Historisch Archief 1877-1940
11*1955
Zondag ^December
A°. 1914
DE AMS
WEEKBLAD
MMER
NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDER1K VAN EEDEN, Mr. G. KELLER, Secretaris.
Abonnement per 3 maanden . ? 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. ]., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOIKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van l?5 regels ?1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
?0.25
0.30
0.40
INHOUD
Blz. l: Angstvalligheid, door v. H.
Een pijnlijk incident, door Fred. van
Eeden. Buitenlandsch Overzicht, door
prof. G. W. Kernkamp. 2: Generaal
Beijers, door prof. H. D. J. Bodenstein.
Averechtsche bezuiniging, door Th. M. Ke
telaar. Belasting betalen, door Kr.
Feuilleton: Luxe-Auto, door Minca
Verster-Bosch Reitz. 3: Kunst en Lette
ren: Een Javaansch dichter. Dramati
sche Kroniek van Henri Borel. 5:
Voor vrouwen (Vrouwenrecht en Oorlog,
Winkelen). Uit de Natuur van Jac.
P. Thijsse. 6: Koloniën: De Oorlog
en het Oosten, II, door J. C. v. E. Her
man Heijermans, door Simon B. Stokvis.
Ad. Herviez, door F. B.; 7: Ed, Ja
cobs, door J. L. Pisuisse. De
Frontispiesen van het Kon. Paleis, door A.
W. Weissman. Bij Bosboom in het
atelier door v. Aerssen. 8: Muziek
in de hoofdstad door Sem Dresden.
9 : Financieele en economische Kroniek,
door J. D. Santilhano, Amerika's
Exporthandel en de oorlog, door v. d. S.
10: De Vredesbeweging, door Labasky,
Ingezonden; 11: Teekeningjoh.
Braakensiek. Schaakrubriek, doordr.J.P. Olland.
12: Damrubriek.
Bijvoegsel door Johan Braakensiek:
Bülow's Séance.
IIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIM1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIE Illlllllltllllllll
ANGSTVALLIGHEID
Oppervlakkig zou men zeggen, dat het
met het Leeningsontwerp en de Kosten
dekking, in de Kamer, heel wat minder
onrustbarend is geloopen dan zich aan
zien liet. De zenuwtoevallen, waarvan
zich de eerste voorteekenen openbaarden,
zijn, dank zij vrij wat morphine en koude
doeken, voorbijgegaan. En het krijgt bijna
den schijn, alsof dit alles maar een
looze opschrik is geweest; alsof mijnheer
weer aan zijn bezigheden is gegaan, zon
der, dat het iets te beteekenen heeft
gehad.
Financieel-technisch gesproken kan dan
ook inderdaad worden gezegd, dat als
er oogenblikkelijk voor kasvoorziening
viel te zorgen; en als dit niet met geld
opneming op korten termijn te bereiken
was; en als de eindbeslissing omtrent
de wijze van dekking over een paar jaar
heusch nog even vrij kan worden ge
nomen, en als nog allerlei meer de ge
volgde manier eene redelijke is.
De Minister van Financiën heeft dan
ongeveer hetzelfde gedaan als de neef,
die zijnen suikeroom opbelde omdat hij
plotseling hooge rekeningen te betalen
kreeg, doch er troostend aan toevoegde,
dat het immers geregeld van zijn maand
geld kon worden ingehouden, tenzij oom
het liever later op zijn erfdeel kortte.
Evenwel blijft er, behalve deze alsen,
nog meer op te merken.
De vraag mag worden gesteld, of de
geheele loop van zaken toch niet ook
op iets anders wijst; iets dat dieper zit,
en een verschijnsel van algemeenere
beteekenis blijft.
Het valt nauwelijks te ontkennen, dat
in den geheelen opzet en de behandeling
van deze financieele gelegenheid, eene
zekere angstvalligheid van be
leid is waar te nemen. Een angstvallig
heid die, dit zij wel verstaan, bij de
regeering blijkbaar tot een volkomen be
wust en bedoeld systeem is geworden.
Maar waarvan de schaduwzijden toch
wel degelijk zijn te zien.
Want al loopt mijnheer nu schijnbaar
weer wel ter been rond, wat, indien
hem op 't gegeven oogenblik het noodige
weerstandsvermogen toch mocht blijken
te ontbreken?
* *
*
Er spreekt onloochenbaar angstval
ligheid van beleid uit, als eene regee
ring, in een oogenblik waarop zich onder
groote groepen der natie en van allerlei
kanten een lan openbaart om door een
offer van den rijkdom aan nationale be
hoeften tegemoet te komen, - dat dan
de regeering het versmaadt aan dien elan
leiding te geven. Al ware het maar ge
weest, door het initiatief te nemen tot de,
voorloopig platonische, verklaring dat
eerlang door eene bijdrage van het bezit,
in de bestrijding der oorlogskosten zal
worden deelgenomen.
Er spreekt evenzeer angstvalligheid uit,
de heffing eener oorlogsbelasting prin
cipieel" af te wijzen, uit beducht
heid voor kapitaalverslapping en ader
lating der vermogens. Nog wel in een
land dat sinds zijn opkomst als onafhan
kelijk gemeenebest in alle tijden van nood,
na elke oorlogsperiode, en terecht is
gezegd dat onder de huidige toestanden
een land op den voet van gewapende
neutraliteit economisch bijna hetzelfde
doormaakt als in oorlogstijd, altijd
weer eene belasting van de bezittingen
heeft durven heffen, en telkens weer
meer heeft gebloeid dan gebloed.
Er spreekt groote angstvalligheid van be
leid uit, wanneer eene Regeering het haar
plicht acht thans geen partij te kiezen
tusschen de denkbeelden die de verschillende
groepen op belastinggebied huldigen",
en afziet van de verdediging van eigen
denkbeelden ter wille van den stilzwij
gend gesloten politieken wapenstilstand".
Eene bescheidenheid die noodwendig
voor andere denkbeelden dan die eigene
den voorrang moest brengen, die nu
eenmaal het voorrecht van den stilstand is.
Men zou nog verder kunnen gaan, en
alweer dezelfde angstvalligheid terugvin
den in de vreeze, dat nationale bereidwil
ligheid zou uitblijven bij een aanbod van
41/2 pCt.; een nu toch nog in veler voor
stelling waarlijk niet lage rente!
En in het terstond hoogheffen van de
karwats der gedwongen leening tevens,
omdat anders wellicht de goede wil en
het goede geld eens mochten uitblijven.
Maar is het ook eigenlijk wel een punt
van discussie? De regeering zelve zou
niet anders zeggen, dan dat haar systeem
is, in alles den voorzichtigsten,
veiligsten, angstvalligen kant te houden.
Het heeft hier niet op zichzelf gestaan.
't Is alleen nu, om zoo te zeggen, recht
duidelijk ook naar binnen geslagen.
Niet minder teekenend is het stelsel van
den aanvang af in de politiek tegenover
de buitenlandsche zaken volgehouden.
Ook in onze neutraliteitspolitiek ware
tweeërlei weg te volgen geweest, en is
de angstvallige aangenomen geworden.
Met hoe ernstige vingerwijzing is tel
kens de openbare meening tot stilzwijgen
vermaand, ook waar de diepe en natuur
lijke overtuiging soms drong een oordeel
te uiten, 't zij over sommige oorlogs
daden, 't zij over de uiteenloopende prin
cipes zelve, welke op den bodem van
dezen wereldstrijd liggen.
Tegenover kleineeringen van onze
zeevaart en handel moge ijverig zijn
geremonstreerd, het machtigste weer
middel lieten wij liggen, dat den neu
trale gegeven is: het rustige, openlijke
beklag, dat ook tot het eigen volk, en
de andere volken, spreekt.
Ja, steekt er niet een blijk van dezelfde
angstvalligheid in, wanneer wij nog tel
kens, tot satisfactie van wien ?
onze rechtbanken zien lastiggevallen, en
zelfs tot prijsgeven van de openbaarheid
harer zittingen gemoveerd om strafvervol
gingen tegen veelal kinderachtige
beleedigingen van bevriende staatshoofden?"
Het is hier niet de bedoeling, discussie
of polemiek over een en ander aan te
vangen. Dit zou ook geen nut hebben.
Er is voor onze houding in de huidige
internationale politiek nu eenmaal in
moeielijke oogenblikken een systeem
aangenomen, en dit valt natuurlijk niet
meer te veranderen.
Elkeen zal de regeering erkentelijk zijn
voor de zorg en de rustigheid, waarmede
zij haar taak tegenover den
buitenlandschen wirwar heeft vervuld, en vervult.
Doch men zij het er over eens, dat
haar systeem is geteekend door dezelfde
angstvalligheid. En dat daartegenover
ook een ander standpunt kan worden
gesteld, een dat noch onze neu
traliteit, noch onze economische positie
er minder op had doen zijn; en dat ons
waarschijnlijk meer had gelaten van het
internationale aanzien, en het internatio
nale zelfbewustzijn, welke wij zoo noodig
hebben.
Er is tusschen dit alles een nauw ver
band, en de angstvalligheid ook in't
binnenlandsch beleid is nu door de behande
ling van de financieele kwestie zóduide
lijk aan den dag getreden, dat 't verkeerd
zou zijn, er de oogen voor te sluiten.
Ook daar had een andere weg kunnen
zijn gevolgd, die waarschijnlijk
opwekkender invloed zou hebben gehad.
Zegt nu wellicht deze of gene, dat
het onverstandig is, thans dezen karakter
trek van het regeeringsbelëid aan te
roeren, en dat deze voorzichtige angst
valligheid toch in elk geval den veiligen
kant waarborgt, dan is het antwoord :
dat dit juist de kwestie is, en dat de
voorzichtigheid wel eens de wijsheid
bedriegt.
Er steekt in het steeds op den voor
grond tredende, en zoo gemakkelijk over
genomen systeem van angstvalligheid,
een werkelijk gevaar. Het beneemt kracht.
Wanneer Holland reeds in last moet
worden gerekend, zoo in den lande
discussie's worden opgezet, 't is waar wel
eens wat heel erg driftig! over de
financieele regeeringsvoorstellen.
Wanneer de een den ander gewichtig
gaat toefluisteren, dat, hoor eens, onder
deze omstandigheden vór alles aan de
regeering geene moeilijkheden behooren
te worden gemaakt; en dan onder
moeilijkheden" langzamerhand ook al
de uiting van een eerlijke en ernstige
tegenovergestelde meening begrepen
wordt.
Wanneer in binnenlandsche, zoowel
als in buitenlandsche aangelegenhedetr",
een iegenlijk het als 't meest voor de
hand liggende begint te beschouwen om
nog maar op de teenen rond te loopen,
en een beetje in elkaar gedoken.
Dan rijst de groote vraag of daarmede
niet schade ontstaat aan de vereischte
geestkracht naar binnen, en daarom
ook aan prestige naar buiten, welke
ons in en na de tegenwoordige ver
wikkelingen zoo onmisbaar zulten zijn.
Verscheidenen zijn er, die de toekomst
zoo inzien, dat het ernstigste gevaar
voor ons land kan gelegen zijn niet in
den oorlog, maar straks, aan het einde,
bij de vredesonderhandelingen. Is dit
mogelijk, dan zal er nog wat meer
noodig zijn dan onze, gelukkige, militaire
kordaatheid, en de door de opneming
der vluchtelingen verworven reputatie.
Maar wat daarvan zij, een politiek
schooljaar van angstvaHigheid, van geven,
nemen en berusten, moge ons hoe zalig
ook door menig oogenblikkelijk geval
kunnen heenhelpen en reeds hebben
heengeholpen, het kan op den duur niet den
geest van gespierde eendracht bevorde
ren, dien het land ook voor zijn eigen
ontwikkeling behoeft.
v. H.
Een pijnlijk incident
Wel het allerpijnlijkste, voor ons Neder
landers, van den gansenen oorlog. Bel
gisch bloed is op onzen boodein ge
vloeid, door de koogels van
Nederlandsche soldaten. Geen onzer die dat niet
diep betreurt, die zich niet afvraagt: had
dat niet vermeeden kunnen worden ?
Wij zouden die Belgische strijders liefst
beschouwen als onze gasten. De heele
natie voelt voor hen sympathie en be
wondering, welke ook de meeningen
oover het recht in deezen oorlog mogen
zijn. Wij zijn verplicht hen te behandelen
als gevangenen, hen te omringen door
prikkeldraad en gewapende wachten,
maar wij voelen in 't gebeurde bijna iets
als schending van het gastrecht.
Het zou niet goed zijn vooruit te loopen
op het onderzoek, dat naar wij vast ver
trouwen, grondig, eerlijk en oopenbaar
zal zijn. Maar het kan geen kwaad te
wijzen op den psychologischen kant van
't geval.
Iemand die de geïnterneerden te Amers
foort gezien had, zeide mij: het is erger
dan een slagveld ! Achttien duizend man
nen die niets te doen hebben. Niets!
Niets! Niets!"
Mijn eigen indruk was : dat kan nooit
goed gaan hier, dat, loopt uit op een
of andere katastrofe."
Ik moest denken aan een oude uit
drukking uit de middeleeuwen, toen
Amersfoort werd genoemd een kamp
vol stieren."
Nu leek het werkelijk weer een kamp
vol stieren. Duizende mannen, wien de
krifitdamp nog in de kleeren zat, een
tamelijk slecht gedisciplineerde massa,
verslagen maar niet verwonnen, vol be
hoefte aan actie, aan vechten desnoods,
vol verbittering om het geleeden onrecht,
vol angst en zorg om vrouw en kind en
moeder en huis en hof, duizende forsche
mannen meer leeuwen dan soldaten"
zooals mij een hunner zeide en die
uiterst beweegelijke, ontvlambare massa
gewend aan leevendige uiting, aan de
drukke atmosfeer van het Belgische
estaminet, omgeeven door prikkeldraad,
waarin men ooveral reeds bedenkelijke
hiaten en teekenen van bezwijken zag,
in bedwang gehouden door goedige
Hollandsche soldaten met de bajonet op
't geweer.
En voor al die slecht betoomde vita
liteit geen enkele uitweg, geen ventiel,
geen afleiding, niets te doen, niets!
niets! niets! Dat moet herrie geeven.
Dat kan niet anders.
Het gaat niet aan de schuld op die
Belgische mannen alleen te schuiven. Er
zijn natuurlijk lastige, kwade elementen
onder. Maar de verantwoordelijkheid rust
grootendeels op de wijzere ooverheeden
die hen te beheeren en te leiden hebben.
Als men een kind aanvankelijk te
toegeevend behandelt, dan is men heel spoe
dig gedwongen tot veel te kras optreeden,
dat bij taktvolle aandacht, bij consequente
strengheid niet noodig ware geweest.
Is hier niet iets dergelijks gebeurd ?
Die vraag moet zonder omweegen wor
den gesteld.
Wat ik gezien heb, was geen toon
beeld van goede organisatie. Bij het
bezoek der verwanten zag men een
dringende, hartstochtelijk gesticuleerende
massa, met tallooze vergrijpen teegen
reegel en orde. De taak der wachten
veel -fc*, zwaar, en onvoldoende
uitgevoéSiv Als de zaak niet krachtig wordt
aangevat en grondig verbeeterd, dan blijit
het niet bij dit eerste treurige incident.
Ieder moet erkennen dat de
moeijelijkheeden enorm zijn. Er moet werk
gevonden worden, beezigheid voor die
duizenden en teevens moet de
geleegenheid tot ontvluchten worden
teegengegaan. Want het is zeeker dat de
meesten nog op niets anders zinnen,
dan op wegloopen.
Dat is een geweldige opgave. Maar
toch moet het gebeuren en onze regee
ring heeft genoeg blijken gegeeven van
energie en beleid om ook hierin op haar
te vertrouwen.
Al die mannen hanteeren de spade.
.Zou»jiet ajfet ['moogelijk zijn hen iets
beeters met'-de spade te laten verrichten
dan loopgraven maken?
Men zegt, dat ze niet willen. Zou men
dan de goed willenden niet zeekere voor
rechten kunnen geeven zoodat de an
deren volgen?
De kans op ontvluchten wordt grooter.
Maar kan men hen niet bedwingen door
de weetenschap dat op den vluchteling
zal geschooten worden? Dan kaji er geen
grond meer zijn voor droevige ergernis
zooals na 't gebeurde in Zeist.
Maar laat men die menschen behan
delen met psychologisch inzicht en niet
meer van hen verwachter! dan wat hun
natuur meebrengt.
FREDERIK VAN EEDEN
Buitenlandsch Overzicht
Belangrijk oorlognieuws is er de laatste
dagen niet. Wat er in Polen gebeurt,
kan gewichtige gevolgen hebben voor
den stand van zaken zoowel op het
oostelijk als op het westelijk oorlogs
terrein ; maar een beslissing is er nog
niet gevallen. In Frankrijk en
WestVlaanderen blijft het bij de gewone ge
beurtenissen; van weerszijde kan.men
nu en dan berichten, dat aanvallen zijn
afgeslagen, loopgraven genomen en kleine
vorderingen gemaakt; maar aan den
algemeenen toestand verandert dit alles niets.
Ter zee nog altijd geen treffen tusschen
vijandelijke vloten, maar steeds meer
onzijdige koopvaardijschepen, die op
mijnen loopen. Uit de landen buiten
Europa, waar gestreden wordt, geen
tijding van beteekenis, of in 't geheel
geen nieuws. Van den strijd in Egypte
b.v. zijn er in lang geen berichten ge
komen ; en toch hoorden wij al bijna
veertien dagen geleden, dat de Turken
dicht bij het Suez-kanaal stonden.
De Staatslieden hebben in de
afgeloopen week er voor gezorgd, dat de be
langstelling in de buitenlandsche politiek
niet verflauwde. Op 2 December kwam
de Duitsche Rijksdag bijeen ; den vol
genden dag vergaderde de Italiaansche
Kamer. In de zitting van den Rijksdag
was de rede van den Kanselier het ge
wichtige moment; in Italië wachtte men
met spanning op de door den minister
president Salandra te houden rede over
de buitenlandsche staatkunde.
Die gemeend hadden, dat von
Bethmann Hollweg nieuwe perspectieven zou
openen op den duur en den uitslag van
den oorlog, kwamen bedrogen uit. Zoo
onvoorzichtig is de kanselier uiet ge
weest. Zeker, het vaste vertrouwen in
de overwinning heeft ook hem niet be
geven ; maar de kracht van tegen-r
weer onzer vijanden is niet gebroken ;
nog groote offers zullen van ons worden
gevergd". Meer woorden gebruikte hij
niet om het Duitsche volk indachtig te
maken aan het nog uitblijven van de
beslissende overwinning; maar een ieder
heeft er uit verstaan, dat de strijd zwaar
is en nog lang kan duren,
Niet over de gebeurtenissen in den
oorlog, maar over hetgeen daaraan is
voorafgegaan, heeft de Kanselier hoofd
zakelijk gesproken. Straks zou aan den
Rijksdag worden verzocht om opnieuw
een/crediet van 5 milliard toe te staan;
voor zoover noodig, diende daarom het
besef te worden versterkt, moest althans
uiting gegeven aan de algemeene over
tuiging, dat de oorlog, dien Duitschland
heeft te voeren, een opgedrongen oorlog.
een verdedigingsoorlog is, een strijd voor
recht en vrijheid," waarvoor het volk
met geestdrift de zwaarste offers brengt.
Zoo moest dus ook Engeland worden
gebrandmerkt als de Staat, die verant
woordelijk is voor den wereldbrand, die
jarenlang er naar heeft gestreefd om
Duitschland te isoleeren en die in den
afgeloopen zomer de kans schoon zag,
om aan zijn grootsten mededinger op de
wereldmarkt een doodelijken slag toe te
brengen. De aanleiding tot den oorlog
was de algemeene mobilisatie in Rusland;
maar daartoe zou het nooit gekomen
zijn, wanneer men in Rusland niet de
zekerheid had verkregen, dat Engeland
zich aan de zijde van Frankrijk zou stellen.
Daarom draagt Engeland, tezamen met
Rusland, voor God en het menschdom,
de verantwoordelijkheid voor de rampen,
die over de wereld zijn uitgestort".
Wat zou het niet waard zijn, te weten,
of von Bethmann Hollweg zelf gelooft
aan wat hij den Rijksdag heeft verkon
digd over de waag gorzaak van dezen
oorlog^ Ook wafigrer 'hy^na^ijWe terug
komst uit de vergadering, tegen zich zelf
in den spiegel heeft geglimlacht hij
had niet anders mogen spreken. Elk
volk, dat in deze geweldige worsteling
lijf aan lijf tegen den tegenstander strijdt,
moet gelooven, dat het goed recht aan
zijne zijde is; alleen dit geloof kan het
staande houden.
Daarom doet een poging, om dit geloof
aan een der strijdende volken te ont
nemen, bijna aan, alsof men iemand, die
zijn leven op het spel zet voor een be
ginsel, zou willen overtuigen, dat hij zich
opoffert voor een waan. Althans zoolang
de oorlog duurt, is zulk een poging boven
dien tot mislukking bestemd. Alleen de
onzijdige volken genieten het voorrecht
of zou het, in tijden als deze, eigenlijk
een nadeel moeten worden genoemd?
dat zij het hoofd koel kunnen houden.
Zij behoeven niet ëéne regeering of n
volk tot zondebok voor alle te maken.
Indien er iets duidelijk is geworden uit
wat er in de laatste maanden werd ge
publiceerd over de vórgeschiedenis van
dezen oorlog, dan, naar onze meening,
dit: in de laatste jaren hebben alle groote
mogendheden zich voorbereid ten oorlog
en geweten, dat die onvermijdelijk was;
onzeker bleef alleen, wanneer en naar
aanleiding waarvan hij uit zou breken.
Dat het nu is gebeurd, in den zomer
van 1914, daartoe gaf voor zoover
wij mogen oordeelcn Duitschland den
stoot; maar zoo het dit niet had
gedaan, zou Rusland misschien oorlog
hebben verwekt in 1915 of 1916. Voor
de ramp, die 1914 over de menschheid
heeft gebracht, draagt niet n groote
mogendheid in laatste instantie de schuld,
maar alle tezamen, daar zij gelijkelijk
verantwoordelijk zijn voor de onmacht
der volken om strijd van belangen op
andere wijze te beslechten dan met
zwaardUit den Rijksdag klonk den kanselier
geen stem tegen, die ook aan de Duitsche
regeering haar deel in de verantwoorde
lijkheid toekende. Nu niet, zoomin als
op den 4den Augustus, de eerste Rijks
dagvergadering na den oorlog; ook niet
uit de gelederen van de sociaal-demo
craten.
Hun woordvoerder, Haase, maakte
alleen deze tegenwerping, dat wat de
kanselier had medegedeeld over de schuld
der Belgische regeering, die door vroegere
onderhandelingen met Engeland hare
onzijdigheid zeil zou hebben prijsgegeven,