Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
i:
3 Jan. '15. No. 1958
meest gehate en ook de meest geduchte
tegenstander van Duitschland. Nergens staat
de vijand op Engelsch gebied. Cyprus en
Egypte werden ook in naam onder Engelsch
gezag gebracht; de oorlogsverklaring van
Turkije bood gelegenheid ook een lang
gewenschte kuststreek aan de Perzische Golf
te bezetten. Maar een Turksch leger rukt
op naar Egypte en komt het Suez-Kanaal
bedreigen; de Duitsche vloot is nog niet
verslagen, het gevaar der Zeppelin's hangt
nog in de lucht. Van alle oorlogvoerende
mogendheden lijdt Engeland het minst;
maar om de Duitschers uit Frankrijk en
België te verdrijven, zal het Engelsche
volk zich nog zware offers moeten getroos
ten, misschien zelfs het offer van den
algemeenen dienstplicht.
In Duitschland en Oostenrijk, Frankrijk
en Engeland zal Oudejaarsavond van 1914
het besef versterken, dat nog een lange,
bange worsteling de volken wacht. Zorg
voor de toekomst hangt boven alle natiën;
maar bij geen der oorlogvoerenden is de
wil om vol te houden verzwakt; nergens
heeft de bezinning, die op den roes volgde,
den wensch gewekt om dezen gruwelijke n
oorlog te staken.
En wat mag het Nederlandsche volk bij
het einde van 1914 herdenken? Een jaar,
dat ons volk met een schok overeind heeft
gebracht; dat ons plotseling de nietigheid
deed beseffen van onze onderlinge krakeelen;
dat ons de geweldige, de elementaire kracht
deed gevoelen van de liefde voor het va
derland. Een huivering van ontroering voer
door ons volk, toen het werd opgeroepen
wie had zich ooit van dezen plicht door
drongen ? om zijn leven veil te hebben
voor den dienst van het land; maar aan
stonds gaf het aan de roepstem gehoor,
maakte zich, rustig en ernstig, gereed voor
zjjn hoogsten plicht en betrok de wacht aan
de grens. Wie heeft het toen niet in zich
voelen jubelen ?
Toen Jan de Witt in den tweeden
Engelschen oorlog op de vloot was, schreef zijne
vrouw, die de geboorte van een kind ver
wachtte, hem: Zoo dadelijk komt mij ter
hand UE. missive, die ik wel wenschte dat
. van" tehuis komen had gesproken; doch als
het niet anders is en kan zijn, zoo zal ik
mij zeer wel tevreden houden, alzoo ik mij
gelukkig achte een man te hebben, die den
/dienst van het vaderland voor particuliere
.' affaires laat gaan".
f Dat gevoel heeft 1914 in ons gewekt, dat
vór particuliere affaires", vór vrouw en
kinderen, vór alles gaat: de dienst van het
vaderland.
30 December 1914. G. W. KERNKAMP.
De oorlog der volkslegers
(Van onzen militairen medewerker)
II. De invloed der volkslegers op
de wijze van stfijdvoering
Naast den invloed der groote legers op den
volksgeest en dus indirect op het slagveld,
doet zich de ontzaglijke sterkte ook direct
op het gevechtsterrein gevoelen.
In zijn Volk in Waffen" schreef generaal
v. d. Goltz: Man besiegt den Feind nicht
durch Zerstörung seines Daseins, sondern
durch Veraichtung seiner Hoffnung auf den
Sieg. Es würde gar wunderlich klingen
wollte ein Heer vor der Schlacht geloben
bis zu Zwanzig Prozent Verlust zu kampfen,
und doch ware dies scbon ber und ber
fenug. Meist reicht eine halb so starcke
inbusse auf der einen oder der anderen
Seite hin, um ber den Sieg zu entscheiden"
en misschien nog duidelijker zegt Joseph
de Maistre het in zijn volgende woorden:
Une bataille perdue est ,une bataille que
l'on croit avoir perdue."
Immers wanneer een leger 20 pCt. ver
liezen lijdt hetgeen tot nog toe steeds reus
achtig zwaar was blijven 80 pCt. vol
komen ongedeerd. Dat wil dus zeggen, dat
van iedere honderd man, tachtig lichamelijk
in alle opzichten strijdbare mannen den strijd
opgeven en vluchten, wijl 20 man gesneuveld
01 gewond zijn. Deze tachtig man zouden
mechanisch volkomen in staat zijn den over
winnaar zulke zware verliezen toe te brengen,
dat deze op z'n beurt het veld zou moeten
ruimen; doch psychisch kunnen zij het niet,
omdat zij denken het niet te kunnen en dus
ook niet beproeven. Zij ontruimen het
gevechtsveld, geven zich gevangen of laten
zich interneeren.
F5>S>--' «^a^ ^-e%,
^RmLLBTOTfgl
DEMETER GUSCHOW
DOOR
PAUL ZECH
Geautoriseerde vert. van ELSE BUKOWSKY
Demeter Guschow kwam ergens uit Rus
land vandaan.
Een goede tien jaar geleden was hij in
het dorp gekomen. Toen was hij nog een
piepjong kereltje. Daar hij machinist was
van zijn vak, had men hem werk gegeven
in de mijnsmidse. Hij was handig en nuchter.
Nooit zag men hem na werktijd bij de
jenever zitten.
De anderen noemden hem een schijnheilige
en een stroopsmeerder. Maar de directeur
mocht hem graag en een paar jaar later
kreeg hij de betrekking bij de lift.
Dat was een gevaarlijke betrekking, die
scherpe oogen en een sterk gevoel van ver
antwoordelijkheid eischte.
Aan het touw van ijzerdraad, dat zich
knersend afwond van het reuzenwiel, hingen
voortdurend twee stampvolle manden met
bij de honderd menschen, waarvan de helft
in de mijn afdaalden en de andere helft
naar boven gebracht werd.
Een klein verzuim was er maar noodig
en vijftig argelooze menschen verdronken
beneden in het moeras en vijftig anderen
werden zonder erbarmen verpletterd.
Demeter Guschow had zenuwen zoo stevig
als koperdraad en nooit dwaalde zijn oog
weg in gedachtelooze droomerijen.
Hij verdiende nu als machinist zooveel,
dat hij heel goed kon trouwen.
Hij keek eens uit onder de meisjes, die
Honderd duizend man, welke zich ten doode
gewijd hadden en zich werkelijk ook tot den
laatsten man zouden verdedigen, zouden dus
onoverwinnelijk zijn; doch psychisch is
helaas zoo iets onmogelijk. De
krljgsgeschiedenis wijst dit maar al te duidelijk uit.
Tien, twintig man kunnen zich ten doode
wijden en hunne belofte houden; honderd
man kunnen dit reeds niet meer. De psyche
der massa waarover later meer verzet
zich hiertegen. Een leger toch kan slechts
een zekeren moreelen druk weerstaan. Deze
druk wordt teweeg gebracht door verliezen
aan menschen, ontberingen, verschrikkelijke
indrukken enz. en meestal met
verliesprocenten hoewel ten onrechte gemeten.
De druk welke doorstaan kan worden is
grooter naarmate het leger beter is, doch loopt
bij de tegenwoordige Europeesche legers
niet sterk uiteen. Overschrijdt de druk een
zekere grootte, komt hij dus boven een zeker
punt, dat wij het wijkpunt zullen noemen,
dan voelt het leger zich geslagen en ontruimt
het gevechtsveld. Slechts nieuwe, ongeslagen
troepen kunnen dan den krijgskans nog doen
keeren.
In de kleine legers van 1870 was het
gevan den vijand te komen. Van daar dat
streven om elkaar in West Frankrijk den
vleugel af te winnen. Doch waar thans de
liniën zich uitstrekken van zee tot onzijdig
gebied, is ook deze kans verkeken.
Men is dus wel genoodzaakt zijne toe
vlucht tot frontaanvallen te nemen, doch
daar men voelt, dat deze aanvallen meer
verliezen zullen eisenen, dan de troepen
kunnen verdragen, tracht men elkaar te
naderen zonder door te groote verliezen op
het wijkpunt te komen. Men voelt, dat een
gewone aanval onmogelijk is, men voelt dat
het overschot aan aanvalskracht maar gering
is, men beseft, dat de troepen dicht bij het
wijkpunt staan. Vandaar al die middelen
om zich zelf te beveiligen en een
vijandelijken aanval bijna onmogelijk te maken,
vandaar die ingravingen, die
ijzerdraadversperringen. Immers men is eerst, gebruik
makende van de dekkingen, die het terrein
bood, elkaar zoo dicht mogelijk genaderd,
doch eindelijk hielden de dekkingen op, de
afstand was te gering geworden. Wil men
succes hebben, dan moet men den vijand
met de bajonet te lijf, doch hiertoe ont
breekt de kracht. Tegelijkertijd vreest men
een vijandelijken aanval. Men beveiligt zich
dus met versperringen, men graaft zich in
en wacht af, hopende dat de tegenpartij zal
wijken, tegelijkertijd trachtende door kleine
aanvallen dit tijdstip te verhaasten of uit te
vinden. Onderwijl beproeft men den vijand
zoo veel mogelijk verliezen toe te brengen,
zonder zelf veel te wagen. Vandaar die
voortdurende artillerieduels, die nachtelijke
overvallen.
De troepen houden elkaar dus in evenwicht;
men is te zwak om den vijand te verdrijven,
doch te sterk om verdreven te worden.
Plaatselijke overwinningen, waardoor tijdelijk
een gat geslagen wordt in de vijandelijke
linie, brengen geene beslissing. Immers, wij
zagen het reeds, de moreele indruk plant
zich slechts over een zekeren afstand voort,
daar buiten houdt de werking op, en houden
de troepen dus stand, en dit is des te sterker
het geval, wijl het overwicht van de eene
troep op de andere zoo gering is. Beiden
staan te dicht bij het wijkpunt.
Dringt dus de aanvaller in zulk een gat
door, dan wordt hij spoedig door de stand
houdende troepen in zijn flank en bij
verder voortrukken in zijn rug bedreigd;
waardoor de aanval van zelf doodloopt.
Vandaar die thans op het gevechtsveld
voorkomende troepenopstellingen, welke vór
den oorlog onmogelijk schenen en waarbij
de gevechtsfronten de grilligste vormen
vertoonen. Vandaar het langzame van den
tegenwoordigen krijg, hetwelk vooral zoo
sterk op het Fransche gevechtsfront tot
vechtsveld, met dat van den tegenwoordigen
oorlog vergeleken, ontzettend klein. Men
vocht betrekkelijk dicht aaneen gesloten,
de soldaat kon den vijand meestal duidelijk
zien, de verliezen traden in die dichte massa's
plotseling en hevig op, maakte dus sterker
indruk en drukte de troep meestal vrij spoedig
op het wijkpunt.
Dan ontruimden deze troepen het slag
veld of gaven zich gevangen en de daardoor
ontstane indruk plantte zich zeer sterk over
de beperkte gevechtsterreinen voort. De nog
standhoudende troepen zagen zich aldus in
de flank of rug bedreigd, kwamen hierdoor
ook op het wijkpunt en vrij spoedig n
dag in, dag uit in de mijn kwamen werken.
Hij zag ze in de bonte kleeren, die ze
voor en na den werktijd droegen. En hij
zag hen ook in de nauwsluitende werkpak
ken : korte linnen jakjes, die de boezem scherp
omlijnden, linnen broeken, die in grove
kousen staken en in plaats van de leeren
schoenen, die ze bij het komen en gaan
droegen, plompe houten pantoffels.
Demeter Guschow was geen filozoof, maar
hij peinsde er vaak over, hoe God het kon
toelaten, dat deze meisjes en vrouwen twee
aan twee in de donkere mijngangen gedreven
werden, terwijl er toch in den bijbel stond,
dat slechts Adam zijn brood in het zweet
zijns aanschijns zou moeten eten.
Hij haatte met een onzinnige woede al de
vaders, die hun dochters, nauwelijks van
school, aan het harde slavenleven overlever
den en zich zelf te goed deden aan de vijf
of zes francs, die het meisje thuisbracht.
En nog feller haatte hij de mannen, die
hun vrouwen dwongen, dag aan dag met
gekromden rug de zware karren voort te
duwen.
Eens sprak hij er met een van de ploeg
bazen over. Die had hem toen lang en aan
dachtig aangekeken en gezegd: Ik kan 't
aan jou wel merken, Demeter, dat je geen
Avolder bent."
Avold heette namelijk deze plaats, die lag
in de buurt van Charleroi.
Demeter Guschow zocht dus in alle ernst
naar een vrouw en vond haar spoedig.
Het was de eenige dochter van een inge
zeten mijnwerker, en daar deze altijd zuinig
was geweest, kon hij zijn dochter een klein
kapitaaltje ten huwelijk geven. Ook had zij
zelf eenige honderd francs opgespaard.
Want zij werkte al vijf jaren in de mijn.
Zij heette Jola en had al veel jongens het
hoofd op hol gebracht. Het langst had zij
verkeering gehad met Geerten Gossaert.
Zijn vader was de eenige herbergier in het
dorp en hij hielp in de tapperij.
Toen Demeter Guschow Jola na een
mijnwerkersfeest, waar veel gedronken en j
dag gaf het geheele leger den strijd op.
De overwinnaar had dan vrij spel. Eene
overwinning op den vleugel, dan wel eene
gelukte doorbreking, besliste over den afloop
van den geheelen slag.
De kunst in de tactiek was dus het voor den
vijand ongemerkt verzamelen van
overmachtige strijdkrachten op een zeker punt van
het gevechtsveld om vervolgens daarmede
zoo spoedig aan te vallen dat de vijand geen
tijd had een gelijk aantal troepen hiertegen
over te stellen. Was met deze plaatselijke
overmacht op dit punt de zege bevochten,
dan was de slag gewonnen.
Met de tegenwoordige reuzenlegers echter
is de toestand geheel gewijzigd. Eene plaat
selijke overwinning, gelijk die, welke in
1870 ,de zege verschafte, plant zich ook thans
voort en doet vermoedelijk ook op ongeveer
gelijken afstand haar invloed gevoelen. Doch
waar in 1870 over dezen afstand de geheele
krijgsmacht was opgesteld, bevindt zich thans
hierop slechts een klein onderdeel der geheele
krijgsmacht. De psychische indruk is dus
een geringe, het wijkpunt wordt er niet door
bereikt. Dit zou slechts mogelijk zijn indien
over een zeer groote frontbreedte tegelijker
tijd overwinningen werden behaald. Dit
echter is practisch onmogelijk.
Ten eerste toch zou dit eene overmacht
aan troepen eischen, die vermoedelijk niet
aanwezig is en ten tweede laat het terrein,
in verband met de hevige uitwerking der
tegenwoordige vuurwapenen, slechts toe een
beperkt aantal troepen tot den aanval aan
te zetten. Zet men meer troepen aan, dan
worden de doelen te dicht en te tref baar,
worden de verliezen te groot en komen de
aanvallende troepen dus op het wijkpunt.
Vandaar al die mislukte aanvallen aan weers
zijden. Door de tegenwoordige groote
vuuruitwerking is een ouderwetsche frontaanval
van gelijkwaardige troepen onmogelijk.
Het eenige punt waar men nog voordeel
kan trekken van eene eventueele overmacht
is de vijandelijke vleugel, wijl men de over
macht dan kan gebruiken om in den flanken
door te breken.
Waar men nu door de reusachtige sterkte
der legers de troepen in den eersten tijd
voortdurend op kracht kan houden en boven
dien de verliezen bij den goed gedekten
verdediger niet groot kunnen zijn, kan deze
toestand, welke zeer veel overeenkomt met
die bij een beleg, nog zeer lang duren. Eerst
wanneer de moreele kracht van de geheele
linie voldoende geschokt is en de verliezen
niet tijdig meer door voldoende en voldoend
geoefende krachten kunnen worden aangevuld,
kan eene beslissende overwinning worden
verwacht.
Wij kunnen niet beoordeelen hoe de
psychische toestand bij de wederzijdsche
legers is; hiertoe ontbreken ons uitteraard
alle gegevens. Doch naar onze meening is
de uitputting nog niet zoo groot, dat spoedig
eene beslissing kan worden verwacht. Aan
welke zijde de schaal zal overslaan, valt
niet te voorspellen, doch n ding staat
vast en wel dat die partij zal overwinnen,
die het meeste uithoudingsvermogen, d. w. z.
de meeste volkskracht bezit en de meeste
volkskracht zal dat volk hebben, hetwelk in
vredestijd zijn jeugd heeft opgevoed niet
in militairistiscben zin doch in het besef
dat indien het' vaderland in nood is, alles
moet worden opgeofferd. Immers ernstige
kwaten eischen krachtige geneesmiddelen.
HAB
Mijnen in de Noordzee
De Redactie vond het Kamerlid, den heer
B. Nierstrasz, directeur der Hollandsche
Stoombootmaatschappij, bereid onderstaande
beschouwing te ge ven over het mijnen-gevaar,
meer in het bijzonder voor de scheepvaart
op de Noordzee.
Het daaraan toegevoegd kaartje stelt in
staat de gesteldheid en routen, waarvan
sprake is, op gemakkelijke wijze te volgen.
Onder gewone omstandigheden uit de
Straat van Dover komende, koersten de
schepen bezuiden en beoosten de Goodwin
Sands op het lichtschip van Schouwenbank;
deze koers loopt ongeveer diagonaalsgewijze
door het tijdens den oorlog gelegde Engelsche
mijnenveld, dat zich uitstrekt van 51°15'tot
51°40' N.B. en van 1°35' tot 3' W.L. De
zuidgrens van dit mijnenveld loopt even
benoorden de lijn Ostende-Deal en de
bedoeling van het mijnenveld is om alle
schepen, komende uit het Kanaal of komende
gedanst werd, in den donkeren tuin kuste,
gaf zij zich aan hem en werd zijn vrouw.
Zij kochten een aardig, wit huisje aan den
straatweg, legden er een tuin aan en hiel
den er een geit en kippen.
Naar de mijn mocht Jola niet meer. Daarin
dreef Demeter zijn zin door. Jola's vader
vond het vreemd en de andere menschen
uit het dorp keken jaloersch naar Demeter
en Jola.
Geerten Gossaert zei tegen zijn vader:
Dat gaat nooit goed. Jola heeft werk noodig.
Ik ken haar."
Demeter en Jola leefden een jaar lang
tevreden en gelukkig met elkaar.
Toen vond de jonge vrouw het vervelend
om de lange uren van den dag alleen thuis
te zitten. n als Demeter nachtdienst had,
was zij bang in het eenzame huis.
Op een dag zei ze kort en beslist tegen
Demeter:
Ik heb geen zin, om altijd alleen thuis
te blijven. Ik ga weer in de mijn werken."
Demeter stoof op en zei, dat ze haar
mond moest houden.
Ze schreide hevig, maar dat maakte hem
nog driftiger.
Toen probeerde ze het met smeeken. Dag
in, dag uit, maar Demeter bleef hard.
Eindelijk zag zij in, dat het niets hielp,
hoe zij het ook probeerde.
En eigenlijk was het ook heelemaal niet
om het werken te doen geweest.
Ze had in huis genoeg te doen. Demeter
had wel gelijk, wanneer hij wel eens zei,
dat ze huis en tuin liet verslensen.
Maar ze verveelde zich dood. Daar kon
ze niet tegen. Als er tenminste nog eens
iemand kwam! Maar Demeter wou niet,
dat er vreemde vrouwen over den vloer
kwamen.
Toen kwam ze op de gedachte, om zich
op te sieren en te gaan wandelen. Langs
den straatweg en door de velden, zooals de
vrouw van den directeur en de vrouw van
den onderwijzer met de kinderen.
Zij rekte zich uit als een jonge kat in het
uit de Noordzee en gaande naar het Kanaal,
te dwingen, tusschen de Engelsche kust van
North Foreland tot South Foreland en de
Goodwin Sands te varen; deze passage,
genaamd de Downs, is op het nauwste
gedeelte ten hoogste U/s Eng. mijl breed,
zijnde nog minder dan de ingang van^de
Westerschelde voor de vaart naar Antwerpen
ter hoogte van Vlissingen.
Sinds begin November is het lichtschip
Noord Hinder, dat boven het mijnenveld
gelegen was, noordelijker geplaatst naar
50°47' N.B. en 2°41' O.L.; opmerking ver
dient, dat dit niet is gedaan voor de veilig
heid van het lichtschip, maar omdat de
koers der schepen, komende uit het Kanaal
en gaande naar het Kanaal, thans zooveel
noordelijker valt. De meeste schepen, van
het Noorden of van den Maasmond komende,
loopen van het lichtschip Maas op het licht
schip Schouwenbank en sturen
vanSchouwenbank op het lichtschip van de Galloper en
passeeren in de lijn Schouwenbank Gal
loper bezuiden het lichtschip Noord Hinder,
zooals het thans verlegd is.
Van de Galloper loopen de schepen be
noorden de Kentish Knock in het Knock
Deep en van daar in den koers ongeveer
Z. t. W. naar de Downs.
De schepen die naar Londen gaan, loopen
van Galloper lichtschip naar Sunk lichtschip
en koersen van daar westwaarts de Theems in.
De schepen die voor havens aan de Oost
kust bestemd zijn, loopen van de Galloper
op Long Sand, van daar op het lichtschip
Sunk en houden verder de kust bewesten
het Duitsche mijnenveld.
De Zuidelijke grens van het Duitsche
mijnenveld was aanvankelijk 52°Z.B., maar
er is reden om te veronderstellen, dat het
zich reeds uitgebreid heeft tot 51°54'N.B.;
de westelijke grens van het mijnenveld is
niet nauwkeurig bekend; mijnen zijn ge
vonden tot op 2°2' O L. Tengevolge hier
van is de passage van de Nederlandsche
havens naar den mond van de Theems en de
Downs belangrijk versmald en dit is dan
ook de reden dat schepen met eene Noorde
lijke bestemming, die vroeger liepen van de
Galloper naar de Maas, thans hunne route
nemen van de Galloper op Schouwenbank
en van daar naar de Maas.
In het algemeen kan aangenomen worden
dat buiten de aangegeven mijnenvelden geen
gevaar voor verankerde mijnen bestaat; het
gevaar voor de scheepvaart vloeit uitsluitend
voort uit losgeslagen mijnen, die in de boven
omschreven vaarwaters kunnen ronddrijven.
De practijk leert dat deze losgeslagen mijnen,
welke waarschijnlijk alle aan de oppervlakte
van het water drijven, zich bewegen in eene
richting ongeveer van het Z.W. naar het N;O.
als gevolg van de getijstroomingen en de
prevaleerenae Z. W. winden; het gevolg
hiervan is dat de op onze kust aanspoelende
mijnen in hoofdzaak zijn van Engelschen
oorsprong en losgeslagen uit het Zuidelijke
Engelsche mijnenveld. Een losgeslagen mijn.
behoort gedesactiveerd te zijn, wat evenwel
niet wil zeggen dat ze onontplofbaar is.
vooruitzicht.
Toen ging zij iederen middag, wanneer
de zon boven de zwarte sintelhoopen stond,
langzaam den straatweg af. De oude vrouwen,
die voor haar bouwvallige hutten zaten,
keken haar verwonderd na. Dat was iets
heel nieuws voor hun primitieve ideeën
van het leven.
Jola had haar zondagsche blouse aange
daan en het roodzijden doekje, dat Demeter
eens uit Luik voor haar had meegebracht,
om het hoofd gebonden.
Zij groette niemand en stapte als een
pauw.
Soms ging zij ook aan de herberg voorbij.
En altijd keek Geerten Gossaert dan uif
het raam.
Hij had, nadat zijn vader gestorven was,
de tapperij overgenomen. Het huishouden
deed zijn moeder, die nog heel kras was
voor haar jaren.
Toen Jola eens weer langs het huis bin
nenkwam, sprak hij haar aan. En zij bleef
staan en gaf hem een hand, als een goede
kennis.
Zij spraken over het weer en over koetjes
en kalfjes.
Geerten had een keurig rood vest aan en
zijn wijde hemdsmouwen waren sneeuwwit.
Jola vergeleek in stilte zijn uiterlijk met
dat van haar man.
Geerten kon heel geestig praten en Jola
luisterde vol aandacht.
Toen zij na een half uurtje weg wou
gaan, vroeg Geerten of hij hun huis en den
tuin ook eens mocht zien.
Jola zei haastig: Kom morgen na het
eten. Geerten."
Hij antwoordde : En je man ?"
Demeter komt pas om acht uur van
den mijn."
Goed, ik zal om drie uur komen, mijn
duifje!" Hij drukte haar hand en wou haar
dichter naar het raam toe trekken.
Maar op hetzelfde oogenblik kwam een
ploeg mijnwerkers den hoek om. In troepen
gingen mannen, vrouwen en meisjes naar
Wat nu aangaat het gevaar voor de
scheepvaart, dit schijnt overdreven door de
pers en door de assuradeuren, bewijze de
premies, die zoo hoog zijn, dat de reeders,
die een zeer drukke vaart onderhouden tus
schen het Kanaal of de monden van de
Theems met de Hollandsche havens, er
verreweg de voorkeur aan geven hun eigen
risico te loopen. Wanneer men nagaat dat
in deze route sinds het begin van den oorlog
een aantal schepen heeft gevaren, dat het
duizendtal verre overtreft en dat niet een
van die schepen, hetzij zij maakten korte of
lange reizen, iets is overkomen, dat vele
van die schepen talrijke losgeslagen mijnen
hebben gerapporteerd, dan is het daaruit
duidelijk, dat de drijvende mijnen geen bij
zonder gevaar opleveren. Het traject Schou
wenbank- Galloper wordt in de meeste
gevallen over dag afgelegd, waarbij scherpe
uitkijk naar drijvende mijnen wordt gehou
den; met het korter worden van de dagen
is men er evenwel ook al toe overgegaan
om het traject geheel of ten deele bij donker
af te leggen. Ervaren zeelieden weten dat
het hoogst moeilijk is met een schip, dat
een redelijke vaart loopt, een losdrijvende
mijn te raken; deze voorwerpen worden door
de boeggolf van het schip opzij gegooid en zij
meenen daarom, dat het gevaar dat een schip
met een losdrijvende mijn in aanraking komt
alleen bestaat bij hol water wanneer zeeën
tegen of op het schip slaan. *) De fonclusie
is dat men onder zoodanige omstandigheden
het traject niet onder ongunstiger voorwaar
den voor uitkijk moet afleggen.
Men moge deze redeneering eene theorie
noemen, de practijk schijnt hare juistheid
te bevestigen; geen van de lichtschepen
Maas, Schouwenbank, Noord Hinder, Gal
loper, die onafgebroken bij alle weer of wind
verankerd liggen en blootgesteld zijn aan
zware getijstroomingen en, onder omstan
digheden, aan hooge zee, is nog in
aanraking gekomen met een losse mijn.
Ongelukken zijn slechts voorgekomen bij
schepen, die zich niet gehouden hebben
aan de wenken van de Britsche Admirali
teit of die zich op mijnenvelden, of althans
in ten opzichte van mijnen niet verkende
vaarwaters, hebben begeven. *
*) Schepen met zeer scherpe boeg, zooals
torpedojagers hebben, door de omstandigheid
dat hun boeggolf eerst meer naar achter
omvang verkrijgt, meer kans losdrijvende
mijnen te raken,
imiumiiuimii
HHMIIIMIIIIMMmilllllMII
In zake Brommeijer
In ons vorig nummer is eene inzending
opgenomen, waarin de heer JuliusPruttelman
Brommeijer sprekende wordt ingevoerd, op
de wijze als dit vroeger jaren door wijlen
den heer De Koo, den schepper van die
figuur, geschied was.
Naar het eenparig oordeel der redactie is
hier niets tegen te zeggen. Brommeijer was
het dorp toe. Jola maakte zich gauw los.
Bij het weggaan zag hij de lijn van haar
heupen in den nauwsluitenden rok.
Onder het gaan zwaaide zij met de armen.
Haar roode, vochtige lippen zongen een
vroolijk lied. Dat nam de wind mee.
In de verte dreunden de machines. Er
wa»een scherpe geur in de lucht en breede
wolken rook. Uit de diepte klonk het bruisen
van de beek. Bij de herberg juichte een
lange triller.
Geerten Gossaert kwam precies op tijd
en bleef een uur in Demeter Guschows huis.
De schoenmaker,die daar tegenover woonde,
had hem zien komen en weggaan. Hij had
het op zijn horloge nagekeken.
Sinds dien tijd kwam Geerten iederen
dag op hetzelfde uur.
Jola werd met den dag vroolijker en
mooier.
Toen de schoenmaker het een poosje mee
aangezien had, dacht hij, dat de tijd geko
men was, om Demeter Guschow te waar
schuwen. Hij kwam hem eens toevallig
tegen op den weg naar de mijn.
Zeg, Demeter Guschow, waarom stuur
je je vrouw niet naar de mijn ?"
Omdat ik het niet wil Ik verdien immers
genoeg voor allebei!"
Maar jonge vrouwen moeten we niet zoo
lang alleen laten. Ik kan wel merken, dat
je niet van hier bent. De vrouwen zijn hier
anders, Demeter!"
Wat bedoel je daarmee, pikhengst ?"
De schoenmaker schommelde met zijn
bovenlijf heen en weer en smakte met de
lippen.
Toen greep Demeter hem bij zijn kraag,
schudde hem heen en weer en gaf hem een
schop.
Maak dat je weg komt, Judas! Pas op
als ik je weer zie."
Een booze lijn grifte zich in Demeters
gezicht. De woorden van den schoenmaker
boorden in zijn hersens en bleven er vast
zitten. Voor het eerst in zijn leven betrapte