De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 29 november pagina 1

29 november 1914 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

?HVfiffiS Zondag 29 Norember A°. 19M DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden / 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12' UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels /1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel ?0.25 0.30 .0.40 INHOUD \. Blz. 1: Een wanhoopskreet: Prof. iNiermeyers, enquête in Zeeland en NoordBrabant. Kroniek: Voorteekenen. Het Beleg van Frankrijk door **. 2: De artillerie in den oorlog door * *. INaastenliefde (de wolhandel).?Feuilleton "door Leonard Merrick. Dr. Alphons jDlepenbfock over den zang van Vondels jReyen en de Ned. letterkundigen. 3; Theologant: Duitsch geloof. Hessel Jongsma: Boeken voor Kinderen. Inge zonden : Het versje op de predikanten. 5: Tutti Frutti door N. M. de W. H. ?W. H. 'Petillon: La Soupe populaire. 'Dr. P. van Olst over vertraagde ontkieming lyan zaden. 6: Van den Eeckhout over iVan Kol en zijn Indische zwerftochten. .Plasschaert: Pulchri Studio. J. H. ?Boot over de Belg. vluchtelingenkam pen. 7: Matthijs Vermeulen over ?solisten. Dr. J. L. Walch over Lour>des. 8: Charivarius: Leuzenrijm. 'Charivari. Prof. J. van der Kloes: Metselaars, beëedigde deskundigen, II. 'De Appels, teekening van P. van der IHem, woorden en muziek van Ed. Coenraads. 9: Fin. Kroniek door v. d. M. De Handelsbeweging H, door v. d. S. Anti-Germaansch door Kok. Schaakspel ?door J. de Haas. ?0: Teekening van joh. Braakensiek: Treub en de oorlogs"ïasten. .'. Bijvoegsel door Johan Braakensiek: dood en het militairisme. llilllllliiiiimiillmiiiiuiMiitmtiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiii EEN WANHOOPSKREET Laat de ondersteuning der Belgen den naam van weldoen blijven verdienen! Wij plaatsen hier, vooraan, dezen wan hoopskreet van een man, die met eigen l pogen zag, en die, vergezeld van een 'jwogleeraar-ambtgenoot, van studenten,1 corps-bestuurders en nog andere periSonen, alle hier genoemde plaatsen, waar behoeftige Belgen zijn ondergebracht, -bezocht heeft, of er nauwkeurige inlich'tmgen van heeft gekregen. rrf ? Wij vinden het beeld dat hij ons ISttfengt bedroevend. '!K Wij kunnen niet meer doen dan op J$f aambeeld hameren : dat Nederland ;,,töch ten volle zijn plicht doe, en dat ode Nederlandsche Natie, als zij nu ein>delijk merkt dat hare autoriteiten met :;en zonder dubbele tong", doch met te j zeer nkel ambtenaarlijke harten be' Meden het gevoelspeil blijven van het "nog' steeds helpgrage volk, dat dan die Nederlandsche Natie zich in pers en . publieke vergadering bewege en de au.' toriteiten tot de orde, de orde van de ? Nederlandsche offervaardigheid terugfóepen. ; Wij geven hier het woord aan prof. Niermeijer: De noodberging in Zeeland en Brabant r Juist toen ik mij wilde zetten om de lezers van dit weekblad op de hoogte te -. brengen van den stand van het vluchte lingenprobleem, bracht het Utrechtsch ? Dagblad 1) het volgend berichtje: """? Men seint ons uit 's-Oravenhage: / ' De toestand van een aantal vluchte: lingen, in enkele zuidelijke gemeenten achtergebleven, liet vooral bij de plot1 seling ingetreden koude te wenschen ' ' over. Dat aantal is in vergelijking met het groote aantal vluchtelingen, dat nog steeds in ons land vertoeft, betrekkelijk gering. De minister van binnenlandsche I zaken heeft herhaaldelijk een speciaal onderzoek doen instellen en maatregelen getroffen om zoo spoedig mogelijk in ,.' ?? ? den nood te voorzien. De vluchtelingen die zich nog in lichters bevonden worden elders onder§ebracht. Tenten worden zooveel nooig door barakken vervangen en voor :' ?' voldoende verwarming wordt zorg ge*.; /dïagén. . ,.s. 'Dit bericht heeft een commentaar nooidig en ik ben in staat die te geven door dat . ik- in de vorige week het ? grootste deel van Zeeland heb bezocht, benevens Beirgen-óp-Zoom, terwijl mij nauwkeu rige., inlichtingen gewerden over den toe"ïiïand te Baarle-Nassau 2). :7', Ik .noem slechts de plaatsen, waar de toestand onhoudbaar is. Vlissingen. Ongeveer 5000 behoeftige vluchtelingen. Voor het grootste deel ge vestigd in schepen, meest groote ijzeren lichters en aken. Eenige honderden in een reusachtige havenloods. Deze loods heeft geen daglicht en kan niet voldoende verwarmd worden. Het Comitéoverweegt het aanbrengen van vensters, maar dit zal veel geld kosten en moet eerst door het gemeentebestuur worden goedge keurd. Het was een treurige aanblik, deze honderden menschen in onafgebroken rijen langs de wanden der loods op stroo te zien uitgestrekt. Voor sommigen, die slechts voor een enkelen nacht binnenr kwamen, had men geen dekens; het was een koude nacht.1 De regeling fs in Vlissingen moeilijker dan elders, omdat hier veel doortrekkenden komen, die maar koften tijd verblijven. Maar dat dezelfde toestand van opberging die in de allereerste dagen na de groote vlucht onvermijdelijk was, hier na zes weken nog bestaat, is onvergefelijk. De Burgemeester had het niet noodig ge oordeeld, barakken aan te vragen; juist in dit doorgangsstation hadden deze goeden dienst kunnen doen. Hansweert, het kleine dorp aan het zuidelijk eind van het Zuid-Bevelandsch Kanaal; gemeente Kruiningen. De Burge meester actief en hartelijk voor de Belgen. Ongeveer 4000 (de getallen geven steeds de behoeftige vluchtelingen aan). Alles ondergebracht op Belgische schepen, verreweg het grootste deel in de laad ruimen der aken, door kleine kacheltjes on voldoende verwarmd; met van condensatie-water druipende wanden 3). Een aantal dezer aken liggen op stroom in de buitenhaven, door plaatsgebrek in het kanaal; bij slecht weer kunnen de menschen er niet van boord af om hun eten te halen. Zeeuws ch-Vlaan deren. Sluis, 1400, de meesten in 55 Belgische schepen. De toestand eischt onmiddellijk verbetering. In de meeste gemeenten van ZeeuwschVlaanderen verblijven nog velen bij de boeren, vooral op de dorschvloeren: alleen in Oostburg een duizendtal, in 't geheel stellig nog vele duizenden Maar de dorschvloeren moeten ontruimd, het dorschen kan niet langer wachten. Ook manen tot ontruiming de brandassurantiemaatschappijen. In de meeste gemeenten is door de steuncomités in den regel ook door de burgemeesters al het mogelijke gedaan tot leniging van den nood, en de leiding van het kamp te Kloosterzande verdient grooten lof. Namen worden hier niet genoemd, om niet den indruk te geven dat alle ngenoemden in hun plicht zijn te kort geschoten. Bergen-op-Zoom. De burgerij van dit stadje heeft met hart en ziet voor de vluchtelingen gewerkt. Daarom is het dubbel te betreuren, dat de militaire autoriteiten hier de zaak hebben bedorven. Men was genoodzaakt geweest bij den reusachtigen toevloed der eerste weken twee tentenkampen op te slaan. In plaats van die echter geleidelijk te ontruimen, heeft men het eene kamp uitgebreid en op zekeren dag alle behoeftigen, die in de stad waren ondergebracht, gedwongen naar dat kamp te trekken, in den regen, met hun armzalig boeltje \ Sommigen werden daarbij van hun maaltijd op gejaagd. Deze onnoodige schneidigkeit", waar mee men Belgen moeilijk regeert, ken merkt den geheelen geest, waarin het kamp beheerd wordt. Wie geen regeeringsopdracht heeft, wordt in het kamp niet toegelaten. Aan een student die weken lang zijn krachten had gegeven voor den arbeid in het noodhospitaal van Dr. van 1) Uit Avondblad van 25 Nov. Het Utr. Dagblad verschijnt 's avonds later dan de groote bladen, die waarschijnlijk morgen ochtend dit berichtje zullen brengen. 2) Deze reis werd ten deele meegemaakt door mijn ambtgenoot mr. D. van Blom te Delft en door de heeren Eggens, gekozen rector van het Utrechtsch Studentencorps en De Lannoy, secretaris van den Senaat van het Delftsche Studentencorps; voor een ander deel door de heeren A. C. Bos, ge machtigde van het Amsterdamsch CentraalComité, H. C. Crowell, correspondent van de Morning Chronicle te Halifax, NieuwSchotland, en mr. L. Jackmain, van Brussel, lid van het Belgisch Comitéin den Haag; voor de regeling ondervond ik veel steun van den heer P. Serton, rector der Utrechtsche Studentenvereeniging Unitas, die den tocht geheel meemaakte. De heer Crowell was een der heeren, die het eerste Canadeesche schip met kleeding, levensmiddelen, en hout hierheen vergezelden. 3) In zulke aken ligt ook een deel onzer soldaten te Vreeland; almede een onhoudbare toestand. der Goot, werd de toegang evenzeer geweigerd als aan verpleegsters. Ik zelf en mijn gezelschap werden door een kapitein die slechts de hem ge geven last uitvoerde uit het kamp verwijderd, waarin wij argeloos waren binnengewandeld; hoewel wij ons zelven en het doel van ons bezoek bekend maakten. Wij hadden inmiddels reeds enkele tenten bezocht. In een groote tent hing een verstikkende kolendamp, doordat men te vergeefs koude en tocht trachtte te verhelpen door open bekkens met cokes te branden. De geheele talrijke bevolking hoestte aanhoudend; wij ook. Ei zijn nu een paar stoomcaroussels opjlricht, waarin echter slechts een klein deel der vluchtelingen (meer dan 3000) kan worden ondergebracht. Baarle-Nassau. Het dorp, dat half aan België behoort, als Baarle-Hertog, de Belgische enclave in ons land, het eenige plekje Belgisch grondgebied waar de Duitschers niet kunnen binnenkomen, nu zij onze neutraliteit eerbiedigen. Op geruimen afstand van het dorp, vlak op de grens met geheel België, staan groote stationsgebouwen, neergezet toen men het plan had van de lijn Tilburg?Turn hout een hoofdverbinding naar Brussel te maken; welk plan niet tot uitvoering kwam. In een loods ruim 700 vluchte lingen. Twee en een halve week geleden waren deze nog geheel zonder dekens, zonder eenige verwarming, zelfs de zuige lingen in de koude op wat stroo; veel gevallen van mazelen. Een oproep van een bekende kinderdokter te Utrecht, tijdelijk militair arts, bracht hulp van particulieren en van de Staatsspoor. Daarna werd ook $e Rtegeeringscommissaris met het geval bekend. Het was blijkbaar vergeten. Evenals men verzuimd heeft, intijds in te grijpen in Bergen-op-Zoom, in Vlis singen, in Oostburg, in Hansweert, in Sluis; en waar niet al. Evenals men verzuimd heeft, burge meesters terecht te wijzen die de vluchte lingen alleen maar wilden weghelpen. Men is van meening, dat vele Belgen nog wel naar hun land kunnen terugkeeren en slaat de ernstige waarschuwing der Nederlandsche leden van het Antwerpsch Inlichtingen-Bureel, in alle groote dagbladen opgenomen en ook in dit blad, (van 15 November) in den wind. De heeren H. A. Graskamp te Hilversum en S. W. de Clercq te Bloemendaal hebben deze waarschuwing thans met nadruk herhaald (N. Rott. Ct. van 26 November, Avondblad). * * * Om verschillende redenen acht ik het noodig, dit alles te publiceeren. Ik noem daarvan voorloopig slechts deze twee. Ten eerste is het beter dat wij ronduit onze fouten erkennen, nu herstel ten deele nog mogelijk is, dan dat ons van Amerika uit op die fouten moet worden gewezen; waarop naast volle waardeering van het vele goede, dat verricht Werd kans bestaat. Ten tweede: indien het in den aan vang aangehaalde bericht officieus is en daarvan heeft het den schijn dan wettigen de bewoordingen de vrees, dat men de misstanden eenigermate wil ver goelijken en bemantelen. Men heeft uit het bovenstaande kun nen opmaken, dat het aantal behoeftige vluchtelingen, waarvan de toestand te wenschen overlaat", het moge dan be trekkelijk gering" zijn, toch absoluut vrij groot is. Indien inderdaad herhaaldelijk een speciaal onderzoek is ingesteld, dan wekt het verwondering dat van zulk onderzoek blijkbaar geen behoorlijk rap port is gemaakt; anders immers zouden de maatregelen om zoo spoedig mogelijk in den nood te voorzien" reeds veel eer zijn getroffen. De vluchtelingen, die zich nog (!) in lichters bevinden, worden elders onder gebracht; waar is elders?" Dit woord is ook al in vroegere, dergelijke communiqué's gebruikt. Het is wat vaag ; en men gaat dan bedenken, dat ook zoo spoedig mogelijk" eigenlijk maar een vaag en betrekkelijk begrip is. Het komt mij beter voor, er thans nog niet meer van te zeggen. * Van vele lezers ontving ik betuigingen en van sommigen zeer belangrijke wenken. Het verdient de voorkeur nog enkele dagen te wachten met publicatie daarvan; onderling overleg heeft inmiddels plaats. J. F. NlERMEYER Het bovenstaande deze boeking van feiten, waarvoor wij nu al weken hebben gewaarschuwd en waartegen wij reeds weken hebben geprotesteerd is het begin van een schande als nog zelden over ons vaderland kwam indien niet terstond -worde ingegrepen. Het is ons een raadsel en een pijn beide, dat op dit internationaal voor ons betrekkelijk zoo rustige moment, onze Regeering niet begrijpt zoowel de menschelijkheid als onzen naam op het spel te zetten door dit wegkijken der arme Belgen, der Zuid-Nederlanders, wier woonstee nog een neergevelde prooi is in handen van een zelf onzekeren over winnaar. ... Het is op dit oogenblik wederom dat de leidsmannen van ons volk in de hand hebben hoe eene belangrijke bladzij in onze geschiedenis zal worden geschreven. Heft op het hoofd l en het hart! KRONIEK VOORTEEKENEN In den laatsten tijd komen telkens berich ten tot ons van een verdraaglijke, zelfs bijna vriendschappelijke, verhouding van loopgraaf tot loopgraaf der wederzijdsche vijan delijke machten op zekere gedeelten van het front. Wij vernemen van een geschoten haas, die in der minne door de Duitsche loopgraaf werd afgestaan tegen een partij tabak; van de erkenning van eigendoms recht op dergelijke hazen (slachtoffers van den krijg ook zij), naarmate zij meer aan Franschen of aan Duitschen kant komen te sneven; over een aardig spulletje van over en weer schijfschieten op losse kepi's en helmen, en nu ten laatste ook over een soort van compromis, ergens aan het front ge sloten, om elkanders graafwerken, waaraan des daags veel kracht en vlijt is besteed, des nachts niet maar zoo roekeloos te ver woesten, als het niet tot iets werkelijks nuttig is. De eerste indruk van deze en nog meer dere soortgelijke berichien is er ongetwijfeld een van verbijstering. Zoo veel cynische lichtvaardigheid, zulk een stuitende kinder lijke dartelheid tegenover den gruwbaren ernst van verwoesting en dood zijn schan delijk uit den toon, meent men, een moed willige afbreuk van het pathetische, de houding, die alleen hier gepast is bij zulk ontzaglijk bedrijf. Schamen deze menschen 'zich niet, officieele vijanden als zij zijn, in verstandhouding te treden met elkaar op het oogenblik zelf, om zóte spreken, dat zij de verwerkelij king, de opperste vertegenwoordiging zijn van de algemeene, abstracte vijandschap en oorlogsgeest der natiën, dat in hen daad werkelijk tot het doel komt wat in de massa's achter hen als donderwolken is aangezwollen en opgetast? Ongeveer aldus is de eerste uitwerking van zulke choquante berichten berichten op ons door den oorlog versomberd en ook eenigszins opgezwollen gemoed. Maar dan zeggen wij ons toch, primo: dat het houdinglooze veelal juist de houding van het leven is en als zoodanig zelfs humor heet. En vervolgens, dat in deze feiten mis schien teekenen van een naderend einde te onderkennen zijn. nu zich blijkbaar allengs weer de individuen van de natie gaan schei den en het Geheel, het uitzinnig brallend en strevend Geheel van zoo een volk, weer langzaam-aan in zijn deelen uiteen komt te vallen. In het begin van den oorlog zouden zulke manifestaties onmogelijk zijn geweest. Toen was het n geest en wil, die al die soldaten aan het front en al de burgers tehuis gelijkelijk doorgloeide, en zoo was inderdaad elke Duitscher eiken Franschman een vijand en vice versa. Thans echter raken, als 't ware, de individuen weer los uit het groot verband en worden het op den duur schier alleen de abstracties, de fictieve eenheden, die vechten. Zeker kunnen die het nog lang volhouden. De macht van sommige soorten idealisme leerden wij in dezen tijd voldoende kennen. Doch even zeker moet het ook weer het individueele zijn, dat van geestdrift tot lauwheid en van lauwheid tot weerzin zich zachtjes aan tot een collectiviteit verdikt" en aldus dat andere groote collectieven van strijdlust en haat evenaart en vernietigt. Hoe zwak ook, schijnen toch deze speelsche en akelig-snaaksche gebeurtenisjes aan het front de eerste teekenen van den geestelijken ommekeer, die aan den orlogsgruwel een einde maakt. F. C. Het beleg van Frankrijk Het is niet onze schuld, dat deze zonder linge titel er staat. De oorlogvoerenden maken het er naar. Hij is een zuiver beleg van het Noord-Westelijk front der vesting Frankrijk. Door middel van loopgfaven trachten de Duitschers Frankrijk verder binr nen te dringen. Achter loopgraven meenen de Franschen met behulp van Engelschen, Aziaten, Amerikanen, Australiërs en Afri kanen de vreemde indringers uit hun gebied te zullen kunnen verdrijven. Het belegeringsgeschut speelt aan beide zijden zijn rol. Men doet uitvallen eenerzijds, loopt storm aan de andere. Het mineeren en tappeeren komt aan de orde, terwijl het contra-mineeren niet ontbreekt. Als het zoo voortgaat zullen Coehoorn en Vauban weer in eere hersteld worden of wellicht de militaire waarde van een Chineeschen muur. Ook Sebastopol heeft, door vluchtige aar den werken, in het open veld beschermd, in 1854/55 gedurende een 10-tal maanden het hoofd weten te bieden aan het FranschEngelsche-Turksche leger. De huidige toe stand in Noord-Frankrijk is dus niet nieuw. Het groote verschil is, dat in dezen oorlog aan beide zijden een figuur als een Todtleben ontbreekt. Deze geniale, zeer bijzon dere persoonlijkheid wist, evenals Denfert Bochereau bij de verdediging van Belfort in 1870/71, groote resultaten te verkrijgen met gebrekkige hulpmiddelen. In den tegenwoordigen oorlog zijn daarentegen alle mogelijke hulpmiddelen in overvloed ter beschikking en het resultaat blijft uit. Aan gezien er geen enkele reden is aan te nemen, dat de soldaten van nu de minderen zouden zijn van 1855 en 1870, blijft geen andere oorzaak over dan de afwezigheid aan beide zijden van een spoor van genia liteit bij de hoogere aanvoerders. Het voor treffelijk materieel, de groote legers van goede soldaten, als, ieder in hun eigenaar dige spheer, de Fransche, Engelsche en Duitsche dit zijn, blijken onder die omstan digheden niet meer dan een middel van militaire verlamming der tegenpartij. Napoleon's evenredigheid, die in den oorlog de verhouding van het moreel tot het materieele element stelt als 10 tot l, is ook nu nog juist, ook in verband met de hoogere troepen leiding. Wie van de tallooze generaals op het westelijk oorlogstooneel heeft er aanspraak op Napoleon's woord: J'ai cinquante mille hommes et moi, cela fait cent cinquante mille" tot het zijne te maken ? En toch heb ben die heeren ieder op zichzelf meer mili taire krijgschoolgeleerdheid in het hoofd dan Napoleon en al diens generaals te zamen. De Duitsche generaal von Hindenburg schijnt boven die militair-academische mid delmatigheid uit te steken. En nu is de geschiedenis von Hindenburg juist zoo tee kenend voor de toestanden, waartoe het huidige militair (zoogenaamd) wetenschap pelijk stelsel voert, dat alle omliggende landen en landjes van Duitschland hebben overgenomen of nagegaapt. De Berlijnsche correspondent van de N. Rott. Crt. schrijft, dat Hindenburg bij het uitbreken van den oorlog ziek heette: Hij leed aan een ziekte, waartegen geen geneeskundige faculteit opgewas sen is, hoe gezond hij zich nu ook aanstelt: n. 1. aan gezondheidsredenen. Een heel hardnekkig geval was het blijkbaar. Want toen de oorlog uitbrak, en zoo menig gepensioneerd generaal weer actief werd, scheen men zijn dien sten, ondanks zijn bekende bekwaam heden, niet te kunnen gebruiken. Von Hindenbug is aan gezondheidsredenen blijven lijden,totdat de opperbevelhebber in het oosten bewezen had, dat hij niet voor zijn taak berekend was " En welk een ondankbare taak heeft men dien generaal von Hindenburg toebedeeld! Die toch kan zelfs met behulp der Oosten rijkers daar onder de bestaande omstandig heden, in het gunstigste geval op den duur geen andere zijn dan een verdedigende, een secondaire, die de beslissing niet brengen kan. Op het oostelijk oorlogstooneel zullen de Duitschers hoogstens in staat zijn een Russische overstrooming van het oude stam land van den Duitschen keizer te voor komen. Beslissende Duitsche overwin ningen daar zullen zeker elders haar moreel effect hebben en wellicht meer troepen vrijmaken voor het westelijk oor logstooneel. Doch een voorwaarts dringen in Rusland zelf, na een nederlaag der Russen, kan geen beslissing brengen in dezen oorlog, ook niet al zou men er in 1915 in slagen tot Petersburg of Moskou door te dringen. Een veldtocht in Rusland is een sabelhouw op een donzen kussen. Het practisch effect van zulk een expeditie zou niet grooter zijn dan dat van Napoleon bij diens intocht in Moskou, En juist aan een spoedig practisch effect komt met den dag meer behoefte. Zoo het optreden van de Duitsch-Oostenrijksche leger in Polen en tegen Servië de gegeven omstandigheden verder gaat dan een zoogenaamd actief-defensief is het krachtsmisbruik. Nu nog op drie fronten aanvallend oorlog te willen voeren, is krachtsversnip pering. Het kwetsbare punt der bondgenooten is Noord-Frankrijk. Daar, en daar alleen, kan de beslissing vallen. Nu de toestand er op het doode punt blijft, moet DuitschlandOostenrijk daar alle kracht concentreeren

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl