De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 3 januari pagina 3

3 januari 1915 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

3 Jan. '15. No. 1958 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND l "i niet een pseudonym van den heer De Koo, doch een door hem geteekend type. Brommeijer gaf dan ook juist de denkbeelden van den schrijver niet weer, integendeel! Hij is de Nurks, niet Hildebrand, van Beets; de Droogstoppel, niet Multatuli, van Douwes Dekker. Oordedende, dat de nieuwe inzender aan de door den heer De Koo geteekende figuur geen oneer aandeed, achtte de redactie -de opneming van zijn stuk veeleer een hulde, dan iets anders jegens dien overleden schrijver. De redactie had reeds geheel uit eigen beweging dit standpunt doen uitkomen, in eene aanteekening in het vorige nummer, dat gedrukt en voor verzending gereed lag, toen zij van de zoons van den heer De Koo een telegrafisch protest ontving. Op volkomen noodeloos luidruchtige wijze en zonder eenig overleg met de redactie te zoeken, zijn deze heeren verdergegaan met te verklaren, dat huns inziens het hernieuwde gebruik van den naam Brornmeijer hunnen vader niet aangenaam zou zijn geweest. De redactie acht deze meening onjuist, en vertrouwt, dat de heeren De Kop dit ook zouden hebben ingezien, indien zij met de redactie in overleg waren getreden. In stede daarvan hebben deze heeren zich op een weg laten voeren, waarvan ieder oordeelen mag, in hoeverre die met de kieschheid overeenkomt. ' De redactie harerzijds wil evenwel alles vermijden, wat strijden zou met de eer en de ruste, waarin de naam van eenen over ledene gelaten moet worden. Al is de van de zijde van de zoons van den overledene kenbaar gemaakte opvatting de hare NIET, zoo zal de redactie daarover zelfs niet in gedachtenwisseling treden. Gedachtig aan het: over de nagedachtenis van eenen doode moet zelfs geen dispuut vallen, heeft zij den inzender in overweging gegeven, in 't vervolg.aan de hoofdfiguur zijner bijdragen een anderen naam te geven. Dit zal geschieden. Hiermede is de zaak afgehandeld. Parlow-Pembaur Het is altijd een gevaarlijk experiment twee kunstenaars, die niet geregeld met elkaar omgaan, elkanders opvattingen en eigenaardigheden niet kennen, tezamen te brengen om kamermuziekwerken uit te voeren. Het zeldzame geval van sterk intuïtief samenvoelen er buiten gelaten, zal het noodzakelijk zijn, dat een van beiden de leiding neemt, en de andere met gedeeltelijke handhaving der individualiteit zich daarnaar voegt. Het eigene kan toch nog uitkomen in die deelen waar bepaald solistisch moet worden opge treden; over het geheel moet toch onvermij delijk nzelfde opvatting blijven heerschen, wil ten minste iets aannetnelijks tot stand komen. Het beste resultaat zal worden verkre gen, indien de sterkere persoonlijkheid, behalve zijn eigen wil in zichzelf nog de moge lijkheid vindt om hier en daar, waar het werk er aanleiding toe geeft, den partner eenigszins den vrijen teugel te laten en toch ongemerkt met zachten dwang de lei ding weet te behouden. Dat dit Zondag het geval is geweest, hiervoor mogen wij dankbaar zijn, en vooral dat die leiding berustte bij eene persoon lijkheid als Pembaur. Niet dat men alles met hem eens kan zijn; hij is echter iemand, zij het dan ook dat hem een factor ontbreekt, de energie van het rhytme, de krachtig om lijnde teekening van sommige motieven. Ware de rolverdeeling omgekeerd geweest, dan hadden wij met Miss Pariow als leidster een veel minder gaaf beeld van alles ge kregen. Deze violiste, die zich in Amsterdam! langzamerhand een kring van vereerders heeft gevormd, waarschijnlijk omdat zij in haar optreden iets sympathieks heeft, iets gereserveerds, dat ons Hollanders ook eigen is, en dat zij de viooltechniek beheerscht, heeft nog niet die rijpheid van muzikaal gevoel en muzikale gedachte, die haar in staat zou stellen, zonder effectbejag hij er zichzelf op, dat zijn gedachten van het werk afdwaalden. Toen spande hij zijn zenuwen tot het uiterste en de machine ging zonder ongeval haar gang. Den dag daarna lette hij scherp op zijn vrouw. Maar hij ontdekte niets bijzonders aan haar. Toen kuste hij hartstochtelijk haar blanken hals, terwijl hij haar zwaar bruin haar voor den nacht vlocht. Alsof hij alle booze gedachten wou verdooven en doen zwijgen, nam hij haar arm en danste als een razende met haar door het vertrek, tot zij uitgeput op een stoel neerzonk en half schertsend, half boos schold : Schei toch uit, lomperd." In zijn sterke armen droeg hij haar naar de andere kamer. Den volgenden dag was alles vergeten. Toen hij de andere week weer nachtwerk had, ontmoette hij op een avond de vrouw van den schoenmakei. Zij hield hem staande en fluisterde hem iets toe. Voordat het heelemaal tot hem doorge drongen was en hij met een vloek zijn vuist ophief, was de vrouw verdwenen. Met middernacht werd er een uur ge schaft. Toen hij uit het machinehuis ging merkte hij dat hij een sleutel miste. Hij had hem meegenomen om thuis te repareeren en daar vergeten, 's Morgens had hij hem al noodig, wanneer de dagwerkers kwamen. In den nacht liep hij naar huis om hem te halen. De eenzame straat lag in diepe donkerheid. De ramen van de kleine huizen waren als gapende hoeken. In de boomen klonk het geluid van den wind, dat leek op het snurken van een reus. Bij een boeren woning blafte een hond. Demeter was bij zijn huis aangekomen. Voorzichtig tastend vond hij de deur. Toen hoorde hij een vreemd geluid. Zijn oogen werden grooter, hij luisterde inge spannen, zijn handen om de deurpost ge klemd. Het bloed schoot hem naar het hoofd een werk uit te voeren. Haar viool-toon is kod-mooi, haar arm- en vingertechniek uit stekend, maar de cantilene is nogal droog e»de krachtige accenten worden vaak over spannen, d.w.z. te heftig en gauw ruw, zoo als het trouwens voor elke vrouw moeilijk zal zijn hierin niet te overdrijven en buiten haar eigen grens te gaan. Zij heeft wel temperament, maar kan het niet stellen zonder kleine trucs, zoeals in den Hongaarschen dans b kl.t., die te veel opvallen, omdat zij te weinig spontaan zijn. Het harts tochtelijke, fantastische dier dansen wist zij soms naar buiten te brengen, echter het eigen lijke karakter dier volkswijzen, deongebondenheid der uiting, het snel wisselende en de waarheid der stemming voelt zij waar schijnlijk niet. Overigens waren deze drie stukken het beste dat zij gaf, waarbij zij een niet gering deel had te danken aan den begeleider, die haar volgzaam en steeds scherp oplettend onder steunde. Slechts heel zelden ontglipte zij hem. Het is een tijdlang mode geweest allerlei Hongaarsche en Poolsche muziek van Wieniawski, Hubay c.s. te spelen en de violisten verweten elkaar dan altijd, dat zij het niet Hongaarsch" genoeg deden, dat beteekent met niet voldoende kunstjes", als daar zijn plotselinge ritenuti, orgelpunten, tempi subiti enz. Zijn wij nog niet over die periode heen? De Hongaarsche wijzen moeten naar hun eigenlijken aard gespeeld worden: zwaar moedig tot het uiterste, dafl weer dol-uitgelaten, doorgloeid van innerlijk vuur dat niet opbrandt, maar blijft smeulen en slechts hier en daar hevig gaat vlammen. De sonaten van Brahms werden, dank zij Pembaur, met meer stijl voorgedragen. Vooral de eerste op. 100 en daarin weer het tweede gedeelte. Het eerste Allegro dezer sonate voelde ik soms krachtiger, met meer energie, scherper van omtrek; het werd te veel amabile". Brahms vereenigt in dit werk het Andante en het Scherzo uit den gebruikelijken sonatevorm tot n deel, weliswaar nog alterneerend; na hem is dit vaker gebeurd. Zou dit wijzen op-een vormwijziging die kan komen ? De Sonate op 108, die als werk minder boeit, werd niet zoo goed uitgevoerd ; hierin vooral werden de sforzati door de violiste overdreven. En wat Pembaur zelf aangaat, hij heeft een verbazend gemakkelijke en soepele manier van spelen' Hij komt tot het in strument slechts met toenaderende hand en het geeft hem alles wat hij verlangt. Heftig heerschen over de piano is hem vreemd; hij tracht haar met eigenaardig uitziende geba ren als het ware te bezweren, en zij ontkomt niet aan die betoovering. Zij moet zich naar hem buigen en werkelijk doet zij het met overgave van alles wat zij bezit, de klokheldere vogeltonen zoowel als de brui sende golfachtige geluiden der diepste regionen. Pembaur is een musicus die zoo wel zijn instrument als zijn partner met innerlijken dwang onder zijn invloed weet te houden. De violiste spare ons in het vervolg voor al te hoorbare napel- en losse snaren muziek tusschen de verschillende gedeelten ! Voordracht C. van Zanten Mejuffrouw Cornelie van Zanten, die na haar terugkeer uit Berlijn, zooals men weet, in den Haag gevestigd is, heeft op uitnoodiging van het Muziek-paedagogisch Ver bond" eene voordracht gehouden over de toepassing van hare methode Bel canto van het woord" op alle talen. Veel interessants heeft zij ons verteld over hare onderzoeking op physiologisch gebied in samenwerking met de Berlijasche keelartsen, die zich naar haar zeg gen meer voor de zangkunst interesseeren dan de onze. Men schijnt daar elk onderdeel van het stemapparaat als speciaal studie onderwerp te beschouwen en hoopt daardoor den weg te vinden voor een normale sternvorming. Wél schijnt een reorganisatie ginds noodig te zijn, ten minste uit Mej. v. Z.'s uitlatingen en aanhalingen van gezagheb bende critici blijkt, dat de zangkunst in Dui}schland sterk aan het achteruitgaan is. Ook taant volgens de bewering van een der eerste Italiaansche keel-specialiteiten die kunst in Italië, alles ten gevolge van slechte techniek, of door te weinig natuurlijk heid in de methode en onvoldoende mate riaal ? Belangwekkend was hetgeen de spreekster ons van bijzondere spierwerkingen kon ver tellen en vooral van eene harer vele bevin dingen, dat onze Hollandsche taal, hetgeen en hamerde in zijn slapen. Hij klom een eindje tegen de deurpost op en keek door de ruiten boven de deur. In de achterste kamer brandde een kleine koperen lamp. Het was een vaal bevend licht. In de halve schemering zag hij vreemde schaduwen. Het heele vertrek danste voor zijn oogen. Hij voelde een hevige kramp in zijn borst. Hij liet zich weer zakkm en ging door den tuin naar het hek. Daar stond een oude noteboom. Demeter dook weg achter den stam, zijn tanden waren opeengeklemd. Plotseling hoorde hij een raam opengaan. Een hoofd boog naar buiten, hij zag wap perende haren : Jola. En daarnaast zag hij een ander hoofd. Een smal listig gezicht. Demeter Ouschow kromp ineen als onder een zweepslag. Het raam werd weer gesloten. Met groote sprongen vloog Demeter de straat op en hurkte naast een bank neer en wachtte. Hij had in den valen lichtschijn het vreemde gezicht wel herkend. Hier moest de schurk voorbijkomen. Demeter wachtte bevend van opwinding. Het was koud en de wind boog de boom kruinen alsof het grashalmen waren. De klok van de mijn sloeg luid in de stilte. Wezenloos telde hij de slagen. Dat was nu allemaal ver en vreemd voor hem. Hij was klaar met de wereld, alleen n rekening moest nog vereffend worden. Hij moest wachten tot die schurk uit het huis kwam. De dorpsklok had nu ook geluid. Het werd heel stil. Demeter voelde een stekende pijn in zijn borst, alsof iemand er een mes in boorde, heel langzaam. Hij beefde. Waarom kwam de hond nu niet? Waarom kwam hij niet? Toen voelde hij nog een wrevel, omdat de schoenmakersvrouw alles al voorbereid had. O, die vreeselijke woorden! Hij proefde ze in zijn mond, galbitter. wij en zijzelf ook nooit vermoed zouden hebben, op den duur zal ,blijkeri, na het Italiaansch het meest geschikt te zijn voor den zang. Ten minste indien de fouten in de votming der klinkers en medeklinkers zullen worden verbeterd en dat wel door grondig spreekonderwijs van jongs af. Zoo waar zullen wij dan nog rijk worden aan tenoren en Italië naar den kroon gaan steken! En dat alles in verband met ons physiek, onze van nature diepe ademhaling, gespierdheid en door gutturale klanken versterkte achterste tongspieren. Nu blijft het echter de vraag, of dat laatste voordeel niet zal verdwijnen indien wij van begin af leeren voor in den mond'1 te spreken. Hoe het zij, Mej. van Zanten heeft opnieuw gewezen op menig verwaarloosd punt in ons dagelijksche spreken en door betere klank vorming zou de hygiëne der stem werkelijk veel bevoordeeld kunnen worden. Men moet bewondering hebben voor spreeksters werk lust en onderzoekingsgeest op haar gebied, waarmede zij in ons land vrijwel alleen staat. Na veel ervaringen en proefnemingen is zij tot de slotsom gekomen dat de juiste vorming der spt-aak-elementen de basis moet vormen voor alle zang-kunst. Die elementen moeten in alle talen onderzocht worden en het nadeelige, zooals daar is het te nasaal spreken der Amerikanen, er uit verwijderd worden. Nu geloof ik, dat deze methode, zoowel als alle andere, door mej. v. Z. met spre kende voorbeelden verduidelijkt, niet het alleen zaligmakende van een zanger kan zijn. Allereerst is noodig een mooie stem. Menschen zonder stem of met middelmatig orgaan moesten aflaten van den lust zanger te worden; zij die met een goede stem be gaafd zijn worden vaak door zangles" be dorven, verder van huis gebracht. Mij is het geval bekend van een zeer beroemde zangeres die beweerde van de zanglessen niets geleerd te hebben en alles ten minste zoo goed te hebben gekend voor zij was gaan leeren". De methodes moesten zich in hoofdzaak er toe bepalen het gehoor van den leerling te vormen met betrekking tot den eigen stemklank. Hiermede zouden jaren gemoeid zijn, want de meeste zangers hooren zich zelf niet goed. Zoodra zij een juiste voor stelling van hun eigen stem hebben, zijn zij op den goeden weg. En dan vergete men niet het allervoornaamste, dat helaas uit het oog wordt ver loren : de muzikale vorming. Zang hoort ook tot het gebied der muziek, hoewel menig zanger dit niet schijnt te weten! Hoeveel mankeert er nog aan de eigenlijke muzikale opleiding, aan het van blad zingen, het begrip van tekst, stijl, vormgevoel, het zuivere gehoor der zangers en zangeressen! Hier ware een prachtig terrein voor con servatoria wier taak het moet zijn het zan gersvolk van gering gehalte niet elk jaar te vermeerderen. SEM DRESDEN ?KÜtt/Ti ^i^_O*O?-"^^-^^ J^^E TERmNog iets oover spelling Op mijn artikeltje Onze Schrijfwijze" in De Gids van 1912, no. 5, zijn eenige be spreekingen gevolgd door voorstanders van de Kollewijn-spelling, die echter naar mij voorkomt, niets te niet doen van het door mij gezegde. Een werkelijk krachtig argu ment teegen mijne opmerkingen heb ik niet vernoomen en het eenige wat men mij ook verweet was anarchisme". Hierteegen wensch ik iets in het midden te brengen. Het is in 't geheel mijne bedoe ling niet, om, zooals men zeide, iedereen zijn eigen spelling te laten handhaven. Ik heb volstrekt niet de anarchistische neiging om mij aan eiken spellingsreegel te ont trekken. Zoo iets kan alleen iemand beweeren die mij moedwillig misverstaat. Ik ben geneigd mij aan een algemeenen spel lingsreegel te onderwerpen, mits die dan ook worde vastgesteld door een groep van wer kelijk bevoegde persoenen. Ik zou het zeer goed vinden wanneer er een commissie werd benoemd van staatsweege, die het spellings vraagstuk ter hand nam ; maar dan moesten Hij steunde zijn hoofd in de handen. Zijn voorhoofd werd rimpelig en grijs als een stuk schors. Waarom kwam de hond niet? Ik kan wel wachten, zei hij kalmeerend tegen zich zelf. Hij werd steeds koeler en rustiger. Met vaste hand doofde hij in zijn hart het heele verleden. Zoo sterk als nu had hij zich nog nooit gevoeld. Nu was het zoo ver. Een schaduw sloop langs de boomen voorbij. Demeter sprong op, heel rustig, hij voelde zijn hart niet meer slaan. De scha duw kwam dichterbij. Een smal wit gezicht werd zichtbaar. Het grint knerpte. En toen een stem: Wel, Demeter Guschow, kom je nu al terug ?" De stem beefde toen ze dat zei. Toen Demeter niet antwoordde, maar alleen het gezicht ophief en hem aankeek, wou hij omkeeren om te vluchten. Demeter greep hem met ijzeren hand bij den nek. Geerten Gossaert, wij moeten nog met mekaar praten." Zijn stem klonk scherp en koud. Maar nu toch niet, midden in den nacht. Ik heb het koud !" Demeter antwoordde niet, greep hem alleen bij den arm en trok hem mee. Ga maar mee naar de windschacht. Ik moet daar wat repareeren. Je kunt me daarbij helpen. Ondertusschen kunnen we alles wel bepraten." Geerten wou zich losmaken, maar Demeter hield hem met ijzeren hand vast. Ga maar mee, beste jongen!" Zij gingen langs een smal pad naar de hoogte. Beneden ruischte de rivier. De weg werd steeds steiler. Aardkluiten gingen onder hun voeten los en rolden in de diepte. 'n Griezelige diepte, is 't niet, Geerten Gossaert?" Ga niet zoo vlak langs de kant, Demeter. Ik word duizelig." Dat wil ik wel gelooven. Het wordt nog erger." LIBERTYs GEÏLLUSTREERDE OPRUIMIISCSCATALOCUS FRANCO BELAMCRYKE PRYSVERLACIMC OPRUIMING BELAMCRYKE PRYSVERLACIMC BEGINT MAANDAC4JAHUARI LEIDSCHESTRAAT AMSTERDAM & HOOGSTRAAT 10 'SCRAVEMMACEBOUWT TE NUNSPEET. Mooie boschrijketerreinen.Spoor,Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen M.ij DE VELUWE", Nunspeet. DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederlan kost slechts f 1.65 per kwartaal | RANDS YÏNS DE CHAMPAGNh Rerrier-Jouet . - ?*»-.-' v -. ,- .»;:*- Epernay. CorrceSsion'naires; SaHter&PolfsVAlaastriclit. Brandvrij, Vochtwerend, Isoleerend,Trek- en Krimpvrij ASBESTCEMENT VLAKKE PLATEN, LEIEN, OOLFPLATEST. Eerste Nederlandsche fabriek van Asbestcementplaten MARTI N l T", «Jruquiusweg 113, Amsterdam. Ongevallen O f F A N Aansprakelijkheid W* 1« f l ? ? Ziekten EOKIN 151 - AMSTERDAM Automobiel Brand Diefstal er in die groep niet alleen taalgeleerden, maar ook dichters plaats neemen. Ik zou zelfs de taalgeleerden in de minderheid wenschen te zien. Want het is de dichter in de eerste plaats die het werktuig der taal heeft te hanteeren en die dus competent ge acht mag worden om oover de deugdelijk heid, de bruikbaarheid, den goeden staat van dat werktuig te oordeelen. Aan de uit spraak van een dergelijke commissie, laat ons zeggen van drie dichters, n belletrist en n taaigeleerde, zou ik mij waarschijnlijk met genoegen onderwerpen. Dat ik een eigen spelling ging invoeren is het gevolg van mijn verzet teegen de poogingen van een taalgeleerde als Dr. Kollewijn om de spelling te hervormen. Dr. Kollewijn mag geleerd, bekwaam en schrander zijn, het taalgevoel van een dichter heeft Nu stonden zij op de hoogte. In de oude schacht floot de wind. Diep beneden, aan den overkant van het water blonken de lich ten van de mijngebouwen als kleine sterren. Uit de schoorsteenen spatten vlammen als druppels bloed. En de groote wielen dans ten door de touwen als spinnen in lange draden. Een eentonig bonzen klonk uit de verre gebouwen, alsof er niets gebeurd was. De kleine kipwagens met de uitgedoofde sintels gingen de hoogten op en af als glimwormpjes. Een regen van vonken viel in het dal. De struiken laaiden even op en doofden toen weer uit. Laten we hier een poosje rusten, beste jongen." Hij drukte Qeerten op een bank neer. De jonge man beefde over zijn heele lichaam. In zijn oogen was een dierlijke angst. Uit zijn handen was al het bloed geweken. Zijn knieën bewogen krampachtig. Plotseling stond hij op. Demeter sprong hem na. Geerten viel languit op den grond en het leek of hij een toeval kreeg. Alle angst van een gemartelde ziel was op zijn gezicht te lezen. Demeter zette hem weer op zijn beenen. Sta, schurk!" Een ruwe wreedheid maakte zich van Demeter meester. Hij genoot van de angst van den ander. Langzaam trok hij het mes uit zijn ceintuur en wees daarmee naar de diepte. Daarheen gaat je weg, Oeerten Gossaert!" De ander wierp zich als in waanzin op Demeter. Zij worstelden als beesten met elkander. Rotsblokken rolden in de diepte. Het hek van de schacht kraakte. Geerten schreeuwde luid. Hij had een hand van Demeter te pakken gekregen en beet zich daarin vast. Een luide gil brak de stilte. Geerten had Demeter den vinger afgebeten. Demeter had zijn hand vrij. hij niet. Dat hij enkele dichters oovertuigde bewijst alleen zijn suggestief vermoogen en hun vatbaarheid voor zijn suggestie. Het bewijst niet dat hij gelijk heeft. Dat het onpraktisch is en onduidelijk beedelen" en bedeelen" op dezelfde wijze te spellen kon hij niet, en kan niemand weerspreeken. Zijn verzet teegen de spelling van de Vries en te Winkel was op zich zelf zeer lofwaardig, maar als hij van een deug delijk beginsel was uitgegaan, dan had hij het onderscheid tusschen ligt" en licht" en digt" en dicht" onmiddellijk hersteld. Hij ging echter uit van het beginsel van gemakkelijkheid bij het onderwijs. Dat is een onderwijzersbeginsel, waarmee de dich ter niets te maken heeft en waardoor de schoonheid en vereedeling der taal in gevaar komt. In Nederland is dit vrijwel algemeen Hij greep Geerten aan het middel en hief hem hoog op. Toen vloog het lichaam in een boog over het hek en rolde met een bons in de diepte. Van den anderen kant gaf de echo het geluid tienvoudig weer. Demeter ademde als van een last bevrijd. Hij bond zijn zakdoek om de stomp van zijn vinger en ging naar het dal. Een groote leegte was in hem. Als aschregen was de lucht om hem heen. Ver in het oosten verscheen een bloedroode streep. Aan den straatweg stond Demeter stil. Op zij lag zijn huis. Spookachtig wit was het tegen den donkerblauwen morgenhemel. Uit een van de ramen scheen licht. De schoor steen begon te rooken. Een lange grijze streep, van boven breed als een gewaad steeg in de lucht. Dat was Demeter Guschows liefde. Hij keek in de opgaande zon. Aan den horizon stonden groote zwarte boomen als mannen in doodgraversmantels. En daar boven welfde de hemel als de koepel van een dom. Een troep vrouwen kwam voorbij. Zij gingen naar de mijn en groetten Demeter vriendelijk. Hij spuwde op den grond en dacht: mor gen zal zij er ook bij zijn. Dan heeft ze haar zin. Ze zijn niet beter waard dan dat ze voor den kipwagen gespannen worden en met de zweep voortgedreven. Hij rekte zich uit en schudde de laatste gedachte aan wat hier was van zich af. Met groote oogen ging hij de zon tegemoet. Steeds verder naar den goud vlammenden hemel toe. Hij keek geen enkelen keer om. De groote zwarte boomen sloten zich achter hem.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl