Historisch Archief 1877-1940
l"
2
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
27 Dec. '14. No. 1957
.'??.-. ??, ?;?;.:?"*.,. . .. :? ..;. .. ''. '
zijne provinciën aan de overzijde 'der Oostzee
'en verdreef het uit zijne stelling als eerste
mogendheid van het Noorden. Met mede
werking van Napoleon heeft Rusland Finland
op Zweden veroverd.,
In de laatste twintig jaren heeft men in
Zwede»Rusland als een steeds gevaarlijker
buurman beschouwd. Tijdens den
ZuidAfrikaanschen oorlog, toen de geheeléwe
reld pro- Boer was, kon men van bedacht
zame Zweden hooren: wij hopen, dat
Engeland's macht niet wordt verzwakt ; Enge
land moet ons steunen tegen Rusland". In
dezelfde jaren werd de vesting Vaxholm,
die den toegang uit zee naar Stockholm
bestrijkt, gemoderniseerd; verstandige Zwe
den bezwoeren ze toen bij kris en bij kras
dat het onder de werklieden aan dien
vestingbouw krioelde van Russische spi
onnen. De beweging van de laatste jaren
1 tot verhooging van de Zweedsche weermacht
i is gericht tegen den Russischen buurman.
Niet alle Zweden zijn zulke bewonderaars
' van Duitschland en den Duitschen Keizer
als Sven Hedin, de beroemde ontdekkings
reiziger en leider der anti-Russische partij ;
maar allen zien wel in Rusland het" gevaar.
Daartoe gaf Rusland aanleiding: door de
russificeering van Finland en van de
Finsche spoorwegen ; door het aanleggen van
kustversterkingen in Finland, meestal aan
de Botnische Golf; door het leggen van
garnizoenen, vooral in plaatsen langs de
Zweedsche grens. Het werd bovendien dui
delijk, dat Rusland door Finland heen
xpanie zocht naar den Atlantischen Oceaan.
Zoo raakte ook Noorwegen in het gedrang.
Ijsvrije havens zijn voor Rusland meer en,
meer een levensvoorwaarde geworden. Aan
de Oostzee heeft het er geen ; Libau is niet
elk -jaar ijsvrij en wordt bovendien .door
verzanding bedreigd ; daarom heeft Rusland
aan de Oostzee Reval tot voornaamste oor
logshaven moeten maken, hoewel het eiken
winter eenige maanden, dicht ligt. De ijsvrije
haven, die Rusland aan zijne Noordkust heeft
gebouwd, Alexandrowsk (aan de
Moermankust, in het N. van het schiereiland Kola)
is nog niet door een spoorweg met de rest
van het land verbonden ; Archangel, aan de
Witte Zee, wel, maar dat ligt 's winters weer
toegevroren.
Zoo kijkt Rusland begeerig naar de fjorden
aan Noorwegen's Noordkust, waar ijsvrije
havens te kust en te keur liggen. Van
Duitsche zijde heeft men in de laatste jaren de
Noren voortdurend daarvoor bang gemaakt.
De meerderheid der Noorsche bevolking is
niet Duitschgezind, trots de veelvuldige be
zoeken van Keizer Wilhelm, trots het Frithjof
sbeeld, trots het drukke verkeer van Duitsche
reizigers. Maar het Russische gevaar lijkt
den Noren niet denkbeeldig.
Bij Zweden en bij Noorwegen had de
Duitsche minnaar dus eenige kans. Sinds
het uitbreken van dezen oorlog zette hij zijn
beste beentje voor. Sven Hedin mocht naar
het front, zong den lof van het Duitsch
leger en verkondigde den Zweden, dat zij
Duitschland's zijde moesten kiezen. Professor
Ostwald kwam naar Zweden om propaganda
te maken voor het denkbeeld van een
Noordschen statenbond in aansluiting bij
Duitschland. Hij chargeerde zijn rol ; is dan
ook onlangs verloochend, nu men daarginds
begint in te zien, dat Duitsche professoren
de Duitsche zaak bij neutrale mogendheden
meer hebben bedorven dan gediend.
In Denenmarken scheen Engeland een
kansje te kunnen wagen. De herinnering
aan hét bombardement van Kopenhagen en
het wegvoeren van de Deensche vloot door
de Engelschen in 1807 is daar al lang ver
drongen door 1864, door het verties van
Sleeswijk-Holstein. Tusschen de Deensche
dynastie en de Engelsche en Russische
bestonden nauwe familiebanden. Bij zijn
eerste bezoek aan Kopenhagen in 1888 werd
Keizer Wilhelm uitgefloten. Eerst in de
laatste jaren is de verhouding tot Duitschland
wat beter geworden.
Maar noch Duitschland, noch Engeland
heeft een der Skandinavische mogendheden
voor zich kunnen winnen. Trouwens, teedere
minnaars waren het niet. De
oorlogsnoodzakelijkheid dwong hen tot hardhandigheden.
Duitschland legde beslag op een aantal
Skandinavische schepen in Duitsche Oost
zeehavens; verscheiden Zweedsche schepen
gingen op de Finsche kust verloren, door
Russische mijnen, zeiden de Duitschers, door
Duitsche mijnen, geloofde men in Zweden.
Wat het ergste was, Duitschland verklaarde
hout voor contrabande, en zette zoo den
houthandel van het Noorden stop.
Engeland maakte het niet beter. De ge
deeltelijke afsluiting van de Noordzee, het
verleggen van de vaarroutes, het aanhouden,
onderzoeken en in beslag nemen van
koopvaarders heeft aan de Skandinavische scheep
vaart groote schade en veel last berokkend,
veel meer dan aan die van Nederland.
Koning Gustaaf van Zweden heeft toen
het initiatief genomen tot een gezamenlijk
optreden der Skandinavische mogendheden
tot bescherming van hare rechten. Van den
aanvang af heeft men daar begrepen, dat
i ..... u .......... IIIIIMIIIMII ..... i
FEUILLETON
HET GEBED
Een Kerstverhaal
DOOR
BERNARD CANTER
Kort na zijn huwelijk was Mozès Witstein,
agent voor verzekering-maatschappijen, in
het kleine Brabantsche stadje gaan wonen,
omdat rondom het stadje, landbouw-centrale,
tal van dorpen lagen waar voor zijn speciale
branche, verzekering tegen hagelschade en
misoogst, nog ongeveer niet gewerkt was.
Witstein was de eerste Jood, die zich in
het stadje vestigde. Er woonden in het stadje
bijna uitsluitend Katholieken. Dat was al zoo
sedert eeuwen geweest. De boeren in den
omtrek, waarvan het stadje hoofdzakelijk
moest bestaan, waren ook Katholiek, en
Protestanten noch Joden schenen het tot
nu toe noodig geacht te hebben zich in
een omgeving te plaatsen, waar zij econo
misch en maatschappelijk een zwaarderen
strijd zouden hebben te voeren gehad dan
anders. De weinige Protestantsche families
in 't stadje verkeerden wel met de Katho
lieken, de omgang was zelfs vriendelijk,
maar een zekere onuitgesproken verwijde
ring bleef toch bestaan, die vooral uitkwam
tqdens de verkiezingen en een enkele maal
bij een twist over de verspreiding van een
het staatsbelang geen partij kiezen, maar
onzijdigheid eischte. De Duitschgezindheid
bij het Zweedsche volk is aanmerkelijk ver
koeld door de schending van België's onzijdig
heid. In het King Alberfs Book schrijft
Hjalmar Branting, de leider der Zweedsche
sociaal-democratische partij: Zweden was
voorbestemd deze wereldcrisis met Duitsche
oogen aan te zien... Maar toen kwam die
misdaad tegen het internationaal recht, de
schending van België's onzijdigheid. Voor
ons, die van .plan zijn onze eigen onzijdig
heid tot het uiterste te verdedigen, was het
als een stoot tegen ons eigen hart. Het ver
anderde de gevoelens onder de breede lagen
van het volk ten eenenmale. Hoe ruwer de
methode bleek, hoe meer de doortocht" een
verwoestende invasie van een veroveraar
werd, des te sterker werd in de harten der
Zweden de sympathie voor de kleine, dap
pere natie".
Wat er in Zweden nog gloeide aan wrok
over de afscheiding van Noorwegen in 1905,
werd uitgedoofd. Van den aanvang af heeft
Zweden niet alleen met Denemarken, maar
ook met Noorwegen gemeene zaak gemaakt.
Na onderling overleg kondigden de drie
rijken op denzelfden dag hunne onzijdigheid
af; gezamenlijk hebben zij geprotesteerd
tegen Engeland's maatregelen ten opzichte
van de scheepvaart op de Noordzee.
Van Koning Gustaaf gingdeuitnoodiging
uit tot de samenkomst te Malmö; door alle
partijen in Skandinavische landen is ? die
samenkomst toegejuicht als een begin van
een blijvende samenwerking tusschen de
Noordsche rijken; door alle is ook ondub
belzinnig te kennen gegeven, dat men zich
bij geen der oorlogvoerende partijen wil
aansluiten, maar zijne onzijdigheid bewaren
en met kracht opkomen voor de rechten
van neutralen.
Wat er nu te Malmöis afgesproken ? Dat
de Skandinavische mogendheden hare
koopvaarders door oorlogschepen zullen bescher
men tegen onrechtmatige daden der oorlog
voerenden? Dat zij bij alle internationale
vraagstukken elkaar zullen steunen ? Of nog
meer? De toekomst zal het leeren.'
Voor ons, Nederlanders, schijnt er in elk
geval aanleiding, den Skandinavischen broe
ders in de onzijdigheid en de verdrukking,
te benijden, dat zij door samenwerking tus
schen neutralen iets meer zullen kunnen
bereiken dan een kleine onzijdige mogend
heid op zich zelf vermag. Slagen zij erin,
de rechten der kleinen tegen de grooten te
beschermen, dan geeft dat den burger moed.
Een hatt onder den riem heeft de burger
wel noodig, nu in dezen oorlog de
nietcombattanten hoe langer hoe meer het mik
punt worden. Bij de jongste bravade van
een Duitsch eskader tegen de kust van
Yorkshire werden eenige honderden onge
wapende mannen, maar ook vrouwen en
kinderen, gedood of gewond.
Het is gruwelijk. Maar te luid moet men
er toch niet over ten hemel schreeuwen.
Vergeleken bij den gruwel van dezen oorlog
in het algemeen is het nog maar een kleinig
heid.
Als Macaulay het dwaze wil aantoonen van
de vrees, dat jongelui, die straks midden in
de verleiding van de wereld zullen staan,
bedorven zouden kunnen worden door het
op school lezen van minder stichtelijke pas
sages bij klassieke schrijvers, plaatst hij deze
anecdote: toen een dief naar de galg zou
worden gebracht, vroeg hij aan de poort
van de gevangenis of men hem, bij het over
steken van het plein naar de plaats der
terechtstelling, niet een parapluie boven het
hoofd zou willen houden; want het was
een kille, regenachtige morgen en hij was
bang anders kou te vatten.
Wie over den moord van weerlooze bur
gers in Yorkshire groot misbaar maakt,
zonder zijne stem te verheffen tegen den
oorlog in het algemeen, doet als de dief bij
Macaulay: hij maakt veel drukte van een
kleinigheid en telt de hoofdzaak niet.
22 December 1914. G. W. KERNRAMP.
Het vermoedelik lot van
Generaal de Wet
't Kan verkeren" zal menigeen gedacht
hebben bij het bericht van Generaal de Wet's
gevangenneming. Als weinigen gedurende
lange tijd over de hele beschaafde wereld
beroemd, gevreesd, bewonderd, werd zijn
vechten en vluchten spreekwoordelik: Brit
ten, schrijvend over De Ruyter's tocht, noe
men die a De Wet sort of dash into the
Medway." De zwerftochten en kranige ont
komingen van de Emden" werden met die
van de vermaarde Vrijstater vergeleken.
En nu De Wet in gevangenschap...
Het is nu niet de juiste tijd, en de gege
vens er toe ontbreken, om te trachten De
Wet's gedachtengang bij de gebeurtenissen
der laatste maanden te volgen. Al zal de
loop van zaken hem innig leed doen, of hij
zich nu beschouwt als iemand, die nog
liberaal blad, wat tegengewerkt werd. Maar
overigens was de verhouding dragelijk.
Toen Mpzes Witstein en Sarah Witstein,
geboren Ribbe, zijn jonge vrouw, zich dan
in 't plaatsje hadden gevestigd, waren gaan
wonen in een nieuw huis, eigendom van
een der verzekeringmaatschappijen, had
Mozes het gevaar van alleen te zullen staan,
heel licht geteld. Hij was in zijn vak gewoon
bezwaren bij menschen te overwinnen, en
zijn blijmoedigheid, zijn gevatheid, zijn
doorzettingskracht zouden hem wel door
de moeielijkheden heen helpen. De hoofd
zaak was, dat hij de boeren in den omtrek
er van overtuigde, dat zijn maatschappij
de laagste premie vroeg, niet chicaneerde
en solide was. De rest zou dan wel volgen.
Hij was door-en-door liberaal, broeder
vrijmetselaar en sedert zijn jeugd had hij de
synagoge maar eenmaal bezocht,?toen hij
er in getrouwd was. En dat had hij nog
maar alleen gedaan, omdat Sarah het zoo
gaarne had gehad. Want Sarah was uit
een vroom Amsterdamsen gezin, haar
vader had zelfs lid van den kerkeraad
kunnen worden, maar zijn zwakke gezond
heid had het niet toegelaten. Er was wel
wat verzet geweest van vaders en moeders
zijde tegen het huwelijk van Sarah met een
man, die zoo heelemaal niets aan zijn ge
loof deed, die zelfs geen woord Hebreeuwsch
kende en die, als 't niet bij klanten was,
heel gaarne over den godsdient debatteerde.
Maar de huishouding zou cosjher" blijven;
dit stemde Mozes toe, wel zeker, waarom
alleen maar te beklagen is, is een andere
vraag. Een persóonlikheid als Christiaan
de Wet kunnen we ons niet denken als
neerzittend bij de pakken, als
berouwhebbend boeteling. Hij weet wel dat een gelukte
revolutie hem tot vrijheidsheld zou hebben
gemaakt, terwijl de mislukking de leider als
gevangen opstandeling brandmerkt. En ook
dat het eindoordeel over zijn daden pas
veel later zal worden geveld.
Op de vraag: wat zal er met hem ge
beuren ?" kan met vrij grote zekerheid wor
den geantwoord dat de doodstraf niet aan
hem zal worden voltrokken.
Zuid-Afrika's geschiedenis is hier borg
voor.
In Zuid-Afrika munt men niet uit in ken
nis van de vaderlandse geschiedenis. Maar
een paar historiese feiten zijn toch wel ge
meengoed van allen: Slagtersnek van 1816
en de Uitlander-beweging van 1895. Ook
buiten Zuid-Afrika weet men hoe na de
Jameson-inval een menigte Johannesburgers
tijdens hun proces voor hun leven vreesden,
hoe vier hunner tot de strop veroordeeld
werden, maar op President Kruger's aan
drang genade voor recht kregen. Van hen
zijn er nog heden in leven en in ere.
De Slagtersnekgeschiedenis heeft veel meer
indruk gemaakt, door omstandigheden, dan
de rechtszaak eigenlik verdiende. Maar juist
dit tekent de opvatting der Boeren en
hoe fijn ze gevoelen als er volgens hen on
recht geschiedt, ook al is volgens de letter
van de wet volkomen juist gehandeld.
Over het algemeen is de Boerenbevolking
niet gekant tegen de voltrekking van een
doodvonnis aan een landgenoot, als men
zekerheid gelooft te hebben over de schuld
en dat die alleen met het leven kan worden
geboet. Gemoedelik-plechtig ging het meestal
bij zulke terechtstellingen toe.
In 1880 waren er verraders gevonden on
der de Boerenkommando's te velde en op
31 December van dat jaar werd een van hen
terechtgesteld. C. N. J. du Plessis vertelt
ervan in zijn dagboek : Om half 4 uur werd
zijne vronw door D. Koekemoer gehaald om
hem te komen groeten. Om haar te zien
aankomen, in het rouwkamertje te zien in
gaan en hem om den hals te zien vallen
en afscheid nemen, is voor mij te zwaar
en niet mogelijk te beschrijven. Ik hoor
haar nog tegen hem zeggen: Ik heb jou
gezegd moet nie." Precies om 4 uur
kwam de oude Eerw. heer D. van der Hoff,
om met den veroordeelde de gewone dienst
te verrigten. Zes geweren werden geladen
in de raadzaal; drie met kogels en drie met
los kruid en zes personen werden onpartijdig
uit de aanwezige menigte opgeroepen en
aan deze werden de zes geweren overhan
digd. Niemand wist wie de met kogels ge
laden geweren hadden. De aftogt naar de
rivierzijde geschiedde met omtrent 300 men
schen, onder opzigt van commandant M.
Lemmer. Het graf was reeds gedolven. Toen
de veroordeelde tot op 40 treden daarvan
genaderd was nam hij eerbiedig zijn hoed
af, waarin allen hem volgden. Hij stapte
vrijmoedig tot bij het graf, waarop de Eerw.
van der Hoff een kort, maar hartroerend
gebed deed. De veroordeelde werd nu op
zijne knieën aan het hoofdeinde van het
graf geplaatst en intusschen werd er een
gezangvers gezongen. Een lang wit
overkleed, met zwart afgezet, en nog al fraai
opgemaakt, werd hem over 't hoofd getrok
ken, met een breede strook afhangende tot
de knieën. De commandant ging nu naast
hem staan, met de linkerhand op het hoofd
van den veroordeelde, in zijn regterhand
een rijzweep houdende met den knop waar
van hij de plaats aanwees waar de schutters
die nu op drie treden gereed zaten, den
veroordeelde moesten treffen... De schare
keerde nu weder bedaard terug, leder be
treurde het lot van een verrader van zijn
eigen natie."
In een paar woorden kan de
Slagtersnekzaak worden verteld: een Boer, beschuldigd
van een overtreding, weigert herhaaldelik
om voor het Hof te verschijnen. Gewapenden
worden uitgezonden om hem te halen,
waarbij schoten vallen en de gedaagde
sneuvelt. Bij zijn begrafenis zijn er enkelen
die over wraaknemen spreken, anderen hitsen
op tot gewapend verzet, en een begin van
uitvoering wordt er aan gegeven. Maar,
zoals herhaaldelik in Zuid-Afrika is gezien,
dat dergelijke bewegingen verlopen, blijven
er ook nu betrekkelik weinigen te velde in
verzet. Ten slotte werden ze, met behulp
van Boeren, nagejaagd en gevangen geno
men. Bij het proces kregen velen boete, en
vijf hunner werden tot de strop veroordeeld
en begraving onder de galg zou plaats
hebben. Zaterdagmorgen 9 Maart 1816 had
de terechtstelling plaats en grote indruk
maakte het op de aanwezigen, dat van vier
hunner de stroppen braken. Men meende,
dat ze hierdoor het leven mochten behouden,
maar de dienstdoende officier had geen
macht om het vonnis niet te doen voltrekken,
en andermaal werd het viertal opgehangen.
Aan de Goeverneur, Lord Charles Somerset,
iiiiiiiiiiiiiiniiii
niet. Als hij in Frankrijk was, at hij
Fransche keuken en als hij in Engeland was at
hij Engelsche keuken, waarom zou hij dan
thuis niet Joodsche keuken eten, als het
toch klaargemaakt werd door zoo een
engel als zijn Saartje was ? Als ze keisteenen
kookte, zou hij het nog lekker vinden en
cosjher" eten, nu dat was toch heel wat
anders dan keisteenen! Daarvan had
schoonmama hem tijdens de verloving wel over
tuigd en in een bui van verheldering na
een Vrijdagavond-maaltijd had hij zelf ge
zegd : Als men door zijn hersens van het
Joodsche geloof afscheid heeft genomen,
zou men door zijn tong en zijn gehemelte
er weder tot terugkomen.
Maar in de eerste maanden viel het wonen
in het stadje toch wel tegen. Saartje had
chic". Er was niets tegen te zeggen, ze
had chic". Ze droeg blouses en een mantel
en hoeden en schoenen die op een Parijschen
boulevard k gewaardeerd zouden zijn ge
weest. Ook had ze in haar wijze van loopen,
spreken, bewegen iets pittigs, iets coquet's,
dat haar te Amsterdam bewondering bezorgd
had, maar hier, in het stille, strenge,
achteraffe stadje, de verpersoonlijkte zonde deed
gelijken en bij een deel der vrouwen in de
buurt critiek uitlokte, bij een ander deel
afgunst.
Zij zelven, Mozes noch Sarah, begrepen niet,
waarom de buren zoo terughoudend waren.
Menschen waren toch menschen en hij wilde
toch niets slechts, doch eerlijk door werk zijn
brood verdienen. En het was hier toch net
heeft men het nooit vergeven, dat hij van
zijn recht van gratie geen gebruik gemaakt
heeft, hij had moeten bedenken, dat de Boeren
die de schuldigen hadden helpen gevangen
nemen, zich nu mee schuldig gevoelden aan
de dood van het viertal.
Andere terechtstellingen zijn er in
ZuidAfrika geweest, nog niet zo lang geleden,
waar de Boerenbevolking moest toezien hoe
familieleden, die volgens hun rechtsgevoel
onschuldig waren, werden gefusilleerd, en
niet vergeten worden Scheepers, Willie
Louw en anderen. In zijn aangrijpend Oom
Gert vertel", geeft Leippoldt weer, hoe men
hun dood nu nog voelt.
Zou een regering er nu toe kunnen komen
om van de gevangengenomen aanvoerders
helden en martelaars te maken door een
executie ? Zullen er niet velen zijn in
ZuidAfrika, die, hoewel erkennend dat De Wet
is afgeweken van zijn taak als rustig burger,
gevoelen dat hij handelde uit liefde voor
zijn vaderland ? Die, hoe loyaal ook, niet
zouden goedkeuren dat De Wet gedood of
langen tijd gevangen gezet werd ? Generaal
Botha zal zich aan Lord Charles spiegelen
en Krüger tot voorbeeld nemen.
Met groots gebaar kan de Botharegering
grootmoedigheid betonen: men late de Gene
raal vrij Zuid-Afrika verlaten, als hij zich
met de loop van zaken daar niet kan ver
enigen ; men late hem in zijn geliefd vader
land op parool vrij wonen, als hij daaraan
de voorkeur geeft, en zo zal de Regering
het best haar eigen zaak dienen en geen
onnodige hardheid betonen jegens haar
tegenstanders.
Dr. E. C. GODÉE MOLSBERGEN
Lector in de Gesch. van Zuid-Afrika en de
Kolonisatie van Nederland, te Amsterdam.
Vroeger Professor aan het Victoria College
te Stellenbosch (Z. A.)
De oorlog der volkslegers
(Van onzen militairen medewerker)
?. De invloed der groote legers op
den volksgeest
Het jaar spoedt ten einde, de oorlog woedt
reeds bijna vijf maanden en nog steeds is
geene beslissing verkregen; ja nog altijd
valt zelfs' niet te voorspellen, naar welke
zijde de weegschaal zal overslaan.
Ongetwijfeld heeft dit velen teleurgesteld,
te meer wijl zoo herhaaldelijk in militaire
en andere geschriften een korte duur aan
den toekomstigen oorlog was voorspeld ge
worden. Bovendien predikten de voorschriften
van bijna alle Europeesche legers den aanval
op zulk eene hartstochtelijke wijze, was de
opleiding der troepen van zulk een offen
sieven geest doortrokken, dat de gegevens
die de Russisch-Japanschen oorlog ons ver
schafte, volgens vele militaire autoriteiten
voor de Europeesche slagvelden van weinig
waarde zouden zijn. Immers een stelling
oorlog als daar werd gevoerd kon volgens
hen nimmer in West Europa toepassing
vinden; integendeel, de oorlog zou zich
kenmerken door hevige, beslissende slagen,
waarin de vernietiging der vijandelijke strijd
krachten zou worden nagestreefd en ver
kregen.
En zie, mocht het korte oponthoud, door
het Belgische leger veroorzaakt, enkele
zwakke broeders aan het wankelen brengen,
het kort daarop zegevierend voorwaarts
dringen der Duitsche legers tot dicht bij
Parijs scheen maar al te zeer de juistheid
van het offensief a outrance te bewijzen.
Doch plotseling kwam de omkeer. De
Duitsche legers moesten terugtrekken, ze
verschansten zich en de voor onmogelijk
uitgekreten stelling-oorlog werd een feit.
Maanden lang liggen de troepen reeds tegen
over elkaar, doch geen noemenswaardige
voordeelen, geen oprollen der vleugels, geen
doorbreking, geen raids met groote
cavaleriekorpsen, geen Sedans, niets van dit alles is
uitgevoerd of verkregen.
Onwillekeurig dringt zich de vraag naar
voren, waarom dit alles zoo is geschied,
waarom deze krijg zulk een geheel ander
beeld vertoont dan door zoo velen werd
verwacht. In de volgende regels zullen wij
trachten hiervoor eene verklaring te vinden.
Op den voorgrond stellende, dat wij geen
zieners zijn en dus onmogelijk de toekomst
kunnen voorspellen, is het naar onze meening
wel mogelijk de oorzaak van enkele geheel
nieuwe verschijningsvormen te benaderen en
hieruit gevolgtrekkingen te maken, die van
veel een verklaring kunnen geven.
Wanneer wij toch de tegenwoordige legers
beschouwen en deze vergelijken met die
welke b.v. tot het tijdvak van den
FranschDuitschen oorlog behoorden, dan treffen ons
twee groote verschillen, nl. de zooveel groo
tere sterkte en de geheel andere samenstelling.
De sterkte van het Fransche leger was
in 1870 bij den aanvang van den oorlog
ongeveer 300000 man; het Duitsche
veldleger telde ongeveer 520.000 man. Voorwaar
zoo goed zijn vaderland als te Amsterdam.
Sarah, die te Amsterdam deftige christen
conversatie had gehad, het verwende meisje
was geweest, zij, het mooie, pittige Jodin
netje met chic", voelde zich al spoedig
teruggezet en verlangde terug naar Amster
dam. Maar Mozes wilde daarvan niet weten.
J'y suis, j'y resle" zeide hij met over
tuiging en niet zonder waardigheid. Ze
zullen op den duur wel zien, wat voor
vletesch zij in de kuip hebben en met de
boertjes schiet ik aardig op. Ik krijg hier
deftig bestaan. We kunnen allemaal niet in
Amsterdam op elkaar hokken en waarom
zou ik mij weg laten kijken ? Dat zal nie
mand lukken."
Zoo bleven zij dan in het stadje en Sarah
schreef veel brieven en las veel en als het
mooi weer was en Mozes ging den boer
op", dan ging ze wel mede in het tentwagentje
met het hitje, dat Mozes bij den stalhouder
huurde en dat hij zelf stuurde. Bij de boeren,
nu daar werd zij heel vriendelijk ontvangen,
want zoo'n voorname, steedsche dame, daar
zagen ze tegen op.
Na een half jaar ging Sarah naar Amster
dam om een paar weken bij de ouders te
logeeren. Eerst vond ze het te Amsterdam
heerlijk. Maar al na de eerste week merkte
zij, dat zij toch het in het eigen huisje pret
tiger vond en na de tweede week begon ze
te verlangen en toen ze weer bij Mozes
thuis was, ja toen vond ze toch veel liefs
in dat stille, rustige stadje en ze snakte
naar een ritje langs de velden in de tilbury.
een reusachtig verschil met de tegenwoordige
strijdmachten dier zelfd,e staten. Voegt men
hier nog bij, dat het Fransche leger grooten
deels uit de armste deelen der maatschappij
werd gerecruteerd, gelijk dit met bijna alle
legers van dat tijdvak behalve het Duit
sche het geval was, dan behoeft het geen
betoog dat deze factoren op den oorlog hun
invloed moesten doen gelden.
Reeds geruimen tijd werd dit dan ook
gevoeld, doch waar de militaire literatuur
zich meestal slechts bepaalde tot het
bestudeeren der om zoo te noemen mechanische
gevolgen dezer reuzensterkten, daar werd
de invloed op psychisch gebied vrijwel
verwaarloosd, en toch is deze laatste naar
onze meening oneindig veel grooter.
Immers de weerkracht van een volk zetelt
in zijn georganiseerde weermacht; voor ieder
in den lande is deze het duidelijk tastbare
beeld van de aanvallende en verdedigende
kracht der natie. Vooral sedert alle beschaafde
landen de volksvertegenwoordiging kennen
en dus ieder jaar de offers, welke de weer
macht vraagt, aan een nauwgezet onderzoek
worden onderworpen; waar in die dagen
voortdurend door de besten in den lande
aan het volk wordt verkondigd, dat deze
offers niet kunnen worden verzwaard, zet
zich in de volksziel onbewust ten rechte of
ten onrechte dit blijve hier buiten be
spreking de overtuiging vast, dat deze
weermacht werkelijk het maximum is, dat
het land kan geven.
Zoodra dus deze weerkracht vernietigd
is zij zij sterk of zwak voelt ook de
natie zich geslagen en legt binnen langer
of korter tijd het hoofd in den schoot.
Legers, gedurende den oorlog geïmproviseerd,
kunnen dan geen verandering meer brengen;
niet zoo zeer wijl zij door gebrek aan oefe
ning technisch minderwaardig zijn, doch
veel meer omdat ,de natie op grond van het
bovenstaande deze legers nooit anders dan
als een surrogaat kan beschouwen. En waar
de natie in deze legers geen vertrouwen
heeft, daar kan de eenling, welke gisteren
nog deel van die natie uitmaakte, vandaag
als soldaat zeer zeker geen vertrouwen in
dit leger hebben.
Hoe zou deze ook zich in staat kunnen
achten iets te volbrengen, dat aan het in
zijne oogen zooveel betere echte leger is
mislukt. Aan deze troepen ontbreekt dus
het vertrouwen in eigen kracht en als gevolg
daarvan het onderling vertrouwen, hetgeen
feitelijk alles is op het gevechtsveld. Hierdoor
zijn zij reeds moreel geslagen voor zij in
het vuur komen. Zoo was dan ook Frankrijk
overwonnen toen het laatste leger bij Sedan
was vernietigd; de geïmproviseerde legers
brachten het land geen voordeel, wel on
noemelijke ellende.
De weerkracht der groote naties is thans,
gelijk wij zagen, reusachtig groot en dus
slechts langzaam te breken, daar de orga
nisatie eene voortdurende aanvulling der
geleden verliezen toelaat. Uit dezen hoofde
alleen zou de oorlog dus reeds lang duren,
doch een nog veel sterker invloed doet zich
gelden.
Bij de tegenwoordige vorming der meeste
legers maken bijna alle strijdbare mannen
deel uit van de weermacht; de besten der
natie strijden schouder aan schouder met
de minst begaafden. De oorlog is dus ge
worden een zaak van allen; ieder huisgezin
staat enkele mannen af en voelt, leeft en
strijdt in gedachte mede. Alle krachten der
natie, geestelijke zoowel als majerieele wer
ken dus te zamen om de overwinning te
behalen of de nederlaag te verhoeden. In
elk huisgezin komt een zucht naar volhou
den, zeker niet het minst in die, waar ver
liezen worden geleden; vooral bij deze laatste
toch wordt de wensch levendig, dat de
zware offers niet te vergeefs werden gebracht.
Het leger geeft thans feitelijk de ware kracht
der natie weer; die der legers van 1870
had slechts eene conventioneele waarde.
De psychische invloed der groote legers
op den volksgeest en van dezen op de
regeering is dus eene versterkende. Hij
geeft de regeering krachtigen steun, maaki
daardoor den wil om den oorlog voort te
zetten moeilijker te breken, veroorzaakt dat
de tegenstand langer en hardnekkiger is,
dat de strijd heviger en verbitterder wordt,
en waar thans niet meer alleen het gewa
pende deel van het volk, doch alles wat
voelt en denkt, met den krijg medeleeft,
daar ziet men naast den gewonen van ouds
her bekenden oorlog een nieuwen ontstaan,
waarin getracht wordt den tegenstander
uit te hongeren en oeconomisch te wurgen.
Onder deze belichting dunkt het ons mo
gelijk veel te begrijpen van het pp 't eerste
gezicht onbegrijpelijke dat zich bij de groote,
thans krijgvoerende volken afspeelt en voelt
men, dat d,e weerstand heftig, de duur van
den oorlog lang, de behaalde successen van
den eersten tijd slechts van korten duur
kunnen zijn. Immers de moreele weerstand
kan moeielijk en dan nog slechts plaatselijk
gebroken worden.
HAB
Het was voorjaar, toen ze door het land
reden. Zij zag de verre velden, de boom
gaarden in bloesempracht, de hooge blauwe
lucht met de gestapelde, blanke wolken. En
na den rit zei ze, uit 't volle hart: Mooi,
ik hoop dat wij hier nooit weggaan. Wil je
wel gelooven, dat ik het land lief heb. Ik
wist niet, dat buiten leven zooveel vór heeft."
En ik," zei Mozes, vier nieuwe posten
afgesloten op n dag. Kom daar in Am
sterdam eens om ! Daar is alles afgebrand,
plat geloopen in de assurantie. Daar wordt
men als een hond ontvangen. Hier moet ik
het eerste onvertogen woord nog hooren."
Als de menschen in de stad ook maar
een beetje toeschietelijker waren. We wor
den nergens uitgenoodigd."
't Zal ook wel komen. Geduld."
Sarah had uit de stad nieuwe kleeren mee
gebracht. Maar vél eenvoudiger dan haar
uitzet-toiletten. Het was immers toch maar
voor buiten en er was hier in 't stadje nu
eenmaal geen chic". Ze had een beetje ge
leerd van de kleeding van de vrouw van
den notaris en de vrouw van den dokter.
Die liepen er ook maar heel simpel bij. De
vrouw van den notaris had ze nog nooit an
ders gezien dan in denzelfden donkerblauwen
man'ei en dezelfde japon van gris perle...
Gris perle was haar nieuwe japon niet,
maar toch op 't grijze af.
De jaren gingen voorbij. Er was een
Duitsche familie, een winkelier in
landbouwwerktuigen, in 't stadje komen wonen,
Luthersche menschen, man, vrouw en drie