Historisch Archief 1877-1940
'D E" A M S'T TR ETA M M E R, W E E'K.B L A D V O O R N E D E'R L A N D
l Nov. '14. No. 1949
zou men natuurlijk geen joden in zijn
Luthersch bedehuis begeeren, zij hebben
niets te reclameeren, zij hebben zelfs dank
baar te zijn voor onze goedgunstigheid, die
hun geloof niet alleen erkennen, maar hun
zelfs nog een plechtig dak boven het hoofd
geven wil... En ziedaar de officieele fijn
gevoeligheid, door de bladen om strijd
geroemd.
Het is wel waar, dat de Duitsche geest
thans geen gelegenheid heeft zich op zijn
best te uiten, maar zoo grof in haar goed
moedigheid, zoo plompverloren zijn toch de
Nederlandsche autoriteiten niet, zelfs wan
neer zij Belgische vluchtelingen tot vertrek
aanmanen. Dat een mensch kwaad doet, als
hij kwaad is, schijnt nog niet zoo erg, maar
dat hij, ook waar hij goedheid bedoelt, zoo
grof onrecht begaat, dat is wel hél fataal,
omdat het wijst naar een sfeer van gevoelen
en denken, waarbij die van de boschnegers
b.v. niet minder verlicht schijnt. Of is dit
een dwaling en zijn het hooge Duitsche
legerbestuur en de couranten, die het be
wonderen, toch nog veel beschaafder ?
Gaarne willen wij het hopen en zullen de
teekenen er van blijdelijk erkennen, omdat
men daarginds beweert, dat wij ook Ger
manen zijn. En het is altijd onpleizierig zich
over zijn familie zoozeer te moeten schamen.
F. C.
Een gedwongen leening?
Hoeveel de buitengewone maatregelen,
militaire.en andere, waartoe de oorlogstoe
stand onze Regeering noodzaakt, kosten zul
len, kan natuurlijk niemand zeggen. Dr. D.
Bos noemde in zijn Vragen des
Tijds-artikel de taak van het parlement"
onderstellenderwijze de som van 250 millioen gulden.
Dit bedrag wekt de herinnering aan andere
voor ons land moeilijke tijden; immers juist
met dit bedrag is blijkens het overzicht
van den vermoedelijken toestand der schat
kist op l Januari 1841", door minister
Rochussen opgesteld, onze staatsschuld toegeno
men tengevolge van den status quo tegenover
België van 1833?39. De Arnhemsche Cou
rant wist toentertijd dit wegens de
financieele onderhandelingen met België nog ge
heim gehouden overzicht in handen te
krijgen en vór alle andere bladen te
publiceeren: tweede punt van overeenkomst met
onzen tijd. Want zie, ook nu weer is de
Arnhemsche Courant er het eerst bij, zij
weet te vertellen, dat door de Regeering
wordt overwogen het inschrijven van eene
verplichte leening tot een bedrag van 250
millioen. Ik heb niets tegen de Arnhemsche
Courant maar ik hoop van harte dat zij
in 1914 minder welingelicht zal blijken te
zijn dan zij in 1841 was. De vrijwillige
leening" van Van Hall vinde geen tegen
hanger in eene gedwongen leening van
Treub. Eene duurzame vermeerdering van
onze schuldenlast ware opzichzelf reeds
een ramp, een gedwongen leening zou niet
slechts onze materieele welvaart schaden
maar tevens onze goede reputatie. Voor de
vorsten in langvervlogen tijden was de ge
dwongen leening een geliefd middel om de
berooide schatkist te vullen. Engeland kent
dit middel niet meer sedert de regeering van
Karel I, Frankrijk sedert het bewind van
Mazarin, zou het Nederland der twintigste
eeuw het weder in eere herstellen?' Prof.
Bastable in zijn Public Finance" noemt
gedwongen leeningen kortweg unworthy of
a well-managed State". Door eene ge
dwongen leening zouden wij ons crediet
ondermijnen en ons zelf belachelijk maken.
Wil de Staat der Nederlanden leenen, dan
behoeft hij gelukkig nog niet tot dwang
zijn toevlucht te nemen. Doet hij dit toch,
dan stempelt hij zijne eigen leeningen tot
eene zoo weinig aantrekkelijke belegging,
dat geen verstandig mensch geacht kan
worden, daarin vrijwillig te zullen deel
nemen. Bovendien is toepassing van de
commercieele methode en dat is i. c. het
doen van een beroep op de geldmarkt zeer
waarschijnlijk de voordeeligste weg. Dwang
leidt licht tot het geven van eenige com
pensatie en de Arnhemsche Courant laat dan
ook niet na te verzekeren, dat het onaan
gename van den dwang daaraan zal worden
ontnomen doordat de staat een vrij hooge
rente garandeert". Waarlijk, de staat zou op
die wijze den zeer vermogenden alleen
de hoogstaangeslagenen zullen volgens de
Arnh. Courant tot deelneming worden toe
gelaten nog de gelegenheid tot een buiten
kansje geven in deze tijden, nu solide be
legging moeilijk is. En dit waartoe? Een
voudig om aan het opleggen van eene
tijdelijke belangrijk hoogere belasting thans
te ontkomen, met het gevolg echter dat
ten eeuwigen dage of althans gedurende
eene onafzienbare reeks van jaren ons budget
met een aanzienlijk bedrag van rentebetaling
zal worden bezwaard en ons volk de daar
voor vereischte gelden toch weer in den
vorm van belasting zal hebben op te brengen.
Leenen is het scheppen van een blijvend
tekort, het opofferen van blijvende landsbe
langen om tijdelijk de lasten te verlichten.
Een leening maakt inbreuk op het kapitaal
der natie en vermindert het fonds dat voor
de maatschappelijke productie beschikbaar
is; belastingen worden genomen van het
jaarlijks inkomen en verminderen slechts de
verteringen der ingezetenen; verminderen
deze laatste niet, wanneer de staatsuitgaven
belangrijk zijn toegenomen, dan ontstaat
verarming.
Dr. Bos heeft in zijn voormeld artikel
reeds gewezen op de bedenkelijke gevolgen,
welke eene blijvende bezwaring van ons
budget met den rentelast van eene groote
leening zou kunnen medebrengen: toene
mend verzet tegen sociale maatregelen, stil
stand van de sociale wetgeving, hernieuwde
pogingen om langs den weg van verhoogde
invoerrechten onze staatsinkomsten te doen
toenemen. Deze vrees schijnt ten volle ge
rechtvaardigd, maar naast deze meer ver
wijderde gevolgen staat een onmiddellijk
en onafwendbaar gevolg van het sluiten
eener definitieve leening tot belangrijk
bedrag: wijziging in de verdeeling van het
maatschappelijk inkomen ten ongunste der
minder bezittende klassen. Het groote eco
nomische gevolg van den oorlog, ook voor
Nederland, zal zijn: vermindering van kapi
taal met daarmede gepaard gaande stijging
der kapitaalrente. D. w. z. dat in de opbrengst
der maatschappelijke productie het kapitaal
op gunstiger, de arbeid op minder gunstiger
voet zal deelen dan tot dusver. Ruime
kapitaalvoorraad wil zeggen: groote vraag
naar arbeid; vermindering van den kapitaal
voorraad beteekent onvermijdelijk gerirrger
vraag naar arbeid: hooger rente, lagere
loonen.
Indien dus iets in een tijd als deze ver
meden moet worden, is het een financieele
politiek, die ten gevolge heeft, dat de voor
den arbeid ongunstige verdeeling van het
maatschappelijk inkomen nog ongunstiger
wordt. En zulk een politiek is die van
leening. De staat, die eene leening aangaat,
geeft niet alleen den bezittenden kans op
koerswinst, hij werkt bovendien mede tot
stijging van den rentevoet, d. i. van de
kapitaalrente. Wil de staat de abnormaal
hooge uitgaven, welke hem door den nood
' der tijden zijn opgedrongen, in nmaal of
althans in zeer kort tijdsverloop dekken,
dan kan hij dit slechts doen door het op
leggen van hooge belastingen aan de
meestbezittenden. Deinst hij hiervoor terug en
schept hij door te leenen een jaarlijkschen
rentelast, dan zullen om de rente op te
brengen jaar op jaar belastingen moeten
worden geheven, waarin de armere klassen
medebetalen. Waarom kan de staat, die
jaarlijks zoo belangrijke sommen aan rente
betaalt en zoo belangrijke sommen aan be
lasting ontvangt, niet n rente n belasting
beide tegelijk tot eenzelfde bedrag tegen elkaar
doen wegvallen? Uitsluitend en alleen om de
ongelijkheid der deelneming van iederen bur
ger aan belasting en rente. Was ieder burger
crediteur van den staat en belastingbetaler
tot gelijk bedrag, had dus de staat aan ieder
evenveel rente te betalen als hij belasting
van hem te vorderen heeft, dan konden de
administratiekosten en -omslag vervallen.
Zoogenaamde democratiseering der rente,
n.l. het brengen van staatsschuldbrieven ook
onder de weinig bezittende klassen kan
eenigermate als tegenwicht dienen tegen den
nadeeligen invloed, welken groote
staatsleeningen op de verdeeling van het maatschap
pelijk inkomen uitoefenen. Een leening voor
de hoogstaangeslagenen alleen is derhalve
nog te meer afkeurenswaardig.
Leenen ter dekking van de uitgaven, uit
den oorlogstoestand voortvloeiende, ware
een fout; een gedwongen leening een dubbele
fout, een gedwongen leening alleen voor de
hoogstaangeslagenen een driedubbele fout.
Nederland sluit noch eene gedwongen noch
eene vrijwillige leening. Het toone de kracht
te hebben om de lasten ter handhaving van
zijne zelfstandigheid en ter verzekering van
zijn economisch evenwicht te nemen op de
schouders van zijn thans levend geslacht;
het late de gebeurtenissen van het heden
f een schaduw werpen over zijn toekomst.
egen eene tijdelijke leening op zeer korten
termijn kan natuurlijk geen bedenking be
staan, zij is zelfs onvermijdelijk. In tegen
stelling met de definitieve leening, die be
taling uit de opbrengst der belastingen uit
sluit, is het' doel der tijdelijke leening juist,
deze betaling mogelijk te maken door haar
over eenige jaren te verdeelen. Mits dan
ook slechts zonder aarzelen de middelen
worden aangewezen om de gedane uitgaven
te bestrijden en er niet voor worde terug
gedeinsd, zware lasten opteleggen aan hen,
die sterk genoeg zijn om deze te dragen.
Kan de Regeering een middel vinden om
van de exorbitante winsten, welke de oorlogs
toestand aan enkelen in den schoot ge
worpen heeft, een belangrijk deel ten bate
der schatkist te doen komen, des te beter.
Verzet tegen hooge heffingen zal, vreezen
wij, zelfs nu niet uitblijven. Maar n gaarne
aangevoerd argument, een dreigement bijna,
zal nu weinig indruk maken : de vrees voor
vertrek van vele zeer vermogenden naar het
buitenland; de kans toch dat zij in een der
naburige landen er gemakkelijker zullen af
komen dan hier is voorloopig niet groot.
Intusschen, er kome dan verzet, zoowel de
stroomingen in ons volk waaraan de tegen
woordige Regeering haar optreden dankt als
het vertrouwen dat zij zich in zoo ruimen
kring heeft weten te verwerven, kunnen
haar de zekerheid geven, dat ook wanneer
zij straks genoodzaakt zal zijn tot het op
leggen van zware lasten, de groote meer
derheid des volks aan haar zijde zal staan.
Ook tegenover reactionnair verzet.
Zwolle, 24-10-1914
E. VAN KETWICH VERSCHUUR
* * *
Het Oorlogstooneel
Onze militaire medewerker schrijft ons,
dat hij dato 29 Oct. geen aanleiding
vond voor bizondere opmerkingen. Volgende
week zal dit wel anders zijn, want terwijl
wij gaan afdrukken, roept men door de
straten het nieuws van de uitbreiding van
den oorlog.
* « *
Een vreemd geval met de groene
Amsterdammer"
Men zendt ons de Tijd, waarin een inzen
der zich heerlijk te buiten gaat aan de ruimte,
overvloediglijk aanwezig in dat dagblad.
De man klaagt ons aan. Wij namen een
protest" van hem niet op. (Wij nemen veel
protesten" niet op!) Welnu zijn protest
was gebaseerd op deze onderstelling:
De heer F. C. zegt... niet met zooveel
woorden maar uit zijn schrijven blijkt m. i.
ondubbelzinnig, dat hij de inroeping van de
hulp van God beschouwt als een symptoom
van fanatisme."
Op deze dwaze veronderstelling, dat iemand,
die weet wat de beteekenis is van de woor
den die hij bezigt, elk gebed om hulp fana
tisme zou noemen, borduurt de inzender dan
verdert en hij leest ons wijdloopig, omdat
wij zijn zoo houtsnijdend betoog niet op
namen, de les. En de redactie van de Tijd,
gelukkig met de copy (een fortuintje!) zet er
boven wat wij haar hier als titel nadrukten.
Welk een armoedje.
Wisselend Uitzicht door G. F. HASPELS,
Amsterdam, P. N. Van Kampen &
Zoon z. j.
Vergis ik mij niet, dan is dit litteratuur,
die het beschaafd publiek behagen moet.
Levendig en vlug van geest, zeer belezen,
zeer ontwikkeld, gansch niet zonder humor
en met een rijk zieleven, indien men ten
minste niet schroomt soms den
voortreffelijken wil voor de daad te nemen, bevatten
deze negen opstellen al wat een fijn zinnig,
rustig Hollands^hJezer, die nog aan goeden
toon en traditfèhecht, des avonds in den
familiekring of op zijn stille studeerkamer
begeeren kan tot onderhoud en ontspanning
van zijn geest.
In het eerste verhaal, De medeplichtige,
helpt een gevangenispredikant, schoon aar
zelend en tegenstrevend, een ontvluchten
gevangene op de boot naar Amerika. Kenne
lijk is hier de humor des levens aan het
woord in het zeer sympathiek besef, hoe
bijwijlen het persoonlijke en toevallige het
algemeene en abstracte te boven gaat,
m. a. w. hoe het leven de leer overwint, zelfs
bij den Evangeliedienaar en vooral bij de
Vrouw.
Het tweede stuk behandelt dan eigelijk
hetzelfde. Meer dan de beste theologie en
orthodoxe deugd, is de levende, zij het zwakke,
mensch. Ja, waarom eigenlijk? zou men
willen vragen. Waarom moet de mensch eerst
zwak zijn, alvorens wij hem ons meegevoel
geven? Zou dat een soort schuldbesef
beteekenen en het inzicht, hoe wij maar
wijs doen de zwakheid tot het normale te
verklaren ? Het derde verhaal is het langste,
een complete novelle. Het behandelt van
twee niet meer jonge menschen, een ge
trouwde vrouw en haar zwager, de versto
len en nauw bewuste gevoelens van ... .
vriendschap, zegt de vrouw. Twee gelijk
gestemde zielen vinden hier elkaar en zij
weten het schier niet. Maar wij, lezers, be
vroeden het en achten het geval delicaat
behandeld, een fijngevoelig even aanroeren
van wat bij grovere schrijvers zeker liefde
en misschien wel echtbreuk (ja, overspel)
geworden zou zijn.
In de Haspelsche milieu's gaat het echter
zoo rauw niet toe. Deze auteur is de man
voor teere stemmingen en droomen uit het
verleden. Zoo die afgescheide-domineeszoon,
die scheepshofffleester geworden is en op
Zaterdagavond droomt van vroegere Zater
dagavonden thuis. Zulke droomen zijn eigen
lijk niet onder woorden te brengen, heeft de
jonge man smartelijk ondervonden en ook
de schrijver doet dit niet. Met zijn
vedervlugge veder is hij al reeds weer verder, bij
een nieuw geval. De Gouverneur
Generaalsche getiteld, dat ons, meen -ik, personen
en gebeurtenissen voor oogen voert, die
wij uit zijn De Stad aan het veer ons her
inneren. Dat schept een vertrouwelijke
atmosfeer, nog verwarmd door het tafereel
van degelijke, deftige Hollanders in hun
traditioneele bemoeiingen te midden van
het oude stadje. Het geval in, zijn ver
wikkeling is even aangeduid met hél
flauwe lijnen. {Men vermoedt, dat de
schrijver er meer van weet dan hij'eigenlijk
zeggen wil en dit juist puzzled den lezer,
die begint te vreezen, dat het hém aan in
zicht mangelt. Temeer wijl ook het volgend
stuk Zwakke Kracht zwaar van bedoeling
lijkt. Een jonge vrouw, die zich bewust
wordt meer dap gepast om een jongen be
roemden aröfe te geven, wijst, bij wijze
van reactie, baaj* man den weg der zelf
opofferende menschelijkheid. Zwakke Kracht
of Krachtige Zwakheid? De blijmoedige
auteur is voor het eerste en hij kan het
weten.
De rest van den bundel vullen beminlijke
natuurschetsen en een eenigszins phantastisch
bedoeld stuk over een bezoek aan den
Staringskoepel bij Lochem, welbekend. Be
grijp ik den auteur, dan is hier een karak
teristiek van de 18e eeuw en haar contrast
met onzen eigen tijd gegeven. Maar 't kan
ook wel zijn, dat de auteur iets anders
bedoelt. In elk geval vermeldt hij, in een
geestig naschrift, hoe hij op dien Starings
koepel kwam en hoe het verleden, de her
innering, het volmaakte is tegenover het
onvolmaakt heden. Wat wij gaarne aannemen,
al maakt de zaak niet zoo'n indruk, dat wij
geneigd zijn ons, gelijk de heer Haspels, af
te vragen: of ik nog ooit zódankbaar zal
worden en zóweemoedig."
Wat zulke schriftuur in 't algemeen karak
teriseert is een speelsche blijmoedigheid op
een ondergrond van zedelijken ernst. Wie
dien grond eenmaal in zich gelegd heeft,
kan vervolgens gerust bokkesprongen maken.
Hij komt er altijd weer op terecht en het
zal zijn als op een springveeren matras.
Geen situatie, die hij niet aandurft, geen
gedachte of hij durft haar denken, geen ge
voel, dat hem afschrikt. Letterlijk niets
menschelijks behoeft hem vreemd te zijn, want
hij is voorgoed veilig. Menigeen zal zijn
vastigheid verliezen in het beschouwen dezer
vreemde wereld en de pro/undis zijn nood
en wanhoop, zijn ontroostbare droefenis
uitklagen omdat de dingen zoo verbijsterend
veelzijdig zijn en het zedelijk zoo ijdel schijnt.
Doch niet aldus de gelukkige, die een
zedelijke basis (zullen ;wij haar vroomheid
noemen?) mocht deelachtig worden. Ten
slotte blijft hem altijd een schilderhuis,
waar hij schuilen kan voor den regen en
met een glimlach vol welwillend
mededoogen uitkijken naar de stumperds, die
zonder parapluie daarbuiten rondploeteren,
al is het op stuk van zaken toch hun eigen
schuld, dat zij ook geen schilderhuizen be
zitten.
En zeker is het dat. Doch die buiten
staanders hebben ten minste deze natte
troost, dat de wereld, uit zoo een houten
getimmerte aanschouwd, een nog al opper
vlakkige en weinig interessante wereld is,
vol treuzelige menschen en kleine
dierbaarheden.
FRANS COENEN.
* ? *
Unsere Soldaten nehmen ihren Schil
ler und Goethe mit in den Krieg"
Een avond rust tusschen de emoties van
den strijd. De Duitsche soldaat slaat zijn
geliefde Schiller" op, bladert er in: Kabale
und Liebe" Ferdinand tegenover Lady
Milford.
Hij leest:
Sie nennen sich eine Brittin. Erlauben Sie
mir Ich kann es nicht glauben, dasz Sie eine
Brittin sind. Die freigeborne Tochter des
freiesten Volks unter dem Himmel das auch
zu stolz ist fremder Tugend zu rduchern
kann sich nimmermehr an fremdes Laster
verdingen. Es ist nicht möglich, dasz Sie
eine Britfin sind, oder das]Herz dieser Britten
Niet jubileeren in 2014!
Oudholland is NEUTRAAL en heeft geen meening,
De pers plaats.t alles zonder commentaar,
We leven in een toestand van versteening, ,
Eén woord brengt Holland wellicht in gevaar...
We doen wat, links en rechts, aan hulpverleening,
We zien het Onrecht en we zwijgen maar.
't Is waar, de krant meldt daaglijks wanbedrijven,
Waarvan je bij 't vernemen trilt en beeft:
De journalist mag taamlijk vrij beschrijven,
Wat luitnant A of B bedreven heeft,
Wanneer hij k maar om neutraal te blijven
Zegt, dat hij vriendlijk" is, en zoo beleefd".
Oudholland is voorzichtig en geduldig,
Dat blijkt alweer voor wie het nog niet wist;
Ja, Charivarius zelf waakt heel zorgvuldig,
Dat hij zich nooit verschrijft, zich nooit vergist,
Wanneer hij grapjes maakt steeds zeer onschuldig
Op zeekren Telegrammen-specialist!
Vriend A zei: Geef den Belgen wat te eten!
Wij namen hun heur have, hof en stulp."
Hoe? Zouden w'onze broedren snood vergeten?
Wij vonden 't sympathiek" beloofden hulp.
Maar nauwlijks had vriend B ons laten weten:
Dat mag niet!"... of we kroop' in onze schulp.
In 't Handelsblad stond, van professor Eucken,
Een ingezonden stuk: Rechtvaardig Pleit".
Geen sterke termen mocht het blad gebruiken,
Hoe graag had 't anders van dat stuk gezeid:
De redeneering van een koploos kuiken!"
Maar dat verbood nu de neutraliteit.
En die neutraliteit te respecteeren
Van 't vrije Holland, vast en ongeschokt,
Heeft Duitschland zich verbonden. Zoo beweren
De kranten, 't Was door Troelstra uitgelokt.
En Duitschland heeft (daar wil ik wel op zweren),
Behalve tegen België nooit gejokt.
Fier België, gewapend tot de tanden,
Is neergeveld. Gebroken is zijn kracht.
Arm volk, gekneld in 's vijands ijzren handen!
Het zwichtte voor Titanenovermacht,
Het heeft zijn sted' en dorpen zien verbranden,
Zijn zonen zijn verminkt, of omgebracht
De strijd is over onze grens gestreden.
Wij bleven veilig, buiten elk gevecht,
Hier staan ze nog, de dorpen en de steden,
Geen huis of erve werd in d' asch gelegd.
Maar... Holland héft de nederlaag geleden ...
Zijn GEEST is door den vreemdeling geknecht!
't Is goed zoo. Alles is te prefereeren
Boven het Lijkenwerk, dat Oorlog" heet,
En verre zij het van ons, te begeeren
Een weinig eer te koopen voor vél leed
Maar laat ons nooit dit jaar bejubileeren
Gelukkig, wie 't het spoedigste vergeet!
CHARIVARIUS
musz urn so viel kleiner sein als gröszer
und kilhner Britanniens Adern schlagen."
Verachtelijk herhaalt hij: gröszer und
kilhner, Britanniens Adern!...
Neen, Don Carlos" zal hem nu beter
voldoen. Vage herinneringen bleven hem
uit den schooltijd bij, dat er iets in voor
kwam over Vlaanderen.
Hij slaat de bladzijde op, waar Marquis
Posa tegenover koning Philips staat, en leest
Sire!
Jüngst kam ich an von Flandern und Brabant
So viele reiche, bliihende Provinzen!
Ein kraftiges, ein groszes Volk und auch
Ein gutes Volk und Vater dieses Volkes,
Das, dacht' ich, das musz göttlich sein.'
Da stiesz
Ich auf verbrannte menschliche Gebeinc
O schade, dasz, in seinem Blut gewalzt,
Das Opfer.wenig dazu taugt, dem Geist
Des Opferers ein Loblied anzustimmen!
Dasz Menschen nur nicht Wesen höhrer
Art
Die Weltgeschichfe schreiben.' San/tere
Jahrhundertc verdrongen Philipps Zetten;
Die bringen mildre Weisheit; Bürgerglück
Wird dann versöhnt mit Fiirstengrösze
wandeln,
Der kar ge Staat mit seinen Kinder n gcizcn
Und die Nottvendigkeit wird menschlich sein.
Lang zit hij peinzend.
Zou het wel verstandig zijn, dat men den
?soldaten een Schiller" in den zak stopte ?
C. v. H.
* * *
Langs het oorlogspad
Voor en achter de vaderlandsliefde
Op de eerste bladzij der Duitsche dag
bladen leest men met dubbeldikke letters
berichten als deze:
SlEGREICHES VORDRINGEN BEI VERDUN,
GL3NZENDER SlEG IN OST PREUSSEN
Op de laatste bladzijden staan de lange
rijen zwartomrande doodsberichten, alle
eentoonig op bijna dezelfde wijze beginnend:
In Frankreich starb am ... Septem
ber den Heldentod mein einziger, guter
Sohn, mein innig geliebter Brautigam..."
l
en dan volgen de namen.
Zwarte advertentie achter zwarte adver
tentie.
De Franschen kennen niet die doods
berichten, anders was 't ginds al precies
het zelfde.
Arme menschen, die de romantieke
inbeelding van den heldendood" als laatste
troost hebben.
Aan de Redactie van het Weekblad
de Amsterdammer,
In uw blad van 25 Oct. staat een gevaarlijk
mes afgebeeld. Dit mes is niet anders dan
het Engelsche Marl Spike knife en behoort
tot de uitrusting van den zeeman. De stalen
punt is de zoogenaamde marlspijker en
dient voor het bezetten van touw, voor het
splitsen enz. Voor het openen van busjes
zijn de messen weinig geschikt en zij zullen
dan ook wel gevonden zijn bij Engelsche
matrozen. Hoogachtend,
Uw dw.,
E. A. DE GRUYTER
BOUWT TE NUNSPEET.
Mooie boschrijke terreinen. Spoor.Tram,
Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen
M.ij DE VELUWE", Nunspeet.
Mondwater,PepermuntTandpasta, Victoria Tandpoeder,
Steunt de nationale industrie Arom. Holl. Tandpoeder,
NEDERLANDERS!
en koopt allén
'8
(OENTIFRICES FRIEDERICH)
Kamfer Tandpoeder, Rozen
Tandpoeder, Stella Tandpoe
der, Internationaal
Tandpoeder, Bolo Tandpasta en Fama
Tandcrème niet en zonder
chlor. kalic. (in tuben).
Vraagt ook: FRIEDERICH's Eau de Cologne en Eau de
Cologne firma JOHANX MARIA FK^TZ FAR1XA. «edep.
Merken: 1648" en Znm S t. Joseph" en
HoofdpijnEan de Cologne Merk NE U R AL,".
N. Y.Manufaot urenmagazijn Het Anker'
uitsluitend 'gevestigd:
49 Vcenestraat en Heulstraat 27, den Haag.
SPECIALITEIT IN
W I T T K Ci O E I> K B E N,
UITZETTEST EBT UITRUSTIJfCJEJIi
Wollen en Katoenen Tricotgoederen van de bekende merken.