De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 1 november pagina 5

1 november 1914 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

X, N'ov. '14. No. 1949 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOQfR NEDERLAND Duitsch graf in België Houston Stewart Chamberlain In een der vorige nummers van de Groene trof, mij in een artikel van den heer Diepenbrock ne zinsnede als m. i. onjuist. De heer D. verweet den bekenden ge leerde Houston Stewart Chamberlam mede gewerkt te hebben aan den imperialistischen geest welke nu Duitschland beheerscht. Zijn verheerlijking der Germaansche kuituur zou in Duitschland geleid hebben tot het begrip dat de Duitschers geschapen zouden zijn tot de wereldheerschappij. Nu schrijft Chamberlain o, a. op bldz. 727 (oude uitgave), bldz. 866 (nieuwe) van zijn Grundlagen: ... sieht man ein, wie misslich die Verwechslung zwischen Germanisch und Deutsch ist; sie verwirrt Alles." Trouwens het geheele werk van Cham berlain (ook zijn: Immanuel Kant Einleitung in das Werk") zal lederen lezer bewijzen dat deze geleerde met zijn verheer lijking der Germaansche kuituur diametraal tegenover de Pruissische idee staat. De aandachtige lezer van Chamberlain moet de Pruissische idee, de Pruissische strooming in Duitschland, zelfs volslagen als anti-Germaansch beoordeelen en het dunkt mij interessant dit juist aan de hand van den beroemden geleerde te bewijzen. Ch. beschrijft als Germanen een groote groep van volkeren in Noord-Europa van Kelto-slavo-germaansche afkomst. Deze rassen zijn de dragers van nieuwe ideeën geweest, zij hebben na den Völkerchaos" een nieuwe kuituur gebracht en wel o.a.: Unbezwingliches Individualismus" (Pruissisch ?). Zij bracht o.a. (?Grundlagen", oude uit g. bldz. 695): die Wiedergeburt des freien Menschen aus dem Alles nivellierenden Imperium, Freiheit der politischen, Nationalen Organisation n Gegensatz zur universellen Schaflone, Freiheit des Wettbewerbes der individuellen Selbstandigkeit in Arbeiten, Schaffen, Erstreben im Gegensatz zurfriedlichen Einförmigkeit der Civitas Dei", en bldz. 485 idem. ...dass die staatsbildendeKraftDeutschlands nie in den ungemischt deutschen Stammen gelegen habe." Verder wijst Ch. pp de Germaansche Zor geloosheid" (Pruissisch ?) en hun begrip van een ijzeren noodlot, opperste rechtvaardigheid als tegenstelling van Macht is recht" of den God der Joden, dien hij kenschetst als de volmaakte Willekeur. Jahwe was met de Joden en Hij roeide met hen geheele volkstammen uit!" Gott mit uns!' staat gebeiteld in het Völkerschlachtdenkmahl bij Leipzig! De Germanen zijn steeds zoekers geweest op philosophisch religieus gebied zoowel als op politiek maatschappelijk terrein. Zij hechten aan tradities. Gh. wijst voorts bij de Joden op hun enorme wilskracht! (Pr.!). De Joodsche onderworpenheid aan het gezag. (Pr.!) En de Joodsche eigenschap die de macht hebber er toe brengt zijn ondergeschikten te gebruiken. (Pr.!) De Joodsche onderworpenheid aan ge schreven wetten meer nog dan aan innerlijke overwegingen! De Joodsche kwantitatieve productie op ieder gebied! en tegelijk vaak gebrek aan kwaliteit. De practische zin der Joden! Het geloof in de superioriteit en de eindelijke zegepraal van hun ras! De onderworpenheid aan de machine hunner organisatie! Ook de Duitsche sociaal-democratie is meer Joodsch dan Germaansch, nooit zich scheutend in groepen met verschillend inzicht, hun zeker weten, hun hoogste heil zoekend in hun organisatie en daaraan eigen Marxistische of revisionistische overtuigingen opofferend! en daarbij onverdraagzaam en maar al te vaak achterdochtig. De Germaan offert zijn overtuiging niet aldus, is verdraagzamer. Als sociaal-democraat behoort hij bij een der groepen en keert zich het scherpst tegen de meest verwante groepen. Zooals trouwens in de geheele soc.-dem. veel Joodsch ligt en deze beweging juist onder de Joden steeds veel aanhangers vindt en ook in Duitschland tegen de verdrukking in wonderbaarlijk snel gegroeid is. De Jood heeft op zichzelf aan het Marxisme practisch gerevisionneerd, genoeg. De Germaan zoekt zich socialistisch te uiten in Kunst en Religie, en scheidt zich, zoekende en strevende, af in groepen. De Jood geduldig en ijverig, practisch. De Germaan een phantast in meerdere gevallen, de hunkerend-zoekende. Wie Chamberlain nauwkeurig gelezen heeft zal voor zichzelf in dezen oorlog, naast den strijd met economische en persoonlijk willekeurige motieven, ook zien een strijd om ideeën. Een jong en krachtig volk, van gedeeltelijk Germaansche afkomst, een nieuw ras tracht met geweld een nieuwe idee in de wereld te brengen, een idee die de Germaansche kuituur tot in haar grondvesten aan het wankelen brengt! Een nieuwe, gemengd Joodsch Romeinsche idee in strijd met de Germaansche. Chamberlain zegt van dezen strijd niet dat Pruissen hem tegen de andere Germanen voert, maar wel dat hij gevoerd wordt. Wo derKampf nicht mit Kanonenkugeln geführt wird findet er geraüschlos im Herzen der Gesellschaft statt..." Zoo heeft Pruissen, die nieuwe JoodschRomeinsche Staat, reeds gansch Duitschland op de Germanen verovert. Nu voert Pruissen den strijd verder mit Kanonenkugeln." Een jong, krachtig en ontegenzeggelijk talentvol volk met enorme werkkracht en werklust brengt nu een nieuwe wereldidee die volmaakt anti-Germaansch is. Pruissen met zijn enorme civilisatie en tegelijk zijn gebrek aan kuituur, voert nu ook met het zwaard een strijd voor wat het meent dat zijn goed recht is. Of dit nieuwe volk, of deze nieuwe idee een andere, een hoogere kuituur kan brengen dan die welke onder ons groeiende was? Wij, Germanen, betwijfelen dat. Wij kunnen ons verplaatsen in de meeningen van anderen, wij erkennen velerlei streven als waardevol, wij willen met ons streven niet overheerschen. Ja wij hebben wel veroverd en geknecht om onze beurzen te vullen, ook zuiver Germaansch, maar wij weten de onderdrukte volkstammen door verdraagzaamheid en Ger maansche zorgeloosheid, aan ons te binden. Wij hebben nu reeds jaren den strijd tegen Pruissen geraüschlos" gevoerd en wij moeten erkennen, eveneens weer als echte Germanen, dat ook gij goede dingen hebt en dat gij ons in zooverre reeds over wonnen hadt! De Duitschers zijn reeds geheel verslagen in dien stillen strijd! Maar wij hadden zoo'n hoop dat wat Germaansche waardeering van eens anders kwaliteiten beide partijen ten nutte zou geweest zijn! Nu de strijd tenslotte gevoerd wordt met krankzinnige middelen, zwijgt alle Rede en zien wij slechts elkanders fouten. Zoo zien wij ook uw fout om een vergaan restje van oer-Germaansche idee op te willen rakelen uit lang vergeten tijden om uw volk daarmede te verblinden. De verheerlijking van den oorlog om zichzelf, de aanbidding van Thor, past toch heusch niet meer in het kader der twintigste eeuw ! Wij, Germanen, waren juist blijde dat spooksel kwijt te zijn, wij konden juist nooit meer iets menschverheffends in den oorlog zien. Maar wij zijn overtuigd dat die enkele oud-Germaansche eigenschap u slechts in schijn behoort. Met echte Germaansche phantasie hebben wij een vredesbeweging op touw gezet, waaraan wij zelf nu weer op zijn Germaansch twijfelen, maar wij prediken nimmer een verheerlijking van den oorlog. Wij voeren hem als iets onmenschelijks, ongedachts, onwezenlijks, maar nimmer als een volks plicht waaruit onze deugd zou spreken!... Het zou zeer merkwaardig zijn te weten pf de Weensche professor, schoonzoon van Wagner, die in zijn knappe werken van eenige jaren geleden ons tot zulke gedachten leidt, zelf in dezen strijd nog onbezweken is! De heer Diepenbrock wijst op het mani fest der 93 Kulturtrager mede onderteekend 4oor Ch.! Dus ook hier een nederlaag der Germaansche idee! P. H. BURGERS * * * Gij of U Het bijvoegsel doorJohan Braakensiek van het Weekblad de Amsterdammer van den 4en October 1.1. heeft tot opschrift: Grammaire 1914" en tot onderschrift: De ver buiging (moet het niet zijn vervoeging) van het werkwoord: Beschaven". De middelen van beschaving onzer dagen door den teekenaar in beeld gebracht zijn: Een degen, een geweer, een kanon, bommen, granaten en militaire hoofddeksels. Daaronder staat achtereenvolgens: Ik be schaaf, Gij beschaaft, Hij beschaaft, Wij beschaveji, Gij beschaaft, Zij beschaven allemaal". Maar dat is niet de Grammaire 1914. Want evenals de middelen tot beschaving in onze dagen verschillen van die in vroegere eeuwen, toen men meende dat Godsdienst, Weten schap en Kunst de beschaving konden be vorderen, zoo is er ook onderscheid in de wijze waarop thans en Voorheen het werk woord beschaven veryoegd wordt. Thans zegt en schrijft men: Ikbeschaaf, Je, met nadruk, Jij, beleefd U beschaaft, Hij beschaaft, Wij beschaven, Jullie, Ulieden beschaaft of beschaven, Zij beschaven alle maal". Het onderscheid tusschen de vervoeging van voorheen en thans ligt in den tweeden persoon. Zeker, ook voorheen bezigde men voor gij, je en als beleefdheidsterm U met den 3en persoon, maar dat was alleen in de spreektaal geoorloofd; jij, jou, jullie golden voor plat. In eene redevoering of bij eene toespraak werd uitsluitend gij gebruikt. Als voorbeeld diene de aanhef van Max Havelaar's toe spraak aan de inlandsche hoofden." Mijnheer de Radhen Adhipatti, regent van Bantan Kidoel, en gij, Radhens Dhemang, die hoofden zijt der distrikten in deze af deeling, en gij, Radhen Djaksa, die de justitie tot uw ambt hebt, en ook gij, Radhen Kliwon, die het gezag voert op de hoofdplaats, en gij Radhens, Mantries, en allen die hoofden zijt in de afdeeling Bantan Kidoel, ik groet u!" En thans: ministers, burgemeesters, wet houders, zelfs Z. K. H. Prins Hendrik, wor den in eene openlijke vergadering aangeken met u. Onze schrijvers der vorige eeuw, Beets, Bilderdijk, Bosboom-Toussaint, Busken Huet enz. enz. bezigden bij hunne briefwisseling steeds en overal gij, ook als zij schreven aan bloedverwanten en vrienden. En thans: tusschen vrienden en kennissen bedient men zich van je, in alle naamvallen, als persoonlijk en als bezittelijk voornaam woord. Zoo noodig schrijft men ook jij en jou. Jij scheen mij niet te zien, maar ik zag jou wel." Mooi is het niet. Bij eene min of meer officieele briefwis seling wordt tegenwoordig door bijna ieder een, zelfs door geleerden en geletterden u geschreven, en men durft niet met gij ant woorden, uit vrees voor iemand gehouden te worden, die niet weet hoe het behoort. Dat u wordt, quasi uit beleefdheid, soms tusschen gevoegd waar het overbodig, waar het foutief is. Ontvangt « mijne hartelijke gelukwenschen." Een die aan ridderorden niet meer hecht;. 5 de vervaardigéV van ijzeren kruizen iiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiMiiillMiliiiiilllimiiiimilMlliiiiiiiiii 'iHiiiiilliimn' Welzeker. Empfangen Sie". Het is om iemands feestdag te bederven. De Nederlander omringd door Franschen, Duitschers en Engelschen, moet te allen tijde, hetzij Vrede of Oorlog, krachtig strijden tegen verbastering, verflauwing en verslap ping zijner taal. Het is moeilijk, bijna on mogelijk haar van alle vreemde smelten vrij te houden. Aan onze spreektaal hapert nog wel iets, en deze verschilt in menig opzicht van de schrijftaal, al is het onderscheid ook niet zoo groot als Busken Huet ons zou willen doen gelooven. Maar onze schrijftaal en de taal, die men nu nog van goede Hollandsche redenaars van den kansel kan hooren, zij moge in zoetvloeiendheid bij de talen van Latijnschen oorsprong achterstaan, in kracht, pittigheid en smeedbaarheid wordt zij door gene enkele taal overtroffen. Voor de zuiverheid dier taal diene gewaakt te worden, deze ernstige dagen sporen daar toe aan, immers: De taal is gansch het volk". Laten wij dan het voorbeeld van onze schrijvers der negentiende eeuw volgen, en het voornaamwoord Gij weder de plaats geven waarop het in de Nederlandsche taal recht heeft. C. H. E. REELFS « ? * Iets over dichter-zangers en de Chat Noir" De bladen melden den dood van Gabriel Montoya, den zeer begaafden Franschen dichter-zanger. Montoya was tevens doctor in de medicijnen en van een vermakelijke oorspronkelijkheid, zijn de volgende regels in de inleiding van zijn academisch proefschrift: Ik dank de hoogleeraren van de medische faculteit te Montpelliet voor de vriendelijke welwillendheid, welke ze mij.steeds betoond hebben en hoop, dat ze wel de hulde zullen willen aanvaarden van een letterkundige, die zich in zijn vrijen tijd zoozeer door de geneeskunde heeft laten bekoren." Aan het hoofd van dit medisch proefschrift staan de volgende merkwaardige dichterregelen, welke ik liever niet poog te vertalen: La Science m'a dit: Jeune homme au front rebelle, Viens a moi, tu sauras Ie prix des longs travaux; Je garde a mes fervents une source ternelle, Ou s'abreuvent les forts, de vins toujours nouveaux. t laMuse m'adit: Vois comme je suis belle; Par moi tu connaitras la Gloire et les Bravos, Et Ie nimbe azuréqui me fait immortelle, Je te Ie donne a toi, seul entre tes rivaux. Et j'ai tendu les bras a mes deux enjöleuses, Car l'une et l'autre avaient pour moi même douceur, Et souvent l'une et l'autre avec des airs de soeurs. M'avaient enveloppe de caresses fróleuses; Et j'ai dit: Je vous veux toutes les deux heureuses... Mais la Science austère a répondu: Farceur! Met Gabriel Montoya is een mandarijn heengegaan van een letterkundig-muzikaal kunstgenre, dat bij ons slechts de nauw waarneembare hoogte van klanknabootsing bereikt heeft. Het genre van de poëzie van huiverende ironie en bijtende satyre, van wreed gehoon en brutalen spot. De voorgedragen dicht kunst van schertsenden pijn en lachenden weemoed, van ernst... groot-diep zwaren ernst in het kleed van den lach. Van de Fransche dichter-zangers, zijn bij ons het meest bekend daarom niet de beste de studiën naar het leven, van Aristide Bruant (Dans Ia Rue), de werken van den gevoeligen Léon Xanrof (Chansons a Madame, Chansons sans gêne etc.) en de geestigheid van Rudolphe Salis, de oprich ter, de gedachte, de ziel en de exploi tant ... van de wereldvermaarde Chat Noir", waar de allerbeste kunstenaars van den zang, van de dicht-, schilder- en tee kenkunst, Francois Coppée, Caran d'Ache. Steinlein, Alfred Le Petit, Monteya e. a. elkander medewerking en vriendschap toe reikten. Van het groot aantal lachwekkende anecdoteH, welke in verband met Le Chat Noir" in omloop zijn, wil ik er n vertellen om de fantastische guitigheid, de gulle kamaraderie en prettige verhoudingen van Fran sche kunstbroeders, te doen uitkomen. Een heel jong journalist wenschte voor gesteld te worden aan de letterkundige beroemdheden, die geregeld in de Chat Noir" bijeen kwamen. Voor de gelegenheid veranderden de aanwezigen artisten hun naam en de jonge journalist werd voorge steld aan Emile Zola, Octave Mirbeau, Catulle Mendès en Sarcey, die in werkelijk heid geen van allen tegenwoordig waren. De naam van Sarcey werd gegeven aan Alphonse Allais, die den journalist dadelijk uitnoodigde om den volgenden dag bij hem Maria, Koningin van Rumenië '"l iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiilimiiiiiiiiiiiliiiiitiiiiiiiiiiiiiitiimiiiiiiiimiiitiiiiii te komen eten en het werkelijke adres opgaf van Sarcey, er bij voegende: U wordt ont vangen door mijn secretaris, een nogal dikke ouwe heer, die zich tegenover onbekende bezoekers voor mij uitgeeft en weieens onaangenaam en vreemd doet. U moet dien man gemoedelijk toespreken, hem op den buik kloppen, een kwartje in zijn hand stoppen en zeggen: Ouwe rakkert, dien mij maar gerust aan, ik ken Sarcey en kom bij hem eten. De jeugdigen journalist, opgetogen over de vriendelijke ontvangst van al die be roemdheden, melde zich den volgenden dag aan het opgegeven adres en werd direct toegelaten bij den echten Sarcey, die hem uitnoodigde te gaan zitten. Toen speelde zich het koddige tooneel af van den jongen man, die den vermaarden i grijzen tooneelkriticus van het voorname Fransche blad Le Temps", lachend op den buik klopte, hem knipoogend een kwartje in de hand stopte met de woorden: Ouwe rakkert, ik ken Sarcey en kom bij hem eten. Sarcey dacht met een krankzinnige te doen te hebben en wilde zijn bezoeker door een bediende de deur uit laten zetten. Het kwam tot een uitlegging; veront schuldigingen werden aangeboden. Sarcey eindigde met lachen, hield zijn jeugdigen bewonderaar toch te eten, bezorgde hem een goede plaatsing en schreef in zijn blad een geestig stuk over het voorval. Ik vraag me af, wat een Hollander van Sarcy's vermaardheid in zoo'n geval gedaan zou hebben. Wat zou b.v. de heer Charles Boissevain of Willem Royaards gedaan hebben ? Het zou belangwekkend zijn dit te weten, als voorbeeld van rasverschil! TH. VAN Huur Nederlandsclie l STEUNT DOOR AANSCHAFFING VAN PHILIPS WATT LAMPEN WAARDOOR U TEVENS STROOM SPAART. * Of /O J. H. DE BOIS, - HAARLEM. PRENTKUNST Cat. 7. BRESDI!V,BUHOT.DAUBIGNY, ]»AÜMIER,WANET,M..HARIS,MAYOL, KEDON, STEINLEN wordt franco gra tis toegezonden. Expositie: A. RASSENFOSSE, Haarlem Kruisweg 68. CHEMIGRAI-ÏSCHE KUNST1NRICHTING V»DIRK SCHNABEL AMSTERDAM. CLICHÉ'S VOOR ZWART- EN KLEURENDRUK ONS NIEUW PROCÉDÉIS KOPERD1EPDRUK GESCHIKT VOOR ELK PAPIER L. V AIV Oost zeedij k 134 Rotterdam. MODERNE SCHILDERIJEN EN AQUARELLEN. KORTING OP ALLE IN VOORRAAD ZIJNDE MEUBELEN EN ANDERE KUNSTNIJVERHEIDS-VOORWERPEN UIT 'T BINNENHUIS RAADHUISSTRAAT 48?50 AMSTERDAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl