Historisch Archief 1877-1940
1954
Zondag 6 December
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BR;UGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. G. KELLER, Secretaris.
Abonnement per 3 maanden . . ? f 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1 5 regels /l. 25, elke regel meer . . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
. ?0.25
. 0.30
040
IN1F0UD
Blz. 1: Bij het opkpmen van de wacht.
Wereldoorlog, door H. Brugmans.
Nationalisme en Vaderlandsliefde, door
Fred. van Eeden. 2: In het Wild,
door Petronius. a Propos door Sp.
Franc-tireurs. Koloniën: De Oorlog
en het Oosten, door J. D. v. E. Een
stem uit den vreemde (Die heutige Lage
Europa's, door Walter von Molo).
Feuilleton: Een troost, door Bern. Canter.
3: Herman Heyerman. Ingezonden.
5: Voor vrouwen (van plannen en
wenschen, door Elis. M. Rogge. Maria
Montessori, door A. de Graaf-W
ppermann). Uit de Natuur, door Jac. P.
Thijsse. 6: Een boek over de Zee.
Natuur en techniek, door O. 7: Muziek:
Meditaties van Sem Dresden. Psycho
logie van het Sint-Nicolaasfeest, door
Bern. Canter. 8: Het Carillon, door
S. Rozemond. 9: Fin. Kroniek, door
J. D. Santilhano. - W: Nervus rerum,
door v. d. S. Damrubriek, door K. C. de
Jpnee. 11: Schaakrubriek, door dr. J.
P. Olland. Teekeningjoh. Braakensiek.
Bijvoegsel door Johan Braakensiek:
Oorlogskansen.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIHIIIIIJIIIIIIIIIIIIIHUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
N VERRE EN V\N NA
BIJ HET OPKOMEN VAN
DE WACHT
Het is het oogenblik van aflossing.
Een nieuwe wacht trekt in de Groene"
op. Nieuwe posten worden op de wallen
uitgezet. Andere mannen, voor een deel,
nemen de wapens over. De consignes
worden verjongd, en een frissche moed
gaat door de gansche bezetting.
Wat de nieuwe redactie hoopt en wil,
zal men zeker het beste kunnen ervaren
uit hetgeen zij in dit blad van stonde
af aan zal zeggen en doen. Heel de
tegenwoordige tijd is zeker minder voor
verklaringen, dan voor daden. En dat
bij dezen overgang de vergelijking rijst
.met het bemannen van een bewapende
schans, zal vooral in onze
wereldhistorische dagen niemand verbazen. Van
ouds draagt trouwens de Groene" het
kenmerk van Jiet strijdbare en waak
zame, het militante.
Zijn positie is vastgelegd; in het
bijzonder sinds De Koo aan het onafhan
kelijke, puntige oordeel, en aan de
genegenheid voor het jonge,
groeikrachtige, op gebied van maatschappij en
kunst, vrijelijk den loop gaf.
De redactie is er zich van bewust, dat
zij het zal zijn, die voortaan in de
Amsterdammer" heeft voor te gaan; en
dat niemand of niets haar dit nemen kan.
Wanneer een nieuwe troep in een
vestingwerk opkomt, wijzen deszelfs
strategische ligging en bestemming hem
vanzelf zijn taak aan. Ijdel is het, te
meenen, dat die maar van persoonlijke
willekeur afhangen zou. Ook zij die de
plaats ruimen, moeten zich niet ver
beelden, dat met hen de eigenlijke
kracht nu aftrekt; en dat waar zij zich
opstellen of in wat zij gaan doen, het
nieuwe zwaartepunt zal komen te lig
gen. Integendeel, de taak wordt voort
gezet van de oude borstweringen en
poorten, door de nieuw ingetreden
wapengenooten. Op hun oordeel, moed en
taktiek komt voortaan de verwachting
te rusten.
Zoo is het ook met een publiek orgaan
als dit weekblad.
Dat de nieuwe redactie daarbij slechts
ongaarne sommigen uit den vorigen staf
ziet heengegaan, behoeft zij niet te
verhelen. Doch evenmin, dat zij hierom
niet blijft treuren, en in de opvolgers
best vertrouwen heeft. Met
oud-hollandsche nuchterheid mogen wij de woorden
herhalen, die de voorouders op het graf
van een hun ontvallen zeekapitein plaat
sten: al is Jan Pietersz dood, daar
leeft nog zijns gelijk"!
Zoo zal de Groene" worden gehouden
een orgaan onafhankelijk,vooruitstrevend
en vrijzinnig van aard.
ONAFHANKELIJK; niemand of niets naar
de oogen ziende, en slechts zelve het
beste zoekende. Niet in het minste ver
bonden dus ook met een staatkundige
partij of groep. Redactioneel volkomen
onze eigen baas, 't geen de redacteuren
eigenlijk niet eens noodig zouden hebben
te verklaren, ware het niet dat zekere
toespelingen dit op het oogenblik
wenschelijk maken.
VOORUITSTREVEND ; 't geen immers wil
zeggen: mee staand in den strijd tegen
hetonvolkomeneomonsheenjopkomende
voor het hulpbehoevende en ontluikende;
tegen zelfgenoegzame berusting.
Evenwel, geen kritiek, zonder onbe
vangen waardeering. Een tijdgeest, die
geen vertrouwen en waardeering jegens
anderen kent, doet ook het vertrouwen
in zichzelf en zijn eigen waarde ver
loren gaan.
Anders dan wat in deze dagen om
ons heen gebeurt en wat onze beeld
spraak zou kunnen doen denken,
mag de arbeid van dit weekblad niet
zijn die van afbreken zonder de begeerte
om te vernieuwen; van zoo maar los
hakken op dit of dat; van verkleineeren
in stede van verheffen.
Minder dan ooit is zeker in de naaste
tijden daaraan behoefte. Evengoed als
de geheele wereld, zal ons vaderland
jaren en jaren van wederopbouw be
hoeven.
Wat ligt niet op alle gebieden tegen
de vlakte! Welvaart en bedrijvigheid.
Schoonheid en individualiteit. De vrije
vooruitgang der volken, en heel de
rustige glans van hun geestelijk leven.
Op staatkundig en maatschappelijk ge
bied, op dat van kunst en wetenschap,
voor alle nationale en volksbelangen, zal
een tijdperk aanbreken van herstel, prik
kel en vernieuwing.
Op al deze gebieden ligt ook de werk
zaamheid van de Groene". Zoo goed
als de stad, wier naam hij voert en bij
wier krachtige en vooruitstrevende tradi
tie hij zich aan wenscht te sluiten, moge
de Amsterdammer, Weekblad voor
Nederland" een levendig en veelzijdig
middelpunt vormen. De redactie heeft
zich een kring van eerste medewerkers
gezocht, die met haar in dezen geest de
aangelegenheden van den dag en van
de toekomst zullen behandelen en oor
spronkelijke bijdragen geven. Op staat
kundig en sociaal; artistiek, litterair,
aesthetisch; wetenschappelijk, koloniaal,
?hiilitair gebied; op dat van handel en
landbouw; onderwijs, volksontwikkeling
en sport; van geest en humor; evengoed
op dat van het dagelijksch leven. Zij
stelt tevens daarbij gaarne hare kolom
men voor de inzenders open, die wat te
zeggen of te schertsen, kunstenaars, die
wat te toonen hebben.
Ook in dien zin wenscht zij eene
onafhankelijke en vrijzinnige politiek te
vertegenwoordigen, dat zij het goede
naar voren wil zien gebracht, het nuttige
aangewezen, het schoone gevoeld en het
verkeerde gelaakt.
Opdat de forteresse moge blijken, aan
goede handen te zijn toevertrouwd.
llnlIMlmlMMIIMIM
Wereldoorlog
Om ons heen woedt de wereldoorlog
en wij, neutralen, wachten niet zonder
vreeze en beven in ons nog rustig, maar
bedreigd hoekje af, wat de uitslag van
deze groote vernietiging van stoffelijke
en geestelijke waarden zal zijn, ook wat
voor ons eigen volksbestaan daaruit zal
voortkomen. Want daarop komt het ten
slotte aan; in tegenstelling tot het be
kende woord van Tollens moet men
in dit geval het doel niet rekenen, maar
den uitslag alleen tellen. Wanneer uit
dezen volkerenkrijg een gezonder, nor
maler Europa te voorschijn komt dan
wij in de laatste veertig jaren onder den
druk van den gewapenden vrede hebben
gedragen, maar nauwelijks hebben ver
dragen, dan is het gevloeide bloed niet
verspild, dan kan althans een groot deel
der verloren cultuurwaarden worden te
ruggewonnen. Want vooral in het altijd
wat teergevoelige Nederland moge men
jammeren over de gruwelen van den
oorlog en vlijtig adressen teekenen om
dien jammer te doen ophouden een
gemakkelijk en dus veel gebruikt, maar
niet zeer dienstig middel de vraag,
of deze strijd in ongekend grooten stijl
voor ons werelddeel en zelfs voor de
menschheid gewin of verlies beteekent,
is eerst na den vrede en dan nog niet
eens onmiddellijk op te lossen. Ik zal
mij dan ook niet aan een poging tot
oplossing wagen, maar wil alleen
constateeren, dat de vraag in den regel
onder den indruk van de oorlogsfeiten
voorbarig in ongunstigen zin wordt be
antwoord. Dat uit dezen oorlog ooit
iets goeds zou kunnen voortkomen, kun
nen velen zich nauwelijks voorstellen;
zij willen het einde zien en dat liefst
zoo spoedig mogelijk, zonder te bedenken,
dat de factoren, die den krijg
beheerschen, slechts voor een deel worden
bewogen door de oorlogvoerende mach
ten zelf en in het geheel niet door de
neutrale, met name de kleine staten.
Het is evenwel natuurlijk, dat zoo
door velen wordt gedacht en gewenscht.
Wij zijn allen min of meer de dupe
geworden van de lange vredesperiode,
waaronder wij hebben geleefd. Daardoor
zijn wij gewoon geraakt dien vrede te
houden voor iets anders dan hij inder
daad is, den latenten strijd tusschen de
verschillende volken en staten, die nim
mer ophoudt en steeds de spieren ge
spannen houdt, maar die de grootste
problemen toch niet tot oplossing ver
mag te brengen. Daarom ook is het niet
te verwonderen, dat de latente oorlog,
die onbloedig, maar daarom niet minder
wreed en hard is, na verloop van tijd
als van zelf acuut wordt. Dat verschijnsel,
die uitbarsting kon men .sedert ongeveer
het begin van deze eeuw eigenlijk ieder
jaar verwachten; het is veeleer opmer
kelijk, dat de explosie eerst nu dan dat
zij niet vroeger kwam. Omdat velen haar
niet of niet meer verwachtten, maakte
zij in een stellig vreedzaam en vrede
lievend land als het onze een zoo diepen
en zelfs heftigen indruk. Een gevolg
daarvan was pok, dat men, ongewoon
aan de praktijk van den oorlog, den
indruk kreeg, dat deze oorlog stellig de
grootste, de bloedigste, de ernstigste
worsteling is, die de geschiedenis ooit
heeft aanschouwd. Men kan deze be
schouwing tegenwoordig overal vinden;
zij is een gemeenplaats geworden.
In dat opzicht kan men evenwel stellig
gerust zijn. Niemand weet, wat de toe
komst ons nog zal brengen. Maar dat
de schokken, die thans de wereld en in
het bijzonder ons volk ondergaat,
voorloopig niet te vergelijken zijn met die
der groote oorlogen van de Revolutie
en van Napoleon, staat wel vast. Wie
den Franschen tijd in Nederland heeft
beleefd, kon nog geheel andere dingen
vertellen dan het tegenwoordige geslacht;
aan inlijving en continentaal stelsel zijn
wij nog lang niet toe; ook kan niemand
den indruk hebben, dat de dag van
morgen voor ons onverschillig, wijl
waardeloos is. En wil men een strijd
zien, die nog beter naast dezen wereld
oorlog is te leggen, dan
bestudeere men den zevenjarigen oorlog,
die in menig opzicht met den grooten
strijd van 1914 is te vergelijken. Ook
toen had zich een coalitie om en tegen
Pruisen gevormd; ook toen was de poli
tiek der insluiting, der Einkreisung, met
goed gevolg toegepast, destijds door
Maria Theresia en Kaunitz. Ook toen
stond Pruisen in het veld tegen Rusland
en tegen Frankrijk; ook toen moest het
oorlog voeren met verschillende fronten.
Ook toen had Pruisen slechts n bond
genoot, destijds Engeland, gelijk nu
Oostenrijk; toen was niet Engeland,
maar Oostenrijk de fel gehate vijand van
Pruisen, te feller gehaat, omdat het den
Oostenrijkschen nabuur tegen recht en
zede in van een groot kroonland had
beroofd; men haat in den regel wien
men onrecht heeft gedaan. Ook toen
breidde de oorlog zich steeds verder uit;
door het Bourbonsch familieverdrag
werden ook Spanje en Napels in den
krijg betrokken. Ook toen werd de oor
log in andere werelddeelen gevoerd en
werd een nog heel wat gewichtiger en
bloediger koloniale krijg gevoerd dan
thans: in Canada en in Voor-Indië streden
Engelschen en Franschen om de opper
macht in Amerika en in Azië. En
om de parallel nog verder door te
trekken ook toen was onze Republiek
neutraal; ook toen handhaafde zij haar
neutraliteit door zooveel mogelijk handel
te blijven drijven, waar zij kon; ook
toen brachten Engelsche oorlogschepen
Nederlandsche koopvaarders op. Maar
hier houdt de vergelijking op. Want van
de toenmalige regeering kan niet worden
gezegd, dat zij met vaste hand regeerde;
van de neutraliteit van destijds kan niet
worden getuigd, dat zij met kracht van
wapenen werd gehandhaafd; het
staatsche leger was nauwelijks op voet van
oorlog; de Amsterdamsche kooplieden
beklaagden zich zeer ernstig en met
klem bij de gouvernante, dat de vloot
niet in staat was de koopvaardijschepen
te beschermen; men vroeg, men eischte
convooi, ten einde gewapend te zijn
tegenover de oorlogvoerende mogend
heden. En toen bleef de Republiek neu
traal, hoewel zij door haar tractaten
met Engeland was verbonden en dus
tot het verleenen van gewapende hulp
verplicht. Maar Engeland liet Nederland
neutraal blijven, omdat het meer voor
deel zag in die onzijdigheid dan in een
deelneming der Republiek aan den oorlog.
Zoo was ook toen Nederland neutraal
door den wil der oorlogvoerende mogend
heden; maar anders dan nu was de
Republiek in militair opzicht een vol
strekt te verwaarloozen grootheid, daarom
niet gevreesd, maar evenmin gezocht,
ten slotte echter door allen ontzien, om
dat zij als economische macht van de
grootste beteekenis was. Zonder de
Amsterdamsche beurs kon het econo
mische leven van Europa niet in gang
blijven; zonder die beurs kon geen groote
staatsleening worden gesloten. Zoo spaar
de men de brandkast uit vrees, dat de
vijand ze zou bemachtigen en plunderen.
De Amsterdamsche beurs is thans ge
sloten; bij al haar beteekenis voor ons
land, geeft zij geen leiding meer aan de
internationale verhoudingen. Een reden
om ons land aan te vallen, is daarmede
vervallen, even goed als een reden om
Nederland te ontzien. Maar wij zijn
militair thans veel beter gewapend dan
toen; onze vloot en ons leger krijgen
te meer beteekenis, naarmate de oorlog
langer duurt en de hulpbronnen van de
oorlogvoerenden opdrogen. Het is daarom
bovenal zaak het land zoo krachtig
mogelijk te houden, blijmoedig elkanders
lasten te dragen en vooral niet de natio
nale kracht te verzwakken door de
nationale geschillen weer aan te stoken.
Nog is het de tijd om Cromwell's leuze
te gedenken: Vertrouwt op God en
houdt uw kruid droog.
H. BRUGMANS
Nationalisme en Vaderlands
liefde
In een Amerikaansch tijdschrift vond
ik de volgende kernspreuk van Francis
Lieber:
Patria Cara, Carior Libertas, Veritas
Carissima."
Het Vaderland is mij dierbaar, de
Vrijheid is mij liever, het liefst is mij de
Waarheid" (ot het Recht).
Dit schijnt mij wel de beste kern
spreuk voor onzen tijd en onzen toe
stand. Er wordt in vastgesteld dat liefde
voor het Vaderland, hoe innig en waar
achtig ook, niet de hoogste instantie
uitmaakt, en dus laat ons zeggen X
land" niet gaat ber alles in der Welt."
Dat er een zaak is die Vrijheid heet
hoe slecht omschreeven die soms mooge
zijn die men niet met X-land kan
identificeeren, en dat ook die Vrijheid
nog weer ondergeschikt is aan een idee
dat men het beste aanduidt door 't woord
Waarheid of Gerechtigheid.
Nu is het zeer noodig in deeze dingen
scherp en vast te onderscheiden. Want
het is een gewoone truc om menschen
die hun Vaderlandsliefde aan nog hooger
en universeeler gevoelens onderschikken,
voor Vaderlands-loozen'' uit te maken.
En ik wilde juist hier doen uitkoomen,
dat dit misleidend, onjuist en onrecht
vaardig is.
Het heeft mij getroffen dat van ver
schillende kanten, in ons land, in deeze
gewigtige periode, geweezen is op het
nationalisme" als een kwaad, een onheil,
een bron van leugen en ellende. Het
zou nu niet verwonderlijk zijn als men
Nationalisme en Vaderlandsliefde, al of
niet opzettelijk, ging verwarren en door
elkander halen, de woorden beurtelings
gebruikend als staande voor nzelfde
begrip, om op die wijze het gewonnen
inzicht, dat een bevrijding des geestes
beteekent, weer te veruui&teren. Is het
niet in zeekere kringen algemeen ge
bruikelijk om persoenen die voor een
universeel menschelijk recht pleiten als
on-vaderlandslievend te kenmerken? Ik
hoorde ook het woord internationalist"
reeds gebruiken met een zeekere scham
pere bijklank. Het is noodig, door zuivere
definieering, aan 't licht te brengen dat
ieder goed, verstandig mensch, volgens
de consequentie van zijn eigen gevoelens
en begrippen, inter-nationalist is. Ten
minste ieder goed, verstandig Neder
lander. Typen zooals men die thans in
de krijgvoerende volken vindt, die als
verwoede stieren op iedere vlag
instormen die anders gekleurd is als de
vlaggetjes waaraan ze gewoon zijn
ik denk hier aan een artikel in de Neue
Rundschau" van Thomas Mann zulke
typen zijn in ons vaderland zeldzaam.
Maar wel vind men hier principe
ruiters van teegen-oovergestelde gezind
heid, menschen die onmiddelijk van een
leevend idee een dor, star dogma maken.
Dat zijn dezulken die thans onmiddelijk
wet en politie willen afschaffen, omdat
in de toekomst die zaken niet noodig
zullen zijn, die van de Godspest" praten,
omdat veele geloovigen maar pseud
vroomen zijn, die de familie willen ont
binden en van gehechtheid en liefde
voor land en volk niets weeten willen,
als ware het een waan, een ijdel leeg
begrip.
Liefde voor het land waarin men is
opgevoed, voor zijn eigenaardig schoon,
voor de moedertaal, voor de zeeden en
gewoonten van het eigen volk dat
alles is echt, zuiver, werkelijk gevoel,
dat zich niet laat verloochenen.
Het is een uitbreiding van het liefde
gevoel voor moeder en vader, voor ver
wanten en kinderen, voor huis en hof,
voor stad en omgeeving. Ook dit gevoel
is meer dan rationeel want men zal
zijn moeder meer liefhebben dan andere
moeders, al is ze volstrekt niet beeter
en niet beminnenswaardiger. Deeze liefde
behoeft niet onrechtvaardig te maken
ze zal ons alleen meer doen begrijpen
en waardeeren van het goede, ook al
zal ze het kwade niet willen ontkennen
of goed praten.
Maar dit gevoel is, als alle leevende
echte dingen, niet scherp begrensd
en niet onveranderlijk. Het breidt zich
gaandeweg uit. Ik vind Holland mooi
en verheug me telkens bij 't weederzien,
maar ik krijg een gelijksoortige gehecht
heid aan andere streeken waar ik
bewonderd en genooten heb. Ik voel
ook iets als vaderlandsliefde voor som
mige bergstreeken, voor zuidelijke lan
den. En evenzoo gaat het met menschen.
Ik voel voor het Hollandsche volk om
dat ik hen, in hun goed en hun kwaad,
beeter begrijp dan anderen, maar ik
voel ook geneegenheid voor andere vol
ken waar ik sympathie en waardeering
gevonden heb.
Dit alles komt niet oovereen met het
begrip nationalisme". Dit laatste trekt
een scherpe grens en houdt op bij de
douane.
Het vraagt naar bewijzen, op papier,
van lidmaatschap en burgerrecht. Het
spreekt van X-land als het land, de
Duitschers spreeken zelfs van
Deutschtum" als iets weezenlijks en belang
rijks het kent aan het eigen volk
rechten toe die geen ander volk bezit,
en het heeft een vooral bedenkelijke
neiging dat eigen volk als een
uitverkooren volk te beschouwen.
Hier begint een verwerpelijke irrationa
liteit. Ik wantrouw alle uitverkoorenen
en uitverkooren volken" schreef mij
Romain Rolland. Hier wordt het vaak
gesmade gezond verstand", de
common sense" ontbeerlijk, willen we niet
verzeilen in een ondragelijke sfeer van
ziekelijk fanatisme. Hier naderen we
een Godsrijk als dat van jan van Leyden
te Munster. Er zijn in Europa ten
minste geen scherp gescheiden rassen.
Elk volk is een mengsel, en het econo
mische leeven is rusteloos beezig de
douanegrenzen ooveral uit te wisschen.
Aan n der groepen een bizonder recht
toe te kennen is onreedelijk, strijdig met
het rechtsgevoel van elk gezond individu.
Er is een universeel rechtsgevoel dat
voor alle weezens geldt die men mensche
lijk noemen kan, ook voor de
neegerstammen in midden-Afrika, voor
Vuurlanders en Samojeeden.
Het nationalisme is het rudimentair
ooverblijfsel van de oud-testamentische
scheiding in Volkskinderen en Vreemden,
welke laatsten geen menschelijke rechten
hadden. Het nieuw-testamentische ant
woord op de vraag : wie onze naaste