Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
20 Dec. '14. No. 1956
digheden teruggekeerd zijn, te bepalen, dat
de zuivere bedrijfswinst'van de
Rijkspostspaarbank (die thans ca. ? 1,000,000.?per
jaar bedraagt) te gebruiken tot het opbou
wen en in stand houden van eene onbelegde
kas-reserve, totdat bijv. een bedrag van
minstens 5 pCt. der inlagen bereikt is.
Indien zulks reeds nu het geval ware
geweest, dan zoude 9 a 10 millioen vrije
kasmiddelen die onder normale omstandig
heden in de kous" van de
Rijkspostspaarbank gezeten hadden, in buitengewone om
standigheden geheel of grootendeels uit
die kous" gekomen zijn en de markt ver
sterkt in plaats van verzwakt hebben.
En wat beteekent daartegenover het
eventueele renteverlies. Gemiddeld maakt de
Rijkspostspaarbank thans op hare beleggingen ca.
4 pCt. rente. Indien nu 5 pCt. van haar
kapitaal onbelegd blijft, zoude zij in plaats
van 4 pCt. slechts 3.8 pCt. over het geheel
maken of nog altijd ruim voldoende om, na
betrtjding harer onkosten en 2.64 pCt. rente
aan de inleggers, eene behoorlijke winst
over te laten.
En wanneer de grootste deposito-bank het
voorbeeld In deze richting gaf, zouden andere
crediet-instellingen die dooreen genomen
nu reeds over, hoewel nog niet geheel vol
doende, maar toch ruimer bassen beschik
ken dan niet velgen, overtuigd, dat
grootere mobilisatie van haar vermogen en
het daardoor te verkrijgen gevoel van
meerdere innerlijke kracht, ruimschoots
opwegen tegen eene betrekkelijk geringe
jaarlijksche rentederving.
J. D. SANTILHANO
*
* *
Engelands buitenlandsche handel
en de oorlog
Door den oorlogstoestand in velerlei op
zicht belemmerd, heeft Engelands buiten
landsche handelsbeweging ook in de derde
oorlogsmaand in ruime mate de nadeelige
terugwerking daarvan moeten ondervinden.
Omtrent de beteekenis van de cijfers van
October 11., in ons No. 1953 van 29 November
11. vermeld, zijn inmiddels nadere officieele
gegevens gepubliceerd, die een juister inzicht
geven op de verschillende rubrieken, en waar
door men kan nagaan in welke richting de
verminderde koopkracht en het verbod van
uitvoer van verschillende artikelen, zoowel
als de gevolgen van de moeieli>kheden en
gevaren aan het transport verbonden, zich
het sterkst hebben doen gelden.
Uit de eindcijfers blijkt dat de nadeelige
terugwerking daarvan in October 11. van nog
grooter beteekenis is geweest dan in de
tweede oorlogsmaand.
De Invoer besomde- nl. in rond bedrag in
October II. 51.560.000 pd. st., d. i. 20.170.000
pd. st. minder, de uitvoer 28.600.000 pd. st.,
zijnde ruim 18.000.000 pd. st. minder dan in
October 1913.
De teruggang betrof voornamelijk den
invoer van :
1914 OCtober 1913
& 28-050-^ * 27.358 886
13.760.576 27.042.234
9.609339 17.049.836
138.944 , 279.220
grondstoffen. . .
fabrikaten. . . .
postzendingen enz.
51.559.289.£71.730.176
en den uitvoer van:
levensmiddelen. .)£7o,71.oro 007=,,^
dranken en tabak.p 2-217-143 *- 3.275.116
grondstoffen. . .'?3.711.078 6.446.917
fabrikaten . . . 22.358.682 35.910.433
postzendingen enz. 314.912 990.233
28.601.815 46.622^699
Het is dus alleen de invoer van levens
middelen, die eenigermate is toegenomen,
maar de groote vermindering van geïmpor
teerde grondstoffen en fabrikaten wijzen
duidelijk op een meer beperkte industrieele
bedrijvigheid.
De toename der ingevoerde levensmidde
len is niet algemeen, zij betreft voorname
lijk suiker.
Voor de consumptie daarvan voorziet
Engeland in gewone tijden in de eerste
plaats door invoer vin uit het buitenland
en slechts ten deele door aanvoer uit de
eigene overzeesche bezittingen.
Maar daar de Britsche regeering den
handel met de vijandelijke landen heeft
verboden, moesten ter voorziening in de
behoefte aan suiker nieuwe markten worden
gevonden voor het quantum, dat gewoonlijk
door Duitschland en Oostenrijk-Hongarije
wordt geleverd.
Tot dit doel werd een
regeerings-commissie benoemd en deze sloot belangrijke
koopcontracten af, zoodat de ingevoerde
suiker in October II. de hoeveelheid van
1913 met 2.360.000 cwts. en -de waarde met
1.350.000 overtrof, nl. 4.090.000 cwts. =
4.920.000, welk bedrag duidelijk de hoogere
prijzen aantoont, die moesten worden besteed.
Maar Engeland kan zich die weelde ver
oorloven en is thans voor geruimen tijd van
suiker voorzien.
In October 1913 had het uit Duitschland
voor 276.000 pd. st. aan geraffineerde en
voor 536.000 pd. st. aan ongeraffineerde
suiker betrokken. Van Oostenrijk nam het
in die maand voor slechts 116.000 pd. st.
suiker.
Maar ook op Frankrijk en België viel
onder de tegenwoordige omstandigheden
voor de levering van suiker niet te rekenen,
daar beiden voor de dekking van de eigene
behoeften hadden te zorgen, terwijl Rusland,
dat groote voorraden beschikbaar had. den
weg door de Zwarte Zee versperd zag en
het transport over de Noordelijke Ijszee
in de tweede helft van October door het ijs
reeds bemoeilijkt bovendien zeer kost
baar zou zijn geweest.
Engelands tarwe-invoer was in October
11. 880.000 cwts. grooter dan in October 1913,
nl. 8,550.000 tegen 7,970.000, waarvan de
waarde als gevolg van stijgende prijzen
nog gropter verschil aantoont. De aan
voer geschiedde voornamelijk uit Canada
en Noord-Amerika, daar Britsch-Indië, Aus
tralië en Rusland minder voorraad beschik
baar hadden,
De invoer van vleesch, waarin voor Enge
land grootendeels door het buitenland moet
worden voorzien, was wat de hoeveel
heid betreft wat minder, maar de waarde
in geld was, alweder wegens de duurdere
prijzen, grooter.
Boter en kaas werd in ietwat grootere
hoeveelheden geïmporteerd, het eerste voor
namelijk uit Denemarken, het laatste uit
Canada en ons land. Wat de
eieren-consumptie betreft, daarvoor gelden in alle
landen, die zelve niet in de eigen behoefte
kunnen voorzien, thans dezelfde
moeielijkheden. Engeland moest zich gedurende
October 11. tevreden stellen met een
eiereninvoer ten bedrage van 749.000 tegen
992.000 in October 1913, maar de hoe
veelheid van thans was slechts 60 pCt. van
die, welke in dezelfde maand van het vorig
jaar werd geïmporteerd.
De sterke vermindering van het cijfer der
ingevoerde grondstoffen is voor meer dan
de helft terug te brengen op katoen, waar
van slechts 1.540.000 werd ontvangen, tegen
8.590.000 in October 1913. Maar nu de prijs
meer is genaderd tot het niveau, waarop de
spinners tot dekking van hunne behoeften
kunnen overgaan, zal Engeland en waar
schijnlijk ook andere landen in meerdere
mate katoen aankoopen. Het voordeel van
Frankrijk en Engeland is daarin gelegen, dat
zij onder de tegenwoordige omstandigheden
hunne aanvoeren van over zee behoorlijk
kunnen beschermen en de verminderde
voorraden aanvullen.
Door den teruggang van den invoer der
fabrikaten worden alle takken van nijverheid
getroffen. Die vermindering is vooral van
belang voor de rubriek ijzer- en staalwaren.
Hiervan werd slechts 35.000 ton ingevoerd
tegen 205.000 ton in October 1913. In de
laatste jaren was Engeland een belangrijk
afnemer geworden; de scheepswerven dekten
een groot deel van hun verbruik in België
en Duitschland, hetgeen thans niet mo
gelijk is.
Eveneens treft de mindere uitvoer van
fabrikaten een aantal-takken van industrie,
vooral de katoennijverheid, op rekening
waarvan een teruggang van ruim 5% mil
lioen pd. st. is te boeken, in welke verhou
ding ook de uitvoer van wollen goederen
is gedaald.
De uitgevoerde hoeveelheid ijzer- en staal
waren ging van 426.000 op 261.000 ton
terug. d. i. van 4.670.000 op 2.810.000 pd. st.
Nu intusschen ook Turkije tot Engelands
vijanden behoort en de handelsbetrekkingen
daarmede zijn afgebroken, is voor de Brit
sche handelsbeweging nieuwe teruggang te
duchten.
In hoever dit van beteekenis kan zijn, is
eenigermate uit de volgende cijfers op te
maken.
In de laatste jaren bedroeg de jaarlijksche
invoer van Turkije gemiddeld 4 millioen
piaster, waarvan Engeland het leeuwendeel
had, daar het, de Britsche Koloniën inbe
grepen, voor meer dan n millioen piaster
aan Turkije leverde. Dan volgden Frankrijk
met ruim 750 millioen, Italië met circa 363
millioen, Duitschland met 330 millioen en
Rusland met 275 millioen piaster, terwijl
België, Egypte, Rumenië en Bulgarije jaar
lijks van 100 tot 150 millioen piaster impor
teerden.
Voor Turkije's uitvoer gelden in rond
bedrag de volgende jaarlijksche cijfers:
naar
Engeland . .
Frankrijk . .
Oostenrijk . .
Italië . . .
Egypte . . .
Duitschland .
Noord-Amerika
circa
535 millioen
440
217 ,
160
157
131
100
Ook hierbij nam Engeland dus de voornaam
ste plaats in.
18/12 '14 v. D. S.
Herinnering aan Eduard Jacobs
In onzen tijd, zoowat achttien jaar geleden,
heette hij Eduard. Jaren later is daar Edouard
uit gegroeid. Maar toen het zoover was, was
hij van ons en waren wij van hem vervreemd,
Eduard heette hij, toen hij in een huis in
de Quellijnstraat het eerste en eigenlijk
het eenige, goed gemeende Amsterdamsche
cabaret stichtte. Stichtte is een groot woord
want het was een zeer eenvoudige creatie.
Het was de benedenste, eigenlijk
benedengrondsche suite van n, uit een reeks van
sombere en gelijkvormige huizen in de
Quellijnstraat. De scheiding tusschen de beide
kamers was weggebroken. Van de pijpenla,
op die manier ontstaan, waren de wanden
beplakt met een zeer simpel papiertje. Simpel
ook waren de stoelen en tafeltjes langs die
wanden. Achteraan bij een dubbele deur die
toegang gaf tot het vierkante stadstuintje,
waar de zon op een Meimorgen zoo mooi
over kon opgaan als waar ter wereld ook,
stond, rechts in den hoek, de piano. Daarbij
een tafeltje en een stoel voor Jacobs.
Het moet er over dag luguber uitgezien
hebben. Het was er zelfs luguber tot twee
uur 's nachts.
Dan stopten achtereenvolgens voor het huis
wat wrakke aapjes, sterk-overbelast. Wie
daar inzaten hadden menigmaal nog moeite
genoeg in de sociëteit Habsburg toegelaten
te worden, al waren ze de trouwste leden.
Na het schellen gebeurde er voorloopig niets.
Dan eenig geschuifel ; het raampje van de
voordeur dat open en dicht ging en dan
weer niets. Nog eens schellen dan. En eerst
daarna ging de voordeur open. Je schoof er
in en dicht was zij weer.
Als het zoo een paar maal gegaan was,
was Habs vol. Vór dien, was Jacobs niet
gemakkelijk tot een praestatie te bewegen.
Hij wachtte, vond zijn zang te goed voor
stoelen of banken. Tot hij begon met iets
duivelsch, bopsaardigs in zijn tintelende
oogen, een grijns om den mond. Wat ruw
en haastig aangeslagen accoorden, een half
mislukt loopje en dan, met een snauw, de
naam van het lied.
Zijn publiek bestond uit vrouwen en stu
denten, degenen voor wie zijn liedjes van
dien tijd eigenlijk alleen bestemd waren.
Soms ook uit nieuwsgierigen of dezulken
die kwamen uit belangstelling. Daar waren
er dan onder, die onderwerpen" voor hem
hadden. Jacobs", riepen zij in een pauze,
Jacobs, ik heb wat prachtigs voor je; daar
moet je iets van maken, ik zal het je morgen
sturen".
Dat Jacobs" alleen was al voldoende om
hem woedend te maken. Mijnheer Jacobs"
zeiden wij. Mijnheer voelde hij zich, meer
dan wie ook.
Het was er zelden rumoerig. Wie er kwam
had een langen weg achter den rug, was
aan het einde van zijn wijntjes en biertjes,
rijp voor de whiskey soda.
Voor die gelukkigen, in wie een neiging
tot het contemplatieve de zucht tot gerucht
was opgevolgd, waren zijn liedjes geschre
ven ; in die stemming moesten ze worden
aangehoord. Ze waren als een commentaar,
een nabetrachting, een gewetensstem, een
preek.
Want wat was Jacobs anders dan een
moralist? Hij leeraarde op zijn manier, op
zijn gebied. De zonde, die in zijne wereld
een tweede natuur geworden was, hinderde
hem niet. Maar de afdwalingen, de excessen
in de zonde, die hekelde hij. Daarom konden
Cato en Annetje en Rachel en Greet er ge
rust komen. Hadden zij niet een massa goeds
en had vooral Cato niet een hart van goud ?
Alleen fatsoenlijk dat waren zij niet, maar
dat werd ook niét verlangd.
Doch er kwamen ook andere vrouwen,
chiquer dan die ik noemde. Als die binnen
traden begon het oog van Jacobs te blikse
men. Hij glimlachte met een dreigenden
grijns. Ongemerkt was hij opgestaan. Hij
wachtte niet tot de gesprekken verstomd
waren, wat hij zoo trouw gewoon was als
een andere Mengelberg. Van de piano klonk
een schrille klank en met een van woede
heesche stem donderde het door het zaaltje
de lellen". Dat was de glibberige titel van
zijn toenmalig Hjflied. Om de lippen der
slachtoffers sloop een flauw lachje. En zij
hoorden de vervaarlijke coupletten aan met
een zeer gepast gebrek aan belangstelling.
Jacobs' liedjes waren in den grond senti
menteel: na de vervloeking kwam het
medelijden. En ook de vorm was niet onbe
rispelijk. Verzekeringen van deze kracht:
ik zeg 't u op mijn woord" en 't is wis
en uiteraard" kwamen te veel voor. Maar
niet zelden ook een hartig couplet dat een
teekenend beeld bevatte in den juisten vorm
gegoten. En onuitputtelijk was zijn rijkdom
van sujetten. Het terrein dat hij ontgon, kende
hij door en door. Een enquête naar
Pijptoestanden was in zijn liederen verwerkt.
En wat aan zijn voordracht en vooral aan
zijn stem mag hebben ontbroken, twee din
gen had hij in hooge mate: de overtuiging
van een profeet en het zelfvertrouwen van
een kunstenaar. (
Het jaar van de tentoonstelling voor
Hotelen Reiswezen, die tentoonstelling die ook
wel door een mailboot en door rfjsttafel
maar toch vooral door een doolhof en een
hippodrome in de herinnering is blijven
leven, was het jaar van bloei voor de
sociëteit Habsburg. Lang voor tweeën was
alles bezet. Jacobs zong voor de pauze
Fransch, ter eere van de vreemdelingen.
En als dan die buitengewoon knappe jonge
vrouw binnenkwam in een wit flanellen pak
met een witten hoed en een witte parasol
begeleid door tante" die haar protegeerde"
gij moet u beiden herinneren dan
schaamden wij ons voor de Habs, tegenover
zooveel distinclie.
Maar Jacobs was zoo'n avond op zijn
best, schoon hij zijn stem forceerde. Ik
geloof, dat ook van dien tijd eene verande
ring in de exploitatie van de sociëteit
dagteekent. De zaak werd opgeschroefd". De
prijs der whiskey soda steeg van twintig
tot vijftig cent; het witte schoteltje waarop
wij twee of driemaal per avond ons dub
beltje offerden werd vervangen door een
blinkenden schaal waarop enkele guldens
van te voren den maatstaf aangaven waar
mede de zanger zijne gaven gemeten wilde
zien. De Habs was zijn kinderjaren, zijn
l'art pour l'art-tijd, zijn onbewuste jeugd
ontgroeid.
Toen heb ik stilzwijgend ontslag als lid
der sociëteit genomen.
H.
* * *
Het groene weekbriefje
Aan den
Burgemeester van Amsterdam
Waarde Burgemeester.
Nu de onverbiddelijke Staatscourant u
bindt aan uw afscheids-datum -?hebt gij
het niet, bijna op den kop af, met vijf jaar
afgemikt, jubilé's termijn? zullen in de
luttele weken, welke u nog verwijderd houden
van uw Haarlemsch Commissarisschap, tal
van deputaties van uiterlijk schijn-vertoon
u komen huldigen. Let eens op, Burge
meester, dat men u, bij en om uw vertrek,
zeer bizonderlijk zal willen huldigen; - ons
publiek is niet karig met huldigen, bijaldien
het weinig te zeggen weet, en wel iets te
verzwijgen heeft. Immers hebt gij kans gezien,
vijf jaar den Burgemeesters-zetel op het
Prinsenhof in te nemen, en toch u zelf bijna
nooit op den spraak te brengen.
Is dit een deugd?.... ik prijs er u om.
Was het een ondeugd ?... ik wil er u niet
te hard over vallen. Want nu ge hier straks
henen gaat hoe ? zult ge het voor u zelf
moeten erkennen, dat ge die vijf jaren niet
anders beschouwd hebt r gij
solliciteerdet, gedurende uw ambts-bekleeding,
straks na afloop der regeerings-iermijn
dan als een hoogere «port op uw
maatschappelijken ladder, dien ge hadt te bestijgen
om opwaarts te komen.
O! het zal stellig niet misstaan in uw later
levensboek, dat gij Burgemeester van Amster
dam zijt geweest!
Toch zult ge nooit een Amsterdamsen
burgemeester geweest zijn.
Gevoelt ge het onderscheid in de schijn
bare overeenstemming?
Gij waart, wat uw schuld niet was, geen
Amsterdammer par droit de naissance; maar,
wat uw schuld wel was, gij hebt nooit
getracht het te worden. Uw geboorte stem
pelde u tot Hagenaar; en dit zijt ge gebleven,
in heel uw doen... ook in uw laten.
Het Hagenaar-zijn" heeft wel bij ons
Amsterdammers zijn lichtelijk smalende
beteekenis verloren; maar de waarachtige
Amsterdammer beschouwt den Hagenaar nog
steeds als niet vol". Daar schort en scheelt
te veel tusschen hen beiden; dat haakt en
oogt nu eenmaal niet recht.
Dat dus een Hagenaar burgemeester moest
zijn over Amsterdam, heeft men u wel nooit
verweten, toch ook nooit vergeven, omdat
gij zelf het niet hebt weten te doen vergeten.
Vooral op dat ne punt hebt ge uw
Haagschen aard niet kunnen verloochenen: dat
was, toen ge als Burgemeester van Amster
dam den strijd tegen Den Haag moest uit
vechten over ons Dam-paleis.
Waart ge toen maar Amsterdammer ge
weest in plaats van Hagenaar!
Nu kroop het bloed, waar het niet kruipen
moest; het zuivere bloed had u wel anders
gekrieweld, u tot een andere daad geïnspi
reerd dan tot uw nog steeds door ons allen
betreurde doofpot-gebaar, waarmede ge n
oud Raadhuis n nieuw Koninklijk Paleis
hebt weten te doen verdwijnen.
Waarom ik dit incident oprakel bij gelegen
heid van uw aftreden van ons Amsterdam?
Omdat ik het u ondeugend gun, dat ge
in uw nieuwe, hooge ambt van Commissaris
der provincie Noord-Holland herhaaldelijk
de schreden zult moeten richten naar
Amsterdam, naar de hoofdstad des lands,
waarvan ge eenmaal burgemeester waart;
en hoe ge dan het gevoel zult mogen onder
gaan, hoeveel statiger, grootscher en
trotscher het een Burgemeester van Amsterdam
den uw opvolger, eilacie.' omgloriet,
niet slechts zijn Koningin, doch ook haar
provinciale Commissarissen te ontvangen
op de historische plaats, welke de vorige
burgemeesters van Amsterdam daartoe reeds
in de 17e eeuw aanwezen l
Want, scheidende Burgemeester, nu ver
langen wij Amsterdammers tot uw opvolger
eens iemand, die de fiere ambitie toont te
bezitten, op ons Raadhuis op den Dam te
willen zetelen!
Overigens noem ik mij, met de gebruike
lijke gelukwenschen bij uw onderscheidende
benoeming,
Uw dw.
Mr. PENNEWIP Jr.
iiimiiiMmiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
IN HET WILD
n
Zeker velen voelen zich in het wild thuis
uit onvermogen. Ik,bedoel niet in geldeltjken
zin, maar dat velen met geestelijke en
sociale banden het te kwaad krijgen, omdat
deze hen benauwen.
Het moet worden toegegeven, dat het
sterker krachtproef is zich los te bewegen
in weerwil van allerlei strikken en plichten,
gelijk oefenen moeilijker is wanneer de armen
met gewichten bezwaard worden. Maar als
vrije gang noodig is voor den groei en de
gezondheid, kan er reden zijn de banden te
verbreken tot tijd en wijle men ze weer aan
kan hebben.
Er wordt misbruik van gemaakt en men
verbeeld zich ook wel verstrikt te zitten.
Men maakt zich vaak los van omgeving en
taak uit lusteloosheid van nature, uit spijtig
heid, uit zucht den zonderling uit te hangen.
Maar het kan ziju nut hebben, dat men
zich losscheurt van sleur en vormen als deze
den gang door het leven vastzuigen; dat men
zich afzondert en schrap zet tegen de om
singeling van belangstellenden, als men
bemeikt, dat men het hoofd gaat verliezen door
het dansen naar de pijpen van anderen.
Men werpt zicti dan op een liefhebberij,
op de politiek, gaat reizen of laat de
menschen voor wat zij zijn, met uitzondering
wellicht van eene erftante.
Ik heb er vrede mee. Maar het gaat niet
.aan op hem als een slaaf neer te zien, die
geregeld om negen uur aan het ontbijt komt,
die altijd loopt langs dezelfde gracht en
zweert bij een paar enkele boeken.
Ik weet ook wel, dat er velen zijn van aan
zien, kunde, gewicht, die als marionetten aan
touwtjes bengelen. Dezulken zijn zonder
smaak of geur en de temperatuur der samen
leving heeft weinig profijt van hen. Zij zijn
begoocheld door den geldzak, door fatsoen,
door de orakeltaal van hem, die de wijsheid
in pacht heeft. Zij zien niet door eigen
opgen. Zij meenen onafhankelijk te zijn en
zijn meer vastgenageld dan de schamele
appelenjood, die ironisch het lak van des
dandy's schoenen afkijkt. Zij leven onder
de hypnose van hooge hoeden en uitge
zochte bijeenkomsten. Zij 'zijn als de
misselijken, die zich niet durven toeren en leven
als in een te hoogen boord.
Maar men kan ook met ontzag staan in
de marmeren vestibule van het breede
heerenhuis en toch het guitig dienstmeisje onder
de kin strijken.
Men kan vrij zijn als ambtenaar, als koster
van de kerk, als soldaat.
Want vrijheid is vooral die van den geest.
Plicht en regel maken u niet onvrij. Ge kunt
vormelijk uwen cijns aan de beleefdheid
betalen, maar als aan tafel de benauwenis
gaat heerschen van menschen, die elkaar
napraten of als apen nadoen, kunt ge met
een enkel woord de stemming van ingeregen
corsetten opschrikken.
Het woord, dat het geluid der vrijheid in
beweging zet, kan ook aan het hof worden
gesproken en overal kan een gebaar, een
blik uitdrukken, dat de kring van hem of
haar de wereld niet is.
Vrijheid is kracht en zij komt tot ont
wikkeling als zij beproefd wordt.
Die met zijn sociëteit of zijn geloof breekt
ter wille der vrijheid moet oppassen niet
van den wal in de sloot te geraken. Hoevelen
voelen zich niet de voogdij van hun milieu
ontgroeid om zich in de nieuwe omgeving
eerst recht op den kop te laten zitten.
Anderzijds kan hij, die altijd weer het oude
weggetje aftrapt en een onuitputtelijk geduld
heeft met de zeurende huishoudster of on
verschrokken schuldeischer au fond meer
maling hebben aan het gemier om hem heen.
Inderdaad er zou heel wat werk niet zijn
gedaan, als er geen kloostercel was geweest
of als er geen lust had bestaan om verre
zeeën te bezeilen. En ook om zich zelf te
beheerschen en dat dient men toch, als
men anderen wil ringelooren moet soms
een kuur worden gedaan en men worden
losgewikkeld uit de kluwens van druk en
dageltjksch verkeer.
Maar de vrijheid, waardoor ge heerscht
en de dingen van hooger af beziet, viert
ook de blijheid in de nauwe straat of onder
den druk van zorgen.
Vrijheid zoo goed als al het andere is
betrekkelijk. Men make zich echter los van
de gedachte, dat betrekkelijkheid zou
beteekenen beperktheid of afhankelijkheid. Hoe
betrekkelijker iemand of iets is, des te meer
betrekkingen heeft hij, des te veelzijdiger
is het, des te rijker.
En daarom beteekent de vrijheid meer,
al naar zij in meer opzichten, in meer be
trekkingen vrij is.
Dit is zoo, al meent ge ook, dat dit
evengoed betrekkelijk is.
PETRONIUS
* * *
Eenige omschrijvingen
Bewondering: beleefde erkenning dat een
ander op ons lijkt.
Raad (goede): een geschenk, dat ieder
behoefte heeft te geven maar dat niemand
begeert te ontvangen.
Dameshoeden : een hoofdziekte bij dames,
die met Paschen begint en met Pinksteren
uitbreekt.
Kanon: Een instrument dat gebruikt wordt
om nationale grensscheiding te regelen.
Berouw: de vrucht der zonde.
Tranen: de stille taal van verdriet.
Oorlog: de wetenschap der verwoesting,
Wanhoop: de kracht der zwakken.
Mode: een godheid, die verstandige men
schen belachelijk vinden maar waaraan de
Enkele lepels daags
sterken zenuwen en lichaam.
20.000 Artsen
erkennen dit schriftelijk.
In Apotheken en Drogiaterijen*erkrijgbaar. Brochures.
bij het Gen. Agentschap, Sarphatiatr. 34, Amstenja.nl.
eenvoudigen blindelings gehoorzamen.
Neus: een verlengde uitwas, voortkomende
uit het midden van het gezicht, gewoonlijk
rose, maar dikwijls rood.- Wordt gebruikt
om mede te ruiken maar dikwijls wordt hij
ook in een anderman's zaken gestoken.
Regen: 's hemels sproeiwagen, een toestand
die gewoonlijk ontstaat, als we onze
parapluie of regenjas hebben thuisgelaten.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiniiiiiiiiimiiiMiiiiimimiiiiiiiiHiiiiiMiiitiiiiiiiiiiii
SPREEKZAAL
lllllmilimilMMIIIIIIHIMMIIHIIIIimiUIIIHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIHHIIIMI
Posterijen en Telegrafie
Aan de Redactie.
Nu de zorg, die onze Regeering draagt,.
om ons land buiten den oorlog te houden,
van de schatkist zware offers vergt,
offers, die nog vermeerderd worden door
de onmiddelijke en middellijke nadeelen,
welke deze wereldstrijd aan handel en
nijverheid toebrengt, moest het kabinet
op bezuinigingen bedacht zijn
TH. M. KETELAAR, in
de Groene" van 13 Dec. '14.
Ziedaar het begin van een klaar-geschreven
artikel, van de hand des heeren Th. M. Kete
laar, in De Amsterdammer van 13 dezer.
Erkend wordt daarin, dat de tegenwoordige
tijdsomstandigheden bezuiniging op uitgaven
alleszins noodig maken. Een ieder zal daarin
het teeken van een wijs beleid zien.
De ingediende staatsbegrootingen vroegen
oorspronkelijk vele gelden aan voor verbete
ringen op verschillend gebied. De direct
daarbij betrokkenen slaakten een zucht van
verlichting, toen reeds een en ander van die
begrootingen was uitgelekt. Eindelijk zouden
dan de zoo zeer gewraakte onbillijkheden
verdwijnen. Toen kwam de mobilisatie.
Alle verwachtingen werden den bodem inge
slagen. Dit ondervond o a. ook het personeel
bij den post- en telegraafdienst. Maakt de
aanbevolen zuinigheid nu bepaald noodig, dat
alle verhoogingen, zonder uitzondering, ge
schrapt moeten worde»? Zeer zeker niet.
Ook bij andere takken van dienst werd deze
gedragslijn niet gevolgd; zag men in, dat,
waar werkelijk verbetering noodig was, waar
het bij de oorspronkelijke begrooting voor
gestelde bestaande onbillijkheden zou weg
nemen, men beter deed, de beoogde verbe
tering te handhaven. O. a. zagen we een
dergelijke verstandige en alleszins te waar
deeren houding bij de Prov. Staten van
NoordHolland. Reeds lang behoefde het salaris
van de leden der Gedeputeerde Staten van
Noord-Holland verbetering. Voor een der
gelijke superieure functie is hét tegenwoordig
beslist te laag. Van daar dan ook, dat de
voorstellen, die daarvan verbetering bedoel
den, gehandhaafd bleven.
En als nu elders, bepaalde onbillijkheden
bestaan, die door de oorspronkelijke
begrootingsvoorstellen zouden worden weggenomen
en dit aan de schatkist slechts eenige hon
derden guldens zou kosten, dan zou men
zeggen, moest door dergelijke voorstellen
geen krats gehaald worden.
Ik heb hier op het oog de begrooting voor
posterijen en telegrafie, n.l. dat gedeelte, dat
handelt over de ancienniteitstoelagen der
directeuren bij den post- en telegraafdienst.
In de oorspronkelijke begrooting zegt de
Minister:
Wat de traktementen van de directeuren
betreft, eene verbetering, die den
ondergeteekende wenschelijk voorkomt, is
verhooging van het maximum der
ancienniteitsverhoogingen van ?2500 tot ?2800. Onder
de tegenwoordige regeling profiteeren de
directeuren-ex-commies slechts in geringe
mate van deze verhoogingen tot ? 2500; zij
komen voornamelijk ten goede aan de
directeuren-ex-klerk.
Bij het instellen van deze verhoogingen
heeft dit niet in de bedoeling gelegen en het
is ook niet op goede gronden te verdedigen."
heeft dit niet in de bedoeling gelegen
en het is ook niet op goede gronden te ver
dedigen.
Dat is het, dat de annuleering van de voor
gestelde verhooging vreemd doet zijn.
Hier betreft het, het wegnemen van een
bepaalde onbillijkheid. Hier erkent de Regee
ring dat het niet in de bedoeling heeft ge
legen, om de directeuren-ex-commies zoo
goed als niet te doen profiteeren van de
bestaande ancienniteitsverhoogingen. Hier
verklaart de Regeering dat de tegenwoordige
regeling niet op goede gronden is te ver
dedigen.
En toch, de voorstellen die dienen moeten
om een handeling van de Regeering die,
zooals zij zelf zegt, niet te verdedigen is,
te verbeteren, worden teruggenomen en de
bestaande onbillijkheid wordt gehandhaafd.
Vele directeuren .hopen dat nog een voor
stel uit den boezem der vergadering van de
Tweede Kamer zal worden geboren, waar
door het bestaande onrecht zal ophouden
en de oorspronkelijk voorgestelde verbete
ring haar beslag zullen krijgen.
Men vergete niet, dat vele directeuren door
den oorlog, en als gevolg daarvan, door den
geringen handel, hunne kantoren niet zien
vooruitgaan en dat zij daarom ook reeds het
hoogere traktement moeten derven, dat hun
zou ten deel gevallen zijn, als geen wereld
oorlog ware uitgebroken.
EEN DIRECTEUR
Correspondentie
R. te Rotterdam. Indien ge ons uwen naam
mededeelt, hebben wij geen bezwaar tegen
opneming van uw opmerking, enkel met een
letter onderteekend.
K. te Zwolle. Uw heftigheid is het beste
bewijs van uwe onwetenheid.
Dr. P. H. in Berlin. Lassen wir den Alten
jetzt weiter in Ruhe.