De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 13 december pagina 10

13 december 1914 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

f 10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Dec. '14. Nö. 1955 aanleiding is geweest tot pogingen, om dat verbod te doen opheffen. Zij tracht natuurlijk zooveel mogelijk iedere belemmering van Amerika's handelsbelangen te verwijderen, hetgeen echter door de voorschriften van de strijdvoerende landen, vooral van die, welke het transport ter zee beheerschen, uiterst moeielijk is geworden. Bovendien is tengevolge van den oorlog de koopkracht in Europa voor vele artikelen sterk vermin derd, waardoor de omzet reeds in niet geringe mate is teruggegaan. Voor n artikel echter is de vraag be langrijk toegenomen, n.l. voor graan, dat in aanzienlijke hoeveelheid noodig is, om de broodverzorging van de Europeesche vol keren te verzekeren. Daarvoor is ons werelddeel thans nagenoeg uitsluitend op de Ver. Staten van NoordAmerika aangewezen, nu Rusland door de sluiting van de Dardanellen bijna geheel van het overig Europa is geïsoleerd en Ar gentinië, wegens zijne niet ruime voorraden den uitvoer van graan heeft verboden. Vór het a.s. voorjaar of tot het tijdstip, waarop de thans rijpende oogst beschikbaar zal zijn, zal Argentinië geen graan voor uitvoer kunnen afstaan. Amerika's export van tarwe en tarwemeel vertegenwoordigde reeds in September 1.1. een waarde van bijna 35Vs millioen dollar, tegen 16% millioen in dezelfde maand van 1913. Die toeneming tot meer|dan het|dubbele is wél gedeeltelijk het gevolg van een vrij sterke prijsverhooging, maar eveneens was de uitgevoerde hoeveelheid veel grooter dan die van September 1913. De uitvoer van haver en haver-producten, die in Septemter 1913 slechts $ 176.000 had bedragen, bereikte in September 1.1. het cijfer van ruim 6% millioen dollar. Graan is onontbeerlijk, niet alleen voor de millioenen strijders, die thans te velde zijn, maar eveneens voor de burgers der verschillende landen, die zonder brood aan de grootste ellende zouden zijn prijsgegeven. Het is bijna niet denkbaar, dat de invoer van graan als contrabande verboden zal blijven, hoewel hieromtrent tot dusver nog geenerlei vergelijk tusschen de oorlogvoe rende regeeringen is tot stand gekomen. Van anderen aard is de toestand met 't oog op verschillende artikelen, die aan het on gehinderd vervoer in meerdere of mindere mate waren onttrokken, doch waaromtrent de regeering der Ver. Staten van die van Engeland, zekere concessie's heeft kunnen verkrijgen. Zoo zullen bijv. voortaan tabak, hars en terpentijn ongehinderd naar alle landen kunnen worden vervoerd. Dit zijn voor de Ver. Staten belangrijke export-artikelen, die echter minder op den voorgrond staan bij andere als bijv. koper, petroleum en vooral katoen. Door eenige Amerikaansche maatschap pijen, die te zamen 90 pCt. van de koper productie der Ver. Staten vertegenwoordigen, zijn bezwaren ingebracht bij de regeering van Amerika, wegens het.in beslagnemen van verschillende ladingen koper, die door schepen onder Haliaansche vlag naar Italië zouden worden vervoerd. Engeland plaatst zich nl. op het stand punt, dat koper en dergelijke producten slechts dan in neutrale landen mogen wor den ingevoerd, als de zekerheid bestaat dat door die landen die artikelen niet weder worden uitgevoerd naar staten, waarmede het Britsche rijk thans op voet van oorlog is. Onderhandelingen worden thans ge voerd, om van de regeeringen der neutrale landen dusdanige verzekering te verkrijgen voor zoover het artikelen betreft, waarvan zij zelve niet reeds den uitvoer hebben ver boden. Voor petroleum geldt hetzelfde bezwaar. Verscheidene Amerikaansche tank-stoomers werden tegengehouden; wél werden ze later weer vrijgelaten, maar Engeland verklaarde aan de regeering te Washington, dat het omrent petroleum hetzelfde voorbehoud moet maken als ten opzichte van koper, krachtens zijn proclamatie van 4 Augustus 11., waarbij petroleum voorwaardelijk als contrabande wordt beschouwd. Niettemin is de uitvoer van petroleum uit Amerika in September 11. weinig minder geweest dan die van September 1913, nl. ongeveer \23/i millioen tegen 13 millioen dollar. Maar Amerika's katoen-export onderging in de Septembermaand een enorme vermin dering en bedroeg slechts ongeveer 5% millioen dollar tegen 65% millioen in Sept. 1913, niettegenstaande door geen der oorlog voerende landen katoen tot contrabande was verklaard. De toestand was echter z onzeker, dat men niet tot afdoeningen durfde overgaan. Op vertoogen van de Amerikaansche regeering, verklaarde Engeland, dat katoen ladingen naar neutrale landen niet zullen worden in beslag genomen, en zonder bezwaar door neutrale schepen kunnen worden vervoerd. Hierdoor heeft de textiel industrie althans de zekerheid, dat zij aan de benoodigde grondstof geen gebrek zal hebben, hoewel de bezwaren aan het ver voer verbonden, wegens het verminderd aantal transport-schepen, en de moeielijkheden met 't oog op de betaling van het verkochte, toch nog altijd een belemmerenden invloed op den katoen-uitvoer uit oefenen. Voor de Amerikaansche producenten is deze aangelegenheid van even groot belang als voor de Europeesche consumenten. Vooral voor de zuidelijke staten van Noord-Amerika, voor welke de katoen-uitvoer een factor van groote beteekenis is, is deze teruggang van den export-handel een ernstige omstandig heid, want ondanks het ongehinderd ver voer is de koopkracht voor katoenen stoffen en artikelen in Europa door den oorlog sterk verminderd. De uitvoer van wapens, munitie, paarden enz. is in Amerika niet verboden; de regee ring plaatst zich te dien opzichte op het Standpunt, dat de verkoop van dusdanige artikelen door Amerikaansche burgers geen schending van de neutraliteit is; het is de zaak van den vijand, dergelijke ladingen in beslag te nemen vór zij hare bestemming hebben bereikt en een dergelijke handel zou de regeering niet kunnen verbieden; de verkooper weet te voren, welk risico hij loopt en moet daarvan de gevolgen dragen. Voor de oorlogvoerende landen, die thans de trans-atlantische verkeerswegen beheerschen is natuurlijk de kans gunstig, om van deze omstandigheid Igebruik te maken. Van de zijde'der tegenpartij zijn echter hiertegen reeds te Washington bezwaren ingebracht. 11/12 '14. v. D. S. De Vredesbeweging Ziet, een-vredelievend Amsterdammer, de heer Brands, notaris, Heerengracht, heeft in dezen tijd van strijd en jammer een Beweging voor den Vree bedacht. Hij wil groote sluimerende krachten der natuur en psyche op doen staan, en dan met de suggestieve machten van de massa 't Oorlogskwaad verslaan. Zelfs de oorlogszuchtigste regeering zal hiertegen nimmer zijn bestand, aldus luidt de koene redeneering van den heer notaris, in de krant. Om tot zijn verheven doel te raken heeft hij ons per ingezonden stuk met zijn plannen kennis laten maken en ik wensch hem daarmee graag geluk. Hij wil vredessluitzegels doen drukken, vredessneeuwbalbrieven schrijven gaan, vredessandwichmannen uit doen rukken, reed'naars vredestoosten laten slaan. Hij wil zalen huren voor den vrede (waarom 't Vredes-palace niet gehuurd?) dames en meneeren voor den vrede laten propageeren in de buurt. Hij wil honderd vlaggen laten waaien witte vredesvaandels langs de straat (yredesstraatorgels te laten draaien lijkt mij voor den vrede ook niet kwaad). Ruim een half millioen adhaesieblijken heeft de post alreeds bij hem besteld, maar, om 't edel doelwit te bereiken vraagt de heer notaris luid om geld. Ik, helaas, kan hem aan geld niet helpen, raakte door den oorlog op zwart zaad, kan mijn stroom van beren haast niet stelpen dat's voor mij en voor den vrede kwaad. Maar ik ken zeer welgestelde mannen, daarvan is mijn vriend P. Lutjus n, 'k toonde 'm des notaris vredesplannen en diens bede-om-dubbeltje meteen. Pieter Lutjus sprak mij heel niet tegen, 't Vredesplan was blijkbaar naar z'n zin hij zei: die beweging heeft mijn zegen er steekt waarlijk heel veel nobels in." 'k Dacht al bij m'n eigen: dat's een bofn'e, toen bedachtzaam m'n vriend Pieter zei: ,,'k steek mijn geld toch liever in de koffie of in 'n kanonnengieterij." JOHANNES LABASKY Ingezonden Stukken De neutraliteit in gevaar Naar de bladen dezer dagen vermeldden, heeft de Regeering gemeend bevel te moeten geven tot de arrestatie van een Rotterdamsch advocaat, Mr. C. H. van Rossum, op grond dat deze zou hebben begaan een overtreding van art. 100 van het Wetboek van Strafrecht. Deze bepaling luidt als volgt: Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft: lo. Hij die, in geval van een oorlog waarin Nederland niet betrokken is, opzettelijk eenige handeling verricht waardoor de on zijdigheid van den Staat wordt in gevaar gebracht... Het feit waaraan Mr. van Rossum zich zou hebben'schuldig gemaakt,en dat dan ook wordt genoemd het schenden van de Nederlandsche neutraliteit" wordt beschreven als het uitgeven en verspreiden van een in schande lijke termen gesteld pamflet ten nadeele van het Duitsche rijk". Het is natuurlijk voorshands onmogelijk de me'rites van deze speciale toepassing van art. 100 na te gaan, zoolang de zeker allerwege met spanning tegemoet geziene bijzon derheden omtrent het feit niet gepubliceerd zijn. Nu de Regeering echter de bedoelde bepaling zoo buitengewoon hardhandig be gint toe te passen, mag wel eens worden gevraagd, hoever hare strekking eigenlijk is. Nu is het merkwaardige van art. 100 sub l o, dat de meerderheid der rechtsgeleerde auteurs van meening is, dat het daarin straf baar gestelde, in gevaar brengen van de onzijdigheid, zich in het geheel niet kan voordoen. Verreweg de meest aan genomen opvatting is namelijk, dat alleen regeeringsdaden de neu traliteit van een staat in gevaar kunnenbrengen. Pleegt dus een inwoner van een neutraal land een onneutrale handeling, dan mag de benadeelde belligerent op grond daarvan niets anders vorderen dan dat de neutrale regeering deze handeling bestraffe en maat regelen neme om herhaling daarvan te voor komen; hij kan wellicht ook vorderen, dat reeds van te voren maatregelen tegen der gelijke handelingen worden genomen; maar oorlogverklaren op grond alleen van de daad van een particulier zou in strijd zijn met het volkenrecht. Men zal echter moeten toegeven, dat deze opvatting, hoe logisch ook in theorie, in de volkenrechtige practijk, zooals wij die in den tegenwoordigen oorlog aanschouwen, niet opgaat. De mogelijkheid is dus ook allerminst uitgesloten, dat een der belligerentes in de daad van een parti culier een casus belli zou kunnen zoeken, en, dit toegevende, moet men tot de erken ning komen dat het hier besproken deel van Art. 100 wel degelijk voor toepassing vatbaar kan zijn. Doch dit zal alleen dan mogelijk wezen, indien werkelijk het vervolgde feit van zoodanigen aard is, dat het werkelijk gevaar oplevert voor de Nederlandsche neutraliteit, en wel onder de speciale tijdsomstandig heden waaronder het is begaan. Welke feiten nu kunnen hieronder vallen ? Er schijnt een populaire opvatting te zijn dat het verboden zou wezen in woord of geschrift aan een voorkeur voor een der belligerente partijen uiting te geven. Deze mee ning is echter stellig onjuist. De oorlog voerende die van ons zou eischen, dat wij onze vrijheid van spreken op een dergelijke wijze aan banden zouden leggen, zou daardoor alleen reeds onze nationale onafhankelijkheid aantasten, en het is dan ook niet aan te nemen, dat art. 100 dergelijke onrechtmatige eischen zou willen sanctioneeren. Het komt mij zelfs volmaakt geoorloofd voor de meening te verkondigen, dat Neder land zich bij deze of gene partij zou behporen aan te sluiten, en voor de meening binnen zekere grenzen, die ik aanstonds zal bespreken, propaganda te maken. Weliswaar is het bekend, dat de tegenwoordige regee ring een dergelijk streven ongaarne ziet; maar zij heeft het niet verboden, en mag het ook niet verbieden, immers ons land is volkenrechtelijk volkomen vrij om aan welken staat ook den oorlog te verklaren, en hoe veel verschil van meening er ook moge zijn over de vraag of het wenschelijk zou zijn, van die bevoegdheid gebruik te maken, de publieke discussie hierover mag daarom te minder worden' onderdrukt. Wij Nederlanders zijn een democratisch volk; onze futielste belangen willen wij behartigd zien off de manier niet zooals de wijze Regeering dit gewenscht acht, maar zooals wij zelven het willen. En wan neer in deze kritieke dagen niet kleine kwestietjes, maar ons allerhoogste belang, ons nationale to be or not to be" op het spel staat, dan willen wij zelf den weg tot bescherming daarvan kiezen, en wij willen daarover zelf onze meening vormen. Wie naar zijn beste weten eerlijk streeft om die publieke opinie hierbij voor te lichten doet een loffelijk werk, en mag hiervoor geen strafvervolging hebben te vreezen. Juist nu moet de vrijheid van het woord worden gehandhaafd. Maar natuurlijk moet deze voorlichting van de openbare meening zich binnen gepaste per ken weten te houden. Dezelfde regelen zullen eenigszins moeten gelden als in het gewone politieke debat. Beleediging van vreemde staatshoofden b.v. moet verboden zijn. Onder drukt zal ook moeten worden iedere op roeping van het publiek die tot ondoor dachte feitelijkheden zou kunnen geleiden. In hoeverre nu het geschrift, dat Mr. van Rossem beschuldigd wordt te hebben ge schreven en verspreid, geacht kan worden de Nederlandsche neutraliteit in gevaar te brengen, is, zooals ik reeds zeide thans nog niet uit te maken. Om het onder Art. 100 W. v. S. te brengen is zeker niet voldoende, dat het Duitsche Rijk er ongunstig in wordt beoordeeld, en ook niet dat het in schande lijke termen" gesteld is. Wanneer men dacht aan wat bv. tijdens den Zuid-Afrikaanschen oorlog hier te lande straffeloos over Engeland mocht worden gepubliceerd, zal men hebben te verwachten, dat hier nog iets geheel anders aan den dag zal komen. Amst., 8 Dec. 1914. * * * K.JANSMA 's-Gravenhage, l Dec. 1914. Aan de Redactie van de Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, te Amsterd WelEd. Meeren! Vorige week werd mij uw weekblad de Amsterdammer toegestuurd en las ik o.a. daarin het artikel Metselaars als beëedigde deskundigen" door J. A. v. d. Kloes, in welk artikel een onder mijn beheer gebouwd caféin den Haag werd genoemd, en sloeg mijn nieuwsgierigheid in verbazing en schrik over, toen ik las, dat door den schrijver van dit artikel als leverancier van een aan bo vengenoemd gebouw verwerkt tegeltableau genoemd werd de fabriek Rozenburg in den Haag, waarvan de heer Juriaan Kok toen directeur was. Dit is een groot misverstand van den schrijver, den heer v. d. Kloes. Be doeld tegeltabeau is niet geleverd noch vervaardigd door de Koninklijke Porceleinen Aardewerkfabriek Rozenburg, doch door de Plateelbakkerij de Distel" te Amsterdam, waar ik persoonlijk heenging om naar de uitvoering van den order mijner principalen te kijken. Ik was dan ook-van plan den heer v. d. Kloes hierop opmerkzaam te maken, toen ik gisteravond de Amsterdammer" van 29 Nov. j.l. ontving, waarin niet meer of minder beweerd wordt door den heer v. d. Kloes, en zulks naar aanleiding van een te rechtwijzing aan zijn adres van de fabriek Rozenburg, dat ik zelf zou gemeend hebben, dat deze fabriek het tegeltableau geleverd en aangebracht had. Hiertegen moet ik met kracht opkomen als zijnde een besliste onmogelijkheid, en geen der door den heer v. d. Kloes genoemde heeren die bij het gesprek toen tegenwoordig waren, kunnen zich dat herinneren en kunnen zich ook niet voorstellen dat zulks door mij gezegd kan zijn. 't Zou ook al te gek zijn! De heer v. d. Kloes heeft 't een met 't ander verward. Door mij is als goed voor beeld voor de stelling van den heer v. d. Kloes aangehaald een tegeltableau geleverd door de fabriek Rozenburg, 14 jaar geleden aan twee winkelhuizen in de Witte de Wittstraat 54?58 te 's-Gravenhage, welke tegels onder mijn toezicht en volgens mijn voorschriften, ontleend aan die van den heer v. d. Kloes, zijn aangebracht, en als slecht voorbeeld het tegeltableau in den gevel van het caféMille Colonnes" in de Boekhorststraat te 's-Gravenhage, hetwelk door de fabriek de Distel" te Amsterdam is ver vaardigd en vanwege deze fabriek is aan gebracht volgens haar eigen methode, bij gebreke waarvan zij niet wenschte intestaan voor de duurzaamheid van de geleverde tegels. Zoo is 't gezegd en niet anders en ik betreur het, dat het geheugen van den heer v. d. Kloes hem parten gespeeld heeft en hij niet mij nog om nader inlichting gevraagd heeft vór hij de gewraakte regelen in zijn artikel schreef. Met de plaatsing van bovenstaande regels zult U mij zeer verplichten waarna ik de eer heb te zijn, Hoogachtend, U Ed. Dw. J. C. PlCÉNI, Bouwkundige. Psychologie v. h. St. Nicolaas-feest Bovengenoemd stukje in de Groene" van Zaterdag 1.1. geeft mij aanleiding eene vraag te stellen, welke menigmaal in me is opge komen, nl. : Is het goed het St. Nicolaas-feest te vieren, zooals het tot op heden geschiedt ? Is het niet volkomen in strijd met de eerste beginselen der opvoedkunde? Vór alles leert men het kind waar te zijn. De onop rechte aard van een kind zal 't eerst blijken uit het spreken van onwaarheden. Wordt zoo'n kleine jokker niet steeds als een boos doener beschouwd ? Bij het aan 't licht komen van een leugentje zal ongetwijfeld niemand de gelegenheid laten voorbijgaan, om te wijzen op het leelijke van onwaarheid spre ken, enz. Wat doen wij ouderen nu ? Alle paedagogiek ten spijt, jokken we er maar op los omstreeks St. Nic. Later komt de tijd, dat ouders, onderwijzers, kortom, allen in wie het kind onvoorwaardelijk geloofde, zich aan den kaak gesteld zien als. . . leugenaars. Dat tal van ouders St. Nicolaas noodig hebben. omdat ze den een of anderen Boeman" niet kunnen missen, is zeker een treurig feit, maar dat jaar in jaar uit opvoedkun digen een feest organiseeren, gebaseerd op onwaarheid", is voor mij althans, een onbe grijpelijk iets ! Zou het niet mogelijk zijn allén de St. Nicolaas-sa^e en hare poëzie te laten voortbestaan ? Dat zou m. i. de psyche van het kind ten goede komen. Een lezeres v an de Groene. ? ? * Berichten HOYTEMA-KALENDER 1915. De firma Ferwerda & Tieman zorgde ook dit jaar dat de Hoytema-kalender verschijnen kon. Het is verwonderlijk te zien, met hoeveel smaak de bekende teekenaar 2ijn twaalf bladen ieder jaar weet te varieeren. Bijzonder ge slaagd zijn de maanden Februari, Juli, October en December. Ondanks alle gratiskalenders, blijft deze uitgave bestaan en dat is iets dat voorde kunstzin van ons publiek pleit. Nieuwe Uitgaven Koloniaal instituut te Amsterdam. Mededeeling No. 2, afd. handelsmuseum No. 1. Inlichtingen gedurende het jaar 1913, ver strekt door den directeur der afd. handels museum van het Koloniaal instituut, 63 bladz. Uitgave van het instituut. Druk v. J. H. de Bussy, Amsterdam. De goede Raadgever, Almanak voor drankbestrijding 1915, uitgave van de Neder]. vereeniging tot afschaffing van Alcoholhou dende dranken, 115 bladz. St. Anna Parochie, J. Kuiken Jz. De liefde sticht, Almanak voor het jaar 1915, 127 bladz. Prijs ing. f 0.10, geb. f 0.25. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. Dr. G. W. KERNKAMP, De Europeesche oorlog, afl. Vs, 64 bladz. (Overgedrukt uit Vragen des Tijds). Prijs f 0.75. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. Dr. E. LAURILLARD, Geen dag zonder God. Stichtelijke overdenkingen voor iederen dag des jaars, 5e druk, 453 bladz. Prijs geb. f2.50. Rotterdam, D. Bolle. PRIJS R. 1.- in apotheken en drogisterijen. Monsters «n Brochures: Agentschap Sarphatistr. 34; Amsterdam Verslag over het Haventoezicht, uitge oefend in 1913, uitgegeven voor rekening van het Departement van Landbouw, Nijver heid en Handel, 108 bladz. Prijs gecart. f 0.50. Eindverslag der Staatscommissie over de werkloosheid, 878 bladz. 's G-iavenhage, Ter algemeene landsdrukkerij. CH. G. CRAMER, De ingenieur in Ned.Indië op technisch en Sociaal gebied, 55 bladz., f 0.50. Amsterdam, Uitgevers en druk kers maatschappij van F. van Rossen. Mr.. H. W. METHORST, De beteekenis van den achteruitgang van het geboortecijfer in Nederland, met kaart en 5 grafische voor stellingen (kleine geschriften uitgegeven door de maatschappij tot Nut van het Alge meen, No. 109) 32 bladz., 5 cent. Amsterdam, S. L. van Looy. Levensvragen", serie VII, No. 10: Dr. H. OORT, Het Middelaarsgeloof, 40 bladz., f 0.40. Baarn, Hollandia-drukkerij. Onze Koloniën", serie I, No. 10: Mr. D. FOCK, Over de Kolonie Suriname, 44 bladz., f 0.40. Baarn, Hollandia-drukkerij. L. H. DEELMANN JZN?4 liederen voor Zang, Piano of Orgel, betrekking hebbende op de mobilisatie van 1914. Prijs f 0.50. Groningen L. H. Deelman Jzn. N. BEERS,Bulletin van het Koloniaal Museum te Haarlem. Augustus?1914Generaal Register, 134 bladzijden. Prijs ing. fl. Amsterdam, J. H. de Bussy. Maar uit 'n Woonwagen. Een ware ver telling uit den tegenwoordigen tijd. Geïllustr. met knipseltjes, door I. ENDERLEIN. Uitge geven ten voordeele van het Nationaal Steuncomité, 's Gravenhage, L. A. Dickhoff Jr. Nederlandsche Almannk voor 1915, 84 bladzijden. Prijs f 0.75. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zn. Dr. F. A. STOETT, Nederlandsche spreek woorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en ge zegden, 3e druk, Ie deel, aflevering l, 48 bladzijden compleet in 10 afl. a 42^ et., in 2 deelen, ing. a f 4.25, geb. a f 4.50. Zutphen, W. J. Thieme & Co. Mr. S. VAN HOUTEN, Vijfentwintig jaar in de Kamer (1869?1894). Derde periode Van den val van KAPPIJNE tot de Grondwetsher ziening (1879?1887) 325 bladz. Prijs ing. f3.50, geb. f 3.90. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. JAC. M. TH. FOCK, Schuchtere schreden, Verzen, 34 bladz. 's Gravenhage, Van der Haar en Van Ketel. De Nieuwe Redactie van ons weekblad is als volgt samengesteld: VASTE MEDEWERKERS: Voor de Rubriek: Politieke platen . . . Johan Braakensiek. Buitenl. Overzicht. Prof. Dr. G. W. Kernkamp. Uit de Natuur Jac. P. Thijsse. Bouwkunst J. H. W. Leliman. Dramatische Kroniek. H. Borel en S. B. Stokvis Muziek in de Hoofdstad . . Sem Dresden. Medische Kroniek. . Prof. Dr. M. Straub. De rubriek Beeldende Kunst zal behandeld worden door de heeren F. Bobeldijk, G. D. Gratama, Mr. F. Hennus, C. Spoor, C. W. H. Verster en Ph. Zilcken. De Rubriek voor Vrouwen is onder leiding van Mej. Elis. M. Rogge, met mede werking van de dames: Voor de Rubriek: Populaire rubriek over technische Weten schappen . . . . . Dr. J. F. van Oss. Landbouwbelangen J. Smid. Onderwijs en Opvoeding. Th. M. Ketelaar. Finantiën J- D. Santilhano. Economie Th. van de Stempel. W. Asser?Thorbecke. H. van Biema?Hijmans. F. S. van Balen?Klaar. Dr. Mia Boissevain. Marie Berdenius v. Berlekom. C. E. C. Bruining. L. de Bussy?Kruysse. Rie Cramer. Albertine Draayer?de Haas. Mr. E. C. van Dorp. A. G. Dyserinck. M. van Eeghen?Boissevain. A. de Graaff?Wiippermann. Cecile d. Jong v. Beek en Donk. E. M. Knappert. I. Kooistra. M. Leliman?Bosch. V. C. v. d. Meer v. Kuffeler. Marg. Meyboom. Cato Neeb. Ro van Oyen. W. H. Petillon?Mulder. Dr. A. Posthumus. C. Sanders?Huydekoper. Th. Thiel-Wehrbein. C. P. v. Asperen v. d. Velde. G. te Winkel. Martine Witkop Koning. C. A. Worp?Roland Holst. Afzonderlijke rubrieken over Land, Volk en belangen onzer Koloniën, Militaire en defensie-aangelegenheden, lichameiijke Volksopvoedingen Sportleven zullen door erkende autoriteiten worden verzorgd. VoordeSchaakrubriek. Dr. A. G. Olland. Damrubriek K. C. de Jonge. Bovendien hebben meer dan 100 van de meest bekende Nederlanders, uitmuntende op het gebied van politiek, wetenschap of letterkunde hunne medewerking toegezegd, waaronder: G. G. van As. C. U. Ariëns Kappers. C. R. Bakhuizen v. d. Brink. Dr. A. J. Barnouw. Dr. L. F. de Beaufort. Joh. H. Been. Taco H. de Beer. J. W. H. Berden. H. L. Berckenhoff. J. A. Bientjes. Prof. Dr. D. J. Bodenstein. A. C. Bol-Denijs. Henri van Booven. S. Bottenheim. Dr. Joh. C. Breen. Dr. H. J. F. W. Brugmans. Dr. F. Buitenrust Hettema. Bernard Canter. Henri H. van Calker. Prof. A. de Ceuleneer. Prof. Dr. P. H. Damsté. Dr. C. E. Daniels. Henri Dekking. Hendr. C. Diferée. Prof. Dr. E. Dubois. Mr. M. I. Duparc. J. C. van Eerde. C. K. Elout. J. W. Enschedé. Mr. Dr. J. Eijsten. Gener. A. N. J. Fabius. Jhr. Jan Feith. Dr. F. H. Fischer. D. Fuldauer. Mr. Dr. F. C. van Geer. Ds. Et. Giran. Dr. E. C. Godée Molsbergen. Jhr. G. Graafland. Dr. S. P. Haak. Mr. J. N. van Hall. Prof. Dr. A. G. v. Hamel. Prof. J. J. Hartman. Dr. A. H. de Hartog. A. Heidring. L. Heijermans. Dr. J. v. Hettinga Tromp. C. G. 't Hooft. Dr. J. M. Hoogvliet. Dr. N. G. van Huffel. F. W. N. Hugenholtz. G. van Hulzen. F. 's Jacob. Dr. N. Japikse. Dr. K. H. E. de Jong. Mr.Dr.E.v. Ketwich Verschuur. Otto Knaap. Dr. W. F. C. Knuttel. Dr. Ph. Kooperberg. Prof. R. Kranenburg. Prof. K. Kuiper. Mr. J. van ,Kuijk. Mr. J. A. Levy. Jan Ligthart. C. te Lintum. J. Rutgers v. d. Loeff. H. v. d. Mandere. Mej. G. H. Marius. Hans Martin, Prof. W. Martin. Prof.Mr.W.L.P.A.Solengraaff. Prof. Dr. J. W. Muller. A. L. H. Obreen. P. Otto. Ds. F. C. A. Pantekoek. Dr. H. A. Poelman. Dr. E. D. Pijzel. Joannes Reddingius. Andréde Ridder. Mr. P. H. Ritter Jr. A. Roodhuijzen. J. H. Rössing. Prof. Dr. R. H. Saltet. Dr. J. B. Schepers. Prof. Dr. J. H. Scholte. J. B. Schuil. Joh. Siedenburg. F. de Sinclair. Prof. Dr. J. G. Sleeswijk. F. en A. Smit Kleine. Mr. P. J. M. v. Sonsbeeck. J. F. M. Sterck. J. Steijnen. ,Mevr. Top van Rhijn?Naeff. Mevr. Minca Verster?Bosch Reitz. Dr. H. W. de Visser. Ds. K. Vos. Mr. J. de Vrieze. Prof. J. J. A. Vürtheim. Maurits Wagenvoort. Ds. P. B. Westedijk. Dr. C. Wijnaends Francken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl