Historisch Archief 1877-1940
H* 1951
Zondag 15 Noyember
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING
Abonnement per 3 maanden / 1.65
VoorhetBuitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling f r. p. mail 10.
Afzonderl|ke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer .... ?0.25
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . .030
Reclames, per regel . . . , 0.40
INHOUD
Blz. 1: Oproep tot protest tegen het
interneeren van Belgische vluchtelingen
door prof. J. F. Niermeijer. Haagsche
Brief over de Belgen: Hagensis. En
gelands annexatie-politiek en Het
Oorfogstooneel door * *. 2: Frans Coenen
over Shaws Fanny's first play bij
Royaards. Just Havelaar: Tusschen Oor
log en Vrede, I. Tjerk Bottema: Een
voetreis door België, H. 3: Zachte
Drang, door Charivarius. Een brief
van Wolfskehl. 4: Valentine de St.
Point W. H. Petillon: La Soupe
populaire. Recept. 5: J. G. Veld
heer: Ontwricht Vlaanderen. Dr. P.
van Olst: Vogels en Vliegmachines.
Allerzielendag in België door L. J. K.
6: M. J. B.: Oom Theodoor uit Rollands
Jean Cnristophe. It's a long, long way
to Tipperary door Ed. Coenraads.
7: Fin. Kroniek door v. d. M. De
Handelsbeweging en de Oorlog door v.
d. S. 8: Vraag en Antwoord 4oor
Peer Waarnemer. Ingezonden: Prof.
H. Burger over Sir Pollocks brief.
J. C. Bloem contra de N. R. Ct.
9: Welwillend" door C. v. B. met muziek
van H. W. A. en teekening van Pieter
van der Hem. Des Barbares? door
Pasteur E. Giran. Schaakspel door
R. J. Loman. Damspel door J. de
Haas. 10: Teekening van Joh.
Braakensiek: De Brei- of de Brei-Soldaat ?
Bijvoegsel door Johan Braakensiek:
De Doodskophlieger.
EEN OPROEP
Het Antwerpsen Bureel voor
inlichtingen aan vluchtelin
gen, dat door Nederlanders is opgericht
en waarvan Nederlanders voorzitter en
secretaris zijn (W. A. van der Veen en
G. W. de Vos van Steenwijk) heeft bij
monde van zijn voorzitter een nobel
woord gesproken, waarvan de voornaam
ste passus hier moge worden herhaald:
Men moet dus in Nederland zeer voor
zichtig zijn met het zenden van menschen
naar België terug.
De toestand in Antwerpen is thans
onhoudbaar. De burgerdeugd, d. w. z.
de spaarzaamheid en het verder zien
dan de neus lang is, van de elementen
in het Nederlandsche publiek, die met
minder milde oogen den stroom van
vluchtelingen aanzagen, die om lijfs
behoud en volkomen gewettigd lijfs
behoud zich over Nederland uitstortte,
hebben ook hun stille kracht laten gelden,
waardoor menigeen meende verplicht te
zijn, zich te onttrekken aan de gastvrijheid,
zoo weldadig en verkwikkend door
oudNederland geboden. Ze zijn dan terug
gegaan en zitten thans in ellende, honger
en kou neer in Antwerpens straten. Ook
?het geval van een politie-autoriteit, die,
in een school met vluchtelingen komende,
de eerste drie lokalen aftelde en bevel
gaf: Voort naar Antwerpen" is niet
onbekend. Daartegenover staat de wel
dadige houding van onze hooge regeering,
die op een waardig en eerlijk humaan
standpunt haar bevelen heeft gegeven.
Het mag dan ook wel vermeld worden,
dat de dankbaarheid van het Belgisch
publiek geen vage aandoening is. Men
is zich bewust van hetgeen Nederland
heeft gedaan. Laat dit lichtpunt in deze
duistere tijden thans niet bedorven
worden door ondoordacht en onver
antwoordelijk en inhumaan optreden van
personen, die niet den toestand hebben
te gebieden.
Ongemeen welkom moet deze uiting
aan de Regeering zijn geweest. Het is
geen woord te veel gezegd, dat zij op
een waardig en eerlijk humaan standpunt
naar bevelen heeft gegeven." Men zou
alleen kunnen vragen of zij niet even te
goed van vertrouwen was tegenover velen
harer dienaren, toen zij reeds kort na de
groote vlucht der Belgen verklaarde een
zachte drang" tot terugkeer niet mis
plaatst te achten.Burgeraeesters van groote
en kleine gemeenten en eenige
garnizoenskommandanten aan de grenzen hebben
van zachte drang" een zonderlinge op
vatting getoond.
Het is in deze dingen weer als altijd:
de verkeerde elementen murmureeren,
de goeden doen zwijgend hun plicht.
En zoo is het gevaar niet denkbeeldig,
dat de Regeering toch geleidelijk te veel
onder den invloed der eerst en raakt,
waarbij zeer lastige en machtige heerenzijn.
Men verneemt thans, dat Burgemeesters
van alle kanten aandringen op het ver
trek der vreemdelingen." En aangezien
de Regeering zich tégen hardhandigen
drang tot terugkeer naar België verklaart
ook dat niet altijd met succes
meent zij geen anderen weg te zien dan:
het opbergen van alle Belgen,
die zichzelf niet kunnen onder
houden, in enkele groote
kampen.
HET IS ONZE MEENINQ, DAT DIT PLAN
NIET MAG DOORGAAN ZONDER DAT EEN
ANDERE WEG BEPROEFD IS.
Wat zijn de argumenten der magistra
ten, die de Belgen willen wegkijken?
Hun verblijf stoort te zeer den geregel
den gang van zaken in vele gemeenten;
openbare gebouwen kunnen niet langer
worden gemist. De leden der
Steuncomité's kunnen de vrijwillig aanvaarde
taak niet lang meer volhouden. Ver
keerde elementen onder de gasten geven
last en oefenen slechten invloed. Maar
vooral hoort men dit: de volksstemming
wordt door het verkeer met de natuurlijk
sterk op Duitschland gebeten Belgen
besmet; ons volk gaat te zeer
antiDuitsch voelen; en dat zou gevaarlijk
worden voor het bewaren der neutraliteit.
Dit laatste argument is, om het maar
ronduit te zeggen, potsierlijk, en toont
hoe weinig menige plaatselijke
overheidspersoon zijn burgers kent.
Ons volk had, zoo niet te voren, dan
toch dadelijk nadat de overweldiging van
België door Duitschland begon, eene
afgeronde meening over dit Duitsche
optreden; met uitzondering van enkele
kringen der hooger geplaatsten en deze
en gene handelsman veroordeelde het
den inval. De hieruit ontstane gevoelens
zijn natuurlijk nog versterkt door het
feit, dat honderdduizenden Belgen hier
heen moesten vluchten. Niet door de
praat der Belgen; de volksaard verschilt
te zeer in de meeste streken dan dat die ook
zelfs maar tijdelijk invloed oefenen zou.
En hoe is het met de stoornis, die het ver
blijf der gasten, daar waar er zeer velen
zijn, aanbrengt? Hier zou men meer van
willen wetenJHier lijkt het noodig, datjook
anderen hun stem doen hooren dan de
sputterende officieelen.
Hier hebt GIJ recht gehoord te worden,
mannen en vrouwen, die de leiding hebt
genomen bij het steunen der berooiden;
die hun dak en voedsel hebt verschaft
en duizend zorgen voor hen veil hadt;
die voor hen uw dagtaak hebt verdubbeld
en uw nachtrust geofferd.
Hier en daar hebt gij reeds geprotes
teerd; zoo tegen het onderbrengen van
alle vluchtelingen, ook de zwakken, ook
de ouden van dagen en de kleine kin
deren, in tenten en schepen; soms met
opzettelijke onthouding van warm drinken
in de vochtige kou om ze spoediger
kwijt te zijn.
Gij zult het met mij eens zijn, dat het
regeringsplan, het oprichten van groote
kampementen, een uiterst nobdmiddel
moet wezen. Zeker, het zullen geen
tenten zijn, maar verwarmde barakken.
De Belgen zullen er leven als geïnter
neerden; althans met weinig verschil.
Zij zullen stellig wel buiten het kamp
mogen gaan, maar die kampen zullen
wel niet in of vlak bij een groote stad
worden opgericht, en nu de winter nadert
is dit isoleeren zeker een weinig vroolijk
vooruitzicht, voor de vele stedelingen
allerminst.
Heeft iemund er iets van gehoord, dat
Engeland of Frankrijk op dergelijke wijs
het gastrecht gaat beoefenen? Ook
ZuidFrankrijk herbergt vele duizenden Belgen,
naast nog veel talrijker scharen van
eigen landgenooten uit het verwoeste
Noorden; maar het heeft die allen over
tal van steden en dorpen verdeeld.
Dat laatste had naar onze meening
moeten worden voortgezet; er waren
nog welvarende steden genoeg waar
militaire overwegingen het opnemen
der vreemdelingen niet zouden hebben
verhinderd. Zoo groot is ons landje niet
dat men tegen die verspreiding tot in
de verste uithoeken", zooals sommige
bladen schreven, behoefde op te zien.
Maar in elk geval er dient eerst
overleg gepleegd, voordat het
isoleeringsplan te veel voortgang neemt. Is het bijv.
in vele gemeenten niet zeer wel uitvoer
baar, de vreemdelingen onder te brengen
bij de burgers, wanneer dezen daarvoor
een voldoende vergoeding ontvangen?
Op dit laatste komt het natuurlijk voor
velen aan; de meesten kunnen den winter
niet ingaan met nietbetalende gasten.
De Regeering wil voor de voeding van
volwassenen 30?35 et. vergoeden, voor
kinderen 20?25; zij neemt bovendien
de kosten van verlichting en verwarming,
en zoo noodig voor aanschaffing van
dekens en matrassen voor haar rekening.
Zij kan niet minder doen, waar zij
Engelands aanbod van geldelijken steun
heeft geweigerd. Zij kan misschien ook
moeilijk meer doen.
In sommige plaatsen heeft men zichzelf
geholpen. Zoo schrijft de uitnemende
Westervoortsche medewerker van het
Handelsblad 1) J. J. B., dat men te Arnhem,
in 't algemeen, niet zoo verlangend is,
ze in andere plaatsen onder dak te
brengen 't comitédaar heeft
fondsen genoeg envindt daar
door ook in Arnhem ruim
schoots gelegenhei d."
En waar de krachten der vrijwillige
verzorgers te kort gaan schieten, daar
zal toch wel versterking en aflossing te
verkrijgen zijn; versterking ook uit de
kringen der meergegoede Belgen, al is
daarvoor hier en daar misschien een
krachtige aansporing noodig. En anders
ware betaalde hulp te nemen.
De vele duizenden, die in Zeeland en
Brabant in den winter niet opeengepakt
kunnen blijven, waren te verdeelen over
de talrijke steden en dorpen, die zich
voor de ontvangst van aanzienlijke ge
tallen gasten bereid hebben verklaard,
toen de Regeering de verspreiding heeft
stopgezet, en ook o ver wel varende streken,
welker bereidvaardigheid nog niet open
lijk bleek, maar misschien voor den dag
zal komen bij zachten drang". (Geen
drang zal daartoe noodig zijn! Red.)
Kortom, er dient nog heel wat be
proefd voordat het uiterste redmiddel,
de noodberging" in kampen, aanvaard
kan worden. Aanvankelijk was de Regee
ring allicht onder den indruk dat de
groote meerderheid met enkele weken
terug zou kunnen gaan. Daarnaar ziet
het niet uit. En men kan toch geen
honderdduizenden in kampen
onderbrengen!
Een deel der burgerij, en met name
weer der plaatselijke overheden, ver
schuilt zich achter de zorg, die eigen
armen geven. Maar Nederland is rijk
genoeg om n voor de zijnen n voor
de ongelukkige Belgen zorg te dragen.
En rijk of niet dat is nu eenmaal
onze plicht! Wil men dan niet be
denken hoeveel lichter deze plicht moet
vallen dan de gruwelijke oorlogslast die
al onze naburen te dragen hebben?
Het Antwerpsch Inlichtingen-bureel
zorgt, dat geen Belgen in Nederland
zullen blijven, die in België leven kunnen.
Voor ieder geval geeft het snel en goed de
onontbeerlijke voorlichting. Een pak van
't hart voor de bezorgden, die maar bang
zijn, dat wij meer zullen doen dan noodig
is. Maar nu hun -die angst is afgenomen,
laten zij nu ook allen meewerken, opdat
onze kinderen niet alleen over de oude
Batavieren hooren, dat het gastrecht hun
heilig was"; dat zij den vreemdeling
steeds van het beste gaven."
Er is spoedig handelen noodig. Nu
de herfstvlagen zijn gekomen, en de
winterkou spoedig volgen kan, nu moeten
eerst de bewoners van schepen en tenten
geholpen. Ook bij goed weder is het
verblijf in de laadruimen van een ijzeren
Rijn-aak niet aanlokkelijk; maar als de
luiken dicht moeten voor den regen en
als de koude komt, dan wordt dat toch
Jiaast onhoudbaar. Die menschen
kunnen niet wachten totdat het
barakkenkamp klaar is, dat nog gebouwd
moet worden.
Mijn verzoek aan de Redactie is: geef
ieder die een goeden raad te geven heeft,
gelegenheid die mee te deelen. Blijkt het
dat een samenkomst gewenscht is, tot
nader overleg, men doe de Redactie weten,
daaraan te willen deelnemen. Een oproep
zal dan volgen.
Er mogen ook vele anderen een kort
blijk van instemming zenden met wat
hier gezegd is; allereerst de geestelijke
leiders van ons volk, en allen wier naam
van openbare bekendheid is. Geen be
scheidenheid houde iemand terug. De
Regeering moet den indruk krijgen dat
een gezaghebbend deel der
natie het bijeenbrengen van
alle Belgen in kampen kwal ij k
overeen te brengen achtmet
Nederlands goeden naam.
Utrecht J. F. NIERMEIJER
* * *
Het verheugt ons niet langer alleen
den strijd te moeten voeren tegen den
harden zachten drang" van vele kleine
Nederlandsche autoriteiten.
1) België in Holland, I. Avondblad van
11 November 1914, blz. 5.
In het Handelsblad en elders vingen
inzenders aan k te protesteeren, en de
warme oproep, hierboven afgedrukt, van
prof. Niermeijer, is almede in staat het
opgekomen monster van de ongastvrijheid
den nauwen kop in te drukken.
Want breed is 't beestje niet geschapen!
Een eenvoudige rekensom kan den
benauwdsten gastheer doen weten, dat
het ondanks oorlog rijke Nederland slechts
een relatief gering bedrag aan het onder
houd der Belgen behoeft te besteden : Vol
gens de jaarcijfers van 1911 bedraagt het
Ned. vermogen ? 7.286,000.000. Volgens
die jaarcijfers zijn de kleine vermogens
in nog geen 20 jaren tijds van '94 tot
'11 in aantal vermeerderd met bijna 30
pCt., de groote vermogens (tot ?500.000
toe) in aantal vermeerderd met ongeveer
40 pCt., en de zeer groote vermogens (de
millionairs-vermogens) met 40 tot 60 pCt.
Als men J/4 pCt. van het als zoodanig
bekende nationale vermogen zou uitgeven
aan een langdurige berging der Belgen,
hield men nog wel een zuinige duit over.
De regeering gaat ons aderlaten. Wij
zullen 250 millioen moeten opbrengen
voor de kosten van mobilisatie en steun
in de maatschappelijke ontreddering. Zou
men ter wille der gastvrijheid daar geen
5 of 10 opcenten op kunnen leggen ten
bate der Belgen?
Voor onze verstoktste tegenstanders
hebben wij nog een argument. Het is
kom, laat ons de schroom op zij zetten
een argument in het Nederlandsch belang.
Reeds gaven wij er n zoo. Het luidde
toen aldus: Indien de Duitschers, wat
men mogelijk moet achten, ooit op de
vlucht moesten slaan, zou de vlucht
moeten geschieden dór België heen.
Een vlucmend leger is een leger vol van
angst. Een vluchtend leger was het, dat
de Paltz vernielde. Het waren nerveus
geworden troepen, die in Leuven den
nacht van verschrikking ontbreidelden.
Laat de Duitschers moeten vluchten en
lees de rampen af, die België zal onder
gaan! Wat zal dan", schreven wij, de
Belg zeggen, die met zachten drang is
teruggeduwd in zijn land, een hel dan?
Hij zal zeggen, dat Nederland hem in
een val gelokt heeft, Nederland waarvan
de vreemdeling vroeger geloofde hij
heeft een excuus voor dit geloof in het
doen en, jegens de Belgen, het laten van
ons koninklijk hof! , dat het
Duitschlands partij koos."
Reeds bezigden wij dit argument. Er
is nog een ander, dat evenmin afstamt
van den barmhartigen Samaritaan, maar
dat wij den voorzichtigen politicus aan
bevelen : Als de tijd komt, zeggen wij
tot zoo een, dat de verbondenen mochten
zegevieren, en als de weg naar het vlakke
land van Munster hen aantrekt als een
magneet, welke barrières kunnen wij dan
stellen aan hun op Berlijn gerichte over
macht? Zeker verscheidene. Maar zou
dan niet k eenigszins een barrière zijn
de Belgische aanhankelijkheid en aan
wezigheid bij ons?Neen wij geneeren
ons met zulke zaken te moeten aanko
men, maar hij overwege het, die door
geen andere argumenten getroffen wordt.
Het is gelukkig, dat van de massa van
ons volk, zoo iets niet kan worden gezegd.
Het is zeker, dat de beste eigenschappen
van onze natie, de vertooninglooze
degelijke hartelijkheid vooraan, zich op
ontroerende wijze geopenbaard hebben.
En de kleine moeilijkheden zijn er om
opgelost te worden.
Wij hopen dus, dat duizenden gevolg
geven aan prof. Niermeijers oproep.
Men zende hem, of ons, bewijzen van
instemming met den eisch: dat geen
overwintering in concentratiekampen het
deel zij der Belgische gasten in Nederland.
? ? *
Een Haagsche Brief
De Overheid en de Vluchtelingen
In geen onzer steden is de tegenstelling
tusschen de hartelijke ontvangst der burgerij
van de Belgische vluchtelingen en de hou
ding onzer Overheid vermoedelijk zoo scherp
geweest als in onze vorstelijke Residentie.
Het is begonnen met de weerstreving om
ze op te nemen. Toen de groote stroom is
komen opzetten, was het wachtwoord: zoo
weinig mogelijk hier toelaten, zooveel mo
gelijk doorzenden. Eene Inspecteur der Holl.
Spoorweg Mij. kreeg een standje van onzen
burgemeester, omdat hij nog een 300 stak
kers uit den trein had toegelaten op ons
perron (wat dezen ambtenaar er toe bracht
zich te beklagen bij het Ministerie van
Binnenlandsche Zaken, dat hem in het gelijk
stelde.) De rijke residentie heeft dan ook
verhoudingsgewijs veel minder lastposten"
gehad, dan Rotterdam en Amsterdam, en
zeker veel minder dan een der Zuidelijke
i kleine gemeente.
Intusschen ook Den Haag kreeg zijn
duizenden en de burgerij zette met gulheid
haar huizen open. Vooral ook de kleinere.
En teekenend voor de stemming van deze
was dat in een klein-burgerbuurt als de
zgn. Transvaalsche, waar in een Toevlucht
een 150 vluchtelingen gehuisvest waren,
heel de buurt er een eer in gesteld heeft,
voor de voeding, kleeding en versnapering
van dezen zelf te zorgen. Van alle kanten
trouwens stroomden aanbiedingen van geld,
kleeren, huisvesting toe. Twee, zelfs drie
kleedingdepots konden gevormd worden;
karavanen voor de vluchtelingen in het
Zuiden des lands, met goederen en etens
waren werden uitgezonden; huizen en toe
vluchtsoorden geopend. .En, als gezegd, zeer
velen in den eigen familiekring.opgenomen.
* * *
Doch het Oyerheidsoog zal al deze spon
taniteit met blijkbaar leedwezen. Het moest
ge kent de inventie van den Haagschen
rechter, Hoogeraadsman: een noodberging"
blijven. Natuurlijk moest ligging en voedsel
verstrekt worden, maar toch zoo dat het
verblijf toch vooral niet te aangenaam zou
worden. Particuliere Comités hebben er voor
moeten zorgen, dat bij de eerste ontvangst
van de groote scharen in het Circus te
Scheveningen het noodige bijeen was. En
toen zij dit gedaan hadden werd geheel
buiten hen om, een Stedelijk Comité" be
noemd, dat alle aangeboden samenwerking
met die Comité's terzijde liet, niet alleen
tenzij waar het hun hulp behoefde maar
bovendien er vooral op uit was, het verdere
onderbrengen van vluchtingen bij particu
lieren, ook zelfs bij de allergunstigst beken
den, tegen te gaan. Zoo is bv. tegm alle wet
en recht in, aan twee moeders, wier dochters
reeds bij geachte ingezetenen waren onder
gebracht, vanwege het Comiténadrukkelijk
belet, gevolg te geven aan de uitnoodiging
dier ingezetenen, om bij hun dochters de
particuliere gastvrijheid mede te gaan ge
nieten, en den majoor v. h. Leger des Heus,
die het bekende burgerhotel Elim" in de
Wagenstraat alhier beheert, is nadrukkelijk
het verbod opgelegd, meer van zijn gasten
toe te laten bij particulieren te gaan. Een
Gemassregel", dat trouwens eigenaardig
klopte met het verschil in houding door
den Rotterdamschen en den Haagschen Bur
gemeester omtrent de inschrijving van bij
particulieren gehuisveste vluchtelingen aan
genomen. In Rotterdam werd de burgerij
uitgenoodigd" hun loges te doen inschrij
ven, in den Haag werd het onder strafbe
dreiging bevolen".
En de zachte drang" werd vanwege politie
en stedelijke Commissie onder leiding van
mr. Penn o.a. in dien zin geïnterpreteerd,
dat juist Donderdag 5 Nov. den loges van
bovengenoemd hotel Elim", voor zoover zij
daar op gemeentekosten waren, werd aan
gezegd, dat zij den volgenden dag allen naar
het circus zouden worden getransporteerd.
Voor de soort van gasten, daar aanwezig,
een schriktijding, die er dan ook zoo den
schrik in bracht, dat een 30-tal besloot dan
liever den terugtocht te aanvaarden. Toen
zij Vrijdag eenmaal weg waren, kwam er
weer tegenbevel: de anderen mochten blij
ven ! Of dit tegenbevel gegeven is onder
invloed der juist Donderdag uitgezonden
Regeeringscirculaire tegen te grooten
terugzendingsijver, dan wel omdat het doel met
het eerste bevel bereikt was, durf ik niet
zeggen. Het heele geval teekent intusschen
de situatie nader.
HAGENSUS.
? * 0
Engelands jongste annexatie
(bij de kaart op blz. 2)
Wij bedoelen hiermede niet Cyprus of...
Egypte, maar de Noordzee. Die zoogenaamde
afsluiting toch komt inderdaad neer op eene
annexatie en is volken-rechtelijk onverde
digbaar. De Noordzee is feitelijk, verboden
toegang verklaard voor alle omliggende lan
den, behalve voor Engeland en zijn vrienden.
Een zeer beperkte route, geheel en uit
sluitend door en ten genoege van Engeland
vastgesteld, staat vriendenschepen toe, onder
zekere voorwaarden, bescheiden, onder
politietoezicht, daarvan gebruik te maken.
Gevischt worden mag en kan er niet meer.
In n woord, men teekent den toestand
het best door kortweg te verklaren, dat de
Noordzee Engelsch territoir is geworden.
Van dit nieuwe Engelsche gebied geven wij
hier een schets. Wij hebben op die schets
de voornaamste oorlogshavens aangegeven,
welke in den huldigen strijd van belang zijn.
Dover en Sheernes zijn steunpunten van
het deel der Engelsche vloot, dat een Duit
sche scheepsmacht beletten moet het Kanaal
in te loopen. Mocht deze macht daarin toch
slagen, dan wacht haar nieuwe tegenstand
van de divisiën, gestationneerd in de oorlogs
havens van Portsmouth en Devonport.
In het Noorden der Noordzee beschikt
Engeland over de oorlogshavens Rosyth en
Peterhead in Schotland, Wiek en Caithness
in Noord-Schotland. Van hieruit beheerscht
het de Noordelijke toegangen tot de Noordzee.
In het centrum, om het zoo eens uit te
drukken, is Sheerness aan de Theems- en
Midway-monding de voornaamste centrale
maritieme basis. Het is ook door haar ver
sterkingen een uitnemende wijkplaats voor
een geslagen Engelsche vloot en bovendien