soldaat meer op hun grondgebied hebben en ook niet meer hoeven te dulden, en die hun vaderland zien bestaan" ook na de nederlaag. Het gevoel, dat den franc-tireur bezielt, is een ander. Hij kan een weekhartig mensch zijn, een anti-militarist, een vijand van oorlogsgeweld, maar hij treedt in oorlogstijd op als reactie op het binnen dringen van zijn gebied. Bij hem domi neert het volkenrechtelijk ongeoorloofd en tegenwoordig voor 't eigen land meestal zeer schadelijk! maar bij de militaire operaties" vergeleken eervoller gevoel van verzet tegen den byitalen inval zelf. Hij gehoorzaamt aan een natuurinstinct van verdediging van huis en hof" en het rechtsgevoel in ons menschen vergeeft hem duizendmaal eerder de middelen, die hij bezigt, dan men des noods zachter middelen verontschuldigen kan bij den invaller. Wie denkt niet zónder eenige min achting en eer met bewondering aan het wanhopig verzet der Spanjaarden tegen Napoleon, toen dat volk zijn eigen putten vergiftigde en met nachtelijke over rompeling de legioenen van den Keizer in verwarring bracht? Meenden wij niet, toen de eerste berichten kwamen van Belgische vrouwen, die met kokende olie de troepen overgoten, dat onze heldentijd weer was aangebroken? Wij lazen dezer dagen in de bladen, dat het in Engeland een open vraag is of men, bijgeval de vijand het eiland betrad, een geregelden oorlog of een ongeregelden van het volk zelf zou ont ketenen. Wij, die samen met de Duitschers! de Boeren nebben bewonderd, begrijpen dit, want ons dunkt eene natie, die neiging heeft tot dezen laatsten oorlog, wel zeer te beklagen, maar minder overwinnelijk. Dat in Duitschland, net andersom dan bij ons, thans een minachting voor den franctireur algemeen is, moet voor een deel worden toegeschreven aan den uniformen geest van dit volk, waarvan nu wel blijkt, dat het geheel vermilitariseerd is. Al deze beschouwingen verhinderen echter niet, dat wij in den hedendaagschen oorlog tegen het franc-tireurwezen, als te gruwelijk in zijn gevolgen voor de bevolking zelve, slechts kunnen waar schuwen! Uit Frankrijk Van de bekende schrijfster, mevr. C. de Jong van Beek en Donk, die sedert vele jaren te Parijs woont, ontvingen wij kortgeleden een protest over het bombardement van Reims. Daar naar onze meening de inval lende Duitschers reeds genoeg verwoesting en doodslag te verantwoorden hebben, om hun ook nog de geheele en onverdeelde schuld te geven van een bombardement, dat wellicht voor een deel komt op rekening van Fransche beminnelijke slordigheid, vroe gen wij mevr. de Jong van Beek en Donk haar stuk te willen terug nemen dr. Berlage had reeds over Reims" in ons Weekblad het zijne gezegd en ons over Parijs zelf het een en ander te willen meedeelen. In antwoord op ons schrijven kwam de volgende brief, dien wij, om zijn inhoud en schoone verontwaardiging tegen den erf vijand, hier in zijn geheel afdrukken, na daartoe van de schrijfster verlof te hebben verkregen, P-arys 12 Oct. Hooggeachte Heer, Het doet mij LEED dat u mijn woord over de verwoesting van Reims niet hebt willen opnemen. Waarachtig niet omdat ik aan mijn proza hecht of uit kleingeestige auteursijdelheid. Maar ik had gehoopt dat dit protest had mogen klinken in ons ver-voorzichtige Holland, juist omdat het van hier kwam, waar wij WETEN ! Uwe veronderstelling in uw artikel in het Groene Weekblad is een ingenieuse en goed moedige poging om het raadsel1' op te lossen! Maar er is geen raadsel. Waarom gelooft u nog aan de onbeschaamde leugens der Duitsche couranten?? Ik sprak een leeraar van het Lycée te Reims, die mij verzekerde dat er noch van nalatigheid noch van een observatiepost eenig spraken heeft kunnen zijn!! Niemand had waarachtig lust op de torens te klimmen in die dagen, en met teekeningen bewees mij die bewoner van Reims, dat er op de hoogten rondom de stad observatieposten waren, die de torens geheel onnoodig zouden gemaakt hebben, ook al zou men hebben willen observeeren. Maar u weet, dat de Fransche artillerie zich bij voorkeur van aviateurs bedient, die veel sneller en duide lijker kunnen observeeren, dan men het op torens kan doen. De verontschuldiging .der Boches" is volkomen kwade trouw eenvoudige, bru tale kwade trouw, dien zij zich permitteeren omdat zij de bangheid der neutralen kennen. U begrijpt wel, dat hier duizenden ooggetuigen weten, dat die observatiepost op den toren van Reims een zuiver verzinsel is! En de bom, die gisteren een Duitsch aviateur op de Notre Dame heeft gegooid!... was daar soms ook een observatiepost ? En de kerk van Soisson, de prachtige Kathedraal, die beschoten werd expres, uren lang, dagen lang, nadat er geen Fransche troepen meer waren ! ? ? ? Gaarne wil ik u van hier iets schrijven, maar zult u het willen gelooven? Ik voel mij ontmoedigd Ik heb ze GEZIEN de Fransche gevangenen, dien de Duitschers de ooren en neus hebben afgesneden toen zij een korten tijd gevan gen waren in de Duitsche loopgraven en vór de Franschen, bij een bestorming, hen weder hadden bevrijd. Ik heb het jonge vrouwtje van een dier armen zien verbleeken als een doode, toen zij haar man daarna" voor het eerst weer zag. Ik heb de kleine kinderen gezien, wier handjes afgekapt waren door de mannen der Kultur" en als ik u zekeren tooneelen van Sadisme vertelde, zoudt u ze niet gelooven Maar ik zou die ook niet kunnen neerschrijven! Zoo iets kan men alleen snikkend fluisteren Het zijn geen menschen, die sierlijke luitenants, het zijn roodhuiden met verfijnde martel-begrippen ... en het hoog geroemde socialisme der Duitschers heeft geen dier soldaten de kracht gegeven zelfs maar menschelijk tegenover de Fransche proletariërs op te treden.... Maar als iets van dat alles in mijn brie ven doorschemert, zult u, als voor Reims zeggen, dat ik slechts de dingen van n kant hoor? Ja zeker, van n kant! Maar van de kant die weet, die gezien heeft, die geleden heeft en heeft bijgewoond... De andere kant, in zijn diepe verachting voor de zoete neutralen, liegt eenvoudig en ontkent. Hebt u niet de boute ontkenning gezien, in de Wolffs-berichten, dat het kasteel de Baie niet is uitgeroofd? Dat het familiegraf van Poincaréniet is geschonden, enz. enz. Ik zag de telegrammen waarin men Poin carésympathie betuigde bij deze heilig schennis. De prefekt zond hem officieel het bericht, maar de Duitscher zegt eenvou dig: het is niet waar... hij weet wel, dat de neutrale landen dan terstond zwijgen. Jammerlijk vind ik dit. In de neutrale bladen zie ik overal behalve in het uwe! de meest grove leugen-berichten van Wolff en anderen opgenomen. De nieuwsbladen nemen zeer terecht alle officieele berichten op! Red. De berichten van Fransche zijde worden voorzichtig aarzelend en dikwijls niet opgenomen. Is het wonder, dat men hier begint te zeggen, dat Nederland erg onder de Duitsche plak zit! Ik spreek het tegen waar ik kan, maar wat zal ik nu mijn vrienden hier zeggen, nu, dat mijn stuk over Reims niet is aangenomen, omdat er mis schien iemand op den toren is geweest... ? Men zal glimlachen hier... In die gruwelijke dagen te Reims had men wel wat anders te doen dan den dood te gaan zoeken op een toren. Vergeef mij, waarde mijnheer, mijn open en misschien te heftig spreken! Er wordt in deze dagen zeer veel van onze zenuwen gevergd, niet waar? en dan is het soms goed eens even uit te barsten. U zult dit kunnen begrijpen en vergeven. Cohen Alexander Cohen, Parijsch corr. van De Telegraaf. RED. zag ik in zijn sol daten-pakje, waarop hij bijzonder trotsch was. Toen ik zijn bezoek ontving, kwam hij terug uit Neuf chateau, meen ik, waar hij vier weken nacht en dag in de weer was geweest. Hij was terug gezonden, afgekeurd, maar met een prachtige aanbeveling van zijn generaal, waardoor het hem gelukte zich weder te laten enroleeren en nu als officier-interprète. Hij vertelde amusante dingen van de grenzenlooze verwaandheid en laatdunkendheid der Duitsche gevangenen, en was innig in zijn schik. Met mijne vriendelijke groeten, Hoogachtend, Uwe dw. CÉCILE DE JONG VAN BEEK en DONK Meer en meer gaat men in Nederland ontkomen aan de suggestie, door het hard nekkig volhouden van de Duitsche pers ver oorzaakt, als zouden de Duitsche legerscharen bestaan uit louter gemoedsmenschen met ideale bedoelingen. Wij hebben nu te veel ooggetuigen gehad, waarvan wij de betrouwbaarheid kenden. En thans komt de getuigenis van deze hoogstaande Nederlandsche schrijfster, eene vrouw.doorduizendeNederlandsche vrouwen gekend en bemind. Het moge dan waar zijn, dat Belgisch en Fransch gepeupel hier of daar wreedheden tegen den indringer pleegde: De gruwelen op de Franschen kunnen niet geschied zijn door Duitsche particulieren maar alleen door Duitsch militair. 9 * * H. Wolfgang van der Mey H. WOLFGANG VAN DER MEY f In een gemeente, die te nauwernood buiten de provincie Utrecht door n op de duizend Nederlanders bij naam bekend is; in een tijd dat negenhonderd op de duizend Ne derlanders aan pestilentie en hellevaart denken werd op een rillerig klein stuk heidegrond, met genummerde hartsteenen paaltjes bezet, en geheel zonder loover- of boombeschutting Wolfgang van der Mey, de taal-, letter- en denk-kundige, Dinsdag 6 October ter aarde besteld. De gemeente, in welke hij op de algemeene begraafplaats rust, is genaamd Leersum, dicht bij het stedeken Amerongen, waar de kasteelen verrijzen van den Wurtembergschen graaf Bentinck. Daar heeft de vernuftige denker de 15 laatste jaren van zijn leven doorgebracht, in overpeinzing, met lectuur, met scherpzinnige kout, met schriftuurlijken arbeid en in een boven alle lof verheven geestesstemming, die allen wie het geluk werd gegund den eenvoudigen man te naderen, weldadig aandeed. Met uitzondering van een luttel aantal dorpsgenooten of geburen een notaris, een predikant, een oud-militair, een ambte naar was het zijne vrouw, thans zijne jonge weduwe, die de paarlen genoot van zijn haast immer sprankelenden geest, te sprankelender voor haar, omdat zij in zijn letterwerk niet enkel hem bijstond, doch zijn simpele dorpswoning door haar gratie en toewijding tot een smaakvolle woonstede verhief. En zoo is hij dan heengegaan de'man met zijn Heiniaansch vernuft, die jarenlang een kroniekmatig overzicht van nieuw uitgekomen boeken in De Nederlandsche Spectator" schreef, in een proza, dat het midden hield tusschen de bijtende sierlijkheid van een Busken Huet en de langdradige geleerdheid van een Potgieter; de man, die tusschen 1875 en '80, kort nadat Marcellus Emants zijn Reis door Zweden publiceerde een wandeling door Noorwegen ondernam en haar in een dik boek beschreef; de man, die door Vosmaer en Campbell, Jozef Israëls, Martinus Nyhoff en Gerard Keiler werd gewaardeerd en wiens harde studiegeest hem tot de beoefening van de Russische taal- en letterkunde bracht, waaruit hij ver schillende boekwerken in ons Nederlandsen overzette; de man, eindelijk, die Dostojewsky en Gorki, Tolstoïen Tourgenjeff, Kropotkin en Lermoutoff bij ons inleidde en wiens beminlijk-beschaafde critische geest talloos veel malen Göthe's spreuk herinnerde; Wahrheitsliebe zeigt sich darin, dasz man berall das Gute zu finden und zu schatzèn weisz." 7 Oct. '14 F. SMIT-KLEINE Mijn Vlaandren Lief!... Den vriend die MANIA schiep Elle aussi peut dorrnir maïs mourir non!" Mijn Vlaandren lief, 'c staen up dyn graf Mijn droeflyc liedekyn te singhen, De vyandt stormt in follen draf En laet syn seghesanghen dinghen. Ey! bistu tenemaele doot, En sal dan nemmermeer ghebeuren De soetheyd van dyn mondt die boot Soon vroude aen hertekyns die treuren. Du waerts ons heyl, ons heul, ons troost, O kloeke maeght, die vroeger voerde Ons aen ten stryde en steeds verkoost Het lief dat best den trommel roerde. Du spracks aliyt van waerheyds dagh, Die claert door nacht van laghe loghen En rysen doet wie biddend lagh Voor vyandts macht teneergheboghen Doch moeylyc was de langhe baen Die voeren moest dyn volck tot seghen: Hoe velen singhend voorgheghaen Die moedeloos weer later sweghen !... Du bleefs alleen dyn vlagh ghetrouw Met 't cruumkyn van dyn jonghe braven, Die nu het hert vol wee en rou Dy wanen doot, voor steeds beghraven. Ie weet, du slaeps...'t is tyt, verrys! Hoor hoe dyn kroost, dyn kinders sughten, Ontsteeck dyn toorts, sta up en wys Den weg, dan moet de vyandt vlughten!... Tongeren J. F. Uit een ouden jaargang van Lucifer * ? * Ingezonden Wir empfangen vom Geh. Reg.-Rat Prof: dr.-Ing. Dr. F. Wüst dieser»Brief: A ach e n, den 19 Okt. 1914. Hochgeehrter Herr Redaktér\ Von einem hollandischen Industriellen, mit dem ich seit vielen Jahren in angenehmen persönlichen und geschaftlichen BezieHüagen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl