Historisch Archief 1877-1940
15 Nov. '14. Nö. 1951
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
De lakenhal van Yperen naar een eind-negentiende-eeuwsche gravure. Het aspect van de lakenhal en omgeving was tot dezer dagen hetzelfde
Het Vleeschhuis van Yperen naar een lichtdruk
Ontwricht Vlaanderen
Het groote leed heeft zich nu
saamgetrokken om schoon Vlaanderenland.
Het eertijds zoo blijde land hijgt en bloedt
nu onder de schrikkelijkste aller plagen,
die ooit over Europa zijn gekomen. Velen
dier oude stedekens, tal dier intieme
dorpjes zijn geworden tot oorden van
nameloos wee, tot werelden van tranen
en gefluister...
Het goede Vlaamsche volk ziet het
gebeuren, dat al wat door vele eeuwen
neen, aan kennis, aan kunst, aan weten
schap, aan oprechte menschelijkheid werd
vergaard een schat die den trotsch
was van een land, van... een gansch
Europa op n noodlottigen dag of
n wanhopigen nacht van de aarde
wierdr gevaagd.
Zij zijn velen onder ons, die het Vlaam
sche land kennen en het gulle Vlaamsche
volk genegen zijn. Met angstige zorg
luisteren wij of den zwakken harteklop
der geteisterde landen hoop blijft geven
op nieuwen opbloei. Zal na Leuven, zal na
Mechelen, Brugge het houden. Zal Gent
gespaard blijven? Hoe zal het staan
iiiiiiiiiiiiniiiiiinmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniimitiiiimn niiitiiiiiiiiiiiiiim
NATUUR EN TECHNIEK
iiillllliilliillllliliilillll
VI
Vogels en Vliegmachines
De Bonn'sche hopgleeraar Putter, die reeds
veel verrassend origmeele opmerkingen ge
maakt heeft over allerlei levensverrichtingen
van dieren, gaf onlangs een kritische ver
gelijking van de prestaties van de natuur
lijke vliegmachines, de vogels, en de door
menschenhanden gefabriceerde vliegtoestel
len. Vooral in de eerste tijden der bruikbare
vliegmachines was men erg geneigd de
menschelijke prestaties te kleineeren in ver
gelijk met de vluchten der echte vogels.
Begrijpelijk is dit wel, zelfs nu nog, want
wanneer men een eendekker ziet voortsnorren
geeft zij toch nooit dat gevoel van absolute
volmaaktheid en betrouwbaarheid als een
voortwiekende reiger, of een vlugwendende
meeuw. Zelfs op wetenschappelijk gebied
wprden nog velen gevonden die meenen, op
gfond van berekeningen zelfs, dat het totaal
effect der menschelijke vliegmachines nog
vele tientallen malen kleiner is dan dat der
dierlijke. Wil men echter op eerlijke wijze
beide vergelijken dan dient men werkelijk
gelijksoortige prestaties te vergelijken en
dan liefst in dorre maar eerlijke getallen de
uitkomsten aan te geven. Putter doet dit
puntsgewijs en zijn redeneeringen en bere
keningen laten veel ongedachts verschijnen.
Om te beginnen met het allerbelangrijkste
punt n.l. de constructie-zekerheid van beide
machines. Hierover is helaas nog te weinig
bekend. Wel bij de menschelijke toestellen
maar niet bij de dierlijke, want wij weten
niet of een vogel ooit verongelukte door
het weigeren van zijn motor n.l. zijn spieren,
of doordat de vol-planéveranderde in een
onverwachte val, of dat een der vleugels
plotseling brak, hoewel ik mij herinner, dik
wijls genoeg na een storm, jonge meeuwen
met gebroken vleugels op Vlieland gevonden
te hebben. Maar het is lang niet zeker dat
deze vleugelbeschadiging in de lucht gebeurd
was. Toch moeten wij, gezien de talrijke
menschelijke ongelukken op dit gebied, de
superioriteit der vogels in dit opzicht ten
minste erkennen, alhoewel het bedrag dezer
meerwaardigheid niet in cijfers is uit te
drukken.
Maar in andere opzichten is een vergelijk
wel mogelijk. Door proefnemingen is het
arbeidsvermogen der vogelspieren onder
zocht; hierbij bleek dat een duifspier 12.5
Kg. zwaar zou moeten zijn om n
paardekracht arbeidsvermogen te hebben (dat
beteekent: in l seconde 75 Kg. n meter
hoog op te tillen), terwijl het gewicht van
een vliegmachinemotor, met hier nog bij
gerekend de toestellen voor de overbrenging
der beweging, de olie- en
benzine-voorraad voor een viertal uren, en het
koelmet de tallooze liefelijke dorpjes, die
naast het natuurschoon, waarin ze als
een baken van gastvrijheid liggen, elk
voor zich de meest intieme schoonheid
van ras en beschaving bieden. Daar is
een romaansch kerkje, ginds treft een
merkwaardig raadhuis, een derde heeft
met piëteit een gildehuis bewaard oude
getuigen uit een ouden tijd, waarom
de nieuwere tijd zich heeft gevlochten,
gelijk het min kostbare zilver den
flonkerenden edelsteen omvat.
Wordt niet in ons eigen zijn gegrepen
als wij hooren van den nood, vernietiging
en dood daar in het Zuidelijk
Vlaanderland? Wij zijn zoo innig stamverwant
door geschiedenis, kunst, kuituur en ras.
Ras dat tegenover ons staat, gelijk de
Zeeuw staat tegenover den Fries, maar
toch zoo diep saamhoorig met ons Hol
landers, Friezen en Zeeuwen, doordien
wij allen te samen ons voelen als Neder
landers.
Zij zijn talrijk, de Hollanders, die het
Vlaamsche land kennen en er zijn velen
die de prachtige reis deden, die begon
bij het stil-statige Middelburg, vervolgd
werd per boot en tram, langs het be
moste Sluis, naar het koninklijke Brugge,
waar de stille kanalen vloeien langs de
paleizen en hallen dier middeleeuwsche
patricische kooplieden, welke zich konin
gen voelden! Vorsten ontvingen als huns
gelijken. Brugge, waar men kan droomen
aan het Minnewater over de vergankelijk
heid van den mensch, maar ook kan
juichen over de macht dien hij heeft
om eeuwen en eeuwen na zijn verscheiden
in ontroerende sprake te spreken over
het verband dat hij legde tusschen de
plaats zijner inwoning en zijn kunst, zijn
wetenschap en zijne liefhebberijen.
Hoezeer is de fijne Memlinc niet ver
eenzelvigd met de kostelijke pracht eener
Vlaamsche stad als Brugge. Moest niet
de sappige, gulronde Rubens de man
wezen van het bloedrijke Antwerpen.
En kan zich bij ons, in het statiger
Noorden, Rembratidt wfel anders gedacht
worden dan in het oppermachtig Amster
dam. Moest «tiet Haarlem een schilder
hebben als Hals? Haarlem met zijn
talrijke huizen van liefdadigheid, wier
regenten plechtig bijeen traden of ook
wel in joliger functie krijgshaftig feest
maalden als vroolijke schutters.
Zoo nadrukkelijk wijst ook iedere
Vlaamsche stad het verband tusschen
inwoners en geest. Was Brugge de stad
der aanzienlijke kooplieden, kon Gent,
de stad der brouwers, zich
verhoovaardigen een man als Jacob van Artevelde
als gildebroeder te hebben, Yperen was
de stad der bezige lakenwevers en
lakenkoopers.
Niet licht is te vergeten den dag, waarop
ik voor het eerst Yperen zag, de schoon
ste zuidelijke Vlaamsche stad. Het was
op een stillen voorjaarsmorgen, toen de
lente haar bruidsluiers begon te weven
om de takken der blanke berkenstammen
en gansch het land en heel de stad gedom
peld was in een bad van zilveren dauw.
In den schijn van het schuchter
zonnegloren werd de stad een droom, een droom
uit een wonder kleurig sprookje, waar de
fantastisch architecturale schoonheid der
lakenhal als een oostersch paleis uit de
Duizend en een Nacht ten hemel rees.
Lakenwevers en lakenkoopers waren
de stichters van dit monument. Met
ongeveinsden trotsch richten zij het
middenpunt van hun handel en bedrijf
in het hart der stad. Fier deden zij den
hoogen Belfried, die met beierende klok
ken hen ten arbeid riep, in het luchtruim
spitsen, bevallig deden zij de andere
water, zelden
meer dan 4 Kg.
bedraagt voor
elke
paardekracht. Dit be
teekent dus reeds
dat de vlieg
machine-?spier"
ruim drie maal
meer presteeren
kan per gewichts
eenheid, dan de
duiven-?motor".
Maar vór Putter
was deze me
thode van verge
lijking nog niet
eerlijk genoeg.
Als men eerlijk
is moet men de
beide toestellen,
vogel en ma
chine, eerst op
gelijk gewicht
brengen eer zij
vergeleken wor
den. Terwijl bij
een
vliegmachine-motor, zelfs
bij een groot
aantal
paardekrachten, het ge
middeld gewicht
per paardekracht
ongeveer 4 Kg.
blij ven kan,is een
gevolg der spier-natuur zelf dat de spierpresta
ties per gewichtseenheid des te grooter zijn,
des te kleiner de vogel is. Dit beteekent dus,
praktisch, dat een vogel die tienmaal zwaar
der is dan een duif niet volstaan kan met
tienmaal meer spiergewicht, maar vél meer
moet hebben. Past men de hiervoor proef
ondervindelijk gevonden verhoudingen toe
dan zou een duif, die even zwaar was als
een menschelijke vliegmachine van 900 Kg.,
voor elke paardekracht 171 Kg. spier noodig
hebben, zoodat dus de motor met de boven
vermelde 4 Kg. per paardekracht, ruim 40
maal meer presteeren kan dan de
duivenspieren, in plaats van slechts 4 maal.
Als men nu op dezelfde wijze steeds de
menschelijke vliegmachine vergelijkt met de
duif, op machine-omvang vergroot (dus tot
een oorlogs-?Taube ' die bommen gooit!)
dan vindt men de volgende gegevens (den
door Putter gevolgden weg heb ik moeten
weglaten, wegens de eenigszins dorre bere
keningen). De vliegsnelheid van de kleine
duif is ruim 8 meter per seconde, wat bij
de groote-duif" (zooals wij de in gedachten
vergroote vogel zullen noemen) met ruim
32 meter zou overeenstemmen, waarvoor
honderd paardekracht zou noodig zijn. Daar
de beste vliegmachines een snelheid ont
wikkelen van ruim 33 meter per seconde,
Vogelmotor: vleugel met vliegspieren, van een kraai
bij een motor-macht van honderd paarde
kracht, blijkt dat in dit opzicht de vogels
en de vliegmachines vrijwel op gelijke hoogte
staan.
Dan komt de lengte der vlucht en de
tijdsduur der vlucht aan de beurt. Kennend
het stofverbruik der vogelspieren bij elke
geleverde arbeid, dus in welke mate de
spier voortdurend door het werk wordt uit
geput kan men uitrekenen, wanneer het
vogellichaam uitgeput is door stof-verlies.
Was de groote-duif" nu in staat het juist
zoo lang vol te houden als de kleine duif,
die zoo lang vliegen kan tot een vierde
van haar lichaamsgewicht verdwenen is
(stel zoo'n vermageringskuur eens voor!)
dan zou de groote-duif" ongeveer 8,5 uur
kunnen vliegen en in dien tijd een kleine
duizend Kilometer afleggen. Maar onze vlieg
machines kunnen meer leveren, want het
tijdsduur-record is reeds boven de vieren
twintig uur gekomen, met een doorvlogen
afstand van 1800 Kilometer. In deze op
zichten hebben de menschen de vogels dus
reeds lang verre overtroffen!
Vervolgens het draagvermogen der vleu
gels; de groote-duif" zou een vleugelop
pervlakte hebben van bijna achttien vierkante
meter. Het draagvermogen per M2, bij een
snelheid van l M, per sec. zou dan 50 gram
zij n, en hetzelfde
berekende getal
is bij de vlieg
machines slechts
30gram,zoodatin
dit punt de vogel
ons nog de baas
is. Bovendien
zijn de duiven
de baas in het
tijdelijk gewel
dig vergrooten
van de te leveren
arbeid, het spur
ten" zooals men
dat zou kunnen
noemeH. Een duif
kan n. 1., als 't
noodig is, tijde
lijk haar vlieg
snelheid dertien
maal grooter
maken, wat na
tuurlijk voor een
vliegenier
ietsongehoords is.
Het is waar dat
dergelijke onna
volgbare kracht
prestaties alleen
bij kleine vogels
mogelijk zijn;
grootere hebben
reeds moeite er
mee als zij iets
meer arbeid wil
len verrichten dan normaal, in korten tijd,
maar wij moeten toch in dit opzicht onze
minderheid erkennen.
Wat het vermogen betreft om tegen de
wind op te tornen, spreekt het vanzelf
dat de bereikte snelheden reeds dadelijk
bewijzen dat de vliegmachine met een eigen
snelheid van ruim 44 M. (die bereikt is)
natuurlijk tegen een sterke stormwind eerder
in kan gaan dan een vogel, die 20 meter
snelheid kan bereiken. Maar als men de
plotselinge veranderingen erbij haalt die
de luchtstroom hebben kan (en gewoonlijk
heeft) dan kijkt de vliegenier op z'n neus
en de duif triompheert. Een windstoot, die
een vogel treft, zou gevaarlijk kunnen worden
als de vogel niet in staat was door geschikte
vleugel- en staart-bewegingen te reageeren
op deze poging om haar evenwicht te ver
storen. Deze bewegingen, die het bedreigde
evenwicht herstellen, gaan zoo geweldig
vlug bij de vogels, omdat hun spieren in
de eerste plaats veel snellere bewegingen
kunnen uitvoeren dan die der zoogdieren, dus
ook dan die der menschen, maar in de tweede
plaats doordat de balanceer-bewegingen der
vogels als 't ware automatisch gaan, zonder
dat de vogel erbij behoeft te denken; op
dezelfde wijze als wij, zonder erbij te denken,
de juiste balanceer-bewegingen op een fiets
bouwwerken van algemeen administra
tief belang het raadhuis, de Zaal der
Zevenentwintig daarbij aansluiten, en
in de omligende straten regen zich de
huizen der kooplieden en wevers als een
beschermenden keten om het kleinnpod,
dat aller levensvoedster was.
Een mensch wil gaarne de waarde van
de dingen, zijn bewondering afmeten
naar de macht van het getal. Welnu, men
kan tevreden zijn met de cijfers. In 1200
werd onder graaf Boudewijn van Vlaande
ren met den bouw van den oostelijken
vleugel der Lakenhal, met de
opmetseling der Belfried aangevangen. In 1230
was dit deel voltooid, in 1285 werd de
bouw voortgezet om in 1304 totaal be
ëindigd te zijn. De Beffroi is 70 Meter
hoog. De hoofdgevel van de Lakenhal
allén (want door den aanbouw van het
nieuwere raadhuis en de zaal der 27, is
de gezamentlijke bouw veel uitgebreider)
is 132 Meter lang. De groote zaal op de
eerste verdieping meet 2472 vierkante
Meters!! De geheele betimmering van
het dakgebinte is zichtbaar gebleven. De
zware moerbalken hebben een buitenge
wone spanning. Het hout (eiken) is over
zee, uit Noorwegen met vlotten
aangeIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIJII
uitvoeren. Zoodoende kan een vogel per
seconde ongeveer zeventig verschillende be
wegingen uitvoeren, terwijl de mensch er
slechts twaalf per seconde kan uitvoeren
(zonder erbij na te denken!, anders is het
aantal veel kleiner). Brengt men echter
weer het grootere formaat der vliegmachines
in rekening, dan wordt deze verhouding iets
gunstiger, daar de mensch dan met 18 be
wegingen per seconde (dus l H maal meer
dan nu) zijn vliegtoestel even secuur en
vlug zou besturen in alle wind-verrassingen
als een vogel. Maar, en dit is een heele
groote maar", dan zouden die 18 bewegingen
ook zonder nadenken verricht moeten kunnen
worden, en zoover zijn zelfs de best ge
oefende vliegeniers nog niet gekomen. Een
heele stap vooruit naar de vogel-prestaties
doet men echter door het invoeren van
automatische balanceer-apparaten in de vlieg
machine, want deze reageeren natuurlijk
onmiddellijk, zoodat zij onze hersenen van
een groot deel van hun werk verlossen;
waardoor deze natuurlijk weer beter op
andere storingen kunnen reageeren.
--Ten slotte de hoogte waartoe beide
vliegers gestegen zijn: de condor is de
eenigste vogel die tot eenzelfde hoogte
opgestegen is als de vliegmachines gedaan
hebben bij het slaan der hoogte-records.
Maar er is nog een groot verschil bij déze
vogel- en machine-prestatie. De machine
heeft deze hoogte geheel door eigen kracht
bereikt, maar de condor kan nooit door
eigen vliegvermogen zoo hoog stijgen. Alleen
door de hulp van stijgende luchtstroomen,
dus van de wind-energie, kan de vogel zoo
hoog komen, waar zij in volkomen rustige
lucht nooit zou kunnen blijven zweven. Door
eigen spierkracht brengen vogels het nooit
hooger dan ruim vijf kilometer, wat ver
beneden het menschelijk hoogte-record blijft.
Alles samen vattend mer.kt Putter op dat
de vogels ons de baas zijn in constructie
betrouwbaarheid, in plotseling sterke arbeids
prestatie (spurten) in draagkracht der vleugels,
in het reageeren op evenwichtsstoringen en
het snel ongedaan maken hiervan.
Gelijkwaardig zijn menschen en vogels in
snelheid, en het hiervoor benoodigde arbeids
vermogen, en in het meedragen van extra
lasten.
De mensch is de baas in prestatie der
motoren (dus spieren), in het vermogen tegen
stormwind in te vliegen, in afstandsrecord,
in duurrecord, in hoogterecord.
Maar, zegt Putter zeer terecht, daar de
totale-prestatie van een machine geheel
afhangt van haar slechtste eigenschap en
deze bij de vliegmachines bestaat uit de
betrouwbaarheid bij het werk, hebben de
vogels toch voorloopig nog de eer van de
beste vliegers te zijn. Maar hoe lang nog?"
P. VAN OLST