Historisch Archief 1877-1940
l Nov. '14, No.
1949DEAMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ELK VISCHT OP ZIJN TIJD
Japan: Ik grijp rechts, want links staat
de Amerikaansche vlag mij in den weg.
Van een Belgisch vluchteling
Den Heer Hoofdredacteur van
De Amsterdammer",
Hooggeachte Heer,
Ik ben een Belg, die Nederland's gastvrij
heid ondervindt in de ure des gevaars"en
heb dus alle reden om dankbaar te zijn voor
de hulp, die mij zoo spontaan, zoo buiten
alle eigenbaat om schijnt geboden te worden.
En toch wringt er me wat, in de houding
van nkele Nederlanders; dat iets is de
drang" die op me wordt uitgeoefend, een
drang, die hoe zacht" hij ook heete, alles
behalve recht vriendelijk is , om me aan
te sporen, het land te verlaten.
Ik ben Belg, en onderwijzer. Nadat ik
herhaaldelijk zekere Courant" had
doorloopen, die steeds van een rustige stad
Antwerpen" gewaagde en van ambtenaren",
wier plicht het is terug te keeren, vroeg ik
die krant beleefd, of ze me melden kon, in
hoeverre die rustige stad zou borg kunnen
staan voor mijn regelmatige, volledige be
zoldiging, welke toch ten slotte mijn levens
behoud uitmaakt. En het antwoord luidde:
Ambtenaren zullen, wanneer ze niet tijdig
terugkeeren, als ontslagen worden beschouwd.
Dit is ook meermalen gemeld." Zou ik dan
tóch maar terug ? Ik deed het maar niét;
de taal van n enkele Courant", al klonk
ze dan nog zoo rustig (Gij hadt die krant
ook kunnen vragen of zij borg wilde staan
dat geen Leuven" en Aerschot" meer in
België zou voorkomen. Red.) zoo gerust
stellend?, durfde ik niet best als Evangelie
aanvaarden.
Doch daar bleef het niet bij. De gemeente,
waar ik voorloopig verblijf, heeft een Steun
comité; de leden er van loop ik meer dan
eens tegen 't lijf, en zoo er van drang"
sprake kan zijn, is dat gezegde voorzeker
alhier in praktijk gebracht. Men vraagt me
herhaaldelijk of ik nog niet terugga", of
ik Weet dat het te Antwerpen zoo veilig is",
of ik die andere Antwerpenaars niet heb
zien vertrekken", ,?of ik dat al gelezen heb",
enz. enz.
Doorvoelt u, hooggeachte heer, wat zulke
vraagjes, herhaaldelijk gesteld, en zulks
alvast sinds een tiental dagen , te weeg
brengen in het hart van een vluchteling"?
Harteloos en gevaarlijk wordt in uw Week
blad van Zondag jl. het optreden van enkele
Nederlandsche autoriteiten geheeten. On
vriendelijk, buiten alle edelmoedigheid om,
noem ik in ieder ge.val de doenwijze van
enkele menschen alhier.
Toen ik nog te Antwerpen verbleef, be
hoorde ik graag tot diegenen die houden
van Nederland, al hoorde ik wel eens de
bedenking maken, dat Nederlanders zoo'n
koele berekenaars" kunnen zijn. Ik houd
nóg van u als van een broedervolk, meer
NATUUR EN TECHNIEK
IV
Rapunzelbloemen
Op schaduwrijke plaatsen bloeit, in het
late voorjaar, een plantje, dat in ons land
betrekkelijk zeldzaam is en dat zelfs dan
vermoedelijk niet bij onze echte inlandsche
planten thuis behoort, die van ouder tot
ouder onze omgeving vormen, maar toe
vallig plaatselijk aangevoerd is met gras
zaad, waarin de rapunzelzaden gemengd
hebben gezeten. Het is een na verwant
familielid van het zeer bekende en veelvuldig
voorkomende paarse klokje. In
MiddenEuropa is de rapunzel echter veel meer ver
breid en veel minder zeldzaam. Onder den
grond heeft zij een dikke, sappige
wortelstok, die als veevoeder zou kunnen dienen
als de plant door kweeking vermenigvuldigd
werd, zooals vermeld staat in de groote
Flora van Nederland, van Heukels' hand. Uit
dit ondergrondsche deel, dat een stapelplaats
van plantenvoedsel is, put de plant de noodige
stof om in het voorjaar een rechtopgaande
stengel op te bouwen, die zich tot knie
hoogte boven den grond verheffen kan. De
stengeltop vormt eindelijk een aar van kleine,
dicht opeen geplaatste bloempjes, die ieder
op zichzelf weinig opvallend zijn en wit
tot groenachtig van kleur. Het komt meer
malen in het plantenrijk voor dat dergelijke
kleine bloemen, die erg weinig opvallend
zijn, zich vereenigen tot een dichte groep,
die grooter en dus opvallender is dan iedere
bloem op zichzelf; zoo valt de
dichtbebloemde aar van den rapunzel ook nog zeer
voldoende op, wat natuurlijk van belang is
voor de plant, daar het zeer gewenschte
insectenbezoek ermee samenhangt, dat nood
zakelijk is voor de bestuiving, dus voor de
vrucht- en zaadvorming. Het veelvuldig
voorkomen der rapunzelplanten, waar zij een
maal opgetreden zijn, bewijst het succes
van deze krijgslist. De hommels en bijen,
die voor de bestuiving, d. i. het overbrengen
van het stuifmeel pp den stempel van den
stamper noodig zijn, worden voor hun
bezoek beloond door een zeer overvloedige
voorraad van stuifmeel en honing, die in
de bloem te vinden is en tegelijk met een
zwak vanillegeurtje de bezoekers niet alleen
aanlokt naar tot langer blijven uitr.oodigt.
Gedurende dit langere bezoek klauteren de
zware insecten langs de aar omhoog, over
alle bloemen heen, en zoodoende brengen
dan ooit voorheen; maar 't heeft er dan
inderdaad toch den schijn van, alsof de
menschlievendheid yan enkele broeders en
broederbladen (ik las er hiervan reeds een
aantal) vroegtijdig aan het wankelen ging.
Enfin.
Mag ik, hooggeachte heer, nu ik toch even
uw blad vór me heb, een woord praten
over het gevaar, dat te Antwerpen dreigen
kan.
Van een tweede Aerschot of Leuven ben
ik voorloopig niet erg benauwd, omdat zulk
geval nog niet aan de lucht is. (Bij een
ev. nederlaag der Duitschers aan de lucht
kan komen. Red.). Maar ik vraag me voor het
oogenblik af: Wat gaan ze vooralsnog in
België doen, de Staats- en Provincie- en
Stadsambtenaren, zoo ze officieel niet een
enkele verzekering ontvingen, dat ze hun
salaris zullen blijven behouden, als vroeger ?
Hoe zal het zoovelen anderen gaan, wien
de terugkeer in België geheel vrij is", doch
voor wie die prachtige vrijheid nog geen
mogelijkheid tot werk vinden en leven kun
nen beteekent?
'Me dunkt, daar zit al een eerste gevaar;
en ik ben er velen in Nederland dankbaar
voor, dat ze 't ook edelmoedig onder de
oogen zien.
Wat in latere orde gebeurt of gebeuren
kan, ik denk er niet aan; ik durf het eigen
lijk niet rustig bedenken, want dan kon ik
heelemaal niet besluiten, binnen korten tijd
naar België weer te keeren. En hiertoe wordt
het heimwee, bij slot van rekening, me dag
op dag veel te sterk.
Zoo ik dan ga, men late 't me doen onder
eigen, persoonlijke noodzaak of lust. Ik zal
erkentelijk wezen, als iedere Vlaming en
iedere Belg, hoop ik , om genotene gast
vrijheid ! Maar, God nog, laat dan die enkelen
hier in uw heerlijke Nederland even hun
zachten drang" leeren beteugelen, die zeker
een schaduwtje dreigt te werpen op den
mooien naam, dien Uw volk heeft gewonnen.
Vergeef me, hooggeachte heer, dat ik zoo
breedvoerig geweest ben: ik vond in uw
hartelijk optreden zoo'n mooie aanleiding,
om een keer mijn gevoelens te luchten.
Zou dit stukje, komende recht uit het hart
van een Nederland-minnenden Vlaming", u
dienen kunnen ? Graag sta ik er u alle nut
tig gebruik van toe.
Doch het geluk op zichzelf, dat een mensch
gevoelt als hij toch even eens uitpraten mag,
is me voorzeker al sterkend geweest.
Met allen eerbied groet U
H. VAN T.
Wat zullen wij, mijnheer, u antwoorden?
Nog nooit hebben wij het gevoel gekend,
dat ons thans pijnigt: het begin van een
diepe schaamte voor ons land.
Wij hopen nog. Maar mochten zij de over
hand krijgen, die den zachten drang" vol
voeren, zonder eenigen adel van gevoel en
zonder tact wij zouden gaan vinden, dat
het tijd werd onze nationaliteit maar op te
doeken.
Maar er zijn, den Hemel zij dank, op
't oogenblik teekens van kentering ten goede.
RED.
* * ?
Schonen Dank, Herr Lasson!
Frau Eringaard-Johanknegt (Amsterdam)
gestattete uns, das nachstehende Schreiben
zu publizieren, das sie von einem ihr
befreundeten Nürnberger Groszkaufman empfing:
Hochverehrte gnadige Frau! Als ich Ihre
lieben Zeilen las und darin eine sicher ge
rechte Entrüstung bemerkte, dasz angeblich
ein deutscher Professor schlecht ber Hol
land geschrieben haben sollte, erfaszte mich
heller Zorn. Denn, gnadige Frau, es ist keine
leere Redensart, wenn ich Innen sage, dasz
ganz Deutschland voller Sympathie für
Holland ist, das Volk als stammverwandtes
Hebt, schatzt und hochachtet! Gerade in
dieser ernsten Zeit ist amtlich und in vielen
Zeitungen, in tausenden von Familien die
korrekte neutrale Haltung Hollands
anerzij de bestuiving tot stand. Deze bestuiving
nu is zeer merkwaardig, zooals nog in
finesses is aangetoond door het onderzoek
van W. Brenner. De geheele bloembouw
speelt hier zoo'n groote rol bij dat deze
bestuivingsvraag het onderwerp van deze
bepreking mag vormen. Voor het goed
begrip van het bestuivingsprocédéis het
bepaald noodig eerst de ontwikkeling der
bloem na te gaan. De dikke aar, die de
bloemen draagt, bloeit niet in zijn geheel
tegelijk, maar begint onderaan de bloemen
te ontplooien terwijl de hooger gelegen
bloemen pas op een later oogenblik zich
openen. Eiken dag komen ongeveer twee
boven elkaar liggende rijen bloemen tot ont
plooiing, maar het duurt zes dagen eer elke
bloem haar levensloop volbracht heeft. De
bloemkroon, die later uit vijf blaadjes be
staat is bij de bloemknop (figuur la) schijn
baar eenvoudiger gebouwd daar de vijf
blaadjes hier nog geheel met elkaar
vereenigd zijn tot een stompe, naar boven
gebogen hoorn of klauw. Heele fijne lijntjes,
die flauw gebogen om de klauw loopen,
zijn de eenige aanduiding waar de
kroonblaadjes later van elkaar zullen loslaten. De
hoorn- of klauwvorm der knop is vermoe
delijk het gevolg van ongelijksnelle groei.
Daar de onderkant der knop vlugger groeit
dan de bovenkant komt zoo de hoorn van
zelf tot stand, die voor de
bestuivingsmethode van groot belang blijkt te zijn. Op
den eersten dag dat de knop tot bloem begint
te worden, buigt de kroonbuis iets naar
buiten, zoodoende dus iets meer horizontaal
liggend (figuur 2). Daardoor komt er een
zekere spanning in de heele buis, die ten
gevolge heeft dat in het onderste, dikkere,
buisgedeelte een aantal scheuren- ontstaan,
die het eerste begin zijn van de latere
vijfdeeling der geheele kroon.
Binnenin de kroonbuis zit, zooals de figuur
bij l aangeeft, waar de knop in de lengte door
gesneden geteekend is, behalve de
meeidraden ook de stijl en stempel van den stamper,
als een lange staf. Deze stijl probeert nu
met alle geweld recht te worden in plaats
van zijn gebogen vorm te behouden. Daar
door komt de kroonbuis nog meer horizon
taal te staan, waardoor de spanning in de
bovenste strook der kroonbuis voortdurend
toeneemt. In de schematische afbeelding
(figuur 5) is de gebogen, maar zich strek
kende stijl, door de gestreepte staf voorge
steld en de kroonbuis door getrokken lijnen;
de bovenste slip is duidelijk de kortste, en hin
dert de stijl in haar strek-pogingen. De
bekannt und gestern noch sagte ein
verwundeter westfalischer Soldat hier:
Auf das Wilhelminchen und die
hollandischen Jungen können wir uns fest
verlassen."
Aus allen Schichten der Bevölkerung habe
ich Hollander in Deutschland kennen gelernt,
die Hollander haben aber auch die Deutschen
in Holland kennen gelernt, Aerzte, Musiker,
Kaufleute, Studenten. Hat jemand von diesen
wohl einmal nur annahernd solch
Schimpfliches gehort, wie der angeblich deutsche
Briefschreiber, dessen Brief im
Weekblad voor Nederland
steht, geschrieben hat?
Fragen Sie Ihren Herrn Gemahl, einen
alten Heidelberger Studenten, fragen Sie
Herrn O , Herrn F es sind die
Ansichten, die er ausspricht, unmöglich,
ndenkbar!
Mir tut's weisz Gott leid, wenn eine treue
Hollanderseele sich gekrenkt fühlt.
Der Brief ist eine gemeine, ordinare
Fa'lschung; Sie sehen, dasz kein Mittel unsern
Feinden schlecht genug ist, wenn sie glauben,
uns schaden zu können und für sich Nutzen
daraus zu ziehen.
Ich stelle Herrn D. diesen Brief zur
Verfügung und verpflichte mich, 100 Gulden
(hundert Gulden) an bedürftige Kinder in
Amsterdam zu zahlen, wenn'die Redaktion
es nachweisen kann, dasz der Brief von
einem deutschen Manne herrührt, der nur
einigermaszen Anspruch auf Bildung oder
Charakter oder auf Zugehörigkeit zu unserm
Vaterlande machen kann.
Leider kann ja ein Auslander es garnicht
herausfinden, was ein gebildeter Deutscher
sofort sieht, dasz der Brief in höchst
mangelhaftem, ganz unkorrektem Deutsch ge
schrieben ist, Stil und Logik ganzlich fehlen.
Es sind Wendungen darin, deren sich kein
geborener Deutscher bedient. So schreibt
man nicht, so spricht man nicht in Deutsch
land.
Es sind Wendungen in dem Briefe, die
ganz direkte Uebersetzungen aus fremden
Sprachen darstellen.
Wer schreibt denn: unangenehme Eigen
schaften studieren?" wer schreibt denn:
ein Volk ist einem andern gut?"
ein Volk zur Unbedeutendheit herunter
gebracht" das ist doch kein Deutsch das
ist doch freie stümperhftfte bersetzung
irgend eines Blaustrumpfes aus England!
Wo liegt denn Knatter? In Deutschland?
Wir kennen den Ort garnicht.
Das Ding ist keiner Erwiderung wert; es
ist zu albern, ich will es an die Münchener
Neuesten" schicken, ich glaube aber nicht,dasz
sie Notiz davon nehmen! Wer nicht im
Auslande gelebt hat, kann es als Deutscher nicht
verstehen, dasz ein Ausla'nder nicht sofort
merkt, dasz kein Deutscher dem Stile nach
den Brief geschrieben haben kann. es sei
denn ein van England bezahltes
minderwertiges Individuum. Ich kann es nicht
glauben, es ist zuviel fremdlandische
Wendung in dem Briefe.
Sie können jedes Wort, was ich geschrie
ben habe, veröffentlichen lassen. Dadurch
tun Sie mir sogar einen groszen Gefallen!
Ich bitte Sie gnadige Frau, Sie haben doch
so viele deutsche Zeitungen jetzt gelesen
so viele anerkennende geradezu begeisterte
Worte für Holland.
Ich zeigte Ihren geehrten Brief und die
Einlage einem Kollegen, /einem
sprachkundigen Philologen, der auch hier freiwilliger
Hilfsarbeiter ist, der sagte sofort, das sei
ja kein Deutsch!
Ob Prof. Dr. Adolf Lasson von England
bezahlt wird, wissen wir nicht! Aber dasz
die beiden Briefe von dem Herrn
Universitats-Professor der Phisosophie (Weltweisheit)
geschrieben und versandt worden sind und
weiterhin in einer Briefkarte an uns
selbstbewuszt als die seinigen anerkannt sind, steht
ffst. Wir haben Frau Eringaard ersucht,
diese Karte an den Nürnberger Herrn
Groszkaufmann zu senden, damit die armen
kleinen Amsterdamer um hundert Gulden
reicher werden.
RAPUNZEL-BLOEMEN IN OPEENVOLGENDE
TOESTANDEN
la jonge knop, waarbij de kroonbuis
hoornvormig is ;
Ib dezelfde knop in lengtedoorsnede; bin
nen de krconbuis zitten meeldraden, stempel
en stijl;
2 de knop strekt zich, waardoor de kroon
buis splijten gaat;
3 de stempel doorboort de kroonbuis, die
niet verder mee kan geven, door het gewicht
van de bezoekende insecten;
Wir wiederholen, was wir schon geschrie
ben haben, dasz der Brief des Uebergermanen
nicht von uns abgedruckt wurde als Typus
der Ansicht aller Deutschen! Wphl aber als
Typus einer in Deutschland leider zu viel
verbreiteten Ansicht. RED.
« * *
Ihr offener Brief, sehr geehrter Herr, geht
von der ganz falschen Voraussetzung aus,
als suchten wir Hollands Freundschaft.
Durchaus nicht! Wir suchen niemandes
Freundschaft in der Welt, können dies schon
gar nicht tun nach der alten Erfahrung, dass
wahre Freundschaft nur unter
Gleichgestellten möglich ist. An Deutschland aber
reicht als Kulturvolk berhaupt kein andres
Volk auf dem Erdball heran wir sind
schlechthin unvergleichlich! Und wir sollten
Hollands Freundschaft suchen? Holland
sollte um unsere Freundschaft buhlen mit
allen ihm zu Gebote stehenden Mitteln und
dankbar u. beglückt sein, wenn wir als der
ihm nach jeder Richtung hin tausendfach
berlegene Nachbar gönnerisch u.
wohlwollend auf die Schutter klopten und ihn
fragen: Na, Kleiner, bist du auch immer
hübsch artig? Weil wir eben
unerreichbar dastehen in der Welt, darum
beneidet und fürchtet uns diese Welt: und
aus diesem Neid u. dieser Furcht entsteht
der Hass gegen uns! Aber mogen sie uns
bassen, wenn sie uns nur fürchten! Und
gerade Holland hat allen Anlass, sich sehr
davor zu hüten, etwa so törichte Gedanken
zur Tat werden zu lassen, wie sie in Ihrem
Briefe zum Vorschein kommen. Ein Schlug
von Sankt Michaels eisengepanzerter Faust
und wo bliebe Holland? Der trage
Mijnherr soll ruhig seine Tulpen begiessen,
seine Tonpfeife schmauchen u. seinenBlooker
trinken, soll sich aber ja immer mit Deutsch
land auf guten Fuss stellen! Wenn auch
nur aus Angst u. nicht aus Ueberzeugung,
wie jetzt auch, wo seine Neutralitat nichts
weiter ist als die Neutralitat Italiens,
namlich die Schlauheit, abgewartet u. sich
auf die Seite des Starkeren gestellt zu haben!
Was Sie von Gewaltsstaat fabeln, das
entspringt nur Ihrem Wahn, den Sie in Ihrem
Motto mit Schillers Worten ganz richtig
gekennzeichnet haben. Wir fühlen uns in
diesem Gewaltstaat sehr glücklich! Machen
Sie uns den erst mal nach!. Nennen Sie erst
einmal solche Manner Ihr Eigen wie unsern
Kaiser, unsern Kanzier, unsern Hindenburg
machen Sie uns erst einmal unser Heer
u. unsere Luft-u. Meeresflotte nach, schlagen
Sie einmal erst solche Kriegs- u. solche
Friedensschlachten wie die Zeichnung der
Milliardenanleihe eine ist und dann
kommen Sie her u. kritisieren Sie! Von
sieben Feinden angegriffen, stenen wir da
das einzige Land ohne Moratorium u.
kampfen wie ein Mann den Krieg zu Wasser,
Luft u. Lande und den unterirdischen
gegen Hass, Neid, Bosheit, Lüge u.
Verleumdung! Sie bringen im Schluss Ihrer
Briefes abermals die Rede auf Loewen; die
Ereignisse haben ja inzwischen auch diese
Behauptungen verlogener Gegner Lügen ge
straft! Aber wen»sich der Feind, vertrauend
auf die none Kultur und pietatvolle Scheu vor
Kunstheiligtümern bei den Deutschen, wenn
sich der Feind aus dieser Berechnung ninter
einen mit einem Rubensbilde geschmückten
Altar versteekt u. dahinter hervor wehrlose
Deutsche niederknallt, so muss der Altar mit
dem Rubensbilde eben fallen die Knochen
eines einzigen braven deutschen Mannes
sind in solchen Falle mehr wert, als eine
ganze Kathedrale! Aber wozu sage ich
Ihnen das, solange Sie die lieben Belgier
Ihre Verwandten nennen ? Bisher glaubte
man nur, dass die Hollander zu den Ger
manen zu rechnen waren, zu jener Rasse,
die Europa mit Gottes Hilfe nun bald
beherrschen u. beglücken wird mit den
Segnungen ihrer Kultur! Es ist unmöglich,
dass alle Hollander so denken wie Sie u.
das verraterische u. vertragsbrüchige, das
grausame u. hinterlistige Belgien als
VerIIIIIIMMIHIIIIIimilllllllM
stuivende insecten, die zooals gezegd, tot
de zware soorten behooren, zooals hommels
en bijen, vliegen gewoonlijk naar het on
derste uiteinde van de aar. Zij houden zich
daar vast, zooals voor de hand ligt, aan
de natuurlijke klauter-steunsels, n.l. de
hoornvormige knoppen en jonge bloemen. Maar
hun gewicht is zoo groot dat de gespannen
toestand der bloem deze extra-belasting
niet meer verdragen kan: de stijl en stempel
doorboren daarom plotseling de top der
kroonbuis, en daar de gespannen kroonbuis
niet in staat is langer te worden, schuift
zij iets omlaag langs de behaarde stijl.
Deze toestand is nader aangegeven in de
figuur, waarin bij 3 de stijl uit de
kroonbuistop te voorschijn gekomen is, terwijl
in 5 door de gestippelde figuurhelft de toe
stand na dit insecten-bezoek schematisch
is weergegeven. Nu hadden de
meeldraden, toen zij nog in de geheel gesloten
kroonbuis zaten, reeds een massa stuifmeel
gereed gemaakt, dat nu door de haren der
stijl als 't ware door een lampeborstel naar
buiten geborsteld wordt. De insecten ver
zamelen dit stuifmeel voor een deel en
voeren het mee als voedsel, maar een groot
deel blijft aan de insecten-haren zitten. Laten
zij de kroonbuis los dan veert deze eenigzins
weer in den ouden stand terug, maar niet
geheel, daar de stijlborstel het schuiven der
kroonbuistop langs den stijl nu niet bepaald
gemakkelijk maakt. Telkens wanneer echter
weer insecten de bloem vastgrijpen gebeurt
dezelfde borstelbeweging. De meeldraden
worden door dit heen- en weergeschuif hoe
langer hoe meer naar beneden gewerkt, tot
dat zij eindelijk als slappe draden onderuit
de spleten der kroonbuis hangen (figuur 4).
Na verloop van een dag of drie is vrijwel
al het stuifmeel naar buiten geborsteld.
Gedurende al dezen tijd is de bloem zelf
<nog niet bestoven. Dit verschijnsel lijkt
zeer vreemd daar de stempel (de top van
de stijl, waarop het bestuivende stuifmeel
komen moet) toch al dien tijd midden in een
prop stuifmeel gezeten heeft. Maar de stem
pel bestaat uit twee of drie lobben, die tot
nu toe met de kleverige kant, die de eenige
is, waarop stuifmeel effect kan hebben, tegen
4 al het stuifmeel is uitgeborsteld; de
stempellobben wijken nu uiteen en kunnen
nu pas bestoven worden;
5 schema der bloembeweging; de getrokken
lijnen geven den stand der bloemdeelen aan
vór het insectenbezoek, en de gestippelde
lijnen na het bezoek.
PRIJS Fl. 1.- in apotheken en drogisterijen.
Monsters «n Brochures: Agentschap Sarphatlstr. 34, Amsterdam
llllltlllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllliiillllllllllllllllllllllllliiii
wandtschaft bezeichnen. Dann hiesze es auch
eines Tages: Wehe dir, Holland! Uns
Deutsche aber lassen Sie, bitte, in Ruhe
unsere stille u. friedliche Kulturarbeit
fortsetzen.
RlCHARD ZOOZMANN
Schriftsteller
Berlin-Friedenau
Fregestr. 661
* * *
Nachste Woche publizieren wir einen
ansführlichen und interessanten Brief des
Herrn Freiherrn von Maltzan, einem
ehemaligen Offizier bei der Burenarmee, einen
Brief eines entwickelten Mannes: eine
Erquickung nach der Literatur der Lassons
und Zoozmanner. RED.
De held
Bij eene photographie van kapitein
ter zee Weddigen met zijne bruid te
midden der bloemen op den dag van
hunne Kriegstrauung".
Zij huwden, hij vertrok en keerde weer,
Beladen met den roem van 't hondervoudig
graf.
Zij wacht hem op aan wal, bedeesd, en trotsch
Toch ook op hem, aan wien ze haar leven gaf.
En die het nam van zooveel and'ren, die
het weer
Van moeders kregen en die zelf toch ook
Een afgod waren voor hun vrouw en
kind'ren
Maar hare jonge droomen verontrust geen
spook
Van al die ouders in hun smart gedoken,
Van al die vrouwen, eindeloos in pijn,
Van al de dooden, die, door ander toeval,
Gevierde helden hadden kunnen zijn.
O! moge nooit in haar die twijfel komen:
Was, wat hij ginder deed, wel heldenmoed ?
Is 't niet het stomme werktuig van den
moord,
Dat onbewust die heldendaden doet?
O! droom maar voort uw droom zoo onbe
roerd
Door het gebeuren van dit wereldwee,
En zie in hem slechts nooit den delver,
Dier bloemlooze graven op den bodem der zee.
E. VAN LlDT DE JEUDE
* * *
Rotterdam, 27 Oct. '14
M. de R.,
Ten bewijze, dat de scheldnaam Mof"
reeds zeer lang in zwang is geweest, moge
het volgende dienen. Een mijner vrienden
vond in een 17e eeuwsch bundeltje het
volgende rijmpje:
Indien de Mof is arm end' kael
So spreeckt hij seer bescheyden tael
Dog als hij compt tot groten staet
So doet hij God en menschen quaedt."
Indien dit versje vroeger op waarheid
heeft berust, mogen wij het loven, dat de
Kultur" hen tot zoo gansch andere men
schen heeft gemaakt!
Hoogachtend,
GERMANSPHIL
llimMIMIinilMIIIHIIIIIIHIIMimilllllllllllinillllimillllllllllimillllllllll
elkaar gedrukt lagen, zoodat het stuifmeel
wel aan den buitenkant, maar niet tegen den
goeden binnenkant kon komen. Nu echter
al het eigen stuifmeel verdwenen is, wijken
de stempellobben uit elkaar, zoodat de
bestuiving nu kan geschieden. Daarvoor is
dus toevoer van ander stuifmeel noodig en
daar de insecten van onderen af tegen de aar
opklimmen en de eerst opengaande bloemen
onderaan zitten, komt dit
bestuivingsmateriaal natuurlijk van een andere aar, waar
de hommels eerder geweest zijn en zich
met stuifmeel bepoeierd hebben. Zoodoende
treedt kruisbestuiving op, zooals men dit
noemt, wat in 't algemeen voor de goede
zaadvorming wenschelijk kan zijn. Vrijwel
alle bloemen der aar worden op deze wijze
bestoven. In 't geval echter dat het weer
zoo slecht is dat de insecten wegblijven,
zou de bestuiving ook in het water vallen.
Maar hiertegen heeft de plant zichzelf ver
dedigd op een zeer afdoende wijze. De stijl
kan n.l. door voortgezette groei zoo'n ge
weldigen druk tegen de kroonbuis-top uit
oefenen, dat zelfs zonder hulp van het zware
lichaamsgewicht van een insect, eindelijk
de stijl de buistop openstoot, waarbij het
naarbuiten geduwde stuifmeel naar beneden
valt, op de geopende stempels van de daar
onder gelegen andere bloemen. En zelfs als
dit niet lukt is Holland nog niet in last. De
stempellobben kunnen n.l. als zij nog steeds
niet bestoven worden, in hun begeerigheid
naar het noodige stuifmeel, zich naar buiten
toe omkrullen, waarbij zij eindelijk hun nek
zoover omdraaien dat de kleverige
stempelzijde tegen de eigen stuifmeelresten van de
bloem aankomt, Zoodat de stijl dan haar
noodige stuifmeel zelf als 't ware oplikt.
In de laatste levensdagen der bloemen
zijn de bloemblaadjes tot den top toe ge
heel los van elkaar geworden en staan naar
alle zijden wijd uit. Zoodoende is de toe
gang tot de bloem ruim geopend, waardoor
de insecten gemakkelijk de honing bereiken
kunnen, die in het diepst verborgen deel
der kroonbuis gemaakt is door de bloem.
Deze honing is natuurlijk een der voor
naamste redenen waarom de insecten hun
klauterpartij ondernemen, evenals de ham
men in den top van een gesmeerde
kermispaal de boeren verlokken tot klimmen. Alleen
maakt de aar het klimmen juist gemakkelijker.
P. VAN OLST.