Historisch Archief 1877-1940
3 Jan. '15. No. 1958
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
l "i
niet een pseudonym van den heer De Koo,
doch een door hem geteekend type.
Brommeijer gaf dan ook juist de denkbeelden
van den schrijver niet weer, integendeel!
Hij is de Nurks, niet Hildebrand, van Beets;
de Droogstoppel, niet Multatuli, van Douwes
Dekker. Oordedende, dat de nieuwe inzender
aan de door den heer De Koo geteekende
figuur geen oneer aandeed, achtte de redactie
-de opneming van zijn stuk veeleer een hulde,
dan iets anders jegens dien overleden
schrijver.
De redactie had reeds geheel uit eigen
beweging dit standpunt doen uitkomen, in
eene aanteekening in het vorige nummer,
dat gedrukt en voor verzending gereed lag,
toen zij van de zoons van den heer De Koo
een telegrafisch protest ontving.
Op volkomen noodeloos luidruchtige wijze
en zonder eenig overleg met de redactie te
zoeken, zijn deze heeren verdergegaan met
te verklaren, dat huns inziens het hernieuwde
gebruik van den naam Brornmeijer hunnen
vader niet aangenaam zou zijn geweest.
De redactie acht deze meening onjuist,
en vertrouwt, dat de heeren De Kop dit ook
zouden hebben ingezien, indien zij met de
redactie in overleg waren getreden. In stede
daarvan hebben deze heeren zich op een
weg laten voeren, waarvan ieder oordeelen
mag, in hoeverre die met de kieschheid
overeenkomt. '
De redactie harerzijds wil evenwel alles
vermijden, wat strijden zou met de eer en de
ruste, waarin de naam van eenen over
ledene gelaten moet worden. Al is de van
de zijde van de zoons van den overledene
kenbaar gemaakte opvatting de hare NIET,
zoo zal de redactie daarover zelfs niet in
gedachtenwisseling treden.
Gedachtig aan het: over de nagedachtenis
van eenen doode moet zelfs geen dispuut
vallen, heeft zij den inzender in overweging
gegeven, in 't vervolg.aan de hoofdfiguur
zijner bijdragen een anderen naam te geven.
Dit zal geschieden.
Hiermede is de zaak afgehandeld.
Parlow-Pembaur
Het is altijd een gevaarlijk experiment
twee kunstenaars, die niet geregeld met
elkaar omgaan, elkanders opvattingen en
eigenaardigheden niet kennen, tezamen te
brengen om kamermuziekwerken uit te voeren.
Het zeldzame geval van sterk intuïtief
samenvoelen er buiten gelaten, zal het noodzakelijk
zijn, dat een van beiden de leiding neemt,
en de andere met gedeeltelijke handhaving
der individualiteit zich daarnaar voegt. Het
eigene kan toch nog uitkomen in die deelen
waar bepaald solistisch moet worden opge
treden; over het geheel moet toch onvermij
delijk nzelfde opvatting blijven heerschen,
wil ten minste iets aannetnelijks tot stand
komen.
Het beste resultaat zal worden verkre
gen, indien de sterkere persoonlijkheid,
behalve zijn eigen wil in zichzelf nog de moge
lijkheid vindt om hier en daar, waar het
werk er aanleiding toe geeft, den partner
eenigszins den vrijen teugel te laten en
toch ongemerkt met zachten dwang de lei
ding weet te behouden.
Dat dit Zondag het geval is geweest,
hiervoor mogen wij dankbaar zijn, en vooral
dat die leiding berustte bij eene persoon
lijkheid als Pembaur. Niet dat men alles met
hem eens kan zijn; hij is echter iemand, zij
het dan ook dat hem een factor ontbreekt,
de energie van het rhytme, de krachtig om
lijnde teekening van sommige motieven.
Ware de rolverdeeling omgekeerd geweest,
dan hadden wij met Miss Pariow als leidster
een veel minder gaaf beeld van alles ge
kregen.
Deze violiste, die zich in Amsterdam!
langzamerhand een kring van vereerders
heeft gevormd, waarschijnlijk omdat zij
in haar optreden iets sympathieks heeft,
iets gereserveerds, dat ons Hollanders ook
eigen is, en dat zij de viooltechniek
beheerscht, heeft nog niet die rijpheid van
muzikaal gevoel en muzikale gedachte, die
haar in staat zou stellen, zonder effectbejag
hij er zichzelf op, dat zijn gedachten van
het werk afdwaalden.
Toen spande hij zijn zenuwen tot het
uiterste en de machine ging zonder ongeval
haar gang.
Den dag daarna lette hij scherp op zijn
vrouw. Maar hij ontdekte niets bijzonders
aan haar. Toen kuste hij hartstochtelijk haar
blanken hals, terwijl hij haar zwaar bruin
haar voor den nacht vlocht. Alsof hij alle
booze gedachten wou verdooven en doen
zwijgen, nam hij haar arm en danste als
een razende met haar door het vertrek, tot
zij uitgeput op een stoel neerzonk en half
schertsend, half boos schold :
Schei toch uit, lomperd."
In zijn sterke armen droeg hij haar naar
de andere kamer.
Den volgenden dag was alles vergeten.
Toen hij de andere week weer nachtwerk
had, ontmoette hij op een avond de vrouw
van den schoenmakei. Zij hield hem staande
en fluisterde hem iets toe.
Voordat het heelemaal tot hem doorge
drongen was en hij met een vloek zijn vuist
ophief, was de vrouw verdwenen.
Met middernacht werd er een uur ge
schaft. Toen hij uit het machinehuis ging
merkte hij dat hij een sleutel miste.
Hij had hem meegenomen om thuis te
repareeren en daar vergeten, 's Morgens
had hij hem al noodig, wanneer de
dagwerkers kwamen.
In den nacht liep hij naar huis om hem
te halen. De eenzame straat lag in diepe
donkerheid. De ramen van de kleine huizen
waren als gapende hoeken. In de boomen
klonk het geluid van den wind, dat leek
op het snurken van een reus. Bij een boeren
woning blafte een hond. Demeter was bij
zijn huis aangekomen.
Voorzichtig tastend vond hij de deur.
Toen hoorde hij een vreemd geluid. Zijn
oogen werden grooter, hij luisterde inge
spannen, zijn handen om de deurpost ge
klemd. Het bloed schoot hem naar het hoofd
een werk uit te voeren. Haar viool-toon is
kod-mooi, haar arm- en vingertechniek uit
stekend, maar de cantilene is nogal droog
e»de krachtige accenten worden vaak over
spannen, d.w.z. te heftig en gauw ruw, zoo
als het trouwens voor elke vrouw moeilijk
zal zijn hierin niet te overdrijven en buiten
haar eigen grens te gaan.
Zij heeft wel temperament, maar kan het
niet stellen zonder kleine trucs, zoeals in den
Hongaarschen dans b kl.t., die te veel opvallen,
omdat zij te weinig spontaan zijn. Het harts
tochtelijke, fantastische dier dansen wist zij
soms naar buiten te brengen, echter het eigen
lijke karakter dier volkswijzen,
deongebondenheid der uiting, het snel wisselende en
de waarheid der stemming voelt zij waar
schijnlijk niet.
Overigens waren deze drie stukken het beste
dat zij gaf, waarbij zij een niet gering deel
had te danken aan den begeleider, die haar
volgzaam en steeds scherp oplettend onder
steunde. Slechts heel zelden ontglipte zij hem.
Het is een tijdlang mode geweest allerlei
Hongaarsche en Poolsche muziek van
Wieniawski, Hubay c.s. te spelen en de violisten
verweten elkaar dan altijd, dat zij het niet
Hongaarsch" genoeg deden, dat beteekent
met niet voldoende kunstjes", als daar zijn
plotselinge ritenuti, orgelpunten, tempi subiti
enz. Zijn wij nog niet over die periode heen?
De Hongaarsche wijzen moeten naar hun
eigenlijken aard gespeeld worden: zwaar
moedig tot het uiterste, dafl weer
dol-uitgelaten, doorgloeid van innerlijk vuur dat niet
opbrandt, maar blijft smeulen en slechts
hier en daar hevig gaat vlammen.
De sonaten van Brahms werden, dank zij
Pembaur, met meer stijl voorgedragen.
Vooral de eerste op. 100 en daarin weer
het tweede gedeelte. Het eerste Allegro
dezer sonate voelde ik soms krachtiger, met
meer energie, scherper van omtrek; het werd
te veel amabile". Brahms vereenigt in dit
werk het Andante en het Scherzo uit den
gebruikelijken sonatevorm tot n deel,
weliswaar nog alterneerend; na hem is dit
vaker gebeurd. Zou dit wijzen op-een
vormwijziging die kan komen ?
De Sonate op 108, die als werk minder
boeit, werd niet zoo goed uitgevoerd ; hierin
vooral werden de sforzati door de violiste
overdreven.
En wat Pembaur zelf aangaat, hij heeft
een verbazend gemakkelijke en soepele
manier van spelen' Hij komt tot het in
strument slechts met toenaderende hand en
het geeft hem alles wat hij verlangt. Heftig
heerschen over de piano is hem vreemd; hij
tracht haar met eigenaardig uitziende geba
ren als het ware te bezweren, en zij ontkomt
niet aan die betoovering. Zij moet zich
naar hem buigen en werkelijk doet zij het
met overgave van alles wat zij bezit, de
klokheldere vogeltonen zoowel als de brui
sende golfachtige geluiden der diepste
regionen. Pembaur is een musicus die zoo
wel zijn instrument als zijn partner met
innerlijken dwang onder zijn invloed weet
te houden.
De violiste spare ons in het vervolg voor
al te hoorbare napel- en losse snaren muziek
tusschen de verschillende gedeelten !
Voordracht C. van Zanten
Mejuffrouw Cornelie van Zanten, die na
haar terugkeer uit Berlijn, zooals men weet,
in den Haag gevestigd is, heeft op
uitnoodiging van het Muziek-paedagogisch Ver
bond" eene voordracht gehouden over de
toepassing van hare methode Bel canto van
het woord" op alle talen.
Veel interessants heeft zij ons verteld
over hare onderzoeking op physiologisch
gebied in samenwerking met de
Berlijasche keelartsen, die zich naar haar zeg
gen meer voor de zangkunst interesseeren
dan de onze. Men schijnt daar elk onderdeel
van het stemapparaat als speciaal studie
onderwerp te beschouwen en hoopt daardoor
den weg te vinden voor een normale
sternvorming. Wél schijnt een reorganisatie ginds
noodig te zijn, ten minste uit Mej. v. Z.'s
uitlatingen en aanhalingen van gezagheb
bende critici blijkt, dat de zangkunst in
Dui}schland sterk aan het achteruitgaan is.
Ook taant volgens de bewering van een
der eerste Italiaansche keel-specialiteiten die
kunst in Italië, alles ten gevolge van slechte
techniek, of door te weinig natuurlijk
heid in de methode en onvoldoende mate
riaal ?
Belangwekkend was hetgeen de spreekster
ons van bijzondere spierwerkingen kon ver
tellen en vooral van eene harer vele bevin
dingen, dat onze Hollandsche taal, hetgeen
en hamerde in zijn slapen. Hij klom een
eindje tegen de deurpost op en keek door
de ruiten boven de deur.
In de achterste kamer brandde een kleine
koperen lamp. Het was een vaal bevend licht.
In de halve schemering zag hij vreemde
schaduwen. Het heele vertrek danste voor
zijn oogen.
Hij voelde een hevige kramp in zijn borst.
Hij liet zich weer zakkm en ging door
den tuin naar het hek. Daar stond een oude
noteboom. Demeter dook weg achter den
stam, zijn tanden waren opeengeklemd.
Plotseling hoorde hij een raam opengaan.
Een hoofd boog naar buiten, hij zag wap
perende haren : Jola.
En daarnaast zag hij een ander hoofd.
Een smal listig gezicht.
Demeter Ouschow kromp ineen als onder
een zweepslag.
Het raam werd weer gesloten.
Met groote sprongen vloog Demeter de
straat op en hurkte naast een bank neer en
wachtte. Hij had in den valen lichtschijn
het vreemde gezicht wel herkend.
Hier moest de schurk voorbijkomen.
Demeter wachtte bevend van opwinding.
Het was koud en de wind boog de boom
kruinen alsof het grashalmen waren. De
klok van de mijn sloeg luid in de stilte.
Wezenloos telde hij de slagen. Dat was nu
allemaal ver en vreemd voor hem. Hij was
klaar met de wereld, alleen n rekening
moest nog vereffend worden. Hij moest
wachten tot die schurk uit het huis kwam.
De dorpsklok had nu ook geluid. Het werd
heel stil.
Demeter voelde een stekende pijn in zijn
borst, alsof iemand er een mes in boorde,
heel langzaam.
Hij beefde. Waarom kwam de hond nu
niet? Waarom kwam hij niet?
Toen voelde hij nog een wrevel, omdat
de schoenmakersvrouw alles al voorbereid
had. O, die vreeselijke woorden! Hij proefde
ze in zijn mond, galbitter.
wij en zijzelf ook nooit vermoed zouden
hebben, op den duur zal ,blijkeri, na het
Italiaansch het meest geschikt te zijn voor
den zang. Ten minste indien de fouten in de
votming der klinkers en medeklinkers zullen
worden verbeterd en dat wel door grondig
spreekonderwijs van jongs af. Zoo waar zullen
wij dan nog rijk worden aan tenoren en
Italië naar den kroon gaan steken! En dat
alles in verband met ons physiek, onze van
nature diepe ademhaling, gespierdheid en
door gutturale klanken versterkte achterste
tongspieren. Nu blijft het echter de vraag,
of dat laatste voordeel niet zal verdwijnen
indien wij van begin af leeren voor in den
mond'1 te spreken.
Hoe het zij, Mej. van Zanten heeft opnieuw
gewezen op menig verwaarloosd punt in ons
dagelijksche spreken en door betere klank
vorming zou de hygiëne der stem werkelijk
veel bevoordeeld kunnen worden. Men moet
bewondering hebben voor spreeksters werk
lust en onderzoekingsgeest op haar gebied,
waarmede zij in ons land vrijwel alleen staat.
Na veel ervaringen en proefnemingen is
zij tot de slotsom gekomen dat de juiste
vorming der spt-aak-elementen de basis moet
vormen voor alle zang-kunst. Die elementen
moeten in alle talen onderzocht worden en
het nadeelige, zooals daar is het te nasaal
spreken der Amerikanen, er uit verwijderd
worden.
Nu geloof ik, dat deze methode, zoowel
als alle andere, door mej. v. Z. met spre
kende voorbeelden verduidelijkt, niet het
alleen zaligmakende van een zanger kan zijn.
Allereerst is noodig een mooie stem.
Menschen zonder stem of met middelmatig
orgaan moesten aflaten van den lust zanger te
worden; zij die met een goede stem be
gaafd zijn worden vaak door zangles" be
dorven, verder van huis gebracht. Mij is
het geval bekend van een zeer beroemde
zangeres die beweerde van de zanglessen
niets geleerd te hebben en alles ten minste
zoo goed te hebben gekend voor zij was
gaan leeren".
De methodes moesten zich in hoofdzaak
er toe bepalen het gehoor van den leerling
te vormen met betrekking tot den eigen
stemklank. Hiermede zouden jaren gemoeid
zijn, want de meeste zangers hooren zich
zelf niet goed. Zoodra zij een juiste voor
stelling van hun eigen stem hebben, zijn zij
op den goeden weg.
En dan vergete men niet het
allervoornaamste, dat helaas uit het oog wordt ver
loren : de muzikale vorming. Zang hoort ook
tot het gebied der muziek, hoewel menig
zanger dit niet schijnt te weten! Hoeveel
mankeert er nog aan de eigenlijke muzikale
opleiding, aan het van blad zingen, het
begrip van tekst, stijl, vormgevoel, het
zuivere gehoor der zangers en zangeressen!
Hier ware een prachtig terrein voor con
servatoria wier taak het moet zijn het zan
gersvolk van gering gehalte niet elk jaar
te vermeerderen.
SEM DRESDEN
?KÜtt/Ti
^i^_O*O?-"^^-^^ J^^E
TERmNog iets oover spelling
Op mijn artikeltje Onze Schrijfwijze" in
De Gids van 1912, no. 5, zijn eenige be
spreekingen gevolgd door voorstanders van
de Kollewijn-spelling, die echter naar mij
voorkomt, niets te niet doen van het door
mij gezegde. Een werkelijk krachtig argu
ment teegen mijne opmerkingen heb ik niet
vernoomen en het eenige wat men mij ook
verweet was anarchisme".
Hierteegen wensch ik iets in het midden
te brengen. Het is in 't geheel mijne bedoe
ling niet, om, zooals men zeide, iedereen
zijn eigen spelling te laten handhaven. Ik
heb volstrekt niet de anarchistische neiging
om mij aan eiken spellingsreegel te ont
trekken. Zoo iets kan alleen iemand
beweeren die mij moedwillig misverstaat. Ik
ben geneigd mij aan een algemeenen spel
lingsreegel te onderwerpen, mits die dan ook
worde vastgesteld door een groep van wer
kelijk bevoegde persoenen. Ik zou het zeer
goed vinden wanneer er een commissie werd
benoemd van staatsweege, die het spellings
vraagstuk ter hand nam ; maar dan moesten
Hij steunde zijn hoofd in de handen. Zijn
voorhoofd werd rimpelig en grijs als een
stuk schors.
Waarom kwam de hond niet?
Ik kan wel wachten, zei hij kalmeerend
tegen zich zelf. Hij werd steeds koeler en
rustiger. Met vaste hand doofde hij in zijn
hart het heele verleden. Zoo sterk als nu
had hij zich nog nooit gevoeld.
Nu was het zoo ver.
Een schaduw sloop langs de boomen
voorbij. Demeter sprong op, heel rustig, hij
voelde zijn hart niet meer slaan. De scha
duw kwam dichterbij. Een smal wit gezicht
werd zichtbaar. Het grint knerpte. En toen
een stem: Wel, Demeter Guschow, kom je
nu al terug ?" De stem beefde toen ze dat zei.
Toen Demeter niet antwoordde, maar
alleen het gezicht ophief en hem aankeek,
wou hij omkeeren om te vluchten.
Demeter greep hem met ijzeren hand bij
den nek.
Geerten Gossaert, wij moeten nog met
mekaar praten."
Zijn stem klonk scherp en koud.
Maar nu toch niet, midden in den nacht.
Ik heb het koud !"
Demeter antwoordde niet, greep hem
alleen bij den arm en trok hem mee.
Ga maar mee naar de windschacht. Ik
moet daar wat repareeren. Je kunt me
daarbij helpen. Ondertusschen kunnen we
alles wel bepraten."
Geerten wou zich losmaken, maar Demeter
hield hem met ijzeren hand vast.
Ga maar mee, beste jongen!" Zij gingen
langs een smal pad naar de hoogte. Beneden
ruischte de rivier. De weg werd steeds
steiler. Aardkluiten gingen onder hun voeten
los en rolden in de diepte.
'n Griezelige diepte, is 't niet, Geerten
Gossaert?"
Ga niet zoo vlak langs de kant, Demeter.
Ik word duizelig."
Dat wil ik wel gelooven. Het wordt nog
erger."
LIBERTYs
GEÏLLUSTREERDE OPRUIMIISCSCATALOCUS FRANCO
BELAMCRYKE
PRYSVERLACIMC
OPRUIMING
BELAMCRYKE
PRYSVERLACIMC
BEGINT
MAANDAC4JAHUARI
LEIDSCHESTRAAT AMSTERDAM
& HOOGSTRAAT 10
'SCRAVEMMACEBOUWT TE NUNSPEET.
Mooie boschrijketerreinen.Spoor,Tram,
Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen
M.ij DE VELUWE", Nunspeet.
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederlan
kost slechts f 1.65 per kwartaal |
RANDS YÏNS DE CHAMPAGNh
Rerrier-Jouet
. - ?*»-.-' v -.
,- .»;:*- Epernay.
CorrceSsion'naires;
SaHter&PolfsVAlaastriclit.
Brandvrij, Vochtwerend, Isoleerend,Trek- en Krimpvrij
ASBESTCEMENT
VLAKKE PLATEN, LEIEN,
OOLFPLATEST.
Eerste Nederlandsche fabriek van
Asbestcementplaten MARTI N l T",
«Jruquiusweg 113, Amsterdam.
Ongevallen O f F A N
Aansprakelijkheid W* 1« f l ? ?
Ziekten
EOKIN 151 - AMSTERDAM
Automobiel
Brand
Diefstal
er in die groep niet alleen taalgeleerden,
maar ook dichters plaats neemen. Ik zou
zelfs de taalgeleerden in de minderheid
wenschen te zien. Want het is de dichter in
de eerste plaats die het werktuig der taal
heeft te hanteeren en die dus competent ge
acht mag worden om oover de deugdelijk
heid, de bruikbaarheid, den goeden staat
van dat werktuig te oordeelen. Aan de uit
spraak van een dergelijke commissie, laat
ons zeggen van drie dichters, n belletrist
en n taaigeleerde, zou ik mij waarschijnlijk
met genoegen onderwerpen.
Dat ik een eigen spelling ging invoeren
is het gevolg van mijn verzet teegen de
poogingen van een taalgeleerde als Dr.
Kollewijn om de spelling te hervormen. Dr.
Kollewijn mag geleerd, bekwaam en schrander
zijn, het taalgevoel van een dichter heeft
Nu stonden zij op de hoogte. In de oude
schacht floot de wind. Diep beneden, aan
den overkant van het water blonken de lich
ten van de mijngebouwen als kleine sterren.
Uit de schoorsteenen spatten vlammen als
druppels bloed. En de groote wielen dans
ten door de touwen als spinnen in lange
draden. Een eentonig bonzen klonk uit de
verre gebouwen, alsof er niets gebeurd was.
De kleine kipwagens met de uitgedoofde
sintels gingen de hoogten op en af als
glimwormpjes. Een regen van vonken viel
in het dal. De struiken laaiden even op en
doofden toen weer uit.
Laten we hier een poosje rusten, beste
jongen."
Hij drukte Qeerten op een bank neer.
De jonge man beefde over zijn heele
lichaam. In zijn oogen was een dierlijke
angst. Uit zijn handen was al het bloed
geweken. Zijn knieën bewogen krampachtig.
Plotseling stond hij op.
Demeter sprong hem na.
Geerten viel languit op den grond en het
leek of hij een toeval kreeg. Alle angst
van een gemartelde ziel was op zijn gezicht
te lezen.
Demeter zette hem weer op zijn beenen.
Sta, schurk!"
Een ruwe wreedheid maakte zich van
Demeter meester. Hij genoot van de angst
van den ander. Langzaam trok hij het mes
uit zijn ceintuur en wees daarmee naar de
diepte.
Daarheen gaat je weg, Oeerten Gossaert!"
De ander wierp zich als in waanzin op
Demeter.
Zij worstelden als beesten met elkander.
Rotsblokken rolden in de diepte. Het hek
van de schacht kraakte.
Geerten schreeuwde luid. Hij had een
hand van Demeter te pakken gekregen en
beet zich daarin vast.
Een luide gil brak de stilte.
Geerten had Demeter den vinger afgebeten.
Demeter had zijn hand vrij.
hij niet. Dat hij enkele dichters oovertuigde
bewijst alleen zijn suggestief vermoogen en
hun vatbaarheid voor zijn suggestie. Het
bewijst niet dat hij gelijk heeft.
Dat het onpraktisch is en onduidelijk
beedelen" en bedeelen" op dezelfde wijze
te spellen kon hij niet, en kan niemand
weerspreeken. Zijn verzet teegen de spelling van
de Vries en te Winkel was op zich zelf
zeer lofwaardig, maar als hij van een deug
delijk beginsel was uitgegaan, dan had hij
het onderscheid tusschen ligt" en licht"
en digt" en dicht" onmiddellijk hersteld.
Hij ging echter uit van het beginsel van
gemakkelijkheid bij het onderwijs. Dat is
een onderwijzersbeginsel, waarmee de dich
ter niets te maken heeft en waardoor de
schoonheid en vereedeling der taal in gevaar
komt. In Nederland is dit vrijwel algemeen
Hij greep Geerten aan het middel en hief
hem hoog op.
Toen vloog het lichaam in een boog over
het hek en rolde met een bons in de diepte.
Van den anderen kant gaf de echo het
geluid tienvoudig weer.
Demeter ademde als van een last bevrijd.
Hij bond zijn zakdoek om de stomp van
zijn vinger en ging naar het dal.
Een groote leegte was in hem. Als
aschregen was de lucht om hem heen.
Ver in het oosten verscheen een
bloedroode streep.
Aan den straatweg stond Demeter stil. Op
zij lag zijn huis. Spookachtig wit was het
tegen den donkerblauwen morgenhemel. Uit
een van de ramen scheen licht. De schoor
steen begon te rooken. Een lange grijze
streep, van boven breed als een gewaad
steeg in de lucht.
Dat was Demeter Guschows liefde.
Hij keek in de opgaande zon. Aan den
horizon stonden groote zwarte boomen als
mannen in doodgraversmantels. En daar
boven welfde de hemel als de koepel van
een dom.
Een troep vrouwen kwam voorbij. Zij
gingen naar de mijn en groetten Demeter
vriendelijk.
Hij spuwde op den grond en dacht: mor
gen zal zij er ook bij zijn. Dan heeft ze
haar zin. Ze zijn niet beter waard dan dat
ze voor den kipwagen gespannen worden
en met de zweep voortgedreven.
Hij rekte zich uit en schudde de laatste
gedachte aan wat hier was van zich af. Met
groote oogen ging hij de zon tegemoet.
Steeds verder naar den goud vlammenden
hemel toe.
Hij keek geen enkelen keer om.
De groote zwarte boomen sloten zich
achter hem.