De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 20 december pagina 10

20 december 1914 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 20 Dec. '14. No. 1956 digheden teruggekeerd zijn, te bepalen, dat de zuivere bedrijfswinst'van de Rijkspostspaarbank (die thans ca. ? 1,000,000.?per jaar bedraagt) te gebruiken tot het opbou wen en in stand houden van eene onbelegde kas-reserve, totdat bijv. een bedrag van minstens 5 pCt. der inlagen bereikt is. Indien zulks reeds nu het geval ware geweest, dan zoude 9 a 10 millioen vrije kasmiddelen die onder normale omstandig heden in de kous" van de Rijkspostspaarbank gezeten hadden, in buitengewone om standigheden geheel of grootendeels uit die kous" gekomen zijn en de markt ver sterkt in plaats van verzwakt hebben. En wat beteekent daartegenover het eventueele renteverlies. Gemiddeld maakt de Rijkspostspaarbank thans op hare beleggingen ca. 4 pCt. rente. Indien nu 5 pCt. van haar kapitaal onbelegd blijft, zoude zij in plaats van 4 pCt. slechts 3.8 pCt. over het geheel maken of nog altijd ruim voldoende om, na betrtjding harer onkosten en 2.64 pCt. rente aan de inleggers, eene behoorlijke winst over te laten. En wanneer de grootste deposito-bank het voorbeeld In deze richting gaf, zouden andere crediet-instellingen die dooreen genomen nu reeds over, hoewel nog niet geheel vol doende, maar toch ruimer bassen beschik ken dan niet velgen, overtuigd, dat grootere mobilisatie van haar vermogen en het daardoor te verkrijgen gevoel van meerdere innerlijke kracht, ruimschoots opwegen tegen eene betrekkelijk geringe jaarlijksche rentederving. J. D. SANTILHANO * * * Engelands buitenlandsche handel en de oorlog Door den oorlogstoestand in velerlei op zicht belemmerd, heeft Engelands buiten landsche handelsbeweging ook in de derde oorlogsmaand in ruime mate de nadeelige terugwerking daarvan moeten ondervinden. Omtrent de beteekenis van de cijfers van October 11., in ons No. 1953 van 29 November 11. vermeld, zijn inmiddels nadere officieele gegevens gepubliceerd, die een juister inzicht geven op de verschillende rubrieken, en waar door men kan nagaan in welke richting de verminderde koopkracht en het verbod van uitvoer van verschillende artikelen, zoowel als de gevolgen van de moeieli>kheden en gevaren aan het transport verbonden, zich het sterkst hebben doen gelden. Uit de eindcijfers blijkt dat de nadeelige terugwerking daarvan in October 11. van nog grooter beteekenis is geweest dan in de tweede oorlogsmaand. De Invoer besomde- nl. in rond bedrag in October II. 51.560.000 pd. st., d. i. 20.170.000 pd. st. minder, de uitvoer 28.600.000 pd. st., zijnde ruim 18.000.000 pd. st. minder dan in October 1913. De teruggang betrof voornamelijk den invoer van : 1914 OCtober 1913 & 28-050-^ * 27.358 886 13.760.576 27.042.234 9.609339 17.049.836 138.944 , 279.220 grondstoffen. . . fabrikaten. . . . postzendingen enz. 51.559.289.£71.730.176 en den uitvoer van: levensmiddelen. .)£7o,71.oro 007=,,^ dranken en tabak.p 2-217-143 *- 3.275.116 grondstoffen. . .'?3.711.078 6.446.917 fabrikaten . . . 22.358.682 35.910.433 postzendingen enz. 314.912 990.233 28.601.815 46.622^699 Het is dus alleen de invoer van levens middelen, die eenigermate is toegenomen, maar de groote vermindering van geïmpor teerde grondstoffen en fabrikaten wijzen duidelijk op een meer beperkte industrieele bedrijvigheid. De toename der ingevoerde levensmidde len is niet algemeen, zij betreft voorname lijk suiker. Voor de consumptie daarvan voorziet Engeland in gewone tijden in de eerste plaats door invoer vin uit het buitenland en slechts ten deele door aanvoer uit de eigene overzeesche bezittingen. Maar daar de Britsche regeering den handel met de vijandelijke landen heeft verboden, moesten ter voorziening in de behoefte aan suiker nieuwe markten worden gevonden voor het quantum, dat gewoonlijk door Duitschland en Oostenrijk-Hongarije wordt geleverd. Tot dit doel werd een regeerings-commissie benoemd en deze sloot belangrijke koopcontracten af, zoodat de ingevoerde suiker in October II. de hoeveelheid van 1913 met 2.360.000 cwts. en -de waarde met 1.350.000 overtrof, nl. 4.090.000 cwts. = 4.920.000, welk bedrag duidelijk de hoogere prijzen aantoont, die moesten worden besteed. Maar Engeland kan zich die weelde ver oorloven en is thans voor geruimen tijd van suiker voorzien. In October 1913 had het uit Duitschland voor 276.000 pd. st. aan geraffineerde en voor 536.000 pd. st. aan ongeraffineerde suiker betrokken. Van Oostenrijk nam het in die maand voor slechts 116.000 pd. st. suiker. Maar ook op Frankrijk en België viel onder de tegenwoordige omstandigheden voor de levering van suiker niet te rekenen, daar beiden voor de dekking van de eigene behoeften hadden te zorgen, terwijl Rusland, dat groote voorraden beschikbaar had. den weg door de Zwarte Zee versperd zag en het transport over de Noordelijke Ijszee in de tweede helft van October door het ijs reeds bemoeilijkt bovendien zeer kost baar zou zijn geweest. Engelands tarwe-invoer was in October 11. 880.000 cwts. grooter dan in October 1913, nl. 8,550.000 tegen 7,970.000, waarvan de waarde als gevolg van stijgende prijzen nog gropter verschil aantoont. De aan voer geschiedde voornamelijk uit Canada en Noord-Amerika, daar Britsch-Indië, Aus tralië en Rusland minder voorraad beschik baar hadden, De invoer van vleesch, waarin voor Enge land grootendeels door het buitenland moet worden voorzien, was wat de hoeveel heid betreft wat minder, maar de waarde in geld was, alweder wegens de duurdere prijzen, grooter. Boter en kaas werd in ietwat grootere hoeveelheden geïmporteerd, het eerste voor namelijk uit Denemarken, het laatste uit Canada en ons land. Wat de eieren-consumptie betreft, daarvoor gelden in alle landen, die zelve niet in de eigen behoefte kunnen voorzien, thans dezelfde moeielijkheden. Engeland moest zich gedurende October 11. tevreden stellen met een eiereninvoer ten bedrage van 749.000 tegen 992.000 in October 1913, maar de hoe veelheid van thans was slechts 60 pCt. van die, welke in dezelfde maand van het vorig jaar werd geïmporteerd. De sterke vermindering van het cijfer der ingevoerde grondstoffen is voor meer dan de helft terug te brengen op katoen, waar van slechts 1.540.000 werd ontvangen, tegen 8.590.000 in October 1913. Maar nu de prijs meer is genaderd tot het niveau, waarop de spinners tot dekking van hunne behoeften kunnen overgaan, zal Engeland en waar schijnlijk ook andere landen in meerdere mate katoen aankoopen. Het voordeel van Frankrijk en Engeland is daarin gelegen, dat zij onder de tegenwoordige omstandigheden hunne aanvoeren van over zee behoorlijk kunnen beschermen en de verminderde voorraden aanvullen. Door den teruggang van den invoer der fabrikaten worden alle takken van nijverheid getroffen. Die vermindering is vooral van belang voor de rubriek ijzer- en staalwaren. Hiervan werd slechts 35.000 ton ingevoerd tegen 205.000 ton in October 1913. In de laatste jaren was Engeland een belangrijk afnemer geworden; de scheepswerven dekten een groot deel van hun verbruik in België en Duitschland, hetgeen thans niet mo gelijk is. Eveneens treft de mindere uitvoer van fabrikaten een aantal-takken van industrie, vooral de katoennijverheid, op rekening waarvan een teruggang van ruim 5% mil lioen pd. st. is te boeken, in welke verhou ding ook de uitvoer van wollen goederen is gedaald. De uitgevoerde hoeveelheid ijzer- en staal waren ging van 426.000 op 261.000 ton terug. d. i. van 4.670.000 op 2.810.000 pd. st. Nu intusschen ook Turkije tot Engelands vijanden behoort en de handelsbetrekkingen daarmede zijn afgebroken, is voor de Brit sche handelsbeweging nieuwe teruggang te duchten. In hoever dit van beteekenis kan zijn, is eenigermate uit de volgende cijfers op te maken. In de laatste jaren bedroeg de jaarlijksche invoer van Turkije gemiddeld 4 millioen piaster, waarvan Engeland het leeuwendeel had, daar het, de Britsche Koloniën inbe grepen, voor meer dan n millioen piaster aan Turkije leverde. Dan volgden Frankrijk met ruim 750 millioen, Italië met circa 363 millioen, Duitschland met 330 millioen en Rusland met 275 millioen piaster, terwijl België, Egypte, Rumenië en Bulgarije jaar lijks van 100 tot 150 millioen piaster impor teerden. Voor Turkije's uitvoer gelden in rond bedrag de volgende jaarlijksche cijfers: naar Engeland . . Frankrijk . . Oostenrijk . . Italië . . . Egypte . . . Duitschland . Noord-Amerika circa 535 millioen 440 217 , 160 157 131 100 Ook hierbij nam Engeland dus de voornaam ste plaats in. 18/12 '14 v. D. S. Herinnering aan Eduard Jacobs In onzen tijd, zoowat achttien jaar geleden, heette hij Eduard. Jaren later is daar Edouard uit gegroeid. Maar toen het zoover was, was hij van ons en waren wij van hem vervreemd, Eduard heette hij, toen hij in een huis in de Quellijnstraat het eerste en eigenlijk het eenige, goed gemeende Amsterdamsche cabaret stichtte. Stichtte is een groot woord want het was een zeer eenvoudige creatie. Het was de benedenste, eigenlijk benedengrondsche suite van n, uit een reeks van sombere en gelijkvormige huizen in de Quellijnstraat. De scheiding tusschen de beide kamers was weggebroken. Van de pijpenla, op die manier ontstaan, waren de wanden beplakt met een zeer simpel papiertje. Simpel ook waren de stoelen en tafeltjes langs die wanden. Achteraan bij een dubbele deur die toegang gaf tot het vierkante stadstuintje, waar de zon op een Meimorgen zoo mooi over kon opgaan als waar ter wereld ook, stond, rechts in den hoek, de piano. Daarbij een tafeltje en een stoel voor Jacobs. Het moet er over dag luguber uitgezien hebben. Het was er zelfs luguber tot twee uur 's nachts. Dan stopten achtereenvolgens voor het huis wat wrakke aapjes, sterk-overbelast. Wie daar inzaten hadden menigmaal nog moeite genoeg in de sociëteit Habsburg toegelaten te worden, al waren ze de trouwste leden. Na het schellen gebeurde er voorloopig niets. Dan eenig geschuifel ; het raampje van de voordeur dat open en dicht ging en dan weer niets. Nog eens schellen dan. En eerst daarna ging de voordeur open. Je schoof er in en dicht was zij weer. Als het zoo een paar maal gegaan was, was Habs vol. Vór dien, was Jacobs niet gemakkelijk tot een praestatie te bewegen. Hij wachtte, vond zijn zang te goed voor stoelen of banken. Tot hij begon met iets duivelsch, bopsaardigs in zijn tintelende oogen, een grijns om den mond. Wat ruw en haastig aangeslagen accoorden, een half mislukt loopje en dan, met een snauw, de naam van het lied. Zijn publiek bestond uit vrouwen en stu denten, degenen voor wie zijn liedjes van dien tijd eigenlijk alleen bestemd waren. Soms ook uit nieuwsgierigen of dezulken die kwamen uit belangstelling. Daar waren er dan onder, die onderwerpen" voor hem hadden. Jacobs", riepen zij in een pauze, Jacobs, ik heb wat prachtigs voor je; daar moet je iets van maken, ik zal het je morgen sturen". Dat Jacobs" alleen was al voldoende om hem woedend te maken. Mijnheer Jacobs" zeiden wij. Mijnheer voelde hij zich, meer dan wie ook. Het was er zelden rumoerig. Wie er kwam had een langen weg achter den rug, was aan het einde van zijn wijntjes en biertjes, rijp voor de whiskey soda. Voor die gelukkigen, in wie een neiging tot het contemplatieve de zucht tot gerucht was opgevolgd, waren zijn liedjes geschre ven ; in die stemming moesten ze worden aangehoord. Ze waren als een commentaar, een nabetrachting, een gewetensstem, een preek. Want wat was Jacobs anders dan een moralist? Hij leeraarde op zijn manier, op zijn gebied. De zonde, die in zijne wereld een tweede natuur geworden was, hinderde hem niet. Maar de afdwalingen, de excessen in de zonde, die hekelde hij. Daarom konden Cato en Annetje en Rachel en Greet er ge rust komen. Hadden zij niet een massa goeds en had vooral Cato niet een hart van goud ? Alleen fatsoenlijk dat waren zij niet, maar dat werd ook niét verlangd. Doch er kwamen ook andere vrouwen, chiquer dan die ik noemde. Als die binnen traden begon het oog van Jacobs te blikse men. Hij glimlachte met een dreigenden grijns. Ongemerkt was hij opgestaan. Hij wachtte niet tot de gesprekken verstomd waren, wat hij zoo trouw gewoon was als een andere Mengelberg. Van de piano klonk een schrille klank en met een van woede heesche stem donderde het door het zaaltje de lellen". Dat was de glibberige titel van zijn toenmalig Hjflied. Om de lippen der slachtoffers sloop een flauw lachje. En zij hoorden de vervaarlijke coupletten aan met een zeer gepast gebrek aan belangstelling. Jacobs' liedjes waren in den grond senti menteel: na de vervloeking kwam het medelijden. En ook de vorm was niet onbe rispelijk. Verzekeringen van deze kracht: ik zeg 't u op mijn woord" en 't is wis en uiteraard" kwamen te veel voor. Maar niet zelden ook een hartig couplet dat een teekenend beeld bevatte in den juisten vorm gegoten. En onuitputtelijk was zijn rijkdom van sujetten. Het terrein dat hij ontgon, kende hij door en door. Een enquête naar Pijptoestanden was in zijn liederen verwerkt. En wat aan zijn voordracht en vooral aan zijn stem mag hebben ontbroken, twee din gen had hij in hooge mate: de overtuiging van een profeet en het zelfvertrouwen van een kunstenaar. ( Het jaar van de tentoonstelling voor Hotelen Reiswezen, die tentoonstelling die ook wel door een mailboot en door rfjsttafel maar toch vooral door een doolhof en een hippodrome in de herinnering is blijven leven, was het jaar van bloei voor de sociëteit Habsburg. Lang voor tweeën was alles bezet. Jacobs zong voor de pauze Fransch, ter eere van de vreemdelingen. En als dan die buitengewoon knappe jonge vrouw binnenkwam in een wit flanellen pak met een witten hoed en een witte parasol begeleid door tante" die haar protegeerde" gij moet u beiden herinneren dan schaamden wij ons voor de Habs, tegenover zooveel distinclie. Maar Jacobs was zoo'n avond op zijn best, schoon hij zijn stem forceerde. Ik geloof, dat ook van dien tijd eene verande ring in de exploitatie van de sociëteit dagteekent. De zaak werd opgeschroefd". De prijs der whiskey soda steeg van twintig tot vijftig cent; het witte schoteltje waarop wij twee of driemaal per avond ons dub beltje offerden werd vervangen door een blinkenden schaal waarop enkele guldens van te voren den maatstaf aangaven waar mede de zanger zijne gaven gemeten wilde zien. De Habs was zijn kinderjaren, zijn l'art pour l'art-tijd, zijn onbewuste jeugd ontgroeid. Toen heb ik stilzwijgend ontslag als lid der sociëteit genomen. H. * * * Het groene weekbriefje Aan den Burgemeester van Amsterdam Waarde Burgemeester. Nu de onverbiddelijke Staatscourant u bindt aan uw afscheids-datum -?hebt gij het niet, bijna op den kop af, met vijf jaar afgemikt, jubilé's termijn? zullen in de luttele weken, welke u nog verwijderd houden van uw Haarlemsch Commissarisschap, tal van deputaties van uiterlijk schijn-vertoon u komen huldigen. Let eens op, Burge meester, dat men u, bij en om uw vertrek, zeer bizonderlijk zal willen huldigen; - ons publiek is niet karig met huldigen, bijaldien het weinig te zeggen weet, en wel iets te verzwijgen heeft. Immers hebt gij kans gezien, vijf jaar den Burgemeesters-zetel op het Prinsenhof in te nemen, en toch u zelf bijna nooit op den spraak te brengen. Is dit een deugd?.... ik prijs er u om. Was het een ondeugd ?... ik wil er u niet te hard over vallen. Want nu ge hier straks henen gaat hoe ? zult ge het voor u zelf moeten erkennen, dat ge die vijf jaren niet anders beschouwd hebt r gij solliciteerdet, gedurende uw ambts-bekleeding, straks na afloop der regeerings-iermijn dan als een hoogere «port op uw maatschappelijken ladder, dien ge hadt te bestijgen om opwaarts te komen. O! het zal stellig niet misstaan in uw later levensboek, dat gij Burgemeester van Amster dam zijt geweest! Toch zult ge nooit een Amsterdamsen burgemeester geweest zijn. Gevoelt ge het onderscheid in de schijn bare overeenstemming? Gij waart, wat uw schuld niet was, geen Amsterdammer par droit de naissance; maar, wat uw schuld wel was, gij hebt nooit getracht het te worden. Uw geboorte stem pelde u tot Hagenaar; en dit zijt ge gebleven, in heel uw doen... ook in uw laten. Het Hagenaar-zijn" heeft wel bij ons Amsterdammers zijn lichtelijk smalende beteekenis verloren; maar de waarachtige Amsterdammer beschouwt den Hagenaar nog steeds als niet vol". Daar schort en scheelt te veel tusschen hen beiden; dat haakt en oogt nu eenmaal niet recht. Dat dus een Hagenaar burgemeester moest zijn over Amsterdam, heeft men u wel nooit verweten, toch ook nooit vergeven, omdat gij zelf het niet hebt weten te doen vergeten. Vooral op dat ne punt hebt ge uw Haagschen aard niet kunnen verloochenen: dat was, toen ge als Burgemeester van Amster dam den strijd tegen Den Haag moest uit vechten over ons Dam-paleis. Waart ge toen maar Amsterdammer ge weest in plaats van Hagenaar! Nu kroop het bloed, waar het niet kruipen moest; het zuivere bloed had u wel anders gekrieweld, u tot een andere daad geïnspi reerd dan tot uw nog steeds door ons allen betreurde doofpot-gebaar, waarmede ge n oud Raadhuis n nieuw Koninklijk Paleis hebt weten te doen verdwijnen. Waarom ik dit incident oprakel bij gelegen heid van uw aftreden van ons Amsterdam? Omdat ik het u ondeugend gun, dat ge in uw nieuwe, hooge ambt van Commissaris der provincie Noord-Holland herhaaldelijk de schreden zult moeten richten naar Amsterdam, naar de hoofdstad des lands, waarvan ge eenmaal burgemeester waart; en hoe ge dan het gevoel zult mogen onder gaan, hoeveel statiger, grootscher en trotscher het een Burgemeester van Amsterdam den uw opvolger, eilacie.' omgloriet, niet slechts zijn Koningin, doch ook haar provinciale Commissarissen te ontvangen op de historische plaats, welke de vorige burgemeesters van Amsterdam daartoe reeds in de 17e eeuw aanwezen l Want, scheidende Burgemeester, nu ver langen wij Amsterdammers tot uw opvolger eens iemand, die de fiere ambitie toont te bezitten, op ons Raadhuis op den Dam te willen zetelen! Overigens noem ik mij, met de gebruike lijke gelukwenschen bij uw onderscheidende benoeming, Uw dw. Mr. PENNEWIP Jr. iiimiiiMmiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IN HET WILD n Zeker velen voelen zich in het wild thuis uit onvermogen. Ik,bedoel niet in geldeltjken zin, maar dat velen met geestelijke en sociale banden het te kwaad krijgen, omdat deze hen benauwen. Het moet worden toegegeven, dat het sterker krachtproef is zich los te bewegen in weerwil van allerlei strikken en plichten, gelijk oefenen moeilijker is wanneer de armen met gewichten bezwaard worden. Maar als vrije gang noodig is voor den groei en de gezondheid, kan er reden zijn de banden te verbreken tot tijd en wijle men ze weer aan kan hebben. Er wordt misbruik van gemaakt en men verbeeld zich ook wel verstrikt te zitten. Men maakt zich vaak los van omgeving en taak uit lusteloosheid van nature, uit spijtig heid, uit zucht den zonderling uit te hangen. Maar het kan ziju nut hebben, dat men zich losscheurt van sleur en vormen als deze den gang door het leven vastzuigen; dat men zich afzondert en schrap zet tegen de om singeling van belangstellenden, als men bemeikt, dat men het hoofd gaat verliezen door het dansen naar de pijpen van anderen. Men werpt zicti dan op een liefhebberij, op de politiek, gaat reizen of laat de menschen voor wat zij zijn, met uitzondering wellicht van eene erftante. Ik heb er vrede mee. Maar het gaat niet .aan op hem als een slaaf neer te zien, die geregeld om negen uur aan het ontbijt komt, die altijd loopt langs dezelfde gracht en zweert bij een paar enkele boeken. Ik weet ook wel, dat er velen zijn van aan zien, kunde, gewicht, die als marionetten aan touwtjes bengelen. Dezulken zijn zonder smaak of geur en de temperatuur der samen leving heeft weinig profijt van hen. Zij zijn begoocheld door den geldzak, door fatsoen, door de orakeltaal van hem, die de wijsheid in pacht heeft. Zij zien niet door eigen opgen. Zij meenen onafhankelijk te zijn en zijn meer vastgenageld dan de schamele appelenjood, die ironisch het lak van des dandy's schoenen afkijkt. Zij leven onder de hypnose van hooge hoeden en uitge zochte bijeenkomsten. Zij 'zijn als de misselijken, die zich niet durven toeren en leven als in een te hoogen boord. Maar men kan ook met ontzag staan in de marmeren vestibule van het breede heerenhuis en toch het guitig dienstmeisje onder de kin strijken. Men kan vrij zijn als ambtenaar, als koster van de kerk, als soldaat. Want vrijheid is vooral die van den geest. Plicht en regel maken u niet onvrij. Ge kunt vormelijk uwen cijns aan de beleefdheid betalen, maar als aan tafel de benauwenis gaat heerschen van menschen, die elkaar napraten of als apen nadoen, kunt ge met een enkel woord de stemming van ingeregen corsetten opschrikken. Het woord, dat het geluid der vrijheid in beweging zet, kan ook aan het hof worden gesproken en overal kan een gebaar, een blik uitdrukken, dat de kring van hem of haar de wereld niet is. Vrijheid is kracht en zij komt tot ont wikkeling als zij beproefd wordt. Die met zijn sociëteit of zijn geloof breekt ter wille der vrijheid moet oppassen niet van den wal in de sloot te geraken. Hoevelen voelen zich niet de voogdij van hun milieu ontgroeid om zich in de nieuwe omgeving eerst recht op den kop te laten zitten. Anderzijds kan hij, die altijd weer het oude weggetje aftrapt en een onuitputtelijk geduld heeft met de zeurende huishoudster of on verschrokken schuldeischer au fond meer maling hebben aan het gemier om hem heen. Inderdaad er zou heel wat werk niet zijn gedaan, als er geen kloostercel was geweest of als er geen lust had bestaan om verre zeeën te bezeilen. En ook om zich zelf te beheerschen en dat dient men toch, als men anderen wil ringelooren moet soms een kuur worden gedaan en men worden losgewikkeld uit de kluwens van druk en dageltjksch verkeer. Maar de vrijheid, waardoor ge heerscht en de dingen van hooger af beziet, viert ook de blijheid in de nauwe straat of onder den druk van zorgen. Vrijheid zoo goed als al het andere is betrekkelijk. Men make zich echter los van de gedachte, dat betrekkelijkheid zou beteekenen beperktheid of afhankelijkheid. Hoe betrekkelijker iemand of iets is, des te meer betrekkingen heeft hij, des te veelzijdiger is het, des te rijker. En daarom beteekent de vrijheid meer, al naar zij in meer opzichten, in meer be trekkingen vrij is. Dit is zoo, al meent ge ook, dat dit evengoed betrekkelijk is. PETRONIUS * * * Eenige omschrijvingen Bewondering: beleefde erkenning dat een ander op ons lijkt. Raad (goede): een geschenk, dat ieder behoefte heeft te geven maar dat niemand begeert te ontvangen. Dameshoeden : een hoofdziekte bij dames, die met Paschen begint en met Pinksteren uitbreekt. Kanon: Een instrument dat gebruikt wordt om nationale grensscheiding te regelen. Berouw: de vrucht der zonde. Tranen: de stille taal van verdriet. Oorlog: de wetenschap der verwoesting, Wanhoop: de kracht der zwakken. Mode: een godheid, die verstandige men schen belachelijk vinden maar waaraan de Enkele lepels daags sterken zenuwen en lichaam. 20.000 Artsen erkennen dit schriftelijk. In Apotheken en Drogiaterijen*erkrijgbaar. Brochures. bij het Gen. Agentschap, Sarphatiatr. 34, Amstenja.nl. eenvoudigen blindelings gehoorzamen. Neus: een verlengde uitwas, voortkomende uit het midden van het gezicht, gewoonlijk rose, maar dikwijls rood.- Wordt gebruikt om mede te ruiken maar dikwijls wordt hij ook in een anderman's zaken gestoken. Regen: 's hemels sproeiwagen, een toestand die gewoonlijk ontstaat, als we onze parapluie of regenjas hebben thuisgelaten. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiniiiiiiiiimiiiMiiiiimimiiiiiiiiHiiiiiMiiitiiiiiiiiiiii SPREEKZAAL lllllmilimilMMIIIIIIHIMMIIHIIIIimiUIIIHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIHHIIIMI Posterijen en Telegrafie Aan de Redactie. Nu de zorg, die onze Regeering draagt,. om ons land buiten den oorlog te houden, van de schatkist zware offers vergt, offers, die nog vermeerderd worden door de onmiddelijke en middellijke nadeelen, welke deze wereldstrijd aan handel en nijverheid toebrengt, moest het kabinet op bezuinigingen bedacht zijn TH. M. KETELAAR, in de Groene" van 13 Dec. '14. Ziedaar het begin van een klaar-geschreven artikel, van de hand des heeren Th. M. Kete laar, in De Amsterdammer van 13 dezer. Erkend wordt daarin, dat de tegenwoordige tijdsomstandigheden bezuiniging op uitgaven alleszins noodig maken. Een ieder zal daarin het teeken van een wijs beleid zien. De ingediende staatsbegrootingen vroegen oorspronkelijk vele gelden aan voor verbete ringen op verschillend gebied. De direct daarbij betrokkenen slaakten een zucht van verlichting, toen reeds een en ander van die begrootingen was uitgelekt. Eindelijk zouden dan de zoo zeer gewraakte onbillijkheden verdwijnen. Toen kwam de mobilisatie. Alle verwachtingen werden den bodem inge slagen. Dit ondervond o a. ook het personeel bij den post- en telegraafdienst. Maakt de aanbevolen zuinigheid nu bepaald noodig, dat alle verhoogingen, zonder uitzondering, ge schrapt moeten worde»? Zeer zeker niet. Ook bij andere takken van dienst werd deze gedragslijn niet gevolgd; zag men in, dat, waar werkelijk verbetering noodig was, waar het bij de oorspronkelijke begrooting voor gestelde bestaande onbillijkheden zou weg nemen, men beter deed, de beoogde verbe tering te handhaven. O. a. zagen we een dergelijke verstandige en alleszins te waar deeren houding bij de Prov. Staten van NoordHolland. Reeds lang behoefde het salaris van de leden der Gedeputeerde Staten van Noord-Holland verbetering. Voor een der gelijke superieure functie is hét tegenwoordig beslist te laag. Van daar dan ook, dat de voorstellen, die daarvan verbetering bedoel den, gehandhaafd bleven. En als nu elders, bepaalde onbillijkheden bestaan, die door de oorspronkelijke begrootingsvoorstellen zouden worden weggenomen en dit aan de schatkist slechts eenige hon derden guldens zou kosten, dan zou men zeggen, moest door dergelijke voorstellen geen krats gehaald worden. Ik heb hier op het oog de begrooting voor posterijen en telegrafie, n.l. dat gedeelte, dat handelt over de ancienniteitstoelagen der directeuren bij den post- en telegraafdienst. In de oorspronkelijke begrooting zegt de Minister: Wat de traktementen van de directeuren betreft, eene verbetering, die den ondergeteekende wenschelijk voorkomt, is verhooging van het maximum der ancienniteitsverhoogingen van ?2500 tot ?2800. Onder de tegenwoordige regeling profiteeren de directeuren-ex-commies slechts in geringe mate van deze verhoogingen tot ? 2500; zij komen voornamelijk ten goede aan de directeuren-ex-klerk. Bij het instellen van deze verhoogingen heeft dit niet in de bedoeling gelegen en het is ook niet op goede gronden te verdedigen." heeft dit niet in de bedoeling gelegen en het is ook niet op goede gronden te ver dedigen. Dat is het, dat de annuleering van de voor gestelde verhooging vreemd doet zijn. Hier betreft het, het wegnemen van een bepaalde onbillijkheid. Hier erkent de Regee ring dat het niet in de bedoeling heeft ge legen, om de directeuren-ex-commies zoo goed als niet te doen profiteeren van de bestaande ancienniteitsverhoogingen. Hier verklaart de Regeering dat de tegenwoordige regeling niet op goede gronden is te ver dedigen. En toch, de voorstellen die dienen moeten om een handeling van de Regeering die, zooals zij zelf zegt, niet te verdedigen is, te verbeteren, worden teruggenomen en de bestaande onbillijkheid wordt gehandhaafd. Vele directeuren .hopen dat nog een voor stel uit den boezem der vergadering van de Tweede Kamer zal worden geboren, waar door het bestaande onrecht zal ophouden en de oorspronkelijk voorgestelde verbete ring haar beslag zullen krijgen. Men vergete niet, dat vele directeuren door den oorlog, en als gevolg daarvan, door den geringen handel, hunne kantoren niet zien vooruitgaan en dat zij daarom ook reeds het hoogere traktement moeten derven, dat hun zou ten deel gevallen zijn, als geen wereld oorlog ware uitgebroken. EEN DIRECTEUR Correspondentie R. te Rotterdam. Indien ge ons uwen naam mededeelt, hebben wij geen bezwaar tegen opneming van uw opmerking, enkel met een letter onderteekend. K. te Zwolle. Uw heftigheid is het beste bewijs van uwe onwetenheid. Dr. P. H. in Berlin. Lassen wir den Alten jetzt weiter in Ruhe.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl