De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 27 december pagina 3

27 december 1914 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

27 Déc7'H. '*- No. 1957 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Muziek in de Hoofdstad llllllllllllinillllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllll Concertgebouw-sextet. Men zou denken, dat de blaasinstrumenten die in het orkest op den achtergrond der warm-getinte strijkersgroep prachtige klank effecten kunnen geven, alleenstaand een deel hunner bekoring zouden verliezen. En wer kelijk bestaat er in het algemeen bij een dergelijk ensemble gevaar dat de klank te nuchter wordt, dat de piano met zijn korteren, weinig zangbaren toon niet voldoende verbindende kracht bezit om de instrumen ten wat timbre aangaat te laten samen smelten. Aan deze bezwaren wist het Sextet" door .onvermoeide studie en voortdurende scherpe zelfkritiek tegemoet te komen, zoodat thans een geheel van zeldzaam soepelen totaal klank is verkregen. Nu ligt het niet alleen in hunne macht de gewenschte resultaten te bereiken; veel hangt af van het werk dat zij zich ter uitvoering kiezen. Zoo is Thuilles sextet met de nood zakelijke wijzigingen vrij gemakkelijk over te brengen voor strijkinstrumenten, waardoor het weinig zou veranderen. Het is niet met . zekerheid van gevoel voor de instrumenten gedacht. Verdiensten zijn, dat het in solieden vorm is geschreven; nadeelen dat het melos en de tematuur vrij gewoontjes zijn en er te veel stukken van alledaagschen klank in voorkomen. Men denke aan vele unisonogedeèlten! De heeren speelden het werk zoo goed als het kan; ook van onderlinge stem ming, die, opmerkelijk, bij hen beter is dan vaak in het orkest. Anders is het gesteld met een nieuw werk van Sem Dresden, getiteld: Dansachtige 'Suite", welke benaming ongelukkig is ge kozen. Door den componist is er blijkbaar naar gestreefd de instrumentatie zóin te richten, dat elk instrument naar zijn timbre tot zijn recht komt, gedekt wordt door de anderen, en het klavier zich zooveel mogelijk aansluit bij den blazersklank, of er eene tegenstelling mede vormt. Dit is verkregen door de pianopartij zoo licht mogelijk te maken of bijzonder diepe liggingen te gebruiken. Wat den vorm van Dresdens werk aan gaat, die zal bij een eerste aanhooren, vooral voor den vakkundige die er uit wil hooren wat er in zit, niet duidelijk zijn. Wellicht krijgt een onbevangen hoorder een anderen indruk. Dit is hieraan te wijten, dat elk der 6 deeltjes de gewenschte afronding mist, dat de gewone terugkeer van tema's en motieven, zooals die in alle muziekvormen voorkomt, hier ontbreekt. Men denkt eene afsluiting te krijgen in verband met vroegere motieven en komt in dit opzicht bedrogen uit. Of door den componist die afwijking beoogd werd? Hoeveel bevredigender ware het bijv. gefreest als in, het 4e deel het thema waar«lede de piano kloek inzet nog eens zou zijn teruggekeerd! Ondergeteekende, die de laatste repetitie . heeft kunnen bijwonen is het opgevallen, dat, hoewel dit gewone verband ontbreekt, in het geheele werk wat de gebruikte mo tieven aangaat, die meestal kort en licht zijn, oppervlakkig zou men kunnen zeggen, eene groote eenheid heerscht. Het materiaal is uiterst gering. Kleine figuurtjes die aan vankelijk ondergeschikt optreden, blijken later zelfstandig recht te hebben. Zoo o.a. het begintema van deel 4, dat in 3 als tegenmotief door den hoorn werd gegeven. Ryhtmisch is de suite wel het moeilijkst te volgen, doordat bij voorkeur ongelijk soortige rytnmen tegen elkaar zijn geplaatst die de preciese omtrekken uitwisschen. De harmonieën zijn nog wat stijf, hoewel de blaasinstrumenten deze soepel pogen te maken. Er is nog veel aan Dresdens werk te veranderen, voordat hij er zal zijn, en dat zal hij zelf ook wel inzien. Men vergeve mij deze uitweiding dan ook alleen omdat m.i. het componeeren in Holland wel eens verdient in nieuwe banen geleid te worden en D. hiertoe, weliswaar naar groote buitenlandsche voorbeelden, een poging waagt. Met de uitvoering kan de componist meer dan voldaan zijn geweest. De andere werken die gegeven werden, waren een trio van Reger voor viool, fluit en alt (voorbeeld naar Beethoven; geven de heeren dat ook eens?) zeer goed gespeeld door de heeren Leydensdorff, Klasen en Kint. Wat stemming aangaat deed het goed, maar de ifactuur is vrij eentonig vooral in rythmisch opzicht. Aardig is soms het gebruik van de fluit in lage ligging als onderstem. Tot slot gaf men Beethovens sextet, dat lIlimilllllllilliiiiimniiiiiiiiimiimiiiiiiiiMiMiuimiiMMUiiiimiiimiiii kinderen. Mozes had zich dadelijk moeite gegeven om hem klandizie te bezorgen, had hem bij de boeren aanbevolen, nu ja, hij kreeg een kleine provisie voor zijn moeite, maar daarom deed hij het niet al leen. Sarah, een der weinige vrouwen in 't stadje, die goed Duitsch sprak, was spoedig de vriendin van Frau Störstadt en zoo kreeg zij dan eindelijk een beetje meer intieme conver satie. En bij de Duitsche familie kwamen zoo langzamerhand ook de vrouwen der andere winkeliers, de eerste slagboomen waren gevallen en Saartje bereikte dan eindelijk haar hartewensch. Ze zag vele deu ren voor zich geopend, die zoolang onheil spellend en dreigend gesloten waren gebleven. Maar eerst heelemaal als mensch onder menschen werd zij opgenomen na hare bevalling. Het was ook zoo'n mooi kindje, dat zij had. Een glunder, donker oogig joggie, een joggie met koolzwarte oogen ?en ravenzwart haar. Maurice groeide flink op en toen hij vier jaar oud was mocht hij altoos mee als vader met het karretje er op uitging. Toen kwam de tijd, dat hij met de andere kinderen op straat medespeelde, hij het eenige jodenkindje in het heele stadje. Hij werd zes jaar en moest naar school, naar de broederschool". Waarom niet ? ' vroeg Mozes, toen Sarah daar toch wel een beetje bezwaren tegen had. Slechts zullen ze hem niet leeren en als hij'ouder wordt, zal hij, net als zijn vader, met zijn verstand uit alles het goeie van het slechte weten te onderscheiden." gemoedelijk en wel, ondertusschen echter uitstekend werd uitgevoerd. Men voelde zich verplaatst naar vroeger tijden, naar de muzieksalons der groote heeren, voor wie B. vaak zijn werken schreef. Misschien heeft hij dit sextet ook wel voor een bepaald doel geschreven. De hoornist en de violist moeten dan wel vakmenschen zijn geweest. Een dillettant hoornspeler zou allicht her haaldelijk zijn omgeslagen en de violist zou zich waarschijnlijk niet uit de hooggelegen passages hebben weten te redden. De heer des huizes kan rustigjes de fagot hebben geblazen of als soliede basis den contrabas hebben gestreken. Deze muziek, die men uit de 4-handige bewerking kent (B. maakte zelf nog een arrangement voor piano, klarinet en violoncel en een ander voor strijkkwintet) is af gerond van vorm en allervoortreffelijkst voor de instrumenten geschreven, zonder ons raadseltjes op te geven." Het sextet moet blijven voortgaan op zijn weg en ons uitvoeringen geven van kamermuziekwerken, die wij anders niet te hooren zouden krijgen, en dan op de voortreffelijke manier zooals tot nu toe! Do. Concertgebouw-orkest. Als Messchaert het laatste der Kindertotenlieder" zingt zóals hij het Zondag deed, is er, geloof ik, niemand, die niet met Mahler mee de begoocheling van een vredevolle, passielooze andere wereld ondergaat, hoe verstandelijk geaard hij moge zijn. Mahlers verlangen naar een ongestoord, engelachtig-verheugd leven deed hem dit bijna in werkelijkheid aanschouwen; vele minder vertrouwende moeten die vreugde helaas missen. Die voorgevoelde geluk zaligheid, die beter moet zijn dan alle wer kelijkheid van deze wereld, dit verlangen naar rust, dat bijna geen mensch vreemd is, was het vooral hetgeen Messchaert, na veel indrukken van smart en beurtelings opstandig en berustend lijden, zoo prachtig tot uitdrukking wist te brengen. Of hiertoe alleen de muziek van Mahler meewerkt dan wel in hoofdzaak het poëtische element, ik kan het nog niet zeggen. Van een zuiver muzikaal standpunt be schouwd, is Mahler niet altijd vrij van ge meenplaatsen, en dat in weerwil daarvan de Kindertotenlieder ons niet loslaten, is mis schien een bewijs er voor dat nog andere factoren in het spel moeten zijn. Hoe het ook zij Messchaert en door hem Rückert-Mahler, gaven den vrede, die geen verlangens meer kent, die het tegenstrijdige, zoekende van den geest verbant, de on gestoorde stilte. Tot het bereiken van dien indruk heeft voor een groot gedeelte ook het orkest dat uiterst fijngevoelig op Mengelbergs leiding reageerde bijgedragen. Ik had hoop, dat het uit menschen bestaande publiek die stemming ten minste niet z snel zou verbreken als door oogenblikkelijk inzettend gedecideerd handengeklap werd gedaan. Wie zal in staat zijn later Messchaerts kunst na te volgen? Wie is begaafd met zoo'n stem, zoo'n volhoudingsvermogen om die stem te vervolmaken en wie heeft het fijne muzikale en dichterlijke gevoel en een vermogen dit alles te uiten als hij? Vór Mahler Mozart met een zijner D-dur sinfonieën en er na Franck met 4 fragmenten uit Psyche. Een paar maanden geleden wer den beide werken' ook uitgevoerd. Wil men niet eens een andere Mozartsinfonie geven ? De doorwerking in het Ie deel was wat wild. Francks fragmenten werden door Mengelberg met uiterst subtiele klankschakeering en gedetailleerde stemmingsnuancen ver tolkt; het is prachtig hoe Franck in het Ie deel door gelijkheid van rythme atmosfeer weet te scheppen. Waarom kregen wij na zooveel teers en innigs tot slot Wagner? Was het om duidelijk te laten hooren, dat zoowel Mahler als Franck Wagners Sehnsuchts-Vorhalt" overnamen ? Ik geloof dat de mitrailleuse-achtige trom petten en de granaatontploffingen der ba zuinen beter waren weggebleven na het voorgaande. De tegenstelling was te gioot. In het algemeen trouwens krijgen wij te veel muziek; doch hierover later. SEM DRESDEN J. J. L. de Sonnaville f Tot voor korten tijd kon men hem des Woensdags steeds in de buurt van het Con certgebouw ontmoeten, de rijzige, slanke man met het scherpe intelligente profiel, in heel stemmig priesterkleed, die zich z snel voortbewoog dat men niet zou ver moeden dat bij de zeven kruisjes reeds lang achter den rug had. En als hij dan het Con certgebouw binnen stapte, dan moesten de omwonenden zich wel eens afvragen: Wat heeft die R. C. geestelijke met muziek uit te staan? Die geestelijke was Prof. de Sonnaville, leeraar in de muziek aan het R. C. Gym nasium te Katwijk a/d Rijn; en hij kwam Maurice was het verwende jongetje op school en thuis in de buurt. Hij was niet groot van stuk maar hij was glunder, met gezonde, ronde bolle wangen, een klein wipneusje, een vuurrood mondje, zwarte fon kelende fluweeloogen en een dikken krullekop. En zoo muzikaal! Op een stuiversfluitje had hij zichzelf alle liedjes geleerd van het straatorgel en toen 't kermis was en hij een paar centen voor den draaimolen had gehad, was hij thuis gekomen zonder gedraaid te hebben. Waarom ben je niet in den malle molen geweest." Ik kon het orgel niet aan hooren. Het was zoo valsch.' Dat had die negenjarige bengel gezegd met een gezicht zoo wijs als van een groot mensch. Was het geen wonderkind, hun Maurice? Met de familie Hörstedt was het in de laatste maanden niet meer zoo druk aan. Duitschers blijven Duitschers", zei Mozes. Ze hadden quaestie gekregen over de provisie bij de levering van een Amerikaansche ploeg. Die was door een landbouwer bij Hörstedt besteld, zonder dat Mozes er in gekend was. Maar al de vroegere bestellingen van dien landbouwer waren door Mozes bezorgd. Nu meende Mozes ook van die laatste bestel ling zijn provisie te mogen eisenen. Hürstedt betwistte dat. Een rechtzaak kon je er niet van maken.... enfin: Duitschers blijven Duitschers. Maar Hörstedt had ook wel een beetje spijt, want Mozes was koppig en bracht nu ook geen andere bestellingen meer aan. Tegen Kerstmis kwam Hörstedt de provisie daar in het Concertgebouw om aan belang stellenden, maar vooral aan kinderen, het systeem-de Sonnaville te verklaren. Zaterdagavond bereikte ons het bericht dat de sympathieke grijsaard zacht en kalm is afgestorven. Wij zullen hem dus niet meer zien, dien eenvoudige, die nooit na gejaagd heeft grootheid, eer en roem, maar steeds met kinderlijk gemoed er op bedacht was den kleinen op gemakkelijke en aantrekkelijke wijze bekend te maken met de grondbeginselen der muziek. De Sonnaville is geboren den 31en Januari '1837. Vroegtijdig leerde hij muziek en wel op zeer breeden grondslag, n.l. hij leerde meer dan n instrument bespelen en in de theorie der muziek raakte hij ras bedreven. Toch was hij niet geheel tevreden met de wijze waarop men hem muziek-onderwijs gaf en in zijn eigen leertijd peinsde hij reeds op middelen om op meer bevattelijke wijze aan anderen mede te deelen, wat hijzelf zoo onpractisch had geleerd. Men ziet, het paedagogisch vernuft was toen reeds bij hem ontwaakt. In 1857 trad hij in de orde der Jezuiten en in 1874 werd hij benoemd als leeraar in de muziek te Katwijk. Onafge broken heeft hij daar dus 40 jaren lang gewerkt en buitengewoon talrijk zijn de door hem gevormde leerlingen. Hoevelen heeft hij niet de oogen geopend voor het genot dat in een ernstige beoefening der muziek opgesloten ligt ? En zouden er niet talloozen in den lande zijn, die het aan zijn leiding te danken hebben, dat zij zich later serieus met de muziek hebben bezig gehou den ? Toch was zijn werken niet gemak kelijk, en hard was de weg dien hij moest afleggen om eenige gunstige resultaten te verkrijgen, vooral als leider van een koor. Als de jongens pas kwamen, kenden zij nog niets en als hij ze dan wat geleerd had, moesten zij ophouden met zingen omdat de stem ging breken. Prof. 5e Sonnaville heeft een systeem uitgedacht, waarbij men op logische en eenvoudige wijze geheel op de hoogte komt van ons notenstelsel, in zijn geheelen omvang, d.w.z. niet alleen met de notenteekens, maar ook met de sleutels en alles wat daarbij behoort. Wel is waar vindt men den oorsprong van dit systeem reeds bij den ouden Quirinus van Blankenberg (1654?1739) doch de toepassing is zoo mooi uitgedacht en zoo in alle conse quenties doorgevoerd dat men gerust mag spreken van 't systeem de Sonnaville. Het heeft den eenvoudige toch niet aan succes ontbroken. Toen Willem Kes, nog in het Concertgebouw dirigent was en daar een Orchestschool" had opgericht, verbond hij prof. de Sonnaville reeds als leeraar aan zijn inrichting voor het elementair-onderwijs en later.toen de orchestschool ontbonden was, bleef hij regelmatig onderwijs geven in zijn muziekleer. De meeste theorieboeken die in ons land verschenen zijn op het gebied der muziek, houden zich bezig met het systeem de Sonnaville en het apparaat dat hij er voor gebruikte en dat hij langzamerhand had uitgebreid met allerlei spelletjes, uiterst smakelijk en aangenaam voor de kinderen, is meermalen bekroond geweest op tentoon stellingen. n 1907 werd hem in het Concertgebouw, bij gelegenheid van zijn zeventigsten ver jaardag een intieme, maar warme hulde gebracht, waarbij de heer S. van Milligen de tolk geweest is van allen die het wel meenen met het muziek-onderwijs, toen hij den jubilaris dank bracht voor al hetgeen hij reeds voor de jeugd gedaan had. In hetzelfde jaar werd hem bij gelegen heid van zijn gouden priesterfeest, het offi cierskruis van de Oranje-Nassau-orde geschon.ken. Strijdvaardig was de Sonnaville heelemaal niet aangelegd ; voor polemiseeren was hij niet in de wieg gelegd; zijn karakter was daarvoor ook te goedaardig. Doch met onuitputtelijk geduld wist hij aan lederen belangstellende zijn systeem uit te leggen. Wie herinnert zich niet den kalmen priester die op het muziek-paedagogisch congres te Amsterdam in 1912, zijn stelsel met de uiterste gemoedelijkheid demonstreerde en zódat de kroniekschrijver daarvan moest gewagen : deze voordracht gaf geen aan leiding tot debat". Toen echter den volgenden dag over een ander systeem gedebatteerd werd, moest n zijner trouwe volgelingen voor den professor in de bres springen. Met Prof. de Sonnaville is een man heen gegaan die gevoelens van waarachtige toe genegenheid en eerbied zal achterlaten bij allen die hunne muzikale vorming aan hem te danken hebben en wiens naam buiten dien zal blijven voortleven, overal waar zijn systeem is ingevoerd en zich vrienden heeft verworven. ANT. AVERKAMP. * * * voor de ploeg uit zich zelf brengen en de vriendschapsbanden werden weder nauwer aangehaald. En of de familie Witstein nu ook het Kerstfeest bij de familie Hörstedt zou komen doorbrengen? Neen, dat ging niet, want Sarah zou naar Amsterdam gaan. 't Was een noodleugentje, want Sarah had niet gewild. Mozes had er niets ingezien, maar Sarah hield toch, al was het dan heel in stilte, een beetje haar geloof. Niks is zoo heelemaal niks en iets moest een mensch toch zijn. Zoo kreeg dus Maurice op school een katholieke opvoeding, maar thuis leerde moeder hem de Hebreeuwsche gebeden, al behoefde vader dat nu niet te weten. Vader wist het wel, maar hij hield zich van den domme. Hij had daarbuiten al genoeg strijd om den godsdienst, thuis wilde hij vrede. Of Maurice dan Kerstavond met de kin deren van Hörstedt mocht samen zijn. Er was een prachtige kerstboom en er zou ge zongen worden De jongen zeurde er om en Mozes van zijn kant had er niets op tegen nu het moest dan maar. Men kon Hörstedt niet weer dadelijk voor het hoofd stooten. Maurice had een dubbel geloof. Zoolang hij op school was en met zijn vriendjes was hij katholiek. En hoewel hij niet naar de leering ging, op de bidprentjes was hij even verzot als zijn kameraden en al zei hij het heel voorzichtig thuis nooit, hij geloofde k in Christus. Natuurlijk Mozes en Abraham en vooral God, de Opperheer, nu ja, die waren natuurlijk het OOSTCRSCHel TAPIJTCN VAM 25 TOT 26 DGC. ZULL6H WIJ in AL onze ETALAGCS reiiToonsTeLLen UIT OH2?COLLeCTIC AMTÏ6KC N MODCRUC /ssip\ 4**+ 1^ T TGN onze OPRUIMING.Die 4 JANUARI ZAL BecfflMeri STAAK WIJ OP DE OORSPROWKGLIJKG PRIJZCN KORTING roe VAN 50% LeiD5CHe5TRAAT AMSTeRDAM N. V.Manufacturenmagazijn Het Anker" uitsluitend gevestigd: 49 Yeenestraat en Henlstraat 27, den Haag. SPECIALITEIT IN WITTE: GOEDERE ar, UITZETTER EIT UITRUSTING E UT* Wollen en Katoenen Tricotgoederen van de bekende merken. GRAflbS .VÏNS DE C-HAMPAGNfc Rerfièf-Jbue (T TE HUNSPEET. Mooie boschrrjketerreinen.Spoor.Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen M.rj DE VELUWE", Nunspeet. Sauter &Polfsf Maastricht.IINormaal Onderkleeding ELSEVIER's GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT ONDER REDACTIE VAN HERMAN ROBBERS en R. W. P. DE VRIES Ir. Ieder, die op de hoogte wil blijven van hetgeen in Nederland, en in andere landen, op kunst gebied beeldende kunsten, litteratuur, bouwkunst, kunstnij verheid, is en wordt voortge bracht, dient geregeld ELSEVIER'S MAANDSCHRIFT" te lezen en te bekijken. Abonnementsprijs / 15.?oer jaar Uitgevers-maatschappij Elsevier" hoogste en die hadden in den Hemel alles te zeggen, maar Christus was k iemand, waar je nooit mee spotten mocht. Vader zei zelf, dat het een mensch was geweest, die het goeie voor had gehad, waarom niet? Mahomed had k het goeie voor gehad, Mahomed was de Christus van de Turken. Toen Moessie naar Amsterdam was gegaan had ze Maurice bij 't afscheid op 't hart ge drukt 's avonds vooral zijn avondgebed op te zeggen. Als ze naar Amsterdam, naar heur ouders ging, voelde ze altoos haar geweten knagen, omdat ze zoo heel vrij" in haar huwelijk was geworden. "Hoe mooi was het Kersfeest! Maurice stond voor den grooten boom met kaarsen, zilveren sterren en allerlei heerlijk suikergoed hing er aan en appelen en sinaasappelen. Er was een klein seraphine orgel en de heele familie zong kerstliederen, de Duitsche kerstlieden. Maurice zong ze alle mee, dat muzikale kind zette beter in als de anderen te hoog of te laag zongen. En mijnheer Hörstant hield een rede, half Nederlandsch en half Duitsch, en Alma, de oudste dochter, vertelde van het Christus kindje en de geboorte in de stal. Het was zoo prachtig. Maurice kreeg k een cadeau,.. een doos vol plakplaatjes die je kon op zetten en dan kreeg je een stal met het Christuskindje er in en de ossen en de ezel er naast en de engelen met gouden kransen om hun hoofd... 's Avonds, toen vader hem naar bed had Prof. Dr. G W.Benger Söhne Stuttgart DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts ?1.65 per kwartaal gebracht, zijn knap kind, zijn wonderkind, dat ze bij Hörstadt zoo geprezen hadden omdat hij zoo zuiver gezongen had, en misschien hét orgel nog mooier had gevon den dan den kerstboom, lag Maurice te lui steren. Nu was vader beneden. De deur sloeg dicht. Zachtjes wipte hij in zijn hansop het bedje uit. Zette zijn pet op... begon zacht jes het Hebreeuwsche avondgebed... Hamalg, ha-kouw-eil, aus-si, mi-kel, rhöm... toen hij het gebed geëindigd had, luisterde hij even... neen, vader had niet gehoord dat hij op was... het was doodstil in huis .. Maurice nam zijn pet af... Qoeie God in den. Hemel... u heeft alles te zeggen... in den Hemel... en... en... op aarde... en Christus, uw zoon is aan het kruis gehan gen omdat... omdat hij zich heeft laten doopen, door de Romeinen ... Goede God het is onze schuld niet geweest en ik ben er niet bij geweest, anders had ik gezegd: menschen doe het niet... Goeie God, verI geeft u Christus, den Zaligmaker, dat hij j zich heeft laten doopen... het is toch uw eigen zoon en hij is er zoo vreeselijk voor gestraft... Omijn... Amen... Stilletjes slipte hij weer in bed. Trok bibberend de dekens over zijn ooren... Sliep in, met zijn donkere krullebol op 't kussen en de lange zijde-achtige wimpers vast tegen elkaar, den slaap des rechtvaar' digen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl