De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 1 november pagina 7

1 november 1914 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

l Nov. '14, No. 1949DEAMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ELK VISCHT OP ZIJN TIJD Japan: Ik grijp rechts, want links staat de Amerikaansche vlag mij in den weg. Van een Belgisch vluchteling Den Heer Hoofdredacteur van De Amsterdammer", Hooggeachte Heer, Ik ben een Belg, die Nederland's gastvrij heid ondervindt in de ure des gevaars"en heb dus alle reden om dankbaar te zijn voor de hulp, die mij zoo spontaan, zoo buiten alle eigenbaat om schijnt geboden te worden. En toch wringt er me wat, in de houding van nkele Nederlanders; dat iets is de drang" die op me wordt uitgeoefend, een drang, die hoe zacht" hij ook heete, alles behalve recht vriendelijk is , om me aan te sporen, het land te verlaten. Ik ben Belg, en onderwijzer. Nadat ik herhaaldelijk zekere Courant" had doorloopen, die steeds van een rustige stad Antwerpen" gewaagde en van ambtenaren", wier plicht het is terug te keeren, vroeg ik die krant beleefd, of ze me melden kon, in hoeverre die rustige stad zou borg kunnen staan voor mijn regelmatige, volledige be zoldiging, welke toch ten slotte mijn levens behoud uitmaakt. En het antwoord luidde: Ambtenaren zullen, wanneer ze niet tijdig terugkeeren, als ontslagen worden beschouwd. Dit is ook meermalen gemeld." Zou ik dan tóch maar terug ? Ik deed het maar niét; de taal van n enkele Courant", al klonk ze dan nog zoo rustig (Gij hadt die krant ook kunnen vragen of zij borg wilde staan dat geen Leuven" en Aerschot" meer in België zou voorkomen. Red.) zoo gerust stellend?, durfde ik niet best als Evangelie aanvaarden. Doch daar bleef het niet bij. De gemeente, waar ik voorloopig verblijf, heeft een Steun comité; de leden er van loop ik meer dan eens tegen 't lijf, en zoo er van drang" sprake kan zijn, is dat gezegde voorzeker alhier in praktijk gebracht. Men vraagt me herhaaldelijk of ik nog niet terugga", of ik Weet dat het te Antwerpen zoo veilig is", of ik die andere Antwerpenaars niet heb zien vertrekken", ,?of ik dat al gelezen heb", enz. enz. Doorvoelt u, hooggeachte heer, wat zulke vraagjes, herhaaldelijk gesteld, en zulks alvast sinds een tiental dagen , te weeg brengen in het hart van een vluchteling"? Harteloos en gevaarlijk wordt in uw Week blad van Zondag jl. het optreden van enkele Nederlandsche autoriteiten geheeten. On vriendelijk, buiten alle edelmoedigheid om, noem ik in ieder ge.val de doenwijze van enkele menschen alhier. Toen ik nog te Antwerpen verbleef, be hoorde ik graag tot diegenen die houden van Nederland, al hoorde ik wel eens de bedenking maken, dat Nederlanders zoo'n koele berekenaars" kunnen zijn. Ik houd nóg van u als van een broedervolk, meer NATUUR EN TECHNIEK IV Rapunzelbloemen Op schaduwrijke plaatsen bloeit, in het late voorjaar, een plantje, dat in ons land betrekkelijk zeldzaam is en dat zelfs dan vermoedelijk niet bij onze echte inlandsche planten thuis behoort, die van ouder tot ouder onze omgeving vormen, maar toe vallig plaatselijk aangevoerd is met gras zaad, waarin de rapunzelzaden gemengd hebben gezeten. Het is een na verwant familielid van het zeer bekende en veelvuldig voorkomende paarse klokje. In MiddenEuropa is de rapunzel echter veel meer ver breid en veel minder zeldzaam. Onder den grond heeft zij een dikke, sappige wortelstok, die als veevoeder zou kunnen dienen als de plant door kweeking vermenigvuldigd werd, zooals vermeld staat in de groote Flora van Nederland, van Heukels' hand. Uit dit ondergrondsche deel, dat een stapelplaats van plantenvoedsel is, put de plant de noodige stof om in het voorjaar een rechtopgaande stengel op te bouwen, die zich tot knie hoogte boven den grond verheffen kan. De stengeltop vormt eindelijk een aar van kleine, dicht opeen geplaatste bloempjes, die ieder op zichzelf weinig opvallend zijn en wit tot groenachtig van kleur. Het komt meer malen in het plantenrijk voor dat dergelijke kleine bloemen, die erg weinig opvallend zijn, zich vereenigen tot een dichte groep, die grooter en dus opvallender is dan iedere bloem op zichzelf; zoo valt de dichtbebloemde aar van den rapunzel ook nog zeer voldoende op, wat natuurlijk van belang is voor de plant, daar het zeer gewenschte insectenbezoek ermee samenhangt, dat nood zakelijk is voor de bestuiving, dus voor de vrucht- en zaadvorming. Het veelvuldig voorkomen der rapunzelplanten, waar zij een maal opgetreden zijn, bewijst het succes van deze krijgslist. De hommels en bijen, die voor de bestuiving, d. i. het overbrengen van het stuifmeel pp den stempel van den stamper noodig zijn, worden voor hun bezoek beloond door een zeer overvloedige voorraad van stuifmeel en honing, die in de bloem te vinden is en tegelijk met een zwak vanillegeurtje de bezoekers niet alleen aanlokt naar tot langer blijven uitr.oodigt. Gedurende dit langere bezoek klauteren de zware insecten langs de aar omhoog, over alle bloemen heen, en zoodoende brengen dan ooit voorheen; maar 't heeft er dan inderdaad toch den schijn van, alsof de menschlievendheid yan enkele broeders en broederbladen (ik las er hiervan reeds een aantal) vroegtijdig aan het wankelen ging. Enfin. Mag ik, hooggeachte heer, nu ik toch even uw blad vór me heb, een woord praten over het gevaar, dat te Antwerpen dreigen kan. Van een tweede Aerschot of Leuven ben ik voorloopig niet erg benauwd, omdat zulk geval nog niet aan de lucht is. (Bij een ev. nederlaag der Duitschers aan de lucht kan komen. Red.). Maar ik vraag me voor het oogenblik af: Wat gaan ze vooralsnog in België doen, de Staats- en Provincie- en Stadsambtenaren, zoo ze officieel niet een enkele verzekering ontvingen, dat ze hun salaris zullen blijven behouden, als vroeger ? Hoe zal het zoovelen anderen gaan, wien de terugkeer in België geheel vrij is", doch voor wie die prachtige vrijheid nog geen mogelijkheid tot werk vinden en leven kun nen beteekent? 'Me dunkt, daar zit al een eerste gevaar; en ik ben er velen in Nederland dankbaar voor, dat ze 't ook edelmoedig onder de oogen zien. Wat in latere orde gebeurt of gebeuren kan, ik denk er niet aan; ik durf het eigen lijk niet rustig bedenken, want dan kon ik heelemaal niet besluiten, binnen korten tijd naar België weer te keeren. En hiertoe wordt het heimwee, bij slot van rekening, me dag op dag veel te sterk. Zoo ik dan ga, men late 't me doen onder eigen, persoonlijke noodzaak of lust. Ik zal erkentelijk wezen, als iedere Vlaming en iedere Belg, hoop ik , om genotene gast vrijheid ! Maar, God nog, laat dan die enkelen hier in uw heerlijke Nederland even hun zachten drang" leeren beteugelen, die zeker een schaduwtje dreigt te werpen op den mooien naam, dien Uw volk heeft gewonnen. Vergeef me, hooggeachte heer, dat ik zoo breedvoerig geweest ben: ik vond in uw hartelijk optreden zoo'n mooie aanleiding, om een keer mijn gevoelens te luchten. Zou dit stukje, komende recht uit het hart van een Nederland-minnenden Vlaming", u dienen kunnen ? Graag sta ik er u alle nut tig gebruik van toe. Doch het geluk op zichzelf, dat een mensch gevoelt als hij toch even eens uitpraten mag, is me voorzeker al sterkend geweest. Met allen eerbied groet U H. VAN T. Wat zullen wij, mijnheer, u antwoorden? Nog nooit hebben wij het gevoel gekend, dat ons thans pijnigt: het begin van een diepe schaamte voor ons land. Wij hopen nog. Maar mochten zij de over hand krijgen, die den zachten drang" vol voeren, zonder eenigen adel van gevoel en zonder tact wij zouden gaan vinden, dat het tijd werd onze nationaliteit maar op te doeken. Maar er zijn, den Hemel zij dank, op 't oogenblik teekens van kentering ten goede. RED. * * ? Schonen Dank, Herr Lasson! Frau Eringaard-Johanknegt (Amsterdam) gestattete uns, das nachstehende Schreiben zu publizieren, das sie von einem ihr befreundeten Nürnberger Groszkaufman empfing: Hochverehrte gnadige Frau! Als ich Ihre lieben Zeilen las und darin eine sicher ge rechte Entrüstung bemerkte, dasz angeblich ein deutscher Professor schlecht ber Hol land geschrieben haben sollte, erfaszte mich heller Zorn. Denn, gnadige Frau, es ist keine leere Redensart, wenn ich Innen sage, dasz ganz Deutschland voller Sympathie für Holland ist, das Volk als stammverwandtes Hebt, schatzt und hochachtet! Gerade in dieser ernsten Zeit ist amtlich und in vielen Zeitungen, in tausenden von Familien die korrekte neutrale Haltung Hollands anerzij de bestuiving tot stand. Deze bestuiving nu is zeer merkwaardig, zooals nog in finesses is aangetoond door het onderzoek van W. Brenner. De geheele bloembouw speelt hier zoo'n groote rol bij dat deze bestuivingsvraag het onderwerp van deze bepreking mag vormen. Voor het goed begrip van het bestuivingsprocédéis het bepaald noodig eerst de ontwikkeling der bloem na te gaan. De dikke aar, die de bloemen draagt, bloeit niet in zijn geheel tegelijk, maar begint onderaan de bloemen te ontplooien terwijl de hooger gelegen bloemen pas op een later oogenblik zich openen. Eiken dag komen ongeveer twee boven elkaar liggende rijen bloemen tot ont plooiing, maar het duurt zes dagen eer elke bloem haar levensloop volbracht heeft. De bloemkroon, die later uit vijf blaadjes be staat is bij de bloemknop (figuur la) schijn baar eenvoudiger gebouwd daar de vijf blaadjes hier nog geheel met elkaar vereenigd zijn tot een stompe, naar boven gebogen hoorn of klauw. Heele fijne lijntjes, die flauw gebogen om de klauw loopen, zijn de eenige aanduiding waar de kroonblaadjes later van elkaar zullen loslaten. De hoorn- of klauwvorm der knop is vermoe delijk het gevolg van ongelijksnelle groei. Daar de onderkant der knop vlugger groeit dan de bovenkant komt zoo de hoorn van zelf tot stand, die voor de bestuivingsmethode van groot belang blijkt te zijn. Op den eersten dag dat de knop tot bloem begint te worden, buigt de kroonbuis iets naar buiten, zoodoende dus iets meer horizontaal liggend (figuur 2). Daardoor komt er een zekere spanning in de heele buis, die ten gevolge heeft dat in het onderste, dikkere, buisgedeelte een aantal scheuren- ontstaan, die het eerste begin zijn van de latere vijfdeeling der geheele kroon. Binnenin de kroonbuis zit, zooals de figuur bij l aangeeft, waar de knop in de lengte door gesneden geteekend is, behalve de meeidraden ook de stijl en stempel van den stamper, als een lange staf. Deze stijl probeert nu met alle geweld recht te worden in plaats van zijn gebogen vorm te behouden. Daar door komt de kroonbuis nog meer horizon taal te staan, waardoor de spanning in de bovenste strook der kroonbuis voortdurend toeneemt. In de schematische afbeelding (figuur 5) is de gebogen, maar zich strek kende stijl, door de gestreepte staf voorge steld en de kroonbuis door getrokken lijnen; de bovenste slip is duidelijk de kortste, en hin dert de stijl in haar strek-pogingen. De bekannt und gestern noch sagte ein verwundeter westfalischer Soldat hier: Auf das Wilhelminchen und die hollandischen Jungen können wir uns fest verlassen." Aus allen Schichten der Bevölkerung habe ich Hollander in Deutschland kennen gelernt, die Hollander haben aber auch die Deutschen in Holland kennen gelernt, Aerzte, Musiker, Kaufleute, Studenten. Hat jemand von diesen wohl einmal nur annahernd solch Schimpfliches gehort, wie der angeblich deutsche Briefschreiber, dessen Brief im Weekblad voor Nederland steht, geschrieben hat? Fragen Sie Ihren Herrn Gemahl, einen alten Heidelberger Studenten, fragen Sie Herrn O , Herrn F es sind die Ansichten, die er ausspricht, unmöglich, ndenkbar! Mir tut's weisz Gott leid, wenn eine treue Hollanderseele sich gekrenkt fühlt. Der Brief ist eine gemeine, ordinare Fa'lschung; Sie sehen, dasz kein Mittel unsern Feinden schlecht genug ist, wenn sie glauben, uns schaden zu können und für sich Nutzen daraus zu ziehen. Ich stelle Herrn D. diesen Brief zur Verfügung und verpflichte mich, 100 Gulden (hundert Gulden) an bedürftige Kinder in Amsterdam zu zahlen, wenn'die Redaktion es nachweisen kann, dasz der Brief von einem deutschen Manne herrührt, der nur einigermaszen Anspruch auf Bildung oder Charakter oder auf Zugehörigkeit zu unserm Vaterlande machen kann. Leider kann ja ein Auslander es garnicht herausfinden, was ein gebildeter Deutscher sofort sieht, dasz der Brief in höchst mangelhaftem, ganz unkorrektem Deutsch ge schrieben ist, Stil und Logik ganzlich fehlen. Es sind Wendungen darin, deren sich kein geborener Deutscher bedient. So schreibt man nicht, so spricht man nicht in Deutsch land. Es sind Wendungen in dem Briefe, die ganz direkte Uebersetzungen aus fremden Sprachen darstellen. Wer schreibt denn: unangenehme Eigen schaften studieren?" wer schreibt denn: ein Volk ist einem andern gut?" ein Volk zur Unbedeutendheit herunter gebracht" das ist doch kein Deutsch das ist doch freie stümperhftfte bersetzung irgend eines Blaustrumpfes aus England! Wo liegt denn Knatter? In Deutschland? Wir kennen den Ort garnicht. Das Ding ist keiner Erwiderung wert; es ist zu albern, ich will es an die Münchener Neuesten" schicken, ich glaube aber nicht,dasz sie Notiz davon nehmen! Wer nicht im Auslande gelebt hat, kann es als Deutscher nicht verstehen, dasz ein Ausla'nder nicht sofort merkt, dasz kein Deutscher dem Stile nach den Brief geschrieben haben kann. es sei denn ein van England bezahltes minderwertiges Individuum. Ich kann es nicht glauben, es ist zuviel fremdlandische Wendung in dem Briefe. Sie können jedes Wort, was ich geschrie ben habe, veröffentlichen lassen. Dadurch tun Sie mir sogar einen groszen Gefallen! Ich bitte Sie gnadige Frau, Sie haben doch so viele deutsche Zeitungen jetzt gelesen so viele anerkennende geradezu begeisterte Worte für Holland. Ich zeigte Ihren geehrten Brief und die Einlage einem Kollegen, /einem sprachkundigen Philologen, der auch hier freiwilliger Hilfsarbeiter ist, der sagte sofort, das sei ja kein Deutsch! Ob Prof. Dr. Adolf Lasson von England bezahlt wird, wissen wir nicht! Aber dasz die beiden Briefe von dem Herrn Universitats-Professor der Phisosophie (Weltweisheit) geschrieben und versandt worden sind und weiterhin in einer Briefkarte an uns selbstbewuszt als die seinigen anerkannt sind, steht ffst. Wir haben Frau Eringaard ersucht, diese Karte an den Nürnberger Herrn Groszkaufmann zu senden, damit die armen kleinen Amsterdamer um hundert Gulden reicher werden. RAPUNZEL-BLOEMEN IN OPEENVOLGENDE TOESTANDEN la jonge knop, waarbij de kroonbuis hoornvormig is ; Ib dezelfde knop in lengtedoorsnede; bin nen de krconbuis zitten meeldraden, stempel en stijl; 2 de knop strekt zich, waardoor de kroon buis splijten gaat; 3 de stempel doorboort de kroonbuis, die niet verder mee kan geven, door het gewicht van de bezoekende insecten; Wir wiederholen, was wir schon geschrie ben haben, dasz der Brief des Uebergermanen nicht von uns abgedruckt wurde als Typus der Ansicht aller Deutschen! Wphl aber als Typus einer in Deutschland leider zu viel verbreiteten Ansicht. RED. « * * Ihr offener Brief, sehr geehrter Herr, geht von der ganz falschen Voraussetzung aus, als suchten wir Hollands Freundschaft. Durchaus nicht! Wir suchen niemandes Freundschaft in der Welt, können dies schon gar nicht tun nach der alten Erfahrung, dass wahre Freundschaft nur unter Gleichgestellten möglich ist. An Deutschland aber reicht als Kulturvolk berhaupt kein andres Volk auf dem Erdball heran wir sind schlechthin unvergleichlich! Und wir sollten Hollands Freundschaft suchen? Holland sollte um unsere Freundschaft buhlen mit allen ihm zu Gebote stehenden Mitteln und dankbar u. beglückt sein, wenn wir als der ihm nach jeder Richtung hin tausendfach berlegene Nachbar gönnerisch u. wohlwollend auf die Schutter klopten und ihn fragen: Na, Kleiner, bist du auch immer hübsch artig? Weil wir eben unerreichbar dastehen in der Welt, darum beneidet und fürchtet uns diese Welt: und aus diesem Neid u. dieser Furcht entsteht der Hass gegen uns! Aber mogen sie uns bassen, wenn sie uns nur fürchten! Und gerade Holland hat allen Anlass, sich sehr davor zu hüten, etwa so törichte Gedanken zur Tat werden zu lassen, wie sie in Ihrem Briefe zum Vorschein kommen. Ein Schlug von Sankt Michaels eisengepanzerter Faust und wo bliebe Holland? Der trage Mijnherr soll ruhig seine Tulpen begiessen, seine Tonpfeife schmauchen u. seinenBlooker trinken, soll sich aber ja immer mit Deutsch land auf guten Fuss stellen! Wenn auch nur aus Angst u. nicht aus Ueberzeugung, wie jetzt auch, wo seine Neutralitat nichts weiter ist als die Neutralitat Italiens, namlich die Schlauheit, abgewartet u. sich auf die Seite des Starkeren gestellt zu haben! Was Sie von Gewaltsstaat fabeln, das entspringt nur Ihrem Wahn, den Sie in Ihrem Motto mit Schillers Worten ganz richtig gekennzeichnet haben. Wir fühlen uns in diesem Gewaltstaat sehr glücklich! Machen Sie uns den erst mal nach!. Nennen Sie erst einmal solche Manner Ihr Eigen wie unsern Kaiser, unsern Kanzier, unsern Hindenburg machen Sie uns erst einmal unser Heer u. unsere Luft-u. Meeresflotte nach, schlagen Sie einmal erst solche Kriegs- u. solche Friedensschlachten wie die Zeichnung der Milliardenanleihe eine ist und dann kommen Sie her u. kritisieren Sie! Von sieben Feinden angegriffen, stenen wir da das einzige Land ohne Moratorium u. kampfen wie ein Mann den Krieg zu Wasser, Luft u. Lande und den unterirdischen gegen Hass, Neid, Bosheit, Lüge u. Verleumdung! Sie bringen im Schluss Ihrer Briefes abermals die Rede auf Loewen; die Ereignisse haben ja inzwischen auch diese Behauptungen verlogener Gegner Lügen ge straft! Aber wen»sich der Feind, vertrauend auf die none Kultur und pietatvolle Scheu vor Kunstheiligtümern bei den Deutschen, wenn sich der Feind aus dieser Berechnung ninter einen mit einem Rubensbilde geschmückten Altar versteekt u. dahinter hervor wehrlose Deutsche niederknallt, so muss der Altar mit dem Rubensbilde eben fallen die Knochen eines einzigen braven deutschen Mannes sind in solchen Falle mehr wert, als eine ganze Kathedrale! Aber wozu sage ich Ihnen das, solange Sie die lieben Belgier Ihre Verwandten nennen ? Bisher glaubte man nur, dass die Hollander zu den Ger manen zu rechnen waren, zu jener Rasse, die Europa mit Gottes Hilfe nun bald beherrschen u. beglücken wird mit den Segnungen ihrer Kultur! Es ist unmöglich, dass alle Hollander so denken wie Sie u. das verraterische u. vertragsbrüchige, das grausame u. hinterlistige Belgien als VerIIIIIIMMIHIIIIIimilllllllM stuivende insecten, die zooals gezegd, tot de zware soorten behooren, zooals hommels en bijen, vliegen gewoonlijk naar het on derste uiteinde van de aar. Zij houden zich daar vast, zooals voor de hand ligt, aan de natuurlijke klauter-steunsels, n.l. de hoornvormige knoppen en jonge bloemen. Maar hun gewicht is zoo groot dat de gespannen toestand der bloem deze extra-belasting niet meer verdragen kan: de stijl en stempel doorboren daarom plotseling de top der kroonbuis, en daar de gespannen kroonbuis niet in staat is langer te worden, schuift zij iets omlaag langs de behaarde stijl. Deze toestand is nader aangegeven in de figuur, waarin bij 3 de stijl uit de kroonbuistop te voorschijn gekomen is, terwijl in 5 door de gestippelde figuurhelft de toe stand na dit insecten-bezoek schematisch is weergegeven. Nu hadden de meeldraden, toen zij nog in de geheel gesloten kroonbuis zaten, reeds een massa stuifmeel gereed gemaakt, dat nu door de haren der stijl als 't ware door een lampeborstel naar buiten geborsteld wordt. De insecten ver zamelen dit stuifmeel voor een deel en voeren het mee als voedsel, maar een groot deel blijft aan de insecten-haren zitten. Laten zij de kroonbuis los dan veert deze eenigzins weer in den ouden stand terug, maar niet geheel, daar de stijlborstel het schuiven der kroonbuistop langs den stijl nu niet bepaald gemakkelijk maakt. Telkens wanneer echter weer insecten de bloem vastgrijpen gebeurt dezelfde borstelbeweging. De meeldraden worden door dit heen- en weergeschuif hoe langer hoe meer naar beneden gewerkt, tot dat zij eindelijk als slappe draden onderuit de spleten der kroonbuis hangen (figuur 4). Na verloop van een dag of drie is vrijwel al het stuifmeel naar buiten geborsteld. Gedurende al dezen tijd is de bloem zelf <nog niet bestoven. Dit verschijnsel lijkt zeer vreemd daar de stempel (de top van de stijl, waarop het bestuivende stuifmeel komen moet) toch al dien tijd midden in een prop stuifmeel gezeten heeft. Maar de stem pel bestaat uit twee of drie lobben, die tot nu toe met de kleverige kant, die de eenige is, waarop stuifmeel effect kan hebben, tegen 4 al het stuifmeel is uitgeborsteld; de stempellobben wijken nu uiteen en kunnen nu pas bestoven worden; 5 schema der bloembeweging; de getrokken lijnen geven den stand der bloemdeelen aan vór het insectenbezoek, en de gestippelde lijnen na het bezoek. PRIJS Fl. 1.- in apotheken en drogisterijen. Monsters «n Brochures: Agentschap Sarphatlstr. 34, Amsterdam llllltlllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllliiillllllllllllllllllllllllliiii wandtschaft bezeichnen. Dann hiesze es auch eines Tages: Wehe dir, Holland! Uns Deutsche aber lassen Sie, bitte, in Ruhe unsere stille u. friedliche Kulturarbeit fortsetzen. RlCHARD ZOOZMANN Schriftsteller Berlin-Friedenau Fregestr. 661 * * * Nachste Woche publizieren wir einen ansführlichen und interessanten Brief des Herrn Freiherrn von Maltzan, einem ehemaligen Offizier bei der Burenarmee, einen Brief eines entwickelten Mannes: eine Erquickung nach der Literatur der Lassons und Zoozmanner. RED. De held Bij eene photographie van kapitein ter zee Weddigen met zijne bruid te midden der bloemen op den dag van hunne Kriegstrauung". Zij huwden, hij vertrok en keerde weer, Beladen met den roem van 't hondervoudig graf. Zij wacht hem op aan wal, bedeesd, en trotsch Toch ook op hem, aan wien ze haar leven gaf. En die het nam van zooveel and'ren, die het weer Van moeders kregen en die zelf toch ook Een afgod waren voor hun vrouw en kind'ren Maar hare jonge droomen verontrust geen spook Van al die ouders in hun smart gedoken, Van al die vrouwen, eindeloos in pijn, Van al de dooden, die, door ander toeval, Gevierde helden hadden kunnen zijn. O! moge nooit in haar die twijfel komen: Was, wat hij ginder deed, wel heldenmoed ? Is 't niet het stomme werktuig van den moord, Dat onbewust die heldendaden doet? O! droom maar voort uw droom zoo onbe roerd Door het gebeuren van dit wereldwee, En zie in hem slechts nooit den delver, Dier bloemlooze graven op den bodem der zee. E. VAN LlDT DE JEUDE * * * Rotterdam, 27 Oct. '14 M. de R., Ten bewijze, dat de scheldnaam Mof" reeds zeer lang in zwang is geweest, moge het volgende dienen. Een mijner vrienden vond in een 17e eeuwsch bundeltje het volgende rijmpje: Indien de Mof is arm end' kael So spreeckt hij seer bescheyden tael Dog als hij compt tot groten staet So doet hij God en menschen quaedt." Indien dit versje vroeger op waarheid heeft berust, mogen wij het loven, dat de Kultur" hen tot zoo gansch andere men schen heeft gemaakt! Hoogachtend, GERMANSPHIL llimMIMIinilMIIIHIIIIIIHIIMimilllllllllllinillllimillllllllllimillllllllll elkaar gedrukt lagen, zoodat het stuifmeel wel aan den buitenkant, maar niet tegen den goeden binnenkant kon komen. Nu echter al het eigen stuifmeel verdwenen is, wijken de stempellobben uit elkaar, zoodat de bestuiving nu kan geschieden. Daarvoor is dus toevoer van ander stuifmeel noodig en daar de insecten van onderen af tegen de aar opklimmen en de eerst opengaande bloemen onderaan zitten, komt dit bestuivingsmateriaal natuurlijk van een andere aar, waar de hommels eerder geweest zijn en zich met stuifmeel bepoeierd hebben. Zoodoende treedt kruisbestuiving op, zooals men dit noemt, wat in 't algemeen voor de goede zaadvorming wenschelijk kan zijn. Vrijwel alle bloemen der aar worden op deze wijze bestoven. In 't geval echter dat het weer zoo slecht is dat de insecten wegblijven, zou de bestuiving ook in het water vallen. Maar hiertegen heeft de plant zichzelf ver dedigd op een zeer afdoende wijze. De stijl kan n.l. door voortgezette groei zoo'n ge weldigen druk tegen de kroonbuis-top uit oefenen, dat zelfs zonder hulp van het zware lichaamsgewicht van een insect, eindelijk de stijl de buistop openstoot, waarbij het naarbuiten geduwde stuifmeel naar beneden valt, op de geopende stempels van de daar onder gelegen andere bloemen. En zelfs als dit niet lukt is Holland nog niet in last. De stempellobben kunnen n.l. als zij nog steeds niet bestoven worden, in hun begeerigheid naar het noodige stuifmeel, zich naar buiten toe omkrullen, waarbij zij eindelijk hun nek zoover omdraaien dat de kleverige stempelzijde tegen de eigen stuifmeelresten van de bloem aankomt, Zoodat de stijl dan haar noodige stuifmeel zelf als 't ware oplikt. In de laatste levensdagen der bloemen zijn de bloemblaadjes tot den top toe ge heel los van elkaar geworden en staan naar alle zijden wijd uit. Zoodoende is de toe gang tot de bloem ruim geopend, waardoor de insecten gemakkelijk de honing bereiken kunnen, die in het diepst verborgen deel der kroonbuis gemaakt is door de bloem. Deze honing is natuurlijk een der voor naamste redenen waarom de insecten hun klauterpartij ondernemen, evenals de ham men in den top van een gesmeerde kermispaal de boeren verlokken tot klimmen. Alleen maakt de aar het klimmen juist gemakkelijker. P. VAN OLST.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl