Historisch Archief 1877-1940
f
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13 Dec. '14. No. 1955
KOLONIËN
ltltf''UUIIIIIIM1llllllllllllllllltlllllltllllllllllHIIIIIIIII1Hllllllllllllllltllllll
DE OORLOG EN HET OOSTEN
II. Mijlpalen
Wie in de laatste jaren Duitschland
bereisde en zijne vrienden daar hoorde
spreken over den komenden Weltkrieg
en over de nieuwe kaart, die zou worden
§emaakt wenn die Welt zerschmettert
aliegt", heeft wellicht gemeend, dat in
kleinen kring werd gezegd, wat voor
verre ooren allerminst bestemd was.
Toch klonken dergelijke Europeesche
geruchten van oorlog en
wereldwederopbouw ook door tot Oostersche landen.
I sometimes pass sleepless nights,
thinking what will happen to Britain in
a few years. When in Germany did you
not notice a feverish energy, a ceaseless
resolve to carry out some gigantic pur
pose ?" vraagt in een Britsch-Indischen
roman van 1909 de bestuurder van een
inlandsen rijk aan zijn legeraanvoerder.
Die roman, The Prince of Destiny
(The new Krishna) van Sarath Kumar
Gosh, is doortrokken van zooveel
Indischen geest, dat hij uit een
koloniaalvolkenkundig oogpunt en vooral in den
tegenwoordigen tijd in meer dan n
opzicht merkwaardig is te noemen. Want
afgescheiden van zijn literaire verdienste,
komt daarin ook aan het licht, welk een
indruk op de Indische, beter gezegd
Oostersche, wereld is gemaakt door de
Italiaansche tegenslagen in den
Abessynischen oorlog van 1887, en in het alge
meen door de tegen lagere volken ge
richte krijgsoperatiön van Europeesche
zijde, wanneer deze niet door succes
worden bekroond. De slag van Adowa
wordt door den Britsch-Indischen auteur
beschouwd als de aanvang van een nieuw
tijdperk in de wereldgeschiedenis; immers
kwam hier een ommekeer in hetgeen als
regel had gegolden, te weten, dat een
Europeesche mogendheid al heel spoedig
Zonsopgang in het Himalaya-gebergte.
een met een Oosterschen vijand
gevoerden strijd als overwinnaar beëindigde. Bij
Adowa had het Oosten het Westen ver
slagen ; eenige jaren later bracht de slag
aan de Jaloe de voortgezette omwente
ling in de gedachten der Oostersche
menschheid, die eeuwenlang had ge
meend, den Aziaat als den mindere van
den Europeaan te moeten beschouwen,
wanneer het betrof de gewapende botsing
van Oostersche en Westersche machten.
De slag aan de Jaloe met zijn Russi
sche nederlaag was een openbaring voor
het geheele Oosten en deed wijd en zijd
zijn invloed gevoelen. De Javaan werd
er mede door wakker geschrikt uit zijn
eeuwenlangen zomersenen slaap en zocht
naar aaneensluiting bij zijn landgenooten,
die hem voorheen onverschillig waren
geweest, voorzoover zij buiten zijn fa
milie of hoogstens buiten zijn dorp had
den gewoond. In de Javaansche
bergdesa's kon men de prenten aantreffen,
die de nederlagen van het Westersche
ras aanschouwelijk maakten. In Annam
was het niet anders. De
gouverneurgeneraal van Indochina deelde het mede
in 1909: in de afgelegenste dorpen werd
verhaald van hetgeen in Oost-Azië te
land en ter zee was voorgevallen, in
woord en geschrift werden allerlei over
dreven berichten verspreid en een be
langrijk deel van het Annamitische volk
maakte zich vertrouwd met het denk
beeld, dat de in werkelijkheid niet zeer
sterke macht der Europeanen voortaan
in Azië haar overwinnaar had gevonden.
Zoo in Java, in Annam en Bengalen, en
overal elders in Oost-Azië, waar rnen den
Westerling vroeger had beschouwd als
onverwoestbaar sterk en waar sedert
twijfel ging heerschen aan die, de eeuwen
trotseerende Westersche krachten. In
Adowa en Jaloe lagen uitgangspunten
voor de Aziatische zelfbewustheid; aan
de Aisne in Frankrijk vond die zelfbe
wustheid voedsel om tot groei te
geraHet Suèz-kanaal
ken. Tot een groei, die voor alle daarbij
betrokkenen gevaarlijk worden kon, in
dien de Aziaten en Afrikanen geloofden,
wat hun omtrent den inzet van den krijg
wordt voorgehouden. Want waarvoor
vechten zij in de mistige Weilanden van
Noord-Frankrijk ?
De koning van Engeland (Message to
the dominions, 9 Sept.) prijst de
overzeesche bevolking om haar bijstand bij
het teniet doen van den aanval op the
continuity of civilisation and the peace
of mankind1', en de Duitsche pers (Ko
loniale Rundschau Aug.-Oct. s. 449) zegt
dat het gaat urn Sein oder Nichtsein
aller deutschen Kultur, ja sogar der
Kultur berhaupt".
Het behoud van de beschaving van
de menschheid" dus mede toevertrouwd
aan Turken, Arabieren, Bedoeïnen,
Senegaleezen, Sikhs, Goerkha's en de negers
van Centraal-Afrika; voorwaar het is
voor al dezen wel om van te duizelen,
voorzoover zij dat al niet doen bij het
streven om het groote woord te vatten.
Maar n ding zal toch wel tot hen
en hunne rasgenooten doordringen.
Voortaan zal het lot van Azië niet meer
uitsluitend in handen van Europa liggen,
maar zal eveneens het lot van Europa
mede door Azië worden beslist. Voortaan
zal Europa nauwkeurig gaan achtslaan
op alles, wat een conflict met Azië zal
kunnen in het leven roepen ; voortaan
zal Europa veel meer gaan zoeken naar
aansluiting, naar alles wat de
saamhoorigheid van Azië?Europa kan bevor
deren dan voorheen, toen het de eenzij
dige regeling gold van eene verhouding
door de sterkste van twee partijen. Nog
iets: Europa was zich bewust, dat het
Azië had geschonken en bij voortduring
schenkt: stoffelijke, technische, econo
mische gaven en dat de kracht, welke
Azië te schenken had wijl in groote
mate aanwezig bestond in gaven voor
geest en gemoed; Europa herinnert zich
nu immer duidelijker de hooge waarde
van het Oostersche gemoedsleven, die
het vroeger wel gekend of vermoed had,
doch waarmede steeds veel te weinig
rekening is gehouden. Nog meer: terwijl
vroeger de motieven der Aziatische
inlanders veelal werden gezocht in : wild
heid, barbaarschheid, onbeschaafdheid,
vindt men ze nu ook in paralellen bij de
kultuurvolken ; men onderscheidde beter,
zag een algemeen menschelijken onder
grond, waardeerde zelfs.
Deze waardeering zal toenemen, wan
neer Indische troepen blijken dappere en
nuttige krijgsmakkers te zijn in den
onderlingen Europeanen-oorlog, want
dan vallen de Aziaten niet alleen op bij
het bedrijven van hunne bijgeloovige
praktijken, maar dan toonen zij ook in
staat te zijn om de bajonet te hanteeren
ter beëindiging van bij gebrek aan indruk
makende argumenten ontstane Europee
sche concurrentie-twisten.
Niet in Mozes Gautama Moham
med werd voor iedereen de waarde der
Oosterlingen gevonden, doch der menigte
werd zij eerst duidelijk en tastbaar bij
Adowa, Jaloe en Aisne.
J. C v. E.
Herman Heyermans
Bij ZIJN VlJFTIGSTEN VERJAARDAG
Het bier-volgend opstel, dat ik het voor
recht heb te wijden aan Herman Heyermans
op zijn vijftigsten verjaardag, bedoelt geens
zins te zijn, mag niet zijn: een toast.
Heyermans behoeft noch mijn toast, noch
die van eenig ander. Wat ik qp dezen dag,
in dankbaarheid voor veel geluk, dat zijn
werk mij geschonken heeft, wil doen, is: in
het openbaar, voor ieder die maar hooren
wil, op eenvoudige wijze rekenschap afleggen
van de heel-warme bewondering, die ik voor
dat werk gevoel. Moge het mij gelukken,
bij de diepe schouwing van mijn eigen ont- i
roering, de lijnen te ontwaren waarmede de
lezer voor zichzelf teekenen kan een karak
teristiek portret van dezen door mij zeer
geliefden Nederlandschen schrijver.
Heyermans is voor en boven alles de man
van het sublieme medelijden in onze letter
kundige kunst. Door zijn medelijden is hij
het grootst. Er is geen deugd in zijn werk,
die hem weer siert. Om zijn gevoel vereeren
wij hem het meest, niet om zijn verstand.
Hij heeft vele eigenschappen, die wij oprecht
bewonderen: zijn in onze literatuur onge
ëvenaarde vaardigheid in het schrijves voor
het tooneel; zijn gave van vertellen; was
hij 'niet tijdens den bloei en het verval der
tachtigers een van onze weinige vertellers?
ook zijn zin voor humor, ofschoon die in
hem niet zoo sterk ontwikkeld is. Doch om
deze eigenschappen vereeren wij hem, maar
om zijn medelijden hebben wij hem lief. Ik
ken bijna geen schrijver, en zeker geen
enkelen Hollandschen, die dieper aanvoelt
de tragiek der kleine levens. Hier wordt hij
slechts overtroffen door de groote Russen,
met name door Dostojewki. Vooral in de
Falklandjes vindt ge die heerlijke liefde,
dat op'recht en innig medegevoel met
uiterlijk schijnbaar hoogst-onbelangrijke en
stellig uiterst-onaantrekkelijke menschen.
Hier stijgt zijn dichterlijkheid tot de
hoogste hoogte. Heyermans kent niet die
neerbuigend-vriendelijke, doch in haar wezen
laatdunkende houding van zoovele belang
stellenden" in het leven en lijden van
kleine zielen. Dit is juist vaak zoo
onduldbaar-hinderlijk: die gewilde pose van zich
hoog wanende beschermers. Heyermans' ziel
lost zich op in het lijden dier kleine
menschen. Herinner u zijn liefde voor
kinderen; zijn Falklandjes van sjouwende
vrouwen, van teleurgestelde, leelijke meisjes,
van jaloersche, vinnige, onbeduidende
menschjes. Er is hier geen sprake van wat
men in de studeerkamer betitelt met sociaal
gevoel". Bij Heyermans ziet ge de ootmoe
dige, volledige overgave, het de eigen ikheid
volstrekt ontkennende en wegcijferende mede
lijden met arme schepsels, die armer zijn in
geest en geluk dan in bezit.
Ik wil gaarne aannemen, dat bij Heijer
mans het zoo opzettelijk tentoongestelde
partij-socialisme berust op zijn mooie,
zeldzaam-verinnigde meewarigheid. Maar ook,
en zelfs, voor hem heeft het menschelijk
gevoel van samenlijden-met-een-massa een
grens, s het een theorie en nooit een wer
kelijkheid. Onze ziel omvat volledig hoog
stens het lijden van n ander, niet van
anderen. Qui trop embrasse mal treint.
Het menschelijk medelijden omsluit op
zijn best een enkeling. Zelden konden wij
de waarachtigheid hiervan beter toetsen dan
juist in deze dagen. Beseffen wij behoorlijk
het wereldwee van dezen oorlog? Voelen
wij verschil tusschen de vernietiging van
vijfhonderd of van \i\iduizend
menschenlevens? Dit brengt ons meteen tot het
hoofdgebrek, dat Heijermans' kunst wel eens
ontsiert: zijn neigen tot wat men tendenz
noemt. Het is goed, het is verheven, de
menschheid wakker te maken voor het
lijden van groepen medemenschen. Doch
als men den slechten, den onwaardigen
oeconomischen toestand van visschers, of van
mijnwerkers of van welke werkers ook be
schrijven wil, misbruike men niet een kunst
vorm als het drama daartoe, doch begeve
men zich op het plan waar men hoort,
en waar alleen op bijval kan worden gere
kend; dat is het plan der wetenschap. Van
kunst verwachten wij nu eenmaal de cirkeling
van den lijdensweg van een menschenziel
en niet de ompaling vanden lijdensweg van
een oeconomische verhouding. Nu heeft
Heijermans hierin toch minder gezondigd
dan meestal wordt beweerd, Bijna altijd, zeker
in Glück Auf", allerstelligst in Op Hoop
van Zegen" heeft hij ons den mensch getoond
onder invloed van een hatelijken
ofverfoeilijken mistand. Doch Heijermans is meestal
te rijk en Falkland is bijna steeds te konink
lijk geweest om de kunst door tendenz te
vaak en te veel te beschadigen.
Dat vele van zijn stukken slecht begrepen
zijn, ligt aan een andere oorzaak dan wel aan
het tendenzgebrek. Ik bedoel de stukken, lig
gende in wat ik zou willen noemen zijn tweede
periode. Ik voel in Heijermans' levenswerk
drie perioden. En zooals meer geschiedt bij
groote schrijvers, Dickens is er een sterk
voorbeeld van, wordt de grootste supe
rioriteit reeds in de eerste periode bereikt,
of ten minste aangeraakt. Bij Dickens, in
de Pickwick Papers, dat hij op vijf en twin
tig jarigen leeftijd voltooide, valt in een
bepaalde richting het toppunt van zijn kunnen
reeds te bespeuren. In Kamertjeszonde" is
naast geweldig-veel onrijps en het verkeerde
van den in 1906 door den schrijver zelven
gelaakten sexueelen schijn"
aanmerkelijkveel van het allerbeste, dat door Heyermans
ooit geschreven werd. Zoo ergens is er in
dit hoek sfeer. Deze eerste periode sluit af
met het, naar mijn gevoel, allerschoonste
stuk van Heyermans, met Schakels," het
door breede, gulle menschelijkheid meest
poëtische van al zijn tooneelwerken. In
die eerste periode leeren wij Heyermans
kennen in al zijn fouten en al zijn groot
heid. Van zijn fouten roemde ik de bijna
ziekelijk-starre begeestering voor oecono
mische of godsdienstige tendenzen reeds.
Zijn grootheid zij gekenmerkt als het beste
realisme, dat het tijdperk der herleving na
1885 onze literatuur op het gebied van het
drama en op het terrein van het korte ver
haal geschonken heeft. Ik geloof niet, dat
het juiste besef van Heyermans' beteekenis
in ons land heerschende is. Ik twijfel eraan,
of wij allen wel voelen, dat men Heyermans
te beschouwen heeft als een wereldschrijver,
als een ster van de eerste grootte. Ware hij
een Duitscher, een Fraaschman of een
Engelschman geweest, zijn wereldreputatie
ware gevestigd. Hij is zeker niets minder
waard dan Hauptmann. Hij beteekent voor
de Nederlandsche letterkunde evenveel als
Strindberg voor de Zweedsche beduidt. In
deze eerste periode, waarin de eerste Falk
landjes, Kamertjeszonde", het wrange
Zevende Gebod" en Schakels" ontstonden,
bespeuren wij nog weinig van de tweezijdig
heid van realist en symbolist in zijn natuur.
Hij doet zich kennen als de hartstocht
rijke, warmgevoelige realist, wiens werk
de oase wordt in de dorre woestenij van
veel woordkunst-gewriemel. Zelfs zijn moei
zaam streven naar woordkunstigheid, zijn
meedoen met de tot photographie ontaar
dende, veristisch-artistiekerige schrijf-mode,
ontneemt hem niet zijn gloed, zijn bekoring.
Niettegenstaande de vaak rammelende taal
blijft hij toch de charmante verteller.
Indien ooit de stelling, dat in kunst inhoud
gaat boven stijl, bewezen werd, dan ge
schiedde dit in Heijermans. Van natuur reeds
bondig, hoekig, stroef en ruig van schrijf
trant, welke eigenschappen pijnlijk-scherp
uitkwamen onder den invloed van de elke
schoonheid-vermoordende,
gezocht-oneenvoudige woordkunst" manie van zijn
tijd, behoudt door de intense belangrijkheid
van den inhoud het proza van Heijermans,
niet het minst door de juiste visie, welke
men als onderstroom voelt, toch zijn greep
op ons. Als schepper van het korte ver
haal, d. w. z. van een der moeielijkste
proza-soorten, vindt Heijermans misschien
in Guy de Maupassant alleen zijns ge
lijke, wat den inhoud betreft. Doch
wat uiterlijke bekoorlijkheid aangaat,
daarin is onze Hollander bedroevend ten
achter. Wat niet wegneemt, dat hij als
schrijver van het genre, de short story",
aan onze letterkunde een schat schonk, even
groot als die, welken de Maupassant voor
de Fransche gegaard heeft.
Zooals gezegd, openbaart zich in het eerste
tijdperk Heyermans' tweezijdigheid nog niet.
Hij blijft puur realist. Doch in stukken als
Alerzielen", Uitkomst" en De Schoone Slaap
ster", bespeuren wij in Heyermans hetzelfde,
dat Hauptmann vertoont: de tweezijdigheid
van realisme en' symbolisme. Ook al leeft
de oprechte dichterlijkheid van Heyermans
op zulk een teere, ontroerend-schoone wijze
zich uit als bijvoorbeeld in het prachtige,
buitengemeen poëtische Uitkomst", dat, mits
bekort en zonder pauze gespeeld, thans het
publiek wel veroveren zou, toch wordt in
deze stukken de behoorlijke ontplooiing der
symbolieke schoonheid te veel geschaad
dpor de realistische aanvoeling der dingen.
Na deze tweede periode van een te weinig
puur symbolisme keert Heyermans in het
derde tijdperk tot zijn eerste en best-geslaagde
kunstsoort terug. Hij is echter rijper gewor
den, en milder. Hij heeft een levensaanvaar
ding gevonden van groote berusting. Die uit
zichindatongewoon-schoonetooneelstuk?De
Opgaande Zon", in den held Mathijs de Sterke,
den man, die tegen de wreedheid van het
leven in geleerd heeft over de dingen heen
te lachen. Mathijs de Sterke, Pancras Duif
en Engel uit Het Zevende Gebod" zijn figuren
zooals alleen door de allergrootsten worden
uitgedacht.
Ook in den helaas nog lang niet voltooi
den roman Duczika" vertoont zich een terug
keer tot zijn eerste periode. Heyermans heeft
twee onderwerpen altijd zeer zuiver aange
voeld: het midden van de artistenbohème,
en de miserie van kleine zielen. In Duczika"
schildert hij de Berlijnsche bohème met
evenveel gevoeligheid voor atmosfeer als hij in
Kamertjeszonde" de Amsterdamsche bohème
deed leven. Met smart hebben wij d_an
ook het bekoorlijke Duczika"-verhaal zien
onderbreken. En ofschoon het thans de
tijd niet is om diep op de oorzaak dier
onderbreking in te gaan, moet het mij toch
van het hart, dat Heijermans het aan onze
kunst en aan zich zelven verplicht is zoo
spoedig mogelijk terug te keeren tot den
arbeid, dien hij het best verstaat: het schep
pen van litteraire schoonheid. Als leider
van een schouwburgonderneming is hij on
getwijfeld vervangbaar; den auteur der goede
Falklandjes, den vruchtbaarsten en belang
rijksten tooneelschrijver van ons vaderland,
den romancier van Duczika" kunnen wij niet
langer missen, geen dag en geen nacht.
Er bestaat een beroemd geworden
Falklandje, waarin Heijermans den tponeelspeler
Henri de Vries, wiens talent in Engeland
dreigde te vergroven, toeroept: Henri, keer
terug f
Een ander Falklandje, gericht aan
Willem Royaards in Berlijn, heeft tot slot:
Willem, keer terug.'
Dus zal niemand het mij euvel duiden
als ik deze vroordengroep overneem en ze
wijzig tot: Herman, keer tot je werk terug f
Ik weet hierin de tolk te zijn van duizen
den Nederlanders.
SIMON B. STOKVIS
? * *
Kunsthandel Van Gogh
ADOLPHE HERVIER (1821?1879)
Een goede gedachte van den heer Klein,
om dit werk, van betrek'lijk weinig bekend
heid in ons land, in dezen tijd te exposeeren.
Immers 't meeste werk is gemaakt in
NoordFrankrijk en waar Hervier z'n genegenheid
voor de Noord-Fransche stadjes en omstre
ken op zulk 'n exquise wijze wist uit te
spreken, voelen wij tegelijkertijd 'n zekeren
weemoed, den weemoed, dien zoo'n schilder
gevoeld zou hebben, wist hij van 't ruw
geweld, waarmee op 't oogenblik zooveel
schoons juist uit die streek verwoest wordt.
Bij 't zien van deze kleine collectie dolen
wij met Hervier om en bij Amiens, Soissons,
Villemür en komt ons 'r uit te gemoet 't
liefdevolle oog, dat op deze oude schoon
heid rustte.
Prachtig zijn de teekeningen, geestig-raak
met de pen opgeschreven en even
aangewasschen met 'n mooi verloopende kleur.
De cour" met op den voorgrond 'n
vretenden ezel kon 'n illustratie voor den Don
Quichotte" zijn; Sancho voor 't geopend
raam naar z'n veel geliefd grauwtje kijkend.
Aan den andren kant van den wand zien
wij 'n dergelijk sujet, niet minder van
qualiteit.
In de schilderijen is niet die gelijkheid
als in de teekeningen; coin d'atelier" en
une paysanne devant sa ferme" sluiten er
't meest bij aan; hier ook dat dunne lichte
en lichtende. In 't laatste staat 't complex
van huizen midden in de ruimte; 't
roestigrood gerokte vrouwtje met 't kind op den
arm is de note gaie in 't schilderij; 'n paar
spelende kinderen, wroetende varkens ver
tellen van 't rustige leven.
Van 'n veel dieper, sterker palet is 't
andere boerengedoe-schilderij, 't intérieur
van 'n vrouwtje aan de waschtobbe met 't
leuke jongetje en 't avondlandschapje. De
beide eersten, hoe eigen ook, doen aan
oudHollandsche meesters denken en zeggen ons
nog eens voor de zooveelste maal hoeveel
de Barbizon-school van de oude Hollanders
hield.
'n Precieuse tentoonstelling. F. B.
ELSEVIER's
GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT
ONDER REDACTIE VAN
HERIiN ROBBERS en E. W. P. DE T8IES Ir.
Ieder, die op de hoogte wil
blijven van hetgeen in Nederland,
en in andere landen, op kunst
gebied beeldende kunsten,
litteratuur, bouwkunst, kunstnij
verheid, is en wordt voortge
bracht, dient geregeld ELSEVIER'S
MAANDSCHRIFT" te lezen en te
bekijken.
Abonnementsprijs ? 15.?per jaar
Uitgevers-maatschappij Elsevier"