Historisch Archief 1877-1940
f
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13 Dec. '14. Nö. 1955
aanleiding is geweest tot pogingen, om dat
verbod te doen opheffen. Zij tracht natuurlijk
zooveel mogelijk iedere belemmering van
Amerika's handelsbelangen te verwijderen,
hetgeen echter door de voorschriften van
de strijdvoerende landen, vooral van die,
welke het transport ter zee beheerschen,
uiterst moeielijk is geworden. Bovendien is
tengevolge van den oorlog de koopkracht
in Europa voor vele artikelen sterk vermin
derd, waardoor de omzet reeds in niet
geringe mate is teruggegaan.
Voor n artikel echter is de vraag be
langrijk toegenomen, n.l. voor graan, dat in
aanzienlijke hoeveelheid noodig is, om de
broodverzorging van de Europeesche vol
keren te verzekeren.
Daarvoor is ons werelddeel thans nagenoeg
uitsluitend op de Ver. Staten van
NoordAmerika aangewezen, nu Rusland door de
sluiting van de Dardanellen bijna geheel
van het overig Europa is geïsoleerd en Ar
gentinië, wegens zijne niet ruime voorraden
den uitvoer van graan heeft verboden. Vór
het a.s. voorjaar of tot het tijdstip, waarop
de thans rijpende oogst beschikbaar zal zijn,
zal Argentinië geen graan voor uitvoer
kunnen afstaan.
Amerika's export van tarwe en tarwemeel
vertegenwoordigde reeds in September 1.1.
een waarde van bijna 35Vs millioen dollar,
tegen 16% millioen in dezelfde maand van
1913. Die toeneming tot meer|dan het|dubbele
is wél gedeeltelijk het gevolg van een vrij
sterke prijsverhooging, maar eveneens was
de uitgevoerde hoeveelheid veel grooter dan
die van September 1913.
De uitvoer van haver en haver-producten,
die in Septemter 1913 slechts $ 176.000 had
bedragen, bereikte in September 1.1. het
cijfer van ruim 6% millioen dollar.
Graan is onontbeerlijk, niet alleen voor
de millioenen strijders, die thans te velde
zijn, maar eveneens voor de burgers der
verschillende landen, die zonder brood aan
de grootste ellende zouden zijn prijsgegeven.
Het is bijna niet denkbaar, dat de invoer
van graan als contrabande verboden zal
blijven, hoewel hieromtrent tot dusver nog
geenerlei vergelijk tusschen de oorlogvoe
rende regeeringen is tot stand gekomen.
Van anderen aard is de toestand met 't
oog op verschillende artikelen, die aan het on
gehinderd vervoer in meerdere of mindere
mate waren onttrokken, doch waaromtrent
de regeering der Ver. Staten van die van
Engeland, zekere concessie's heeft kunnen
verkrijgen. Zoo zullen bijv. voortaan tabak,
hars en terpentijn ongehinderd naar alle
landen kunnen worden vervoerd.
Dit zijn voor de Ver. Staten belangrijke
export-artikelen, die echter minder op den
voorgrond staan bij andere als bijv. koper,
petroleum en vooral katoen.
Door eenige Amerikaansche maatschap
pijen, die te zamen 90 pCt. van de koper
productie der Ver. Staten vertegenwoordigen,
zijn bezwaren ingebracht bij de regeering
van Amerika, wegens het.in beslagnemen
van verschillende ladingen koper, die door
schepen onder Haliaansche vlag naar Italië
zouden worden vervoerd.
Engeland plaatst zich nl. op het stand
punt, dat koper en dergelijke producten
slechts dan in neutrale landen mogen wor
den ingevoerd, als de zekerheid bestaat dat
door die landen die artikelen niet weder
worden uitgevoerd naar staten, waarmede
het Britsche rijk thans op voet van oorlog
is. Onderhandelingen worden thans ge
voerd, om van de regeeringen der neutrale
landen dusdanige verzekering te verkrijgen
voor zoover het artikelen betreft, waarvan
zij zelve niet reeds den uitvoer hebben ver
boden.
Voor petroleum geldt hetzelfde bezwaar.
Verscheidene Amerikaansche tank-stoomers
werden tegengehouden; wél werden ze later
weer vrijgelaten, maar Engeland verklaarde
aan de regeering te Washington, dat het
omrent petroleum hetzelfde voorbehoud moet
maken als ten opzichte van koper, krachtens
zijn proclamatie van 4 Augustus 11., waarbij
petroleum voorwaardelijk als contrabande
wordt beschouwd.
Niettemin is de uitvoer van petroleum uit
Amerika in September 11. weinig minder
geweest dan die van September 1913, nl.
ongeveer \23/i millioen tegen 13 millioen
dollar.
Maar Amerika's katoen-export onderging
in de Septembermaand een enorme vermin
dering en bedroeg slechts ongeveer 5%
millioen dollar tegen 65% millioen in Sept.
1913, niettegenstaande door geen der oorlog
voerende landen katoen tot contrabande
was verklaard. De toestand was echter z
onzeker, dat men niet tot afdoeningen durfde
overgaan.
Op vertoogen van de Amerikaansche
regeering, verklaarde Engeland, dat katoen
ladingen naar neutrale landen niet zullen
worden in beslag genomen, en zonder
bezwaar door neutrale schepen kunnen
worden vervoerd. Hierdoor heeft de textiel
industrie althans de zekerheid, dat zij aan
de benoodigde grondstof geen gebrek zal
hebben, hoewel de bezwaren aan het ver
voer verbonden, wegens het verminderd
aantal transport-schepen, en de
moeielijkheden met 't oog op de betaling van het
verkochte, toch nog altijd een
belemmerenden invloed op den katoen-uitvoer uit
oefenen.
Voor de Amerikaansche producenten is
deze aangelegenheid van even groot belang
als voor de Europeesche consumenten. Vooral
voor de zuidelijke staten van Noord-Amerika,
voor welke de katoen-uitvoer een factor van
groote beteekenis is, is deze teruggang van
den export-handel een ernstige omstandig
heid, want ondanks het ongehinderd ver
voer is de koopkracht voor katoenen
stoffen en artikelen in Europa door den
oorlog sterk verminderd.
De uitvoer van wapens, munitie, paarden
enz. is in Amerika niet verboden; de regee
ring plaatst zich te dien opzichte op het
Standpunt, dat de verkoop van dusdanige
artikelen door Amerikaansche burgers geen
schending van de neutraliteit is; het is de
zaak van den vijand, dergelijke ladingen in
beslag te nemen vór zij hare bestemming
hebben bereikt en een dergelijke handel zou
de regeering niet kunnen verbieden; de
verkooper weet te voren, welk risico hij loopt
en moet daarvan de gevolgen dragen.
Voor de oorlogvoerende landen, die thans de
trans-atlantische verkeerswegen beheerschen
is natuurlijk de kans gunstig, om van deze
omstandigheid Igebruik te maken. Van de
zijde'der tegenpartij zijn echter hiertegen
reeds te Washington bezwaren ingebracht.
11/12 '14. v. D. S.
De Vredesbeweging
Ziet, een-vredelievend Amsterdammer,
de heer Brands, notaris, Heerengracht,
heeft in dezen tijd van strijd en jammer
een Beweging voor den Vree bedacht.
Hij wil groote sluimerende krachten
der natuur en psyche op doen staan,
en dan met de suggestieve machten
van de massa 't Oorlogskwaad verslaan.
Zelfs de oorlogszuchtigste regeering
zal hiertegen nimmer zijn bestand,
aldus luidt de koene redeneering
van den heer notaris, in de krant.
Om tot zijn verheven doel te raken
heeft hij ons per ingezonden stuk
met zijn plannen kennis laten maken
en ik wensch hem daarmee graag geluk.
Hij wil vredessluitzegels doen drukken,
vredessneeuwbalbrieven schrijven gaan,
vredessandwichmannen uit doen rukken,
reed'naars vredestoosten laten slaan.
Hij wil zalen huren voor den vrede
(waarom 't Vredes-palace niet gehuurd?)
dames en meneeren voor den vrede
laten propageeren in de buurt.
Hij wil honderd vlaggen laten waaien
witte vredesvaandels langs de straat
(yredesstraatorgels te laten draaien
lijkt mij voor den vrede ook niet kwaad).
Ruim een half millioen adhaesieblijken
heeft de post alreeds bij hem besteld,
maar, om 't edel doelwit te bereiken
vraagt de heer notaris luid om geld.
Ik, helaas, kan hem aan geld niet helpen,
raakte door den oorlog op zwart zaad,
kan mijn stroom van beren haast niet stelpen
dat's voor mij en voor den vrede kwaad.
Maar ik ken zeer welgestelde mannen,
daarvan is mijn vriend P. Lutjus n,
'k toonde 'm des notaris vredesplannen
en diens bede-om-dubbeltje meteen.
Pieter Lutjus sprak mij heel niet tegen,
't Vredesplan was blijkbaar naar z'n zin
hij zei: die beweging heeft mijn zegen
er steekt waarlijk heel veel nobels in."
'k Dacht al bij m'n eigen: dat's een bofn'e,
toen bedachtzaam m'n vriend Pieter zei:
,,'k steek mijn geld toch liever in de koffie
of in 'n kanonnengieterij."
JOHANNES LABASKY
Ingezonden Stukken
De neutraliteit in gevaar
Naar de bladen dezer dagen vermeldden,
heeft de Regeering gemeend bevel te moeten
geven tot de arrestatie van een Rotterdamsch
advocaat, Mr. C. H. van Rossum, op grond
dat deze zou hebben begaan een overtreding
van art. 100 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze bepaling luidt als volgt:
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes
jaren wordt gestraft:
lo. Hij die, in geval van een oorlog waarin
Nederland niet betrokken is, opzettelijk
eenige handeling verricht waardoor de on
zijdigheid van den Staat wordt in gevaar
gebracht...
Het feit waaraan Mr. van Rossum zich zou
hebben'schuldig gemaakt,en dat dan ook wordt
genoemd het schenden van de
Nederlandsche neutraliteit" wordt beschreven als het
uitgeven en verspreiden van een in schande
lijke termen gesteld pamflet ten nadeele van
het Duitsche rijk".
Het is natuurlijk voorshands onmogelijk
de me'rites van deze speciale toepassing van
art. 100 na te gaan, zoolang de zeker
allerwege met spanning tegemoet geziene bijzon
derheden omtrent het feit niet gepubliceerd
zijn. Nu de Regeering echter de bedoelde
bepaling zoo buitengewoon hardhandig be
gint toe te passen, mag wel eens worden
gevraagd, hoever hare strekking eigenlijk is.
Nu is het merkwaardige van art. 100 sub l o,
dat de meerderheid der rechtsgeleerde
auteurs van meening is, dat het daarin straf
baar gestelde, in gevaar brengen van de
onzijdigheid, zich in het geheel niet kan
voordoen.
Verreweg de meest aan genomen opvatting is
namelijk, dat alleen regeeringsdaden de neu
traliteit van een staat in gevaar kunnenbrengen.
Pleegt dus een inwoner van een neutraal
land een onneutrale handeling, dan mag de
benadeelde belligerent op grond daarvan
niets anders vorderen dan dat de neutrale
regeering deze handeling bestraffe en maat
regelen neme om herhaling daarvan te voor
komen; hij kan wellicht ook vorderen, dat
reeds van te voren maatregelen tegen der
gelijke handelingen worden genomen; maar
oorlogverklaren op grond alleen van de daad
van een particulier zou in strijd zijn met
het volkenrecht.
Men zal echter moeten toegeven, dat deze
opvatting, hoe logisch ook in theorie, in de
volkenrechtige practijk, zooals wij die in
den tegenwoordigen oorlog aanschouwen,
niet opgaat. De mogelijkheid is dus
ook allerminst uitgesloten, dat een der
belligerentes in de daad van een parti
culier een casus belli zou kunnen zoeken,
en, dit toegevende, moet men tot de erken
ning komen dat het hier besproken deel
van Art. 100 wel degelijk voor toepassing
vatbaar kan zijn.
Doch dit zal alleen dan mogelijk wezen,
indien werkelijk het vervolgde feit van
zoodanigen aard is, dat het werkelijk gevaar
oplevert voor de Nederlandsche neutraliteit,
en wel onder de speciale tijdsomstandig
heden waaronder het is begaan.
Welke feiten nu kunnen hieronder vallen ?
Er schijnt een populaire opvatting te zijn
dat het verboden zou wezen in woord of
geschrift aan een voorkeur voor een der
belligerente partijen uiting te geven. Deze mee
ning is echter stellig onjuist. De oorlog
voerende die van ons zou eischen, dat wij onze
vrijheid van spreken op een dergelijke wijze
aan banden zouden leggen, zou daardoor
alleen reeds onze nationale onafhankelijkheid
aantasten, en het is dan ook niet aan te
nemen, dat art. 100 dergelijke onrechtmatige
eischen zou willen sanctioneeren.
Het komt mij zelfs volmaakt geoorloofd
voor de meening te verkondigen, dat Neder
land zich bij deze of gene partij zou
behporen aan te sluiten, en voor de meening
binnen zekere grenzen, die ik aanstonds zal
bespreken, propaganda te maken. Weliswaar
is het bekend, dat de tegenwoordige regee
ring een dergelijk streven ongaarne ziet;
maar zij heeft het niet verboden, en mag
het ook niet verbieden, immers ons land is
volkenrechtelijk volkomen vrij om aan welken
staat ook den oorlog te verklaren, en hoe
veel verschil van meening er ook moge zijn
over de vraag of het wenschelijk zou zijn,
van die bevoegdheid gebruik te maken, de
publieke discussie hierover mag daarom te
minder worden' onderdrukt.
Wij Nederlanders zijn een democratisch
volk; onze futielste belangen willen wij
behartigd zien off de manier niet zooals
de wijze Regeering dit gewenscht acht,
maar zooals wij zelven het willen. En wan
neer in deze kritieke dagen niet kleine
kwestietjes, maar ons allerhoogste belang,
ons nationale to be or not to be" op het
spel staat, dan willen wij zelf den weg tot
bescherming daarvan kiezen, en wij willen
daarover zelf onze meening vormen. Wie
naar zijn beste weten eerlijk streeft om die
publieke opinie hierbij voor te lichten doet
een loffelijk werk, en mag hiervoor geen
strafvervolging hebben te vreezen. Juist nu
moet de vrijheid van het woord worden
gehandhaafd.
Maar natuurlijk moet deze voorlichting van
de openbare meening zich binnen gepaste per
ken weten te houden. Dezelfde regelen zullen
eenigszins moeten gelden als in het gewone
politieke debat. Beleediging van vreemde
staatshoofden b.v. moet verboden zijn. Onder
drukt zal ook moeten worden iedere op
roeping van het publiek die tot ondoor
dachte feitelijkheden zou kunnen geleiden.
In hoeverre nu het geschrift, dat Mr. van
Rossem beschuldigd wordt te hebben ge
schreven en verspreid, geacht kan worden
de Nederlandsche neutraliteit in gevaar te
brengen, is, zooals ik reeds zeide thans nog
niet uit te maken. Om het onder Art. 100
W. v. S. te brengen is zeker niet voldoende,
dat het Duitsche Rijk er ongunstig in wordt
beoordeeld, en ook niet dat het in schande
lijke termen" gesteld is. Wanneer men dacht
aan wat bv. tijdens den Zuid-Afrikaanschen
oorlog hier te lande straffeloos over Engeland
mocht worden gepubliceerd, zal men hebben
te verwachten, dat hier nog iets geheel anders
aan den dag zal komen.
Amst., 8 Dec. 1914.
* * *
K.JANSMA
's-Gravenhage, l Dec. 1914.
Aan de Redactie van de Amsterdammer,
Weekblad voor Nederland, te
Amsterd
WelEd. Meeren!
Vorige week werd mij uw weekblad de
Amsterdammer toegestuurd en las ik o.a.
daarin het artikel Metselaars als beëedigde
deskundigen" door J. A. v. d. Kloes, in
welk artikel een onder mijn beheer gebouwd
caféin den Haag werd genoemd, en sloeg
mijn nieuwsgierigheid in verbazing en schrik
over, toen ik las, dat door den schrijver van
dit artikel als leverancier van een aan bo
vengenoemd gebouw verwerkt tegeltableau
genoemd werd de fabriek Rozenburg in den
Haag, waarvan de heer Juriaan Kok toen
directeur was. Dit is een groot misverstand
van den schrijver, den heer v. d. Kloes. Be
doeld tegeltabeau is niet geleverd noch
vervaardigd door de Koninklijke
Porceleinen Aardewerkfabriek Rozenburg, doch door
de Plateelbakkerij de Distel" te Amsterdam,
waar ik persoonlijk heenging om naar de
uitvoering van den order mijner principalen
te kijken. Ik was dan ook-van plan den heer
v. d. Kloes hierop opmerkzaam te maken,
toen ik gisteravond de Amsterdammer" van
29 Nov. j.l. ontving, waarin niet meer of
minder beweerd wordt door den heer v. d.
Kloes, en zulks naar aanleiding van een te
rechtwijzing aan zijn adres van de
fabriek Rozenburg, dat ik zelf zou gemeend
hebben, dat deze fabriek het tegeltableau
geleverd en aangebracht had. Hiertegen
moet ik met kracht opkomen als zijnde een
besliste onmogelijkheid, en geen der door
den heer v. d. Kloes genoemde heeren die
bij het gesprek toen tegenwoordig waren,
kunnen zich dat herinneren en kunnen zich
ook niet voorstellen dat zulks door mij
gezegd kan zijn. 't Zou ook al te gek zijn!
De heer v. d. Kloes heeft 't een met 't
ander verward. Door mij is als goed voor
beeld voor de stelling van den heer v. d.
Kloes aangehaald een tegeltableau geleverd
door de fabriek Rozenburg, 14 jaar geleden
aan twee winkelhuizen in de Witte de
Wittstraat 54?58 te 's-Gravenhage, welke
tegels onder mijn toezicht en volgens mijn
voorschriften, ontleend aan die van den
heer v. d. Kloes, zijn aangebracht, en als
slecht voorbeeld het tegeltableau in den gevel
van het caféMille Colonnes" in de
Boekhorststraat te 's-Gravenhage, hetwelk door
de fabriek de Distel" te Amsterdam is ver
vaardigd en vanwege deze fabriek is aan
gebracht volgens haar eigen methode, bij
gebreke waarvan zij niet wenschte intestaan
voor de duurzaamheid van de geleverde
tegels. Zoo is 't gezegd en niet anders en
ik betreur het, dat het geheugen van den
heer v. d. Kloes hem parten gespeeld heeft
en hij niet mij nog om nader inlichting
gevraagd heeft vór hij de gewraakte
regelen in zijn artikel schreef.
Met de plaatsing van bovenstaande regels
zult U mij zeer verplichten waarna ik de
eer heb te zijn,
Hoogachtend,
U Ed. Dw.
J. C. PlCÉNI,
Bouwkundige.
Psychologie v. h. St. Nicolaas-feest
Bovengenoemd stukje in de Groene" van
Zaterdag 1.1. geeft mij aanleiding eene vraag
te stellen, welke menigmaal in me is opge
komen, nl. : Is het goed het St. Nicolaas-feest
te vieren, zooals het tot op heden geschiedt ?
Is het niet volkomen in strijd met de eerste
beginselen der opvoedkunde? Vór alles
leert men het kind waar te zijn. De onop
rechte aard van een kind zal 't eerst blijken
uit het spreken van onwaarheden. Wordt
zoo'n kleine jokker niet steeds als een boos
doener beschouwd ? Bij het aan 't licht komen
van een leugentje zal ongetwijfeld niemand
de gelegenheid laten voorbijgaan, om te
wijzen op het leelijke van onwaarheid spre
ken, enz. Wat doen wij ouderen nu ? Alle
paedagogiek ten spijt, jokken we er maar
op los omstreeks St. Nic. Later komt de tijd,
dat ouders, onderwijzers, kortom, allen in
wie het kind onvoorwaardelijk geloofde, zich
aan den kaak gesteld zien als. . . leugenaars.
Dat tal van ouders St. Nicolaas noodig hebben.
omdat ze den een of anderen Boeman"
niet kunnen missen, is zeker een treurig
feit, maar dat jaar in jaar uit opvoedkun
digen een feest organiseeren, gebaseerd op
onwaarheid", is voor mij althans, een onbe
grijpelijk iets ! Zou het niet mogelijk zijn
allén de St. Nicolaas-sa^e en hare poëzie te
laten voortbestaan ? Dat zou m. i. de psyche
van het kind ten goede komen.
Een lezeres v an de Groene.
? ? *
Berichten
HOYTEMA-KALENDER 1915. De firma
Ferwerda & Tieman zorgde ook dit jaar dat
de Hoytema-kalender verschijnen kon. Het
is verwonderlijk te zien, met hoeveel smaak
de bekende teekenaar 2ijn twaalf bladen
ieder jaar weet te varieeren. Bijzonder ge
slaagd zijn de maanden Februari, Juli,
October en December. Ondanks alle
gratiskalenders, blijft deze uitgave bestaan en dat is
iets dat voorde kunstzin van ons publiek pleit.
Nieuwe Uitgaven
Koloniaal instituut te Amsterdam.
Mededeeling No. 2, afd. handelsmuseum No. 1.
Inlichtingen gedurende het jaar 1913, ver
strekt door den directeur der afd. handels
museum van het Koloniaal instituut, 63 bladz.
Uitgave van het instituut. Druk v. J. H. de
Bussy, Amsterdam.
De goede Raadgever, Almanak voor
drankbestrijding 1915, uitgave van de Neder].
vereeniging tot afschaffing van Alcoholhou
dende dranken, 115 bladz. St. Anna Parochie,
J. Kuiken Jz.
De liefde sticht, Almanak voor het jaar
1915, 127 bladz. Prijs ing. f 0.10, geb. f 0.25.
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf.
Dr. G. W. KERNKAMP, De Europeesche
oorlog, afl. Vs, 64 bladz. (Overgedrukt uit
Vragen des Tijds). Prijs f 0.75. Haarlem, H.
D. Tjeenk Willink & Zoon.
Dr. E. LAURILLARD, Geen dag zonder God.
Stichtelijke overdenkingen voor iederen dag
des jaars, 5e druk, 453 bladz. Prijs geb.
f2.50. Rotterdam, D. Bolle.
PRIJS R. 1.- in apotheken en drogisterijen.
Monsters «n Brochures: Agentschap Sarphatistr. 34; Amsterdam
Verslag over het Haventoezicht, uitge
oefend in 1913, uitgegeven voor rekening
van het Departement van Landbouw, Nijver
heid en Handel, 108 bladz. Prijs gecart. f 0.50.
Eindverslag der Staatscommissie over de
werkloosheid, 878 bladz. 's G-iavenhage, Ter
algemeene landsdrukkerij.
CH. G. CRAMER, De ingenieur in
Ned.Indië op technisch en Sociaal gebied, 55
bladz., f 0.50. Amsterdam, Uitgevers en druk
kers maatschappij van F. van Rossen.
Mr.. H. W. METHORST, De beteekenis van
den achteruitgang van het geboortecijfer in
Nederland, met kaart en 5 grafische voor
stellingen (kleine geschriften uitgegeven
door de maatschappij tot Nut van het Alge
meen, No. 109) 32 bladz., 5 cent. Amsterdam,
S. L. van Looy.
Levensvragen", serie VII, No. 10: Dr. H.
OORT, Het Middelaarsgeloof, 40 bladz., f 0.40.
Baarn, Hollandia-drukkerij.
Onze Koloniën", serie I, No. 10: Mr. D.
FOCK, Over de Kolonie Suriname, 44 bladz.,
f 0.40. Baarn, Hollandia-drukkerij.
L. H. DEELMANN JZN?4 liederen voor
Zang, Piano of Orgel, betrekking hebbende
op de mobilisatie van 1914. Prijs f 0.50.
Groningen L. H. Deelman Jzn.
N. BEERS,Bulletin van het Koloniaal Museum
te Haarlem. Augustus?1914Generaal Register,
134 bladzijden. Prijs ing. fl. Amsterdam,
J. H. de Bussy.
Maar uit 'n Woonwagen. Een ware ver
telling uit den tegenwoordigen tijd. Geïllustr.
met knipseltjes, door I. ENDERLEIN. Uitge
geven ten voordeele van het Nationaal
Steuncomité, 's Gravenhage, L. A. Dickhoff Jr.
Nederlandsche Almannk voor 1915, 84
bladzijden. Prijs f 0.75. Haarlem, H. D. Tjeenk
Willink & Zn.
Dr. F. A. STOETT, Nederlandsche spreek
woorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en ge
zegden, 3e druk, Ie deel, aflevering l, 48
bladzijden compleet in 10 afl. a 42^ et., in
2 deelen, ing. a f 4.25, geb. a f 4.50. Zutphen,
W. J. Thieme & Co.
Mr. S. VAN HOUTEN, Vijfentwintig jaar in
de Kamer (1869?1894). Derde periode Van
den val van KAPPIJNE tot de Grondwetsher
ziening (1879?1887) 325 bladz. Prijs ing.
f3.50, geb. f 3.90. Haarlem, H. D. Tjeenk
Willink & Zoon.
JAC. M. TH. FOCK, Schuchtere schreden,
Verzen, 34 bladz. 's Gravenhage, Van der
Haar en Van Ketel.
De Nieuwe Redactie
van ons weekblad is als volgt samengesteld:
VASTE MEDEWERKERS:
Voor de Rubriek:
Politieke platen . . . Johan Braakensiek.
Buitenl. Overzicht. Prof. Dr. G. W. Kernkamp.
Uit de Natuur Jac. P. Thijsse.
Bouwkunst J. H. W. Leliman.
Dramatische Kroniek. H. Borel en S. B. Stokvis
Muziek in de Hoofdstad . . Sem Dresden.
Medische Kroniek. . Prof. Dr. M. Straub.
De rubriek Beeldende Kunst zal behandeld worden door de heeren F. Bobeldijk, G.
D. Gratama, Mr. F. Hennus, C. Spoor, C. W. H. Verster en Ph. Zilcken.
De Rubriek voor Vrouwen is onder leiding van Mej. Elis. M. Rogge, met mede
werking van de dames:
Voor de Rubriek:
Populaire rubriek over technische Weten
schappen . . . . . Dr. J. F. van Oss.
Landbouwbelangen J. Smid.
Onderwijs en Opvoeding. Th. M. Ketelaar.
Finantiën J- D. Santilhano.
Economie Th. van de Stempel.
W. Asser?Thorbecke.
H. van Biema?Hijmans.
F. S. van Balen?Klaar.
Dr. Mia Boissevain.
Marie Berdenius v. Berlekom.
C. E. C. Bruining.
L. de Bussy?Kruysse.
Rie Cramer.
Albertine Draayer?de Haas.
Mr. E. C. van Dorp.
A. G. Dyserinck.
M. van Eeghen?Boissevain.
A. de Graaff?Wiippermann.
Cecile d. Jong v. Beek en Donk.
E. M. Knappert.
I. Kooistra.
M. Leliman?Bosch.
V. C. v. d. Meer v. Kuffeler.
Marg. Meyboom.
Cato Neeb.
Ro van Oyen.
W. H. Petillon?Mulder.
Dr. A. Posthumus.
C. Sanders?Huydekoper.
Th. Thiel-Wehrbein.
C. P. v. Asperen v. d. Velde.
G. te Winkel.
Martine Witkop Koning.
C. A. Worp?Roland Holst.
Afzonderlijke rubrieken over Land, Volk en belangen onzer Koloniën, Militaire
en defensie-aangelegenheden, lichameiijke Volksopvoedingen Sportleven zullen
door erkende autoriteiten worden verzorgd.
VoordeSchaakrubriek. Dr. A. G. Olland. Damrubriek K. C. de Jonge.
Bovendien hebben meer dan 100 van de meest bekende Nederlanders, uitmuntende
op het gebied van politiek, wetenschap of letterkunde hunne medewerking toegezegd,
waaronder:
G. G. van As.
C. U. Ariëns Kappers.
C. R. Bakhuizen v. d. Brink.
Dr. A. J. Barnouw.
Dr. L. F. de Beaufort.
Joh. H. Been.
Taco H. de Beer.
J. W. H. Berden.
H. L. Berckenhoff.
J. A. Bientjes.
Prof. Dr. D. J. Bodenstein.
A. C. Bol-Denijs.
Henri van Booven.
S. Bottenheim.
Dr. Joh. C. Breen.
Dr. H. J. F. W. Brugmans.
Dr. F. Buitenrust Hettema.
Bernard Canter.
Henri H. van Calker.
Prof. A. de Ceuleneer.
Prof. Dr. P. H. Damsté.
Dr. C. E. Daniels.
Henri Dekking.
Hendr. C. Diferée.
Prof. Dr. E. Dubois.
Mr. M. I. Duparc.
J. C. van Eerde.
C. K. Elout.
J. W. Enschedé.
Mr. Dr. J. Eijsten.
Gener. A. N. J. Fabius.
Jhr. Jan Feith.
Dr. F. H. Fischer.
D. Fuldauer.
Mr. Dr. F. C. van Geer.
Ds. Et. Giran.
Dr. E. C. Godée Molsbergen.
Jhr. G. Graafland.
Dr. S. P. Haak.
Mr. J. N. van Hall.
Prof. Dr. A. G. v. Hamel.
Prof. J. J. Hartman.
Dr. A. H. de Hartog.
A. Heidring.
L. Heijermans.
Dr. J. v. Hettinga Tromp.
C. G. 't Hooft.
Dr. J. M. Hoogvliet.
Dr. N. G. van Huffel.
F. W. N. Hugenholtz.
G. van Hulzen.
F. 's Jacob.
Dr. N. Japikse.
Dr. K. H. E. de Jong.
Mr.Dr.E.v. Ketwich Verschuur.
Otto Knaap.
Dr. W. F. C. Knuttel.
Dr. Ph. Kooperberg.
Prof. R. Kranenburg.
Prof. K. Kuiper.
Mr. J. van ,Kuijk.
Mr. J. A. Levy.
Jan Ligthart.
C. te Lintum.
J. Rutgers v. d. Loeff.
H. v. d. Mandere.
Mej. G. H. Marius.
Hans Martin,
Prof. W. Martin.
Prof.Mr.W.L.P.A.Solengraaff.
Prof. Dr. J. W. Muller.
A. L. H. Obreen.
P. Otto.
Ds. F. C. A. Pantekoek.
Dr. H. A. Poelman.
Dr. E. D. Pijzel.
Joannes Reddingius.
Andréde Ridder.
Mr. P. H. Ritter Jr.
A. Roodhuijzen.
J. H. Rössing.
Prof. Dr. R. H. Saltet.
Dr. J. B. Schepers.
Prof. Dr. J. H. Scholte.
J. B. Schuil.
Joh. Siedenburg.
F. de Sinclair.
Prof. Dr. J. G. Sleeswijk.
F. en A. Smit Kleine.
Mr. P. J. M. v. Sonsbeeck.
J. F. M. Sterck.
J. Steijnen.
,Mevr. Top van Rhijn?Naeff.
Mevr. Minca Verster?Bosch
Reitz.
Dr. H. W. de Visser.
Ds. K. Vos.
Mr. J. de Vrieze.
Prof. J. J. A. Vürtheim.
Maurits Wagenvoort.
Ds. P. B. Westedijk.
Dr. C. Wijnaends Francken.