Historisch Archief 1877-1940
?HVfiffiS
Zondag 29 Norember
A°. 19M
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels /1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
?0.25
0.30
.0.40
INHOUD
\. Blz. 1: Een wanhoopskreet: Prof.
iNiermeyers, enquête in Zeeland en
NoordBrabant. Kroniek: Voorteekenen.
Het Beleg van Frankrijk door **.
2: De artillerie in den oorlog door * *.
INaastenliefde (de wolhandel).?Feuilleton
"door Leonard Merrick. Dr. Alphons
jDlepenbfock over den zang van Vondels
jReyen en de Ned. letterkundigen.
3; Theologant: Duitsch geloof. Hessel
Jongsma: Boeken voor Kinderen. Inge
zonden : Het versje op de predikanten.
5: Tutti Frutti door N. M. de W. H.
?W. H. 'Petillon: La Soupe populaire.
'Dr. P. van Olst over vertraagde ontkieming
lyan zaden. 6: Van den Eeckhout over
iVan Kol en zijn Indische zwerftochten.
.Plasschaert: Pulchri Studio. J. H.
?Boot over de Belg. vluchtelingenkam
pen. 7: Matthijs Vermeulen over
?solisten. Dr. J. L. Walch over
Lour>des. 8: Charivarius: Leuzenrijm.
'Charivari. Prof. J. van der Kloes:
Metselaars, beëedigde deskundigen, II.
'De Appels, teekening van P. van der
IHem, woorden en muziek van Ed.
Coenraads. 9: Fin. Kroniek door v. d. M.
De Handelsbeweging H, door v. d. S.
Anti-Germaansch door Kok. Schaakspel
?door J. de Haas. ?0: Teekening van
joh. Braakensiek: Treub en de
oorlogs"ïasten.
.'. Bijvoegsel door Johan Braakensiek:
dood en het militairisme.
llilllllliiiiimiillmiiiiuiMiitmtiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiii
EEN WANHOOPSKREET
Laat de ondersteuning der Belgen den
naam van weldoen blijven verdienen!
Wij plaatsen hier, vooraan, dezen wan
hoopskreet van een man, die met eigen
l pogen zag, en die, vergezeld van een
'jwogleeraar-ambtgenoot, van
studenten,1 corps-bestuurders en nog andere
periSonen, alle hier genoemde plaatsen, waar
behoeftige Belgen zijn ondergebracht,
-bezocht heeft, of er nauwkeurige
inlich'tmgen van heeft gekregen.
rrf ? Wij vinden het beeld dat hij ons
ISttfengt bedroevend.
'!K Wij kunnen niet meer doen dan op
J$f aambeeld hameren : dat Nederland
;,,töch ten volle zijn plicht doe, en dat
ode Nederlandsche Natie, als zij nu
ein>delijk merkt dat hare autoriteiten met
:;en zonder dubbele tong", doch met te
j zeer nkel ambtenaarlijke harten
be' Meden het gevoelspeil blijven van het
"nog' steeds helpgrage volk, dat dan die
Nederlandsche Natie zich in pers en
. publieke vergadering bewege en de
au.' toriteiten tot de orde, de orde van de
? Nederlandsche offervaardigheid
terugfóepen.
; Wij geven hier het woord aan prof.
Niermeijer:
De noodberging in Zeeland
en Brabant
r Juist toen ik mij wilde zetten om de
lezers van dit weekblad op de hoogte te
-. brengen van den stand van het vluchte
lingenprobleem, bracht het Utrechtsch
? Dagblad 1) het volgend berichtje:
"""? Men seint ons uit 's-Oravenhage:
/ ' De toestand van een aantal
vluchte: lingen, in enkele zuidelijke gemeenten
achtergebleven, liet vooral bij de
plot1 seling ingetreden koude te wenschen
' ' over. Dat aantal is in vergelijking met
het groote aantal vluchtelingen, dat nog
steeds in ons land vertoeft, betrekkelijk
gering. De minister van binnenlandsche
I zaken heeft herhaaldelijk een speciaal
onderzoek doen instellen en maatregelen
getroffen om zoo spoedig mogelijk in
,.' ?? ? den nood te voorzien.
De vluchtelingen die zich nog in
lichters bevonden worden elders
onder§ebracht. Tenten worden zooveel
nooig door barakken vervangen en voor
:' ?' voldoende verwarming wordt zorg
ge*.; /dïagén. .
,.s. 'Dit bericht heeft een commentaar
nooidig en ik ben in staat die te geven door
dat . ik- in de vorige week het ? grootste
deel van Zeeland heb bezocht, benevens
Beirgen-óp-Zoom, terwijl mij nauwkeu
rige., inlichtingen gewerden over den
toe"ïiïand te Baarle-Nassau 2).
:7', Ik .noem slechts de plaatsen, waar de
toestand onhoudbaar is.
Vlissingen. Ongeveer 5000 behoeftige
vluchtelingen. Voor het grootste deel ge
vestigd in schepen, meest groote ijzeren
lichters en aken. Eenige honderden in een
reusachtige havenloods. Deze loods heeft
geen daglicht en kan niet voldoende
verwarmd worden. Het Comitéoverweegt
het aanbrengen van vensters, maar dit
zal veel geld kosten en moet eerst door
het gemeentebestuur worden goedge
keurd.
Het was een treurige aanblik, deze
honderden menschen in onafgebroken
rijen langs de wanden der loods op stroo
te zien uitgestrekt. Voor sommigen, die
slechts voor een enkelen nacht binnenr
kwamen, had men geen dekens; het was
een koude nacht.1
De regeling fs in Vlissingen moeilijker
dan elders, omdat hier veel doortrekkenden
komen, die maar koften tijd verblijven.
Maar dat dezelfde toestand van opberging
die in de allereerste dagen na de groote
vlucht onvermijdelijk was, hier na zes
weken nog bestaat, is onvergefelijk. De
Burgemeester had het niet noodig ge
oordeeld, barakken aan te vragen; juist
in dit doorgangsstation hadden deze
goeden dienst kunnen doen.
Hansweert, het kleine dorp aan het
zuidelijk eind van het Zuid-Bevelandsch
Kanaal; gemeente Kruiningen. De Burge
meester actief en hartelijk voor de Belgen.
Ongeveer 4000 (de getallen geven steeds
de behoeftige vluchtelingen aan). Alles
ondergebracht op Belgische schepen,
verreweg het grootste deel in de laad
ruimen der aken, door kleine kacheltjes
on voldoende verwarmd; met van
condensatie-water druipende wanden 3). Een
aantal dezer aken liggen op stroom in
de buitenhaven, door plaatsgebrek in
het kanaal; bij slecht weer kunnen de
menschen er niet van boord af om hun
eten te halen.
Zeeuws ch-Vlaan deren.
Sluis, 1400, de meesten in 55 Belgische
schepen. De toestand eischt onmiddellijk
verbetering.
In de meeste gemeenten van
ZeeuwschVlaanderen verblijven nog velen bij de
boeren, vooral op de dorschvloeren:
alleen in Oostburg een duizendtal, in
't geheel stellig nog vele duizenden Maar
de dorschvloeren moeten ontruimd, het
dorschen kan niet langer wachten. Ook
manen tot ontruiming de
brandassurantiemaatschappijen.
In de meeste gemeenten is door de
steuncomités in den regel ook door
de burgemeesters al het mogelijke
gedaan tot leniging van den nood, en
de leiding van het kamp te Kloosterzande
verdient grooten lof. Namen worden hier
niet genoemd, om niet den indruk te
geven dat alle ngenoemden in hun plicht
zijn te kort geschoten.
Bergen-op-Zoom. De burgerij van dit
stadje heeft met hart en ziet voor de
vluchtelingen gewerkt. Daarom is het
dubbel te betreuren, dat de militaire
autoriteiten hier de zaak hebben bedorven.
Men was genoodzaakt geweest bij den
reusachtigen toevloed der eerste weken
twee tentenkampen op te slaan. In plaats
van die echter geleidelijk te ontruimen,
heeft men het eene kamp uitgebreid en
op zekeren dag alle behoeftigen, die in
de stad waren ondergebracht, gedwongen
naar dat kamp te trekken, in den regen,
met hun armzalig boeltje \ Sommigen
werden daarbij van hun maaltijd op
gejaagd.
Deze onnoodige schneidigkeit", waar
mee men Belgen moeilijk regeert, ken
merkt den geheelen geest, waarin het
kamp beheerd wordt. Wie geen
regeeringsopdracht heeft, wordt in het kamp niet
toegelaten. Aan een student die weken
lang zijn krachten had gegeven voor den
arbeid in het noodhospitaal van Dr. van
1) Uit Avondblad van 25 Nov. Het Utr.
Dagblad verschijnt 's avonds later dan de
groote bladen, die waarschijnlijk morgen
ochtend dit berichtje zullen brengen.
2) Deze reis werd ten deele meegemaakt
door mijn ambtgenoot mr. D. van Blom te
Delft en door de heeren Eggens, gekozen
rector van het Utrechtsch Studentencorps
en De Lannoy, secretaris van den Senaat
van het Delftsche Studentencorps; voor een
ander deel door de heeren A. C. Bos, ge
machtigde van het Amsterdamsch
CentraalComité, H. C. Crowell, correspondent van
de Morning Chronicle te Halifax,
NieuwSchotland, en mr. L. Jackmain, van Brussel,
lid van het Belgisch Comitéin den Haag;
voor de regeling ondervond ik veel steun
van den heer P. Serton, rector der
Utrechtsche Studentenvereeniging Unitas, die den
tocht geheel meemaakte. De heer Crowell
was een der heeren, die het eerste
Canadeesche schip met kleeding, levensmiddelen,
en hout hierheen vergezelden.
3) In zulke aken ligt ook een deel onzer
soldaten te Vreeland; almede een onhoudbare
toestand.
der Goot, werd de toegang evenzeer
geweigerd als aan verpleegsters.
Ik zelf en mijn gezelschap werden door
een kapitein die slechts de hem ge
geven last uitvoerde uit het kamp
verwijderd, waarin wij argeloos waren
binnengewandeld; hoewel wij ons zelven
en het doel van ons bezoek bekend
maakten. Wij hadden inmiddels reeds
enkele tenten bezocht. In een groote
tent hing een verstikkende kolendamp,
doordat men te vergeefs koude en tocht
trachtte te verhelpen door open bekkens
met cokes te branden. De geheele talrijke
bevolking hoestte aanhoudend; wij ook.
Ei zijn nu een paar stoomcaroussels
opjlricht, waarin echter slechts een klein
deel der vluchtelingen (meer dan 3000)
kan worden ondergebracht.
Baarle-Nassau. Het dorp, dat half aan
België behoort, als Baarle-Hertog, de
Belgische enclave in ons land, het eenige
plekje Belgisch grondgebied waar de
Duitschers niet kunnen binnenkomen, nu
zij onze neutraliteit eerbiedigen. Op
geruimen afstand van het dorp, vlak op de
grens met geheel België, staan groote
stationsgebouwen, neergezet toen men
het plan had van de lijn Tilburg?Turn
hout een hoofdverbinding naar Brussel
te maken; welk plan niet tot uitvoering
kwam. In een loods ruim 700 vluchte
lingen. Twee en een halve week geleden
waren deze nog geheel zonder dekens,
zonder eenige verwarming, zelfs de zuige
lingen in de koude op wat stroo; veel
gevallen van mazelen. Een oproep van
een bekende kinderdokter te Utrecht,
tijdelijk militair arts, bracht hulp van
particulieren en van de Staatsspoor.
Daarna werd ook $e
Rtegeeringscommissaris met het geval bekend.
Het was blijkbaar vergeten.
Evenals men verzuimd heeft, intijds in
te grijpen in Bergen-op-Zoom, in Vlis
singen, in Oostburg, in Hansweert, in
Sluis; en waar niet al.
Evenals men verzuimd heeft, burge
meesters terecht te wijzen die de vluchte
lingen alleen maar wilden weghelpen.
Men is van meening, dat vele Belgen
nog wel naar hun land kunnen
terugkeeren en slaat de ernstige waarschuwing
der Nederlandsche leden van het
Antwerpsch Inlichtingen-Bureel, in alle groote
dagbladen opgenomen en ook in dit blad,
(van 15 November) in den wind. De
heeren H. A. Graskamp te Hilversum en
S. W. de Clercq te Bloemendaal hebben
deze waarschuwing thans met nadruk
herhaald (N. Rott. Ct. van 26 November,
Avondblad).
* *
*
Om verschillende redenen acht ik het
noodig, dit alles te publiceeren. Ik noem
daarvan voorloopig slechts deze twee.
Ten eerste is het beter dat wij ronduit
onze fouten erkennen, nu herstel ten deele
nog mogelijk is, dan dat ons van Amerika
uit op die fouten moet worden gewezen;
waarop naast volle waardeering van
het vele goede, dat verricht Werd
kans bestaat.
Ten tweede: indien het in den aan
vang aangehaalde bericht officieus is
en daarvan heeft het den schijn dan
wettigen de bewoordingen de vrees, dat
men de misstanden eenigermate wil ver
goelijken en bemantelen.
Men heeft uit het bovenstaande kun
nen opmaken, dat het aantal behoeftige
vluchtelingen, waarvan de toestand te
wenschen overlaat", het moge dan be
trekkelijk gering" zijn, toch absoluut vrij
groot is. Indien inderdaad herhaaldelijk
een speciaal onderzoek is ingesteld, dan
wekt het verwondering dat van zulk
onderzoek blijkbaar geen behoorlijk rap
port is gemaakt; anders immers zouden
de maatregelen om zoo spoedig mogelijk
in den nood te voorzien" reeds veel eer
zijn getroffen.
De vluchtelingen, die zich nog (!) in
lichters bevinden, worden elders onder
gebracht; waar is elders?" Dit woord
is ook al in vroegere, dergelijke
communiqué's gebruikt. Het is wat vaag ;
en men gaat dan bedenken, dat ook
zoo spoedig mogelijk" eigenlijk maar
een vaag en betrekkelijk begrip is.
Het komt mij beter voor, er thans
nog niet meer van te zeggen.
*
Van vele lezers ontving ik betuigingen
en van sommigen zeer belangrijke wenken.
Het verdient de voorkeur nog enkele
dagen te wachten met publicatie daarvan;
onderling overleg heeft inmiddels plaats.
J. F. NlERMEYER
Het bovenstaande deze boeking van
feiten, waarvoor wij nu al weken hebben
gewaarschuwd en waartegen wij reeds
weken hebben geprotesteerd is het
begin van een schande als nog zelden
over ons vaderland kwam indien niet
terstond -worde ingegrepen.
Het is ons een raadsel en een pijn
beide, dat op dit internationaal voor ons
betrekkelijk zoo rustige moment, onze
Regeering niet begrijpt zoowel de
menschelijkheid als onzen naam op het
spel te zetten door dit wegkijken der
arme Belgen, der Zuid-Nederlanders, wier
woonstee nog een neergevelde prooi is
in handen van een zelf onzekeren over
winnaar. ...
Het is op dit oogenblik wederom dat
de leidsmannen van ons volk in de hand
hebben hoe eene belangrijke bladzij in
onze geschiedenis zal worden geschreven.
Heft op het hoofd l en het hart!
KRONIEK
VOORTEEKENEN
In den laatsten tijd komen telkens berich
ten tot ons van een verdraaglijke, zelfs bijna
vriendschappelijke, verhouding van
loopgraaf tot loopgraaf der wederzijdsche vijan
delijke machten op zekere gedeelten van het
front. Wij vernemen van een geschoten
haas, die in der minne door de Duitsche
loopgraaf werd afgestaan tegen een partij
tabak; van de erkenning van eigendoms
recht op dergelijke hazen (slachtoffers van
den krijg ook zij), naarmate zij meer aan
Franschen of aan Duitschen kant komen te
sneven; over een aardig spulletje van over
en weer schijfschieten op losse kepi's en
helmen, en nu ten laatste ook over een soort
van compromis, ergens aan het front ge
sloten, om elkanders graafwerken, waaraan
des daags veel kracht en vlijt is besteed,
des nachts niet maar zoo roekeloos te ver
woesten, als het niet tot iets werkelijks
nuttig is.
De eerste indruk van deze en nog meer
dere soortgelijke berichien is er ongetwijfeld
een van verbijstering. Zoo veel cynische
lichtvaardigheid, zulk een stuitende kinder
lijke dartelheid tegenover den gruwbaren
ernst van verwoesting en dood zijn schan
delijk uit den toon, meent men, een moed
willige afbreuk van het pathetische, de
houding, die alleen hier gepast is bij zulk
ontzaglijk bedrijf.
Schamen deze menschen 'zich niet,
officieele vijanden als zij zijn, in verstandhouding
te treden met elkaar op het oogenblik zelf,
om zóte spreken, dat zij de verwerkelij
king, de opperste vertegenwoordiging zijn
van de algemeene, abstracte vijandschap en
oorlogsgeest der natiën, dat in hen daad
werkelijk tot het doel komt wat in de massa's
achter hen als donderwolken is aangezwollen
en opgetast?
Ongeveer aldus is de eerste uitwerking
van zulke choquante berichten berichten op
ons door den oorlog versomberd en ook
eenigszins opgezwollen gemoed.
Maar dan zeggen wij ons toch, primo:
dat het houdinglooze veelal juist de houding
van het leven is en als zoodanig zelfs humor
heet. En vervolgens, dat in deze feiten mis
schien teekenen van een naderend einde te
onderkennen zijn. nu zich blijkbaar allengs
weer de individuen van de natie gaan schei
den en het Geheel, het uitzinnig brallend
en strevend Geheel van zoo een volk, weer
langzaam-aan in zijn deelen uiteen komt te
vallen. In het begin van den oorlog zouden
zulke manifestaties onmogelijk zijn geweest.
Toen was het n geest en wil, die al die
soldaten aan het front en al de burgers
tehuis gelijkelijk doorgloeide, en zoo was
inderdaad elke Duitscher eiken
Franschman een vijand en vice versa. Thans echter
raken, als 't ware, de individuen weer
los uit het groot verband en worden het
op den duur schier alleen de abstracties,
de fictieve eenheden, die vechten.
Zeker kunnen die het nog lang volhouden.
De macht van sommige soorten idealisme
leerden wij in dezen tijd voldoende kennen.
Doch even zeker moet het ook weer het
individueele zijn, dat van geestdrift tot
lauwheid en van lauwheid tot weerzin zich
zachtjes aan tot een collectiviteit verdikt" en
aldus dat andere groote collectieven van
strijdlust en haat evenaart en vernietigt.
Hoe zwak ook, schijnen toch deze speelsche
en akelig-snaaksche gebeurtenisjes aan het
front de eerste teekenen van den geestelijken
ommekeer, die aan den orlogsgruwel een
einde maakt.
F. C.
Het beleg van Frankrijk
Het is niet onze schuld, dat deze zonder
linge titel er staat. De oorlogvoerenden
maken het er naar. Hij is een zuiver beleg
van het Noord-Westelijk front der vesting
Frankrijk. Door middel van loopgfaven
trachten de Duitschers Frankrijk verder binr
nen te dringen. Achter loopgraven meenen
de Franschen met behulp van Engelschen,
Aziaten, Amerikanen, Australiërs en Afri
kanen de vreemde indringers uit hun gebied
te zullen kunnen verdrijven. Het
belegeringsgeschut speelt aan beide zijden zijn rol.
Men doet uitvallen eenerzijds, loopt storm
aan de andere. Het mineeren en tappeeren
komt aan de orde, terwijl het contra-mineeren
niet ontbreekt. Als het zoo voortgaat zullen
Coehoorn en Vauban weer in eere hersteld
worden of wellicht de militaire waarde van
een Chineeschen muur.
Ook Sebastopol heeft, door vluchtige aar
den werken, in het open veld beschermd,
in 1854/55 gedurende een 10-tal maanden
het hoofd weten te bieden aan het
FranschEngelsche-Turksche leger. De huidige toe
stand in Noord-Frankrijk is dus niet nieuw.
Het groote verschil is, dat in dezen oorlog
aan beide zijden een figuur als een
Todtleben ontbreekt. Deze geniale, zeer bijzon
dere persoonlijkheid wist, evenals Denfert
Bochereau bij de verdediging van Belfort
in 1870/71, groote resultaten te verkrijgen
met gebrekkige hulpmiddelen. In den
tegenwoordigen oorlog zijn daarentegen alle
mogelijke hulpmiddelen in overvloed ter
beschikking en het resultaat blijft uit. Aan
gezien er geen enkele reden is aan te
nemen, dat de soldaten van nu de minderen
zouden zijn van 1855 en 1870, blijft geen
andere oorzaak over dan de afwezigheid
aan beide zijden van een spoor van genia
liteit bij de hoogere aanvoerders. Het voor
treffelijk materieel, de groote legers van
goede soldaten, als, ieder in hun eigenaar
dige spheer, de Fransche, Engelsche en
Duitsche dit zijn, blijken onder die omstan
digheden niet meer dan een middel van
militaire verlamming der tegenpartij.
Napoleon's evenredigheid, die in den oorlog de
verhouding van het moreel tot het materieele
element stelt als 10 tot l, is ook nu nog
juist, ook in verband met de hoogere troepen
leiding.
Wie van de tallooze generaals op het
westelijk oorlogstooneel heeft er aanspraak
op Napoleon's woord: J'ai cinquante mille
hommes et moi, cela fait cent cinquante
mille" tot het zijne te maken ? En toch heb
ben die heeren ieder op zichzelf meer mili
taire krijgschoolgeleerdheid in het hoofd dan
Napoleon en al diens generaals te zamen.
De Duitsche generaal von Hindenburg
schijnt boven die militair-academische mid
delmatigheid uit te steken. En nu is de
geschiedenis von Hindenburg juist zoo tee
kenend voor de toestanden, waartoe het
huidige militair (zoogenaamd) wetenschap
pelijk stelsel voert, dat alle omliggende
landen en landjes van Duitschland hebben
overgenomen of nagegaapt. De Berlijnsche
correspondent van de N. Rott. Crt. schrijft,
dat Hindenburg bij het uitbreken van den
oorlog ziek heette:
Hij leed aan een ziekte, waartegen
geen geneeskundige faculteit opgewas
sen is, hoe gezond hij zich nu ook
aanstelt: n. 1. aan gezondheidsredenen.
Een heel hardnekkig geval was het
blijkbaar. Want toen de oorlog uitbrak,
en zoo menig gepensioneerd generaal
weer actief werd, scheen men zijn dien
sten, ondanks zijn bekende bekwaam
heden, niet te kunnen gebruiken. Von
Hindenbug is aan gezondheidsredenen
blijven lijden,totdat de opperbevelhebber
in het oosten bewezen had, dat hij niet
voor zijn taak berekend was "
En welk een ondankbare taak heeft men
dien generaal von Hindenburg toebedeeld!
Die toch kan zelfs met behulp der Oosten
rijkers daar onder de bestaande omstandig
heden, in het gunstigste geval op den duur
geen andere zijn dan een verdedigende,
een secondaire, die de beslissing niet brengen
kan. Op het oostelijk oorlogstooneel zullen
de Duitschers hoogstens in staat zijn een
Russische overstrooming van het oude stam
land van den Duitschen keizer te voor
komen. Beslissende Duitsche overwin
ningen daar zullen zeker elders haar
moreel effect hebben en wellicht meer
troepen vrijmaken voor het westelijk oor
logstooneel. Doch een voorwaarts dringen in
Rusland zelf, na een nederlaag der Russen,
kan geen beslissing brengen in dezen oorlog,
ook niet al zou men er in 1915 in slagen tot
Petersburg of Moskou door te dringen. Een
veldtocht in Rusland is een sabelhouw op
een donzen kussen. Het practisch effect van
zulk een expeditie zou niet grooter zijn dan
dat van Napoleon bij diens intocht in Moskou,
En juist aan een spoedig practisch effect
komt met den dag meer behoefte.
Zoo het optreden van de
Duitsch-Oostenrijksche leger in Polen en tegen Servië de
gegeven omstandigheden verder gaat dan een
zoogenaamd actief-defensief is het
krachtsmisbruik. Nu nog op drie fronten aanvallend
oorlog te willen voeren, is krachtsversnip
pering.
Het kwetsbare punt der bondgenooten is
Noord-Frankrijk. Daar, en daar alleen, kan
de beslissing vallen. Nu de toestand er op
het doode punt blijft, moet
DuitschlandOostenrijk daar alle kracht concentreeren