De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 8 november pagina 5

8 november 1914 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

« r». Mov. '14. No. 1950 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Teekening van A. van der Zee MORS EN MARS TRIUMPHATORES Mors tot Mars: Wat zeg je ervan, kameraad, zoo'n tijd hebben we nog nooit beleeefd! St. Lucas in het Stedelijk Museum De tentoonstellingen komen weer af. Be halve die van de Larensche Kunsthandel", hier reeds besproken, is er een van Hart Nibbrig bij Kever in de Doelenstraat, ver volgens twee meer officieele, van Arti en Lucas. Van deze zag Ik nog slechts de laatste. Zeer boeiend i's de tentoonstelling niet, ongemeene verschijningen zijn er zoo goed als geene. 't Is meerendeels zeer vreedzaam werk, van neutrale houding zou men thans willen zeggen, bezorgd om in 't gedrang te komen. De enkele wat meer wakkere uitingen ver oorzaken geen storend rumoer. 't is een tentoonstelling zonder olieverf schilderijen en voor ieders gading zijn er tal van min of meer artistiek-uitgevoerde natuurafbeeldingen landschap, figuur etc. in zwart of gekleurd krijt, in aquarel en pastei. Daar zijn van af de vluchtigste krabbels met hun kwasi achteloos neergestreepte lijnen en lijntjes, tot aan de braaf doorgevoerde teekeningen met hun rijpe toontjes verkregen door den spons of dekverf alles presentabel gemaakt in passepartout en lijst. Er is natuurlijk wel menig waardeerbaar werk; maar daar vallen toch geen bijzondere opmerkingen over te maken. Het is hier weer eens opvallend, dat som mige teekeningen, met hun onbeholpen en onkundig getob, toch meer kunnen zeggen dan andere, die naar den eisch Ivan het métier en met denoodigestudie-ervaring:... opgemaakt zijn. Vergelijk bijv. de portret studie van Mevr. Sluijters, technisch be schouwd, een wat stuntelig gehaspel met lijntjes, eens naast de bekwaam en aarzelloos uitgevoerde teekening van Van der Waaij. Hiermee zij bekwaamheid of kennis niet overbodig geacht, nog minder aan onkunde en studiegemis een vrijbrief gegeven voor het kunstenaarschap; het moet echter aller eerst gaan om de aanwezigheid van een kern in een uiting. Over gebreken en tekort valt dan verder te spreken. Van de enkele schilders, die zich te inte resseeren bleken voor de gebeurtenissen van den dag, zijn vooral te noemen Jan Sluijters en Grauss. Beiden brachten in tafereel de Belgische vluchtelingen, de eerste in hun hollandsch asyl, de tweede tijdens hun optocht. Sluijters teekende pittig de situatie in het gebouw van de Onafhankelijken (treffende schuilplaats!). Ook in histoII Illlllllllll Illllll l Illlll IIIIIIIIIM III risch opzicht zijn deze teekeningen belang wekkender dan die van Grauss, die zich met wat algemeene opmerkingen over een willekeurigen haveloozen stoet, van zijn onderwerp afmaakte. Hij leek me hier niet op dreef als bij enkele compositie's in de Larensche Kunsthandel." Verder is er nog al een ruime hoeveelheid praphisch werk. Van den reeds ouderen Graadt van Roggen zag ik twee mooie etsjes, landschappelijke onderdeden, klemmend van uitdrukking. Kiesewetter toont zich van hem een navolger. F. Hogerwaard werkt bij voorkeur op groote (zinken?) platen, 'k Pre fereer zij»etsen boven zijn teekening, mis schien ook in 't algemeen boven zijn schilderwerk. Zijn etsen onderscheiden zich door een straffe uitvoerigheid; die echter wel eens in een wat zwaarwichtige nadrukkelijkheid blind loopt. Een aanduiden van alle bijzon derheden met hardnekkige vlijt, is nog geen karakteriseeren. (Dezelfde opmerking valt te maken bij de teekening van een' ouden eik door Gerdes). De drie Pijnboomen met den weerbarstigen wrong van takken, is om die reden bijv. meerderwaardig aan de ets: LangsdeItaliaansche kust". Minder karakter heeft het behaagziek sierlijke werk van Roelofs. Van Harting is er een enkel zeer aantrekkelijk etsje No. 992, scherp en toch ijl van lijnen. De houtsneden van Leeuw 158,159 zijn wezenloos van vorm; 160 Uilenfamilie" is een betere proef van dit mooie procédé. Verder, het bekende, degelijke, maar koude graveerwerk van T. de Jong; een weinig aanzienlijk maar smakelijk en aardig prentje van Mej. Velsen en... etc., want ik wilde nog even op een en ander beeldhouwwerk wijzen. Hiervan is deze tentoonstelling ruimer voorzien dan gewoonlijk, 't Zijn meerendeels kleine, licht verplaatsbare dingen. Heel veel daaronder is uit hout gesneden. Een nog te weinig ontgonnen arbeidsveld bij de beoefenaars der beeldhouwkunst, maar dat in tweeërlei opzicht vruchtbaar kan wezen. De techniek van houtsnijden kan een yerfrisschenden geest brengen in het bedrijf en bovendien zijn die kleine produc ten van beeldhouwkunst een williger verkoop artikel. Er is onder die klein-figuursnijders uit hout op deze tentoonstelling er een, waarop in 't bijzonder de aandacht mag gevestigd worden, 't Is meen ik een vrijwel onbekende: J. Radecker; (toch niet dezelfde die verleden jaar bij de Onafhankelijken een schilderstudietje inzond?) t Is curieus hem te ver gelijken met twee aanwezige collega's, die in hun werk gelijke tendenzen schijnen te hebben: Tjipke Visser en Bourgonjon. Zij streven naar vereenvoudigde expressie, naar een gestyleerde weergave der werkelijkheid. Het materiaal, dat zij verwerken, lokt al eenlgzins tot die styleerende opvatting, ge lijk ook een ruig, ongeprepareerd doek van zelf tot een meer decoratieve schildering leidt. Het werken in groote vlakken is de boodschap, ja, maar hoe wordt die vol voerd, hoe moeten die groote vlakken ge kozen en onderling geschikt worden. Er zijn methoden voor, leerstellingen Bourgegnon past die zeker niet onbekwaam toe. Tjipke Visser raakt bij zijn streven nog al eens klem tusschen het naturalistisch en het styleerend element. Ook bejaagt hij te veel picturale effecten. Wat wil hij eigenlijk met dien grooten kop van een ouden visscher? Het schilderachtige van de techniek demonstreeren? Ik denk te veel aan houtspaanders. Met dat al kan hij echter ontegenzeggelijk bekoorlijke beeldjes maken. Zijn Pad" (in aardewerk) is zoowat zijn successtuk met dankbare medewerking van het glimmend (glibberige) glazuur. Ik zou echter aan zijn Spelend kind" den voorkeur geven. Radecker nu, is de meest radicale en wel bewuste doorvoerder van de massale vormherleiding. Hij lijkt me een principieel strever, een die met inzicht van het organisme der vormen, uit de veelheid van bijzonderlijkheden de beteekenis weet en vindt van de overheerschende groote lijn. Hij maakt rustig en zeker de gevolgtrekking uit de bewegelijk heid van de plaatselijke details in een gestolten en vastomsloten geheel. Welbegrepen lijkt me ook bij hem het gepolijste, gave oppervlak der houtmaterie; laat het werk er maar, voor een oppervlakkige beschouwing, uitzien of het van den draaibank komt, het is mij een bewijs te meer voor vastheid van meening bij dezen jongere. Het gelaats masker No. 299 moge vreemd schijnen, aan een maansikkel doen denken, van terzijde gezien. Ik zie er een belangwekkende poging om in basreliefvorm de impressie te geven van een gelaat, vlak van voren ge nomen. Al mogen er ook soms bedenkingen wor den gemaakt over een te opvallende gelijkenis van die houten beelden met oud-Chineesche plastiek, we hebben ons hier te verheugen over teekenen van verjonging en opheffing der eerwaardige, afgeleefde beeldhouwkunst. Zoo is er dan tóch een verschijning op deze tentoonstelling. W. STEENHOFF Het Roffelrijm Amsterdam 27/10 '14 Geachte heer Charivarius, In de laatste Groene" las ik uw tamboersmarsch". Daarbij kwam een gevoel van spijt bij me op en .dit gevoel leidde mij er toe u deze woorden te zenden. U heeft me door uw bijdragen reeds veel genoegen verschaft en onder mijn vrienden is het gewoonte geworden elkaar te vragen: Heb je Charivarius deze week gelezen' en het gepinkel in de oogen bij vraag en ant woord illustreeren daarbij duidelijker dan een lang vertoog dat hij weer raak was. 't Gaat met uw stukjes zooals met die van uw collega den heer Frans Coenen. Ze geven precies de gedachten van een groot aantal van uw lezers, die u danken voor de aan gename vorm waarin u ze fixeert. En juist de gedachte die uit uw laatste bijdrage sprak kwetste me. Ik had ook die advertenties gelezen en die speciale zin schrijnde me zoo. Nietwaar, vooral bij het beoordeelen van den oorlog heeft elke ge dachte een contragedachte; men leest met genoegen dat de vijand (nietwaar wij zijn neutraal) 10.000 man verloren heeft maar zegt als het regent: die arme jongens in de loopgraven" en is meer getroffen door een uitvoerig verslag van n enkeling dan door het relaas van groote verliezen. Nu maken volgens mijn gevoel die rouw advertenties deel uit van de contrage dachte" want bij het lezen daarvan stel ik me het verdriet in de huiskamer voor en besef eerst het intens harde van den oorlog. Wat ligt er dan niet een berusting van de ouders in dien zin. Starb den Tod fürs Vaterland." [U zult me antwoorden u heeft niet goed gelezen er staat Heldentod] Mij als Hollander treft het sobere hiervan zeer sterk. Waarom? Omdat wij nu eenmaal gewend zijn ons eenvoudig uit te drukken en omdat het wezen van onze taal een voudig is. Maar wij moeten niet vergeten als wij iets in een vreemde taal lezen en vertalen ook onze waardemaat voor woor den" te vertalen. Als ik deze brief zou eindigen: Aanvaard mijnheer de verzekering etc" dan zoudt u waarschijnlijk eens bedenkelijk kijken en kreeg u zoo'n brief in 't Fransen misschien zeggen: toch beleefde lui die Franschen. Als wij iets mooi" noemen zeggen onze buurlui wunderschön" en ik heb dat woord hooren gebruiken bij het beoordeelen van een Zeppelinballon zoowel als van Apfelkuchen. Dat moet men nu eenmaal als behoorende tot het wezen der taal accepteeren. De rouwadvertenties zijn ook grooter dan in onze kranten maar dit behoort tot de schetslijntjes die een volk karakteriseeren. Maar goed, gesteld dat Heldentot wel heldendood wil zeggen, ontneem aan die ouders niet de illusie dat hun zoon wer kelijk als held voor 't vaderland gestorven is al heeft hij misschien geen vijand ge zien. Die menschen zijn hun zoon toch kwijt en vinden zoo misschien berusting door het idee dat ze een offer gebracht hebben. Het is voor hun even goed een troost als bloemen op de baar ofschoon geen van beiden hun kind terugbrengen. U neemt, naar ik hoop, deze woorden voor wat ze zijn: geschreven door iemand die met genoegen uw stukken leest en het, de keer dat dit niet het geval was, u even wilde schrijven. Hoogachtend, LEO R. KRIJN, 84 Sarphatistraat, Amsterdam. De geest, die uit dit stukje spreekt, is ongetwijfeld te waardeeren, en de opmerking over de beteekenis der woorden schijnt wel zeer juist. Maar, hoe gaarne ik ongelijk zou bekennen het is mijn liefste uitspanning dat kan ik hier, helaas, niet. Ik meen inder daad tot mijn berijmden aanval tegen het geschetter van heldendood" gerechtigd te zijn geweest. Het was een aanval tegen het verheerlijken van oorlogsdaden passieve, in dit geval en ziehier wat ik verfoei. Want met mooie termen wordt het afschu welijke minder afschuwelijk, of liever aan trekkelijk voorgesteld. En voor mijn gevoel zijn de volken op het oogenblik der oorlogs verklaring tot het niveau der kannibalen afgedaald, teruggeduwd naar het tijdperk van het vuistrecht. Er is in den oorlog, het groote vermink- en afmaakproces, niets moois. En daarom zijn alle fraaie termen hier misplaatst. Zij bedwelmen, en benevelen den geest, beletten het leelijke duidelijk te zien ... liet zich al of niet verminkt afmaken schande vór de menschheid" op last zijner superieuren ..., of zoo iets, behoorde in die advertenties te staan. Ik houd het gebruik van dergelijke termen wel degelijk voor een uitvloeisel van den heerschenden geest. Hoor prof. Eucken maar in zijn //ö/.-artikel, dat toch zeker wel mag beschouwd worden als de uiting van Duitschen geest, die onder velen der hoogstontwikkelden heerscht: ... Hier bovenal is de plaats voor een waar heidendom. Wel mag ook in het dagelijksche leven, in buitengewone omstandig heden, een enkele door zijn daden in stilte uitblinken als een held " enz. Zie het voorlaatste couplet van het Roffel-rijm. Zooeven kwam mij de volgende passage onder de oogen, uit het Hbl. van 5-Nftv.: Een infanterist aarzelde aan het bevel .van den kapitein tot voortrukken indevüurzóne te voldoen, en de geheele compagnie begon gedemoraliseerd te raken. De kapitein trok onmiddellijk zijn revolver en schoot den sol daat neer, waarna de andere soldaten dade lijk de bevelen gehoorzaamden." Is dit niet een treffende paraphrase van deze regels uit het Roffel-rijm: Wanneer je 't verdraait om een held te zijn, Krijg j' een kogel door je kop, van je eieren kapitein!" Intusschen, bestond er gevaar, dat ik ook maar ëne Duitsche pijn zou doen door mijn woorden, geen overweging zou mij er toe brengen ze te schrijven. Maar bestaat dat gevaar? Een Hollandsch rijmpje in de Groene ? CHARIVARIUS * ? Ingezonden Amsterdam, l Nov. 1914 Geachte Redactie, Het is pijnlijk om aan te zien, deze exhi bitie van Duitsche kwaadheid, die u ons te aanschouwen geeft. Eucken, Lasson, Zoozman of hoe heeten ze. Is het nu niet genoeg? Neemt u mij niet kwalijk, maar ik vind er iets onedels in wat ge doet. Heel de wereld is in een staat van geprikkeldheid. De oor logvoerenden het ergst. Tot kalm en redelijk debatteeren is men daar weinig geschikt, zeker niet over den oorlog en wat die mede brengt. Nu gaat uw polyglotte medewerker met een zeker heel knappen brief in het Duitsch den Duitschers te lijf. Niet harts tochtelijk, maar zeer redelijk, met al het irriteerende van een schoolmeester en van een didaktischen schrijftrant. Het is te be grijpen, dat bij vele Duitschers de controle over den hartstocht opgelost werd en er antwoorden komen, zooals u die openbaar maakt. De Nederlander kan nu superieur lachen, uitlachen, spotten. Maar is het humaan? Is het zelfs tot iets nut? Mij dunkt u doet daarmede schadelijk werk. Stop it. Hoogachtend, G. M. DEN TEX Of de publicatie van brieven als die van A. Mairich, van prof. Lasson en den Schrift steller Zoozman tot iets nut" waren, heb ben ook wij ons afgevraagd. En wij kwamen tot de conclusie van wel. Wij meenden nl., en wij zeiden het telkenmale in onderschriften, dat de geest", die uit die brieven sprak, karakteristiek is voor een veel te groot deal van Duitschland in en vór den oorlog, dan de meeste Nederlanders weten en dan voor onze nationale veiligheid gewertscht is. Wij kunnen zeker sympathie gevoelen ook voor zózachten inborst, dat hij zelfs aan dwazen grootheidswaan het leed van het eerlijke spiegelbeeld gespaard wil zien. Maar de grootheidswaan in quaestie is ook ge vaarlijk. En omdat hij gevaarlijk is, kan het geen kwaad, dat hij gesignaleerd wordt. En als hij zichzelf signaleert des te beter. Het is met de volle instemming van duizenden van deze Lassonsche Qroot-Duitschers, dat de Duitsche Kultur" door oprlogseljende be veiligd wordt en... verbreid, en wij meenen, door 't opnemen van aangeboden artikels, voor deze invloedrijke Pangermanen niet te hard te zijn. Overigens: Wij kondigden in ons onder schrift bij Zoozman aan, dat wij met de publicatie van die Germaansche onhebbelijk heden ophielden en de volgende (deze) week een meer verstandigen brief gingen publiceereh van een gewezen Boeren-officier: een Duitscher. Met zijn stop it" schijnt mr. den Tex ons dus iets te vragen, wat wij reeds aan kondigden te zullen doen. RED. « 4 * N.V, TECHNISCH BUREAU v/h MOENS & BECK, AMSTERDAM, ROKIN 122. Importeurs van Haringgraatstaal. Brandvrij materiaal voor plafonds, vrgs taan de wan den, trapbeschietingen, enz. in Kerken, Scholen, Kantoorgebouwen, Fabrieken, Schouwburgen, Woon huizen, Boerderijen, Stallen, enz. Monsters en nieuwe prospectus-prijscourant wor den op aanvraag gratis toegezonden. Directeuren: G. PELT J.Jzn., H. F. HERTENS B I. IHIIIIMimilMIMIIIIlll KORTING OP ALLE IN VOORRAAD ZIJNDE MEUBELEN EN ANDERE KüNSTNUYERHEIDS-YOORWERPEN UIT 'T BINNENHUIS RAADHUISSTRAAT 48?50 AMSTERDAM NIEUW! VERLANGT THANS PHILIPS '3 WATT LAMPEN 100 & 200 KAARSEN CLICHÉS R XLAMETEEKENINGEN JANoEWIT UTRECHT TEL. 2351. DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts H,65 per kwartaal U.KRUGER 47?49 Noordeinde > 'sGRAVENHAGE -: :n Internationale Transport-Maatschappij voorheen VAN DER HOOP i Co. AMSTERDAM. Directeur: JACS VAM" DEE HOOP M.Pzn. Verhuizing. - Bewaring van Inboedels. Expeditie. Agentschap der Ncderl. Stoomboot-Reededj. Pagelijksche sueldienst naar en vau den Rijn. L

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl