Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
29 Nov. '14. No. 1953
Leuzen-rijm
(?De valsche leuze is een onmisbaar oorlogswapen...
Zij is bestemd voor de outsiders... Men gevoelt,
dat de oorlog een zoo afschuwelijk iets is, dat
belangen" niet volstaan om hem te rechtvaardigen;
door edeler doel moet het afzichtelijk middel worden
geheiligd." Prof. dr. Kernkamp. De oorlog. Uitg.
Tjeenk Willink en Zoon, Haarlem.)
In de lang vervlogen tijden, in de dagen van weleer
Streed men om belangen," Macht en Rijkdom, Grootheid, en zoo meer.
Thans vecht niemand om motieven van een derglijk laag allooi.
Daarom juist is deze oorlog zoo verheffend en zoo mooi.
Hoog en heerlijk is de LEUZE, die elk Volk in 't Vaandel voert,
Hij Neutralen lezen z' alle, vol bewondering, diep geroerd...
Maar nu wordt toch tegenwoordig 't aantal wel zóuitgebreid,
Dat 'k ze maar eens heb verzameld want je raakt de tel haast kwijt.
Ach! in Oostenrijk werd plotsling Vrede en Eendracht ruw verstoord:
't Koningspaar werd daar laaghartig door wie was 't ook weer ?
vermoord.
En men zond een ultima... pardon! een Nota" net op tijd;
Trok.ten slotte 't zwaard alleen ter wille der GERECHTIGHEID!
Rusland, in de gansche wereld, (ook in Finland) zoo geliefd,
Was door 't harde lot van Servië tot in 't diepst der ziel gegriefd.
't Volk van Knoet, Kozak, Siberië, is met zooveel leeds begaan: s
TER BESCHERMING DER VERDRUKTEN scharen zij zich om de vaan.
Frankrijk, 't land van poUtieke Orde, Eerlijkheid, en zoo,
(Wie herdenkt niet met genoegen Dreifuss en 't proces-Cailleaux ?)
Steunt met roerende verkleefdheid zijn bedreigden bondgenoot,
Onder d' aanhef van de leuze: TROUW, JA TROUW TOT IN DEN DOOD!"
Deutschland, Deutschland ber Alles!" is een hoogst bescheiden air,
De Uhlaan is vredelievend Pruisen anti-militair,
Duitschland schuwt, verfoeit den oorlog, haat het vechten en het vuur,
Is tot dezen strijd gedwongen vecht-VOOR VRIJHEID* EN CULTUUR!
Engeland is dol op Duitschland, voelt geen greintje jaloezie
Op zijn sterken jongen nabuur denkt niet aan hegemonie!
Strijdt voor 't Recht der Kleine Staten zooals België (en Transvaal),
VOOR 'T GOED RECHT DER KLEINE STATEN! Hoor je 't wel ? Dat 's andre taal!
Nippon! Nippon yusen kaisha, watakushin Engeland,
Yu, Yi-Yitsu, kakimona, 't gele ras, de broederhand,
Ra Mikado sore geisha, hari-kiri Albion's keus,
MIZUGWASHI FUJI SAMA ROKUBAN!" is daar de leus.
In Turkije, schoon Turkije, waar Geloof en Vrijheid bloeit,
Is voor dezen Heugen Oorlog plots de Turksche borst ontgloeid,
En millioenen Muzelmannen strijden met den vromen kreet:
ALLAH is (Onze Oude) ALLAH MAHOMED is ZIJN PROFEET!"
België alleen vecht zómaar wreed geteisterd door het lot
Zonder mooie telegrammen, zonder eigen Ouden God.
't Arme België kon niet eens wat iedre nette natie doet
Kon niet eens een leus bedenken! België vecht... OMDAT HET MOET!!
CHARIVARIUS
IIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllUnilMIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIHIIMIInilllllUMIIIIllllllinillllllllllllllllllllll
lingen zijn, die gehoorzamen zonder eenige
gedachte over den inhoud van een bevel.
Ze zijn niet veel in aantal, maar zij zouden
de aangewezen aangrijpingspunten voor de
Macht wezen.
J. L. WALCH
16) Ik bedoel op biz. 101.
17) Huysmans, de rationalistische bekeerde,
in zijn 'Poules de Lourdes' spreekt met
al bijzonder onchristelijk accent, vanaf
zijn estheten-voetstuk. Adolphe Rettë ('Un
séjour a Lourdes'), de naief ijdele bekeerde,
is beminnelijker. Toch verzacht zich de toon
ook van Huysmans onder indruk van de
zedelijke schoonheid, die hij te genieten kreeg
(zie b.v. blz. 301 van 'Les Poules de Lourdes').
In De Maasbode. die geloof ik, over 't
algemeen als een der best geschreven
Nederlandsche couranten mag gelden verschenen
artikelen over het Eucharistisch Congres,
dezen zomer te Lourdes gehouden, waarin
een blijkbaar artistieke geest zich met een
zacht gemoedelijken lach over den eersten
indruk van smakeloosheid, die deze oorden
.wekken, heenzet.
18) Ik opper deze onderstelling op grond
van een veelszins waargenomen ontvankelijk
heid voor geestelijken invloed (zoowel in
spiratie als anderszins) in den toestand van
begeerteloosheid.
* ? *
Metselaars, beeedigde deskundigen
(Slot)
Mortel is een deegachtige stof, die de
eigenschap bezit van na korter of langer
tijd vast te worden of te versteenen en n
geheel te vormen met steenen, die ermede
vermetseld worden, een geheel, dat meer of
minder weerstand biedt aan moker of
breekijzer.
('t Is een fout van de bouwers, dat zij
dien weerstand als eenigen maatstaf nemen
voor de deugdelijkheid van den mortel.)
De bestanddeelen van den mortel zijn
drie- of vierderlei: 1. Een bindmiddel; 2.
Water om dit tot deeg of pap te maken;
3. Zand om het krimpen van dit deeg tegen
te gaan; als 4e bestanddeel kan daar een
hydraulische toeslag bijkomen.
Het bindmiddel kan van verschillenden
aard zijn; meest is het kalk of van
kalkachtigen aard.
Kalk kan op tweeërlei wijze versteenend
1. Door opname van koolzuur uit den damp
kring en vorming van koolzure kalk. 2. Door
binding van het water, waarmede zij is
aangemaakt en vorming van kiezelzure kalk.
Kalk, die alleen door opname van koolzuur
kan versteenen, wordt vette of luchtkalk
genoemd. Kalk, die met water versteent,
heet hydraulische of waterkalk.
Op koolzuur-verharding valt weinig of
niet te rekenen, doordien het laagje koolzure
kalk, dat aan de oppervlakte ontstaat, den
toegang voor de lucht tot het binnenste
van den mortel bemoeielijkt. Mortel van
luchtkalk en zand is dus een slechte mortel.
Voor het ontstaan van koolzure kalk is
de tusschenkomst van water noodig. Hard
stoken om een nieuwe woning droog te
krijgen is dus in geen geval raadzaam.
Het is een dwaalbegtip van vele bouwers
dat hydraulische kalk alleen onder water
of in vochtigen grond versteent. Zij versteent
met het water, waarmede zij tot deeg is
gemaakt, niet met het water er omheen.
Er zijn krachtige en zwakke waterkalken.
De graad van hydrauliciteit hangt af van
het gehalte aan hydraulefactoren (kiezelzuur,
aluinaarde en ijzeroxyde). Portland-cement
is de meest hydraulische kalk van alle.
Kalk, die weinig of niet hydraulisch is,
kan hydraulisch gemaakt worden door ver
menging met hydraulische toeslagen, die
uit kiezelzuur, aluinaarde en ijzeroxyde be
staan, (tras, gemalen turfsteen, poeder va
gebrande klei enz.)
Op zich zelf, d.i. zonder vermenging met
kalk, versteenen de hydraulische toeslagen
met water niet.
Hoe fijner de hydraulische toeslag gemalen
en hoe inniger hij met de kalk vermengd
is, hoe beter hij aan zijn bestemming zal
voldoen. Het verdient daarom aanbeveling
beide stoffen dooreen te malen. Een in ge
paste verhouding dooreengemalen mengsel
van schelpkalk en tras wordt sedert eenige
jaren in den handel gebracht onder de be
naming van schelpkalktrasmeel.
Schelpkalk is op zich zelf reeds een weinig
hydraulisch; mortel van n deel gemalen
schelpkalk op drie deelen zand is een
goedkoope en goede mortel voor binnen- en
buitenmuren, poreus genoeg om samenwer
king van koolzuur- en hydraulische verhar
ding mogelijk te maken.
Schelpkalktrasmeel in de verhouding l : 3
met ? zand vermengd geeft in korter tijd
vaster en droger metselwerk.
Het meest gebruikelijke bindmiddel is tegen
woordig portland-cement aangelengd met
kalk. Nu bevat portland-cement zelf reeds
een overmaat van kalk of het laat tijdens
het versteenen kalk vrij, die, om goed met
selwerk te verkrijgen, door bij menging van
hydraulischen toeslag (tras) behoort vast
gelegd te worden. Evenals bij de kalk ver
dient het ook hier aanbeveling cement en
tras vooraf dooreen te malen. (De Maatsch.
tot Expl. v. Staatsspoorw. gaat zich voor
eigen gebruik daarop inrichten).
In strijd met dit beginsel worden aan
cementmortel groote hoeveelheden kalk toe
gevoegd en ook in trasmortel veel te groote
hoeveelheden kalk verwerkt. Bovendien
wordt veel te weinig zand bijgemengd^
(De toestand, waarin dientengevolge tal
van oudere metselwerken in trasmortel
verkeeren, heeft de vaklieden zeer ten onrechte
wantrouwig gemaakt ten opzichte van
het tras).
De in overmaat voorhanden kalk is niet
toegankelijk voor koolzuur en doet afbreuk
aan de hydraulische verharding van het
geheel. Onversteende kalk laat moeielijk
water los; in drogen toestand neemt
zij gemakkelijk water op. Hoe grooter
hoeveelheid onversteenbare kalk in de muren
voorhanden is, hoe vochtiger zij zijn en hoe
meer zij doorregenen.
Zoolang het kalkgehalte in den
kalkcementmortel zekere grenzen niet overschrijdt, kan
deze in weerwil van de neiging tot water
opnemen groote hardheid bereiken; dan denkt
de bouwer dat zijn werk goed is. Ik heb het
echter bijgewoond dat men na 25 jaren nog
een mes tot aan het heft in de voegen
kon steken.
Kalkrijke cement- en trasmortels zijn
door gebrek aan zand sterk onderhevig aan
krimpen, een natuurwet, die door de bouwers
meestal over het hoofd wordt gezien. Het
gevolg van het krimpen van den mortel is,
dat de samenhang tusschen steen en mortel
ten deele wordt opgeheven; de voegen
komen los te zitten en vallen uit.
(Zij vriezen uit, zeggen de bouwlieden,
vergetende dat de vorst eerst begint mede
te werken nadat de voegen losgekrompen zijn.)
Uit metselwerk, dat in hooge mate aan
inwatering is blootgesteld (brugpijlers,
sluishoofden, prondkeerende muren), wordt de
overtollige, niet voor versteening vatbare
kalk opgelost en weggespoeld. Na het ver
dampen van het water vormt zij dikwijls
korsten op het oppervlak en stalactieten
onder gewelven en uitstekende deelen.
Overmaat van kalk heeft nog in anderen
zin een hoogst nadeelige uitwerking in
metselwerk; zij veroorzaakt muuruitslag en
afschilfering of afbrijzeling van den
steen.verschijnselen, die bij den tegenwoordigen stand
onzer kennis wel te voorkomen, maar nog
niet ten volle te verklaren zijn. Waarschijnlijk
ligt de oorsprong in osmotischen druk als
gevolg van het tegen elkaar inwerken
(diffundeeren) van regenwater en oplossingen
van stoffen uit de metselspecie. Daardoor
kunnen ongeloofelijk hooge spanningen ont
staan. Loodrecht afbrijzelen van groote
oppervlakken ter dikte van een halven steen
komt veelvuldig voor; ook dieper liggende
spleten zijn meermalen waargenomen.
Oppervlakkige afbrijzeliiig, zoogenaamde
muur kanker, vindt de opmerkzame waar
nemer tegenwoordig haast bij eiken voet
stap, dien hij in een stad doet, boven de
trasramen. Niet de klinkers van het
trasraam schilferen af daartoe nemen zij
te weinig water op doch de zachtere
steenen erboven en wel voornamelijk onder
raamdorpels, welke het vocht in zijn
opwaartsche beweging stuiten.
Aan een trasraam tegen het optrekken van
vocht uit den bodem wordt ten onzent
groote waarde gehecht. Men stelt het samen
uit eenige lagen klinkers in sterken mor
tel, half in, half boven den grond. Teneinde
zulk een trasraam waterdicht te maken, voegt
men weinig, soms zelfs geen zand aan den
mortel toe en in hun onkunde bereiken de
bouwers er juist het tegendeel mede van
hetgeen zij beoogen; immers kunnen zulke
mortels om vorenvermelde redenen in de
lucht niet standhouden.
Op het nut van een goed trasraam wil ik
niets afdingen, doch men houde wel in het
oog dat voor het keeren van optrekkend
vocht geen zoodanige dichtheid wordt
vereischt als voor een regenbak of een kelder
in grondwater, die aan waterdruk hebben
weerstand te bieden.
Buitendien bestaat bij metselwerk en mor
tels geen volstrekte waterdichtheid. Wat wij
gewoon zijn zoo te noemen is een vorm
van capillariteit, haarbuisjeswerking. Een
waterkeerende muur is te vergelijken met
een spons, een kleidijk, een met modder
gevulden kistdam, die, zelf met water ver
zadigd, aan een zekeren waterdruk weerstand
bieden. In beginsel is het eenige verschil
dat in den mortel het bindmiddel een deel
van het water vastlegt, m.a.w. ermede ver
hardt.
In het waterkeerende deeg ingesloten en
ermede omringd zand doet geen afbreuk
aan de waterdichtheid. Alleen dan wanneer
het zand in zoodanige hoeveelheid in den
mortel voorhanden is dat tusschen de zand
korrels betrekkelijk wijde kanalen open blij
ven, gaat het water erdoorheen.
Blijft niet de wetenschap van den met
selaar laag bij den grond en valt zij niet
binnen elks bereik?
Delft, Juli 1914. J. A. v. D. KLOES
NASCHRIFT
Onder dagteekening van 23 dezer berichtte
mij de Koninklijke Porselein- en Aardewerk
fabriek Rozenburg, dat ik geheel verkeerd
ben ingelicht, daar de bedoelde gevelver
siering niet door haar gemaakt, noch geplaatst
is en dat haar voormalige Directeur, de heer
Jurriaan Kok, niets te maken heeft gehad
met eenig advies omtrent de plaatsing der
tegels aan de topgevels van het Cafévan
der Made.
Het geval werd mij medegedeeld door
den bouwmeester van het Café, den heer
Picéni, in den avond van 25 April 1907 na
een rede over Mortels en Metselwerk door
mij uitgesproken in de vergadering van
Onderneming en Vrijheid" te 's Gravenhage.
Bij het gesprek waren tegenwoordig de
heeren van Rij en Tasseron; de namen der
andere bestuursleden zijn mij ontschoten.
Het kwam zoo: de heer Picéni betuigde
zijn instemming met mijn beginselen en
zeide gewoon te zijn daarnaar te werken.
Maar Mr. Picéni, zeide ik, hoe heb ik het
dan met die ongelukkige tegeltafereelen aan
het Cafév. d. Made ? Toen werden mij man
en paard genoemd.
V. D. K.
? * *
Charivari
Een verzameling onzer Rijmen ligt ter
perse. Zij bevat de Hoofdstukken
RuizeRijmen, Kunst-Rijmen, Sport-, Politieke-,
Gemengde- en Oorlogs-Rijmén. Wij zouden
het laatste hoofdstukje nu gaarne sluiten,
en brengen daarom ter kennis van de
strijdende mogendheden, dat het ons aan
genaam zal zijn, als zij den oorlog dezer
dagen willen eindigen.
*
Wij ontvingen een verdienstelijke Duitsche
vertaling van ons Rijm : Een Faillissement",
en twee van Roffel-rijm". Wij kunnen die
echter tot ons leedwezen niet plaatsen. Wat
de laatste betreft, de term, beleefd verzoek"
had den lezers kunnen leeren, dat wij 't
niet meenden.
*
Wij hebben nog geen antwoord op
onze vraag of de Keizer de Groene leeit,
maar zeker is het, dat ons blad populair in
het Duitsche leger is. Herhaaldelijk lezen
wij dat soldaten, al zingende, ons bekende
opschrift citeeren : Deutschland, Deutsch
land ber Alles!"
*
Wij lezen in een der keizerlijke telegram
men, dat het Ijzeren Kruis aan de boeg van
de nieuwe Emden" zal gehecht worden, als
herinnering aan den roem van de oude
Emden." Onze raad is, dit Ordeteeken
tegen het roesten bij hooge zee in te
halen, en te vervangen door een waschecht
Lintje.
*
Dezer dagen waren er twee in gesprek.
Kan een onzer lezers raden waar zij het
over hadden ?
*
Taalkundige neutraliteit
40 Modèles en stock. Hirsch,
Leidsche Plein." (Adv.)
*
Wij sturen niets aan het steuncomitéte
Utrecht. Het steuncomitéin onze stad,"
schrijft het U. D., wil de helpende hand
bieden aan allen."
*
Couperus' werk is steeds beschaafd,
beslist voornaam." (N. R. C.)
Dit bessjissjt niet.
*
Een aantal levende exemplaren dezer
vliegjes zijn gaarne ter beschikking van
belanghebbenden." (N. v. d. D.)
Koor van vliegjes : Hoera ! Hoera ! We
gaan naar de belanghebbenden!!
Hij ZET WAT !
(Onder dit opschrift openen wij een
rubriekje, waarin uitlatingen zullen worden
Teekening van Pieter van der Hem
Zangerig en zacht
DE APPELS
Woorden en Muziek van ED. COENRAADS
's Zon-dags, zo te - gen half twee, Staan er de men - sen stil - ge
!*?___?*? C «_
3
=t
?»- -9-
-fVoor de hoofd-deur van
't Is er het uur-tje van be - zoek: die brengt wat vruch-ten, die een
boek, Om het ver-driet van die daar lig-gen te ver - zach - - ten.
i -*- * * . . U '
De Appels
(Een triestig liedje)
Woorden en Muziek van ED. COENRAADS
's Zondags, zo tegen half twee,
staan er de mensen stil-gedwee,
voor de hoofddeur van het Ziekenhuis te
wachten.
't Is er het uurtje van bezoek:
Die brengt wat vruchten, die een boek,
om het verdriet van die daar liggen te ver
zachten.
's Zondags, zo tegen half twee...,
Moeder nam kleine Tommie mee,
toen zij Stientje in het gasthuis ging bezoeken.
Tommie, mijn jongen, kijk goed uit:
koop voor je zusje maar wat fruit;
vlak bij het gasthuis staat een kar, op n
der hoeken."
Waar d' Achterburgwal begon,
stond al een fruitkar in de zon,
en het vrouwtje met haar omslagdoek erachter.
Drie om een duppie!" riep zij luid.
Tom zocht twee appels bij haar uit;
koos niet de grootste, maar twee donkere,
twee zachte.
Maar aan het gasthuis ging 't niet vlot,
want de portier had streng verbod"
en de dokter sprak van koorts en slechte
nachten.
Moeder, met zorgelik gezicht,
luisterde stil naar zijn bericht.
Zij mocht heel even Stientje zien, Tommie
moest wachten.
Op weg naar huis vroeg Tommie toen:
Wat moet ik met de appels doen?"
Moeder zei: Je hoeft ze niet voor haar te
sparen.
Eet ze maar op, ze zijn al zacht".
Tommie zei niets, maar Tommie dacht:
Ik wil ze toch, tot Stientje beter wordt,
bewaren.
Doch toen de Zondag wederkwam,
Moeder hem niet weer medenam ...
toen begreep-ie 't wel: dat was toch geen
goed teken.
Eén weekje later waagde Tom:
Wanneer komt Stientje nou weerom?"
Toen hij 't gevraagd had, zag hij Moedertje
verbleken.
Moeder, nog langzaam in haar doen,
ruimde de speelgoedplank, en toen ...
't was vier weken nadat Stientje was
gestorven
Wat bracht zij schreiend voor den dag
uit 't hoekje waar Tommie's speelgoed lag... ?
't Waren de appels, ingeschrompeld en be
dorven.
opgenomen, die of door bijzonder
bekoorlijken vorm zooals de eerste of door
merkwaardigen inhoud zooals de laatste
de aandacht verdienen.)
Wanneer dan ten laatste de niet meer
uit te stellen opheldering met vader
komt, is zij een tegenpartij gebleven,
beter dan wanneer de speelster dadelijk
was begonnen met gevoeligheid, over
gevoeligheid, tranen. Wel leek het wat
koel van mevrouw Mann toen zij begon.
Naarmate men haar ging begrijpen, en
dat dit bijna hautaine zelfgevoel haar
intentie was, enz." (Hél.)
De Keizer liep toen de fronten van
het regiment langs, daarbij voortdurend
de manschappen groetend met: Morgen,
grenadiers!"" (Liegnitz. Tagebl.)
PRIJS H. t.- in apotheken en drogisterijen.
Monsters m Brochures: Agentschap Sarohatistr. 34. Amsterdam