De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 3 januari pagina 10

3 januari 1915 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 3 Jan. '15. No. 1958 Vrijwillige Leening van den Staat der Nederlanden, groot f 275.000.000.-. Be inschrijvingen kannen geschieden van 2 tot en met 11 Januari 1915, van des voormiddags 9 tot des namiddags 1 uur, t»t) den Agent van het Ministerie van Financiën te Amsterdam, op alle betaalmeesterskantoren, de kantoren van de ontvangers der directe belastingen in gemeenten waar geen betaalmeesterskantoor gevestigd is en de postkantoren op plaatsen, waar geen betaalmeester of ontvanger is gevestigd. Stoptiogstennijnen: 8 Februari, 8 Maart, 7 April en 7 Juli 1915, Voor verdere bijzonderheden raadplege men de Uitnoodiging tot Deelneming" met prospectn«, welke op de bovengenoemde kantoren en op alle postkantoren (hulp- en I»ij k autoren inbegrepen) te verkrijgen is. 19e Minister van Financiën, TKEUB. niimmiimiHiimmiiiiii dit concept ten grondslag ligt, kan niet anders dan volkomen juist en billijk geacht worden. Eenerzijds verbinden zich de geldgevers", den uit de omstandigheden van Juli voort gesproten toestand tot een half jaar na den oorlog te bestendigen en daardoor gefor ceerde liquidatiën te helpen voorkomen, mits zij als meerdere zekerheid een verder surplus erlangen, dat alleszins matig mag geacht worden, in aanmerking nemende den omvang van het risico. Dat hierin eene groote concessie van de zijde dier geldgevers gelegen is, staat als een paal boven water en men zoude ver wacht hebben, dat dit door de geldnemers" ten vplle gewaardeerd zoude worden. Het tegendeel blijkt echter het geval te zijn en in het bovenbedoelde protest van het Co mitévoor den Geldnemer" wordt déze Ver plichte aanvulling van onderpand met allerlei excepties bestreden, blijkbaar uitgaande van het denkbeeld, dat het risico van de reeds bestaande en eventueel nog te komen ge volgen van de crisis van de schouders der geldnemers moet afgewenteld worden op die der geldgevers. Hoe onjuist en onbillijk deze gedachtengang is, blijkt dadelijk, wanneer men maar even nadenkt over den oorsprong van het prolongaie-contract.' De geldgever", die zich bij het uitleenen zijner gelden meteene matige vaste rente tevreden gesteld heeft, deed dit omdat hij het risico van koerswinst of koersverlies niet mocht of wenschte te dragen. De geldnemer" daarentegen, die door van anderen geld pp te nemen, in staat werd gesteld transactiën te doen, waarvan de omvang zijn eigen vermogen ettelijke malen overtrof, met hoop op evenredig grootere winsten moest er zich natuurlijk rekenschap van geven, dat hij ook het risico van eventueel verlies rrfoest dragen. Is het nu niet een blijk van den allertreurigsten geestestoestand, waarop ik in den aanhef van dit artikel doelde, wanneer ernstige mannen, die in het gewone leven eiken daad van willekeur en geweld veraf schuwen, niet tevreden met de reeds be langrijke concessie van den geldgever, als een goed recht willen eischen, dat hij nog verder moet gaan ? En nu wat het tweede punt aangaat. Daarbij is de geldgever van de gedachte uitgegaan, dat hij, hoewel bereid zijnde, ten einde afslachting", ruïneering" of hoe men het noemen wil, van den geldnemer te voorkomen, met een onvoldoend gedekt onderpand tot een halfjaar na den oorlog genoegen te nemen, verlangt, dat zoodra een toestand ontstaat, waarbij de geld nemer" er zonder kleerscheuren uit kan, het risico afloopt. Volkomen logisch en juist zoude men, normaal denkende en oordeelende, meenen. Ik wil' u helpen om over den moeielijken tijd heen te komen, maar niet om, wanneer gij weder op eigen beenen kunt staan, u de voordeelen van verdere verbetering te laten trekken, en mij het risico van mogelijke vernieuwde verliezen te laten loopen. Tegen deze bepaling verklaart het Comit van den geldnemer" zeer groot bezwaar te hebben, omdat er geene regeling gemaakt wordt, waarbij men steeds opnieuw geld krijgen kan." Voor deze bedenking zoude eénige grond kunnen bestaan, indien het de bedoeling was, tot aflossing of vermindering van de post te dwingen, .zoodra door welke omstandigheid ook eene koersnoteering, gelijk aan of hooger dan die van 28 Juli verkregen is, zonder dat er zeker heid bestaat, dat elk bedrag ook tot dien koers verkocht kan worden. Ben ik wel ingelicht, dan is dit echter niet het geval en is de desbetreffende be paling van het concept in het protest onvol ledig en daardoor onjuist aangehaald. Er is nml. aan toegevoegd, dat de geldgever het recht zal hebben indien de geldnemar weigert het betrokken fonds ter beurze te doen verkoopen, mits niet beneden den koers van 28 Juli. M. a. w. kan de geldnemer elders nieuw geld opnemen, dan staat het hem vrij zijne fondsen en de kansen op koersavans te behouden, maar gaat dit niet, dan heeft de geldgever wel het recht zijn geld op te eischen, mits de betrokken fondsen ook tot die koersen kunnen verkocht worden, zoodat de geldnemer daardoor niet in ongunstigere positie komt dan hij op 28 Juli zoude ge weest zijn. Op deze: gronden meen ik, dat de denk beelden, waarop het concept-reglement, dat door de publicatie van het protest van het Comitévoor de geldnemers publiek eigendom is geworden en besproken mag worden berust, billijk en juist zijn. Mo gelijk is het, dat hier en daar door wijziging van redactie de bedoeling nog iets verdui delijkt en verhelderd kan worden, maar daarover kan eerst geoordeeld worden, wan neer men het stuk in zijn geheel voor zich heeft. En wat het-protest van het Comitévan den geldneméf. Betreft, daaraan behoef ik, na het bovenstaande alleen toe te voegen, dat het. alleen te verklaren is door aan te nemen, dat zich allengs een geestestoestand ontwikkeld heeft, waarbij evenals bij de oorlogvoerende partijen wellicht volkomen te goeder trouw, het juiste begrip van recht Door te doen, wat het Comitévoor de geldnemers" verlangt, zoude de geldgever In de positie komen van Heads I lose, tails you win." J. D. SANTILHANO iiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiiimMiMimiiiiiimiiiiiMiiiiiiiiiniiMihtM «int Tentoonstelling van teekeningen door Vincent van Gogh. Stedelijk Museum. 22 December 1914?12 Januari 1915. In het oeuvre van Vincent van Gogh nemen de teekeningen een niet minder belangrijke plaats in dan de schilderijen. Men vindt er hem geheel in terug, met uitzondering van zijn allerlaatsten tijd, toen de kleur een in tegreerend deel werd van wat hij wilde uitdrukken. Ook zijn ontwikkelingsgang is er in neergelegd: zijn teekeningen gaan den zelfden weg als zijn schilderwerk. Vór alles was het hem om twee dingen te doen: karakter en sentiment. Hij had een door dringenden en ontledenden, meer dan een be-, schouwenden en samenvattenden geest. Wat hij zocht was niet iets sentimenteel weemoedigs", zooals hij het ergens noemt, maar de eenvoudige, karakteristieke lijn", het essentieele. Zijn geheele stroeve, eigenzinnige, onwrikbare, maar toch ook teedere natuur was daarop aangelegd. Men behoefde hem zijn weg niet te wijzen. Zijn bedoelen was hij zich van meet af aan bewust. Maar het metier moest hij leeren. Daarbij is zijn straffe, weerbarstige hand hem wellicht ten zegen geweest. Hij moest werken, sjouwen zooals hij het noemt. Van zelf ging het niet. Alle aangeboren gemakkelijkheid was hem vreemd. Al zijn kunnen moest hij zich stap voor stap veroveren. Wat is het teeke nen" schrijft hij t zich heenwerken door een onzichtbaren ijzeren muur, die schijnt te staan tusschen wat men voelt en wat men kan". Toch, ondanks de in spanning, wilde hij van geen transigeeren weten. Van verkoopbaarheid"' en behagelijkheid" had hij een afschuw. Hij teekende langen tijd met een timmermanspotlood, hoewel hij vol was van de mooie effecten te verkrijgen met houtskool in olie gedrenkt. Maar hij versmaadde het van wege ik niet wil dat de mooiigheid door mijn materiaal, doch door mij kome". Een geweldige harts tocht, een diep besef van de oprechtheid van zijn streven moet hem op de been gehouden hebben. Bij geen verwanten, bij geen mede-kunstenaars, niet in moed ge vende blijken van sluimerende genialiteit, vond hij steun. Zijn broer Theo hielp hem trouw, maar vatte hem in den aanvang niet. De hulp van Mauve waardeerde hij, doch hij schat den eigenlijken duur ervan op 14 dagen. Daarna vermeerderde het afbreken der relatie zijn gevoel van eenzaamheid. En de goedheid van zijn broeder bewaarde hem niet voor aanhoudende geldelijke zorgen. Zoo was zijn bestaan, naar alle kanten, een ontzettende strijd en voelde hij zich ver want aan alles wat worstelde en streed als hij. Aan de menschen, de armen en misdeelden allereerst. Hij teekende ze in derde klasse wachtkamers, in banken van leening, in achterbuurten, later zwoegende op het land. Maar ook aan de natuur, met name in den groei van boomen en planten zag hij het beeld van een voort durende worsteling. In twee van de eerste teekeningen die hij zijn broeder zond wilde hij iets uitdrukken van den strijd des levens." De eene ervan was een gebogen vrouwenfiguur Sorrow", (No. 12 van den catalogus). De andere heette les racines." Die zwarte, knorrige wortels, met hun knoesten" waren hem zoo goed een beeld van den levensstrijd, als de menschelijke figuur. Daarom kon hij zijn' broeder schrij ven : ik ben gedecideerd geen landschap schilder; als ik landschappen maak, zal er altijd iets h'guurachtigs in zijn." Wie de beide boomen in de teekening van den pastorietuin, (No. 107), wie zijn latere cypressen ziet, zal zijne'bedoeling begrijpen. Elk serieus beeld van het menschen-bestaan, van de natuur, moest, meende hij, ook on opzettelijk dien levensstrijd tot uiting brengen. Dat was het sentiment, dat hij, naast karak ter, in de eerste plaats wilde neerleggen in zijn werk. Tot het laatste toe is het de kern ervan gebleven. Zoo zijn de geweldige tee keningen van boomstammen overwoekerd door klimop, van cypressen die zich in het verzengend zonnevuur naar den hemel op werken, van armelijke hutten zelfs die den nood en den bestaansstrijd van hun be woners schijnen te symboliseeren, aan de spitters, de maaiers, de bindsters uit zijn Brabantschen tijd verwant. Men kan dan ook niet van een essentieel verschil tus schen zijn teekeningen uit vroegeren en lateren tijd spreken. Wat hij wil uitdrukken blijft hetzelfde, komt voort uit denzelfden geest. Wel hebben vreemde invloed en een nieuwe natuur hem een nieuw clan gegeven. Daarbij zijn zijn teekeningen, waarin hij niet te strijden had met de weerbarstige verf, bij alle hevigheid van expressie, rustiger ge bleven dan zijn schilderijen. Dit deel van zijn metier heeft hij onder de knie. Voorde karakteristieke lijn heeft hij een van ouds ontwikkeld gevoel. Hij behoeft nog maar op te schrijven wat hij ziet. En dat doet hij in die prachtige teekeningen van \ergezicliten, waarin hij plan schuift achler plan met eene niet meer falende zekerheid. In zijn cypressen geeft hij dan nog iets meer. Zijn visie van deze boomen, waarvoor hij een bijzonder penchant had, is in hem tot zulk een klaar heid gekomen, dat hij ze, vorm en karakter behoudend, in figuren van prachtig bewogen lijnen weet te herscheppen. Hierbij houdt hij de maat, die hij in overspanning wel eens ging verl e'.en. De wildheid" van den schilder is h er nog bedwongen in edele rythmen" (Plasschaer}). Toch is er een tijd waarin men van eene kentering in zijn werk zou kunnen spreken: die van zijn kort verblijf te Parus, als hij naast vele invloeden, dien van Raffaëlli onder gaat. Er is in zijn teekeningen uit den tijd iets milds, iets wat hem anders zoo vreemd is pittoresks. Wij doelen op de grootere teekening no. 135 en op de bijna charmante kleine aquarellen 127 en 153 (de laatste al uit Arles), ook op no. 136 Moulin de la Gaktte met Hollandsche reminiscensen. Maar deze periode van behagelijkheid'1 heeft slechts kort geduurd. Hoe bijtend, hoe meedoogenloos doet daarna de teekening van den gang uit het Zieken huis te Arles (no. 156.) Vincent had eeu groote vereering voor Millet. Toch wordt men door zijn teeke ningen eene reproductie als de zaaier" dan uitgesloten eerder aan Daumier her innerd met dezen had hij den zin voor karakter, het .releveeren van de hoofdzaak tegenover de details, gemeen Maar Daumier overdreef opzettelijk, Vincent wel eens zijns ondanks, naar het karikaturale. Merkwaardig dat hij niettemin langen tijd Gavarni boven Daumier stelde. En wat de Japanners be treft : een sneeuwlandschap als no. 184 doet bijna aan als een japansche prent. De tentoonstelling in het Stedelijk museum ontvangt eene groote wijding door de pas verschenen, door mevrouw j. van Gogh Bouger bezorgde en door de Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur verzorgde, uitgave zijner brieven aan zijn broeder. Wie in die drie dikke bundels gelezen heeft de inhoud is een kunstwerk op zich zelf zal de zalen niet zonder een een verruimd begrip, maar ook niet zonder aandoening betreden. Van wat eene ontbe ring, wat een strijd, wat een liefde, zijn deze teekeningen mede de vrucht! En voor hem in de eerste, plaats, maar toch ook voor wie zonder die voorlichting tot bescha ving komt, schuilt in dit werk een groote opvoedende kracht. Welk een diepe ernst, een onverwoestbaar vertrouwen, een niet te verlammen geestkracht, heeft het tot stand gebracht. Hier ware, voor wie zich daartoe geroepen gevoelt, gelegenheid om, aan de hand van zoovele teekenachtige en leerrijke uitspraken uit Vincents brieven, met zijn werk voor oogen, het volk nader te bren gen niet alleen tot Vincents kunst, maar tol de beleekenis van de kunst in het algemeen. H. <»* * Tentoonstelling van werken van Jean Collette Kunstzalen Regnard en Co. Joan Collette is een 25 jarig schilder. Zijn werk doet het niet vermoeden. Er is geen aasje overmoed in. Het is ernstig, wel overwogen, solied bedoeld. Het blij moedigst doen nog zijn zonnige landschap pen aan, vooral zijn landschapstudies. Die geven door hun heldere, soms fijne kleur een frisschen glimp aan deze tentoonstelling. Maar hiermede willen wij allerminst zeggen dat de schilder daarbij nu ook, den mysterieusen kern der dingen raakt", een voor recht dat volgens een in den catalogus overgedrukte beoordeeling van Mr. van Haastert vooral is weggelegd voor den geloovigen mensch. Integendeel. De land schappen hebben iets vlaks; de bekoring is uiterlijk. Den hoofdschotel vormen de portretten. Men kan niet dan eerbied hebben voor de nauwlettende observatie, de liefdevolle uit voering. Maar ook de portretten raken nog niet den innerlijke mensch. Zij zijn meer minutieus en zorgvuldig dan karakteristiek en doordringend. Misschien daarom voldoen ons de kindi rportretten het best. Het vlijtige en zorgvuldig bewerkte komt daarbij eerder de gelijkenis dan de levenswaarheid ten goede. Intusschen, de tijd kan met de straf heid van hand ook het inzicht doen rijpen en portretten brengen die?minder egaal zich door een sterker naar-voren-halen van het belangrijke tegenover het secundaire ook in de uitvoering onderscheiden. De religieuse kunst beweegt zich in een gevoelsfeer die ons vrtemd is. Wij betwijfe len echter of Collette werkelijk nu reeds tot die bevoorrechten behoort die zich mogen wagen aan de uitbeelding van de verhevenste aller tafereelen". In 't algemeen bewijst men een jong schil der zeker geen dienst door hem, voor wat hij ook beproeft, op stelligen toon een brevet van tegenwoordige of toekomstige bevoegd heid uit te reiken. Wie het onzichtbare in schemering zichtbaar wil maken" moet met het zichtbare beginnen. En men kan Joan Collette zeker geen beteren raad geven dan door hem voorshands daarnaar te verwijzen. Zeker heeft hij begaafdheid en vooral niet minder ernst en goeden wil. Maar zelfs de illustere mannen, wier namen in den catalogus naast de zijne worden genoemd, zijn be gonnen met hun aandacht te wijden aan het zichtbare en zijn dat blijven doen. Wij noemen Toorpp naam het laatst. Het is verklaarbaar en heelemaal niet erg dat een beginnend schilder den invloed onder gaat van zulk een sterke individualiteit als Tporop. Maar de heer Collette zal de eerste zijn om te begrijpen dat hij ten slotte zich zelf moet blijven Het voortdurend wakker roepen van de vergelijking met zijn ouderen, gerijpten, zeer bijzonderen tijdgenoot, kan hem slechts schaden. H. * * * Charmante menschen Heel de wereld wenscht elkander weer een allerliefst nieuwjaartje, per bezoek of telefoontje, telegram, visite-kaartje. Alle mogelijke dingen, mits ze goed zijn, hoor je wenschen. Och, wat zijn we toch charmante, allerbeste, lieve menschen! Veel geluk, veel heil en zegen ! Goeje voortgang in je zaken ! Moge 't jaar dat nu begint, je tot een man in bonis maken !" Alle mogelijke dingen, etc. Neven, nichten, vrienden, -dinnen wisslen woordjes met een klankje, waarin vriendschap ligt besloten. Wederzijds ze momplen : dank je. Alle mogelijke dingen, etc. Prinsen, Koningen en Keizers blijven ook niet achterwege. En de Hooge telegrammen spreken van veel heil en zegen. Alle mogelijke dingen, etc. |-, Is het jaar dan weer begonnen, dan zijn al die brave snuiten floep, verdwenen en 't is graaien naar elkanders lieve duiten. Dan is 't werken en malkander in zijn watertje te varen. Och, wat zijn we toch charmante lieve menschen ... God beware ! D'een gunt d'ander haast geen licht meer in zijn hemelsch-blauwe oogen. Die te goed denkt van zijn naaste wordt van allen kant bedrogen ! Dan is 't werken en malkander, etc. Doel is: om zijn evennaaste van zijn zeteltje te wippen. Zijn er centjes te verdienen, dan er bij zijn als de kippen! Enkele lepels daags sterken zenuwen en lichaam. 20.000 Artsen erkennen dit schriftelijk. In Apotheken en Drogisterijen verkrijgbaar. Brochure* bij het Gen. Agentschap, Sarphatistr. 34, Amsterdam. Afbreuk, nijd en al wat slecht is vftidt bij iedereen attentie. En het egoïsme schuwt niet deloyale concurrentie. Dan is 't werken en malkander, etc. Vorsten, evenals de menschen, krijgen ruzie met elkander. En ze sturen dan direkt een ultimatum naar den ander. Dan is 't werken en malkander, etc. 't Wordt een vechten van je welste, rooven, branden, moorden, schieten ... En de lieve burgers moeten bloed bij emmers-vol vergieten. Alle mogelijke dingen, Mits ze ? zijn, hoor je wenschen. Och, wat zijn we toch charmante, allerbeste, lieve menschen! PAAL PIETJES * ? 9 Bioskoop-pret Met Kerstmis langs de bioscopen Gaan je wijd je oogen open. Drama, treurspel en tragedie, Moord en doodslag, lach remedie. Huilen zal je, grienen moet je Om dat trilbeelden gedoetje. 't Was zoo erg en o zoo fijn, 't Drama van de kopermijn. Zeven actes, tien tafreelen, Negen wist men d'r te keelen, 'n Heele stad werd uitgemoord, Schepen in den grond geboord, Kortom het was reuzefijn, Jammer dat het uit moest zijn. Pa, ma en de kleine Jan, Die genoten ook er van; Jan die vond 't o zoo mooi, 'tMeisie in de leeuwenkooi. 'tMeisie was haast doodgebeten, Griezelen deed hij nog bij 't eten. Valsche spelers, roovers, dieven, Zellefmoordende gelieven. Drama's uit het Wilde Westen, Minnaars die elkander p... .n, Niets bestaat er dat zoo trekt, Als een hand met bloed bevlekt. Van een jeugd in drie bedrijven" Was dat viel niet te bekijven Prachtig, reuze in z'n soort, Kijk maar, wat je d'r van hoort. Kermisvollek stal een meisie Pa, die maakte net een reisie 't Leefde in kommer en ellende, Werktuig van een dievenbende. Bij het stelen, moorden, branden Viel z'in der politie handen; 't Gaf toen heel veel narigheid, Huilerij, berouw en spijt. Want d'er Pa die bleek dof-gajes, Moest haar stoppen in de bajes, Dood ging-ie aan zielepijn Heel de zaal had reuze gein 't Kind heeft toen zichzelf vermoord Met een end gordijnenkoord. Zoo vol is meestal de zaal Net een volgepakte baal Dat j'een uur moet gaan staan schuilen, Voor je rustig kan gaan huilen: Kook die kan je er wel snijden, Maar je ondergaat het lijden: Moorden is zoo leuk ; en stelen, Schieten gaat zoo gauw vervelen. Kluchten zijn er ook intusschen: Lachen, veel plezier en kussen, Maar dat wordt altijd reuze dalles: Loge, frontbalcon en stalles, Alle zijn het leege gaten. Vloeien doen ze niet de baten. Spullebaas die krapt z'n kop, Denkt: dat was een reuze-strop. Kom we geven maar es gauw 't Drama Misdaad en Berouw". Wilt ge 't menschdom goed vermaken, Laat het nooit aan 't lachen maken. 7.. v. P. * * Een Nieuw Jaar Het jaar is een koud, dood man in huis, Ik wil het begraven met zang en geruisch Van vallende bloemen. ALB. VERWEY Wie treurt er om het oude jaar? Wie brengt er, als de dichter doet, Den doode nog een laatsten groet En strooit er bloemen op zijn baar? Neen, laat de dooden hunne doón Begraven. Zij het jaar dat ging Het graf van onze erinnering Aan al het wreed vermoorde schoon. Aan ons de nieuwe, jonge dag, Aan ons het leven, ons de hoop Dat uit den rooden oorlogsdoop Een beter wereld rijzen mag. En bij die hoop de kracht tot daan, Dat ieder onzer, als de vree Zal rijzen uit dees jammerzee, Kan zeggen: 'k Heb mijn plicht gedaan. THOMAS DE RIJMER

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl