De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 1 november pagina 2

1 november 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

'D E" A M S'T TR ETA M M E R, W E E'K.B L A D V O O R N E D E'R L A N D l Nov. '14. No. 1949 zou men natuurlijk geen joden in zijn Luthersch bedehuis begeeren, zij hebben niets te reclameeren, zij hebben zelfs dank baar te zijn voor onze goedgunstigheid, die hun geloof niet alleen erkennen, maar hun zelfs nog een plechtig dak boven het hoofd geven wil... En ziedaar de officieele fijn gevoeligheid, door de bladen om strijd geroemd. Het is wel waar, dat de Duitsche geest thans geen gelegenheid heeft zich op zijn best te uiten, maar zoo grof in haar goed moedigheid, zoo plompverloren zijn toch de Nederlandsche autoriteiten niet, zelfs wan neer zij Belgische vluchtelingen tot vertrek aanmanen. Dat een mensch kwaad doet, als hij kwaad is, schijnt nog niet zoo erg, maar dat hij, ook waar hij goedheid bedoelt, zoo grof onrecht begaat, dat is wel hél fataal, omdat het wijst naar een sfeer van gevoelen en denken, waarbij die van de boschnegers b.v. niet minder verlicht schijnt. Of is dit een dwaling en zijn het hooge Duitsche legerbestuur en de couranten, die het be wonderen, toch nog veel beschaafder ? Gaarne willen wij het hopen en zullen de teekenen er van blijdelijk erkennen, omdat men daarginds beweert, dat wij ook Ger manen zijn. En het is altijd onpleizierig zich over zijn familie zoozeer te moeten schamen. F. C. Een gedwongen leening? Hoeveel de buitengewone maatregelen, militaire.en andere, waartoe de oorlogstoe stand onze Regeering noodzaakt, kosten zul len, kan natuurlijk niemand zeggen. Dr. D. Bos noemde in zijn Vragen des Tijds-artikel de taak van het parlement" onderstellenderwijze de som van 250 millioen gulden. Dit bedrag wekt de herinnering aan andere voor ons land moeilijke tijden; immers juist met dit bedrag is blijkens het overzicht van den vermoedelijken toestand der schat kist op l Januari 1841", door minister Rochussen opgesteld, onze staatsschuld toegeno men tengevolge van den status quo tegenover België van 1833?39. De Arnhemsche Cou rant wist toentertijd dit wegens de financieele onderhandelingen met België nog ge heim gehouden overzicht in handen te krijgen en vór alle andere bladen te publiceeren: tweede punt van overeenkomst met onzen tijd. Want zie, ook nu weer is de Arnhemsche Courant er het eerst bij, zij weet te vertellen, dat door de Regeering wordt overwogen het inschrijven van eene verplichte leening tot een bedrag van 250 millioen. Ik heb niets tegen de Arnhemsche Courant maar ik hoop van harte dat zij in 1914 minder welingelicht zal blijken te zijn dan zij in 1841 was. De vrijwillige leening" van Van Hall vinde geen tegen hanger in eene gedwongen leening van Treub. Eene duurzame vermeerdering van onze schuldenlast ware opzichzelf reeds een ramp, een gedwongen leening zou niet slechts onze materieele welvaart schaden maar tevens onze goede reputatie. Voor de vorsten in langvervlogen tijden was de ge dwongen leening een geliefd middel om de berooide schatkist te vullen. Engeland kent dit middel niet meer sedert de regeering van Karel I, Frankrijk sedert het bewind van Mazarin, zou het Nederland der twintigste eeuw het weder in eere herstellen?' Prof. Bastable in zijn Public Finance" noemt gedwongen leeningen kortweg unworthy of a well-managed State". Door eene ge dwongen leening zouden wij ons crediet ondermijnen en ons zelf belachelijk maken. Wil de Staat der Nederlanden leenen, dan behoeft hij gelukkig nog niet tot dwang zijn toevlucht te nemen. Doet hij dit toch, dan stempelt hij zijne eigen leeningen tot eene zoo weinig aantrekkelijke belegging, dat geen verstandig mensch geacht kan worden, daarin vrijwillig te zullen deel nemen. Bovendien is toepassing van de commercieele methode en dat is i. c. het doen van een beroep op de geldmarkt zeer waarschijnlijk de voordeeligste weg. Dwang leidt licht tot het geven van eenige com pensatie en de Arnhemsche Courant laat dan ook niet na te verzekeren, dat het onaan gename van den dwang daaraan zal worden ontnomen doordat de staat een vrij hooge rente garandeert". Waarlijk, de staat zou op die wijze den zeer vermogenden alleen de hoogstaangeslagenen zullen volgens de Arnh. Courant tot deelneming worden toe gelaten nog de gelegenheid tot een buiten kansje geven in deze tijden, nu solide be legging moeilijk is. En dit waartoe? Een voudig om aan het opleggen van eene tijdelijke belangrijk hoogere belasting thans te ontkomen, met het gevolg echter dat ten eeuwigen dage of althans gedurende eene onafzienbare reeks van jaren ons budget met een aanzienlijk bedrag van rentebetaling zal worden bezwaard en ons volk de daar voor vereischte gelden toch weer in den vorm van belasting zal hebben op te brengen. Leenen is het scheppen van een blijvend tekort, het opofferen van blijvende landsbe langen om tijdelijk de lasten te verlichten. Een leening maakt inbreuk op het kapitaal der natie en vermindert het fonds dat voor de maatschappelijke productie beschikbaar is; belastingen worden genomen van het jaarlijks inkomen en verminderen slechts de verteringen der ingezetenen; verminderen deze laatste niet, wanneer de staatsuitgaven belangrijk zijn toegenomen, dan ontstaat verarming. Dr. Bos heeft in zijn voormeld artikel reeds gewezen op de bedenkelijke gevolgen, welke eene blijvende bezwaring van ons budget met den rentelast van eene groote leening zou kunnen medebrengen: toene mend verzet tegen sociale maatregelen, stil stand van de sociale wetgeving, hernieuwde pogingen om langs den weg van verhoogde invoerrechten onze staatsinkomsten te doen toenemen. Deze vrees schijnt ten volle ge rechtvaardigd, maar naast deze meer ver wijderde gevolgen staat een onmiddellijk en onafwendbaar gevolg van het sluiten eener definitieve leening tot belangrijk bedrag: wijziging in de verdeeling van het maatschappelijk inkomen ten ongunste der minder bezittende klassen. Het groote eco nomische gevolg van den oorlog, ook voor Nederland, zal zijn: vermindering van kapi taal met daarmede gepaard gaande stijging der kapitaalrente. D. w. z. dat in de opbrengst der maatschappelijke productie het kapitaal op gunstiger, de arbeid op minder gunstiger voet zal deelen dan tot dusver. Ruime kapitaalvoorraad wil zeggen: groote vraag naar arbeid; vermindering van den kapitaal voorraad beteekent onvermijdelijk gerirrger vraag naar arbeid: hooger rente, lagere loonen. Indien dus iets in een tijd als deze ver meden moet worden, is het een financieele politiek, die ten gevolge heeft, dat de voor den arbeid ongunstige verdeeling van het maatschappelijk inkomen nog ongunstiger wordt. En zulk een politiek is die van leening. De staat, die eene leening aangaat, geeft niet alleen den bezittenden kans op koerswinst, hij werkt bovendien mede tot stijging van den rentevoet, d. i. van de kapitaalrente. Wil de staat de abnormaal hooge uitgaven, welke hem door den nood ' der tijden zijn opgedrongen, in nmaal of althans in zeer kort tijdsverloop dekken, dan kan hij dit slechts doen door het op leggen van hooge belastingen aan de meestbezittenden. Deinst hij hiervoor terug en schept hij door te leenen een jaarlijkschen rentelast, dan zullen om de rente op te brengen jaar op jaar belastingen moeten worden geheven, waarin de armere klassen medebetalen. Waarom kan de staat, die jaarlijks zoo belangrijke sommen aan rente betaalt en zoo belangrijke sommen aan be lasting ontvangt, niet n rente n belasting beide tegelijk tot eenzelfde bedrag tegen elkaar doen wegvallen? Uitsluitend en alleen om de ongelijkheid der deelneming van iederen bur ger aan belasting en rente. Was ieder burger crediteur van den staat en belastingbetaler tot gelijk bedrag, had dus de staat aan ieder evenveel rente te betalen als hij belasting van hem te vorderen heeft, dan konden de administratiekosten en -omslag vervallen. Zoogenaamde democratiseering der rente, n.l. het brengen van staatsschuldbrieven ook onder de weinig bezittende klassen kan eenigermate als tegenwicht dienen tegen den nadeeligen invloed, welken groote staatsleeningen op de verdeeling van het maatschap pelijk inkomen uitoefenen. Een leening voor de hoogstaangeslagenen alleen is derhalve nog te meer afkeurenswaardig. Leenen ter dekking van de uitgaven, uit den oorlogstoestand voortvloeiende, ware een fout; een gedwongen leening een dubbele fout, een gedwongen leening alleen voor de hoogstaangeslagenen een driedubbele fout. Nederland sluit noch eene gedwongen noch eene vrijwillige leening. Het toone de kracht te hebben om de lasten ter handhaving van zijne zelfstandigheid en ter verzekering van zijn economisch evenwicht te nemen op de schouders van zijn thans levend geslacht; het late de gebeurtenissen van het heden f een schaduw werpen over zijn toekomst. egen eene tijdelijke leening op zeer korten termijn kan natuurlijk geen bedenking be staan, zij is zelfs onvermijdelijk. In tegen stelling met de definitieve leening, die be taling uit de opbrengst der belastingen uit sluit, is het' doel der tijdelijke leening juist, deze betaling mogelijk te maken door haar over eenige jaren te verdeelen. Mits dan ook slechts zonder aarzelen de middelen worden aangewezen om de gedane uitgaven te bestrijden en er niet voor worde terug gedeinsd, zware lasten opteleggen aan hen, die sterk genoeg zijn om deze te dragen. Kan de Regeering een middel vinden om van de exorbitante winsten, welke de oorlogs toestand aan enkelen in den schoot ge worpen heeft, een belangrijk deel ten bate der schatkist te doen komen, des te beter. Verzet tegen hooge heffingen zal, vreezen wij, zelfs nu niet uitblijven. Maar n gaarne aangevoerd argument, een dreigement bijna, zal nu weinig indruk maken : de vrees voor vertrek van vele zeer vermogenden naar het buitenland; de kans toch dat zij in een der naburige landen er gemakkelijker zullen af komen dan hier is voorloopig niet groot. Intusschen, er kome dan verzet, zoowel de stroomingen in ons volk waaraan de tegen woordige Regeering haar optreden dankt als het vertrouwen dat zij zich in zoo ruimen kring heeft weten te verwerven, kunnen haar de zekerheid geven, dat ook wanneer zij straks genoodzaakt zal zijn tot het op leggen van zware lasten, de groote meer derheid des volks aan haar zijde zal staan. Ook tegenover reactionnair verzet. Zwolle, 24-10-1914 E. VAN KETWICH VERSCHUUR * * * Het Oorlogstooneel Onze militaire medewerker schrijft ons, dat hij dato 29 Oct. geen aanleiding vond voor bizondere opmerkingen. Volgende week zal dit wel anders zijn, want terwijl wij gaan afdrukken, roept men door de straten het nieuws van de uitbreiding van den oorlog. * « * Een vreemd geval met de groene Amsterdammer" Men zendt ons de Tijd, waarin een inzen der zich heerlijk te buiten gaat aan de ruimte, overvloediglijk aanwezig in dat dagblad. De man klaagt ons aan. Wij namen een protest" van hem niet op. (Wij nemen veel protesten" niet op!) Welnu zijn protest was gebaseerd op deze onderstelling: De heer F. C. zegt... niet met zooveel woorden maar uit zijn schrijven blijkt m. i. ondubbelzinnig, dat hij de inroeping van de hulp van God beschouwt als een symptoom van fanatisme." Op deze dwaze veronderstelling, dat iemand, die weet wat de beteekenis is van de woor den die hij bezigt, elk gebed om hulp fana tisme zou noemen, borduurt de inzender dan verdert en hij leest ons wijdloopig, omdat wij zijn zoo houtsnijdend betoog niet op namen, de les. En de redactie van de Tijd, gelukkig met de copy (een fortuintje!) zet er boven wat wij haar hier als titel nadrukten. Welk een armoedje. Wisselend Uitzicht door G. F. HASPELS, Amsterdam, P. N. Van Kampen & Zoon z. j. Vergis ik mij niet, dan is dit litteratuur, die het beschaafd publiek behagen moet. Levendig en vlug van geest, zeer belezen, zeer ontwikkeld, gansch niet zonder humor en met een rijk zieleven, indien men ten minste niet schroomt soms den voortreffelijken wil voor de daad te nemen, bevatten deze negen opstellen al wat een fijn zinnig, rustig Hollands^hJezer, die nog aan goeden toon en traditfèhecht, des avonds in den familiekring of op zijn stille studeerkamer begeeren kan tot onderhoud en ontspanning van zijn geest. In het eerste verhaal, De medeplichtige, helpt een gevangenispredikant, schoon aar zelend en tegenstrevend, een ontvluchten gevangene op de boot naar Amerika. Kenne lijk is hier de humor des levens aan het woord in het zeer sympathiek besef, hoe bijwijlen het persoonlijke en toevallige het algemeene en abstracte te boven gaat, m. a. w. hoe het leven de leer overwint, zelfs bij den Evangeliedienaar en vooral bij de Vrouw. Het tweede stuk behandelt dan eigelijk hetzelfde. Meer dan de beste theologie en orthodoxe deugd, is de levende, zij het zwakke, mensch. Ja, waarom eigenlijk? zou men willen vragen. Waarom moet de mensch eerst zwak zijn, alvorens wij hem ons meegevoel geven? Zou dat een soort schuldbesef beteekenen en het inzicht, hoe wij maar wijs doen de zwakheid tot het normale te verklaren ? Het derde verhaal is het langste, een complete novelle. Het behandelt van twee niet meer jonge menschen, een ge trouwde vrouw en haar zwager, de versto len en nauw bewuste gevoelens van ... . vriendschap, zegt de vrouw. Twee gelijk gestemde zielen vinden hier elkaar en zij weten het schier niet. Maar wij, lezers, be vroeden het en achten het geval delicaat behandeld, een fijngevoelig even aanroeren van wat bij grovere schrijvers zeker liefde en misschien wel echtbreuk (ja, overspel) geworden zou zijn. In de Haspelsche milieu's gaat het echter zoo rauw niet toe. Deze auteur is de man voor teere stemmingen en droomen uit het verleden. Zoo die afgescheide-domineeszoon, die scheepshofffleester geworden is en op Zaterdagavond droomt van vroegere Zater dagavonden thuis. Zulke droomen zijn eigen lijk niet onder woorden te brengen, heeft de jonge man smartelijk ondervonden en ook de schrijver doet dit niet. Met zijn vedervlugge veder is hij al reeds weer verder, bij een nieuw geval. De Gouverneur Generaalsche getiteld, dat ons, meen -ik, personen en gebeurtenissen voor oogen voert, die wij uit zijn De Stad aan het veer ons her inneren. Dat schept een vertrouwelijke atmosfeer, nog verwarmd door het tafereel van degelijke, deftige Hollanders in hun traditioneele bemoeiingen te midden van het oude stadje. Het geval in, zijn ver wikkeling is even aangeduid met hél flauwe lijnen. {Men vermoedt, dat de schrijver er meer van weet dan hij'eigenlijk zeggen wil en dit juist puzzled den lezer, die begint te vreezen, dat het hém aan in zicht mangelt. Temeer wijl ook het volgend stuk Zwakke Kracht zwaar van bedoeling lijkt. Een jonge vrouw, die zich bewust wordt meer dap gepast om een jongen be roemden aröfe te geven, wijst, bij wijze van reactie, baaj* man den weg der zelf opofferende menschelijkheid. Zwakke Kracht of Krachtige Zwakheid? De blijmoedige auteur is voor het eerste en hij kan het weten. De rest van den bundel vullen beminlijke natuurschetsen en een eenigszins phantastisch bedoeld stuk over een bezoek aan den Staringskoepel bij Lochem, welbekend. Be grijp ik den auteur, dan is hier een karak teristiek van de 18e eeuw en haar contrast met onzen eigen tijd gegeven. Maar 't kan ook wel zijn, dat de auteur iets anders bedoelt. In elk geval vermeldt hij, in een geestig naschrift, hoe hij op dien Starings koepel kwam en hoe het verleden, de her innering, het volmaakte is tegenover het onvolmaakt heden. Wat wij gaarne aannemen, al maakt de zaak niet zoo'n indruk, dat wij geneigd zijn ons, gelijk de heer Haspels, af te vragen: of ik nog ooit zódankbaar zal worden en zóweemoedig." Wat zulke schriftuur in 't algemeen karak teriseert is een speelsche blijmoedigheid op een ondergrond van zedelijken ernst. Wie dien grond eenmaal in zich gelegd heeft, kan vervolgens gerust bokkesprongen maken. Hij komt er altijd weer op terecht en het zal zijn als op een springveeren matras. Geen situatie, die hij niet aandurft, geen gedachte of hij durft haar denken, geen ge voel, dat hem afschrikt. Letterlijk niets menschelijks behoeft hem vreemd te zijn, want hij is voorgoed veilig. Menigeen zal zijn vastigheid verliezen in het beschouwen dezer vreemde wereld en de pro/undis zijn nood en wanhoop, zijn ontroostbare droefenis uitklagen omdat de dingen zoo verbijsterend veelzijdig zijn en het zedelijk zoo ijdel schijnt. Doch niet aldus de gelukkige, die een zedelijke basis (zullen ;wij haar vroomheid noemen?) mocht deelachtig worden. Ten slotte blijft hem altijd een schilderhuis, waar hij schuilen kan voor den regen en met een glimlach vol welwillend mededoogen uitkijken naar de stumperds, die zonder parapluie daarbuiten rondploeteren, al is het op stuk van zaken toch hun eigen schuld, dat zij ook geen schilderhuizen be zitten. En zeker is het dat. Doch die buiten staanders hebben ten minste deze natte troost, dat de wereld, uit zoo een houten getimmerte aanschouwd, een nog al opper vlakkige en weinig interessante wereld is, vol treuzelige menschen en kleine dierbaarheden. FRANS COENEN. * ? * Unsere Soldaten nehmen ihren Schil ler und Goethe mit in den Krieg" Een avond rust tusschen de emoties van den strijd. De Duitsche soldaat slaat zijn geliefde Schiller" op, bladert er in: Kabale und Liebe" Ferdinand tegenover Lady Milford. Hij leest: Sie nennen sich eine Brittin. Erlauben Sie mir Ich kann es nicht glauben, dasz Sie eine Brittin sind. Die freigeborne Tochter des freiesten Volks unter dem Himmel das auch zu stolz ist fremder Tugend zu rduchern kann sich nimmermehr an fremdes Laster verdingen. Es ist nicht möglich, dasz Sie eine Britfin sind, oder das]Herz dieser Britten Niet jubileeren in 2014! Oudholland is NEUTRAAL en heeft geen meening, De pers plaats.t alles zonder commentaar, We leven in een toestand van versteening, , Eén woord brengt Holland wellicht in gevaar... We doen wat, links en rechts, aan hulpverleening, We zien het Onrecht en we zwijgen maar. 't Is waar, de krant meldt daaglijks wanbedrijven, Waarvan je bij 't vernemen trilt en beeft: De journalist mag taamlijk vrij beschrijven, Wat luitnant A of B bedreven heeft, Wanneer hij k maar om neutraal te blijven Zegt, dat hij vriendlijk" is, en zoo beleefd". Oudholland is voorzichtig en geduldig, Dat blijkt alweer voor wie het nog niet wist; Ja, Charivarius zelf waakt heel zorgvuldig, Dat hij zich nooit verschrijft, zich nooit vergist, Wanneer hij grapjes maakt steeds zeer onschuldig Op zeekren Telegrammen-specialist! Vriend A zei: Geef den Belgen wat te eten! Wij namen hun heur have, hof en stulp." Hoe? Zouden w'onze broedren snood vergeten? Wij vonden 't sympathiek" beloofden hulp. Maar nauwlijks had vriend B ons laten weten: Dat mag niet!"... of we kroop' in onze schulp. In 't Handelsblad stond, van professor Eucken, Een ingezonden stuk: Rechtvaardig Pleit". Geen sterke termen mocht het blad gebruiken, Hoe graag had 't anders van dat stuk gezeid: De redeneering van een koploos kuiken!" Maar dat verbood nu de neutraliteit. En die neutraliteit te respecteeren Van 't vrije Holland, vast en ongeschokt, Heeft Duitschland zich verbonden. Zoo beweren De kranten, 't Was door Troelstra uitgelokt. En Duitschland heeft (daar wil ik wel op zweren), Behalve tegen België nooit gejokt. Fier België, gewapend tot de tanden, Is neergeveld. Gebroken is zijn kracht. Arm volk, gekneld in 's vijands ijzren handen! Het zwichtte voor Titanenovermacht, Het heeft zijn sted' en dorpen zien verbranden, Zijn zonen zijn verminkt, of omgebracht De strijd is over onze grens gestreden. Wij bleven veilig, buiten elk gevecht, Hier staan ze nog, de dorpen en de steden, Geen huis of erve werd in d' asch gelegd. Maar... Holland héft de nederlaag geleden ... Zijn GEEST is door den vreemdeling geknecht! 't Is goed zoo. Alles is te prefereeren Boven het Lijkenwerk, dat Oorlog" heet, En verre zij het van ons, te begeeren Een weinig eer te koopen voor vél leed Maar laat ons nooit dit jaar bejubileeren Gelukkig, wie 't het spoedigste vergeet! CHARIVARIUS musz urn so viel kleiner sein als gröszer und kilhner Britanniens Adern schlagen." Verachtelijk herhaalt hij: gröszer und kilhner, Britanniens Adern!... Neen, Don Carlos" zal hem nu beter voldoen. Vage herinneringen bleven hem uit den schooltijd bij, dat er iets in voor kwam over Vlaanderen. Hij slaat de bladzijde op, waar Marquis Posa tegenover koning Philips staat, en leest Sire! Jüngst kam ich an von Flandern und Brabant So viele reiche, bliihende Provinzen! Ein kraftiges, ein groszes Volk und auch Ein gutes Volk und Vater dieses Volkes, Das, dacht' ich, das musz göttlich sein.' Da stiesz Ich auf verbrannte menschliche Gebeinc O schade, dasz, in seinem Blut gewalzt, Das Opfer.wenig dazu taugt, dem Geist Des Opferers ein Loblied anzustimmen! Dasz Menschen nur nicht Wesen höhrer Art Die Weltgeschichfe schreiben.' San/tere Jahrhundertc verdrongen Philipps Zetten; Die bringen mildre Weisheit; Bürgerglück Wird dann versöhnt mit Fiirstengrösze wandeln, Der kar ge Staat mit seinen Kinder n gcizcn Und die Nottvendigkeit wird menschlich sein. Lang zit hij peinzend. Zou het wel verstandig zijn, dat men den ?soldaten een Schiller" in den zak stopte ? C. v. H. * * * Langs het oorlogspad Voor en achter de vaderlandsliefde Op de eerste bladzij der Duitsche dag bladen leest men met dubbeldikke letters berichten als deze: SlEGREICHES VORDRINGEN BEI VERDUN, GL3NZENDER SlEG IN OST PREUSSEN Op de laatste bladzijden staan de lange rijen zwartomrande doodsberichten, alle eentoonig op bijna dezelfde wijze beginnend: In Frankreich starb am ... Septem ber den Heldentod mein einziger, guter Sohn, mein innig geliebter Brautigam..." l en dan volgen de namen. Zwarte advertentie achter zwarte adver tentie. De Franschen kennen niet die doods berichten, anders was 't ginds al precies het zelfde. Arme menschen, die de romantieke inbeelding van den heldendood" als laatste troost hebben. Aan de Redactie van het Weekblad de Amsterdammer, In uw blad van 25 Oct. staat een gevaarlijk mes afgebeeld. Dit mes is niet anders dan het Engelsche Marl Spike knife en behoort tot de uitrusting van den zeeman. De stalen punt is de zoogenaamde marlspijker en dient voor het bezetten van touw, voor het splitsen enz. Voor het openen van busjes zijn de messen weinig geschikt en zij zullen dan ook wel gevonden zijn bij Engelsche matrozen. Hoogachtend, Uw dw., E. A. DE GRUYTER BOUWT TE NUNSPEET. Mooie boschrijke terreinen. Spoor.Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen M.ij DE VELUWE", Nunspeet. Mondwater,PepermuntTandpasta, Victoria Tandpoeder, Steunt de nationale industrie Arom. Holl. Tandpoeder, NEDERLANDERS! en koopt allén '8 (OENTIFRICES FRIEDERICH) Kamfer Tandpoeder, Rozen Tandpoeder, Stella Tandpoe der, Internationaal Tandpoeder, Bolo Tandpasta en Fama Tandcrème niet en zonder chlor. kalic. (in tuben). Vraagt ook: FRIEDERICH's Eau de Cologne en Eau de Cologne firma JOHANX MARIA FK^TZ FAR1XA. «edep. Merken: 1648" en Znm S t. Joseph" en HoofdpijnEan de Cologne Merk NE U R AL,". N. Y.Manufaot urenmagazijn Het Anker' uitsluitend 'gevestigd: 49 Vcenestraat en Heulstraat 27, den Haag. SPECIALITEIT IN W I T T K Ci O E I> K B E N, UITZETTEST EBT UITRUSTIJfCJEJIi Wollen en Katoenen Tricotgoederen van de bekende merken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl