Historisch Archief 1877-1940
3 Jan. '15. No. 1953
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VÓR NEDERLAND
Nieuwjaars-gedachten
Strijdend laten wij een jaar achter, strijdend
beginnen wij een nieuw.
Zeker! Ook wij vrouwen!
Strijd was altijd en zal altijd zijn, alom.
Strijd doet ontstaan het nieuwe; den
menschen de zorg dat dit nieuwe ook het
betere zij.
In den oorlog strijdt de massa, het indi
vidu volgt, daar buiten strijdt het individu
en volgt de massa.
Laten wij strijden op welke manier het
van ons gevergd wordt, het zij den
heldenkrijg met velen ons leven gevend, hetzij
vooraan in den intellectueelen strijd, onze
gaven gebruikend anderen ten zegen, hetzij
dien stillen kamp dien ieder kent, dien ook
wij vrouwen voeren, zoo ongemerkt, be
scheiden en toch zoo hevig.
Geen grooter vijand dan ons zelve, we
bedriegen ons zelf, we vleien ons zelf, we
koopen ons zelf om, ten strijd tegen den
vijand in ons. Laten wij aanvallen het
egoïsme, laten wjj de jalousie verjagen en
de leugen dooden.
Laten wij slag leveren, telkens weer op
nieuw, opdat na elke overwinning opbloeie
het betere.
Zoo kom, nieuw jaar, vindt ons toegerust
met moed en. wilskracht, wees ons een
slagveld waaro'p wij gaan ter zege.
HANNA VAN LINGEN
Een goede opvatting?
Dezer dagen sprak ik met een beschaafd,
intellectueel man over den oorlog. Hij was
volstrekt niet wat men noemt pro-Duitsch,
doch had een groote bewondering voor de
uitstekende organisatie en de ongeëvenaarde
discipline in het Duitsche leger. Als de
Duitschers het winnen zoo was zijn con
clusie zullen zij het te danken hebben
aan de Duitsche vrouwen.
En als antwoord op mijn verbaasd vra
genden blik : ja, want het is bewonderens
waardig hoe de Duitsche vrouwen haar
echtgenooten en zonen vol trotsch naar het
front laten trekken, en hen met moed weten
te bezielen voor de vast te verwachten over
winning. En hij herhaalde nog eens: als
Duitschland wint, dankt het dit aan de
Duitsche vrouwen ; voor die vrouwen heb
ik de grootste bewondering.
Nu was ik het volstrekt niet met bedoelden
heer eens, en zelfs na lang nadenken over
het vraagstuk, kan ik het nog niet met hem
eens worden. Van hoeveel zelfopoffering het
moge getuigen, dat vrouwen haar echt
genooten, haar kinderen afstaan ten dienste
van het vaderland, zoo zijn er toch ook in
dit opzicht grenzen, en het maakt m. i. een
groot verschil of men zulk een offer brengt
noodgedrongen en met een bloedend hart,
dan wel vol blijmoedige trots.
Dit laatste nu, doen de Duitsche vrouwen ;
ware het anders, zij zouden niet toestaan
dat hun jongens van 16 jaar en nog jonger
(we lezen immers meer dan eens van
soldaatjes die 13 jaar oud zijn ! niet toestaan
om als vrijwilliger dienst te nemen.
En toch is de Duitsche vrouw een trouwe,
aanhankelijke echtgenoote en zij heeft haar
kinderen lief als iedere andere moeder.
De fout schuilt dunkt mij hierin, dat de
Duitsche vrouw hier is natuurlijk de massa
bedoeld nog niet zelfstandig genoeg is,
geen eigen oordeel heeft ten opzichte van
de publieke zaak. Zij is opgevoed in aan
bidding voor het militarisme, in verafgoding
voor het groote Duitsche vaderland.
Vaderiiiiiiiiiiiiiiiliiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiii ...... IIIMIIIIIIIIIIIIIIIII
Een plantenliefhebber
De storm heeft een paar takken uit de
broze populieren gebroken en op den grond
geworpen. Dadelijk waren de wilde konijnen
erbij en in een paar dagen en nachten de
werkuren van 't dier zijn nog al merkwaar
dig over het etmaal verdeeld hebben zij
de takken geheel en al ontschorst. Niet dat
de honger hen daartoe dreef, behoudens een
paar dagen in November hebben wij nog
geen vorst gehad en alles wat het konijn
begeert groent en groeit nog dat het een
lust is. Maar voor dezen knager geldt meer
dan voor eenig ander dier het gezegde:
verandering van spijs doet eten.
Sir Herbert Maxwell, een van de meest
energieke konijnenhaters, die er bestaan,
lahdsliefde is ook voor de Duitsche vrouw
de deugd bij uitnemendheid, de deugd
waarbij alle andere achterstaan.
Verdenkt mij niet van
onvaderlandslievendheid, wanneer ik een dergelijk hoog
opgevoerd patriottisme afkeur. Als men
de vrijheid van zijn land bedreigd ziet,
is het plicht haar te verdedigen, met op
offering van eigen leven, zoo het moet. En
de vrouwen die haar mannen en zonen van
dien plicht zouden trachten af te houden,
zouden geen goede, flinke vrouwen zijn.
Doch iets anders is het trotsch te zijn dat
men zoo of zooveel zoons in het leger heeft
en man of kind, dit laatste in de letterlijke
beteekenis,'met vreugde naar het front ziet
trekken, een bijna zekeren dood of levens
lange verminking te gemoet. Wij mogen en
moeten van de hedendaagsche vrouwen een
andere levensbeschouwing verwachten. De
vrouwen in de eerste plaats moeten in ieder
land de bestrijdsters zijn van den
oorlogsgeest en het militarisme. Zij moeten haar
kinderen leeren, dat er een vaderlandsliefde
bestaat, die niet gegrond is op zucht tot
expansie en o verheersching, doch die beoogt
de volkskracht te verhoogen, de volksont
wikkeling te bevorderen. ledere vrouw moet
er van doordrongen zijn dat beschaving
en oorlog niet kunnen samengaan, en dat
het hoog tijd wordt dat het menschelijk ver
nuft zich met andere zaken gaat bezighouden
dan de verbetering van verniel- en
moordwerktuigen.
Doch om aldus de pioniersters te zijn
voor eene vredelievende wereldbeschouwing,
eene waarin niet het zwaard maar het recht
het hoogste woord zal voeren, moeten de
vrouwen een zelfstandig oordeel hebben,
en begrijpen dat zij als vrouw ook in het
maatschappelijk leven een andere moraal
hebben hoog te houden dan die welke haar
wellicht van hoogerhand wordt ingeprent.
? Wij verwachten immers zooveel van een
samenwerking van mannen en vrouwen, niet
enkel in het huisgezin, maar ook in het
beheer van stad en staat, omdat man en
vrouw, met hun verschillende opvattingen,
elkander aanvullen en aldus de zaken gron
diger en beter behandelen dan een van beide
seksen alleen ? Om dit te bereiken is het
echter in de eerste plaats noodig dat de
vrouwen haar specifiek vrouwelijke eigen
schappen behouden en tot uiting brengen,
en zich niet eene meening laten opdringen
die indruischt tegen haar natuur en wezen.
Wanneer de Duitsche vrouwen blijven
handelen, en denken zooals zij thans doen,
is dit een verkrachten van haar vrouwzijn,
iets wat haar niet tot eer kan strekken, doch
er veeleer op wijst, hoe noodig het is dat
ook zij tot meer zelfstandigheid geraken.
Laten wij ook in dit opzicht op een betere
toekomst hopen.
F. S. VAN BALEN-KLAAR
Aan Amsterdam's vrouwen
Sedert eenigen tijd wordt een oproep uit
gezonden aan de Amsterdamsche vrouwen.
Doch allen of mogelijk wel de meesten heeft
deze nog niet bereikt. Het doel, allen onge
twijfeld sympathiek, is door kleine
wekelijksche schenkingen van minstens 10 et. gelden
bijeen te brengen voor het Amsterdamsche
steuncomité.
Het is mevr. B. Mendes da Costa, die dit
plan vormde en er de regeling van op zich
neemt.
Een wekelijksche storting van 10 et. zal
zeker in de meeste huishoudens niet worden
gevoeld, maar vele kleintjes maken n
groot. Als wij lezen dat de 1ste week werd
afgedragen f 105, en deze som thans in de
lle en 12e week is gegroeid tot bijna f 700,
dan spreekt daaruit duidelijk de macht van
het kleine. De hulp van Amsterdam's vrouwen
aan het plaatselijk steuncomitéis zoodoende
waarlijk niet gering te achten.
Er spreekt een heldere blik .en practische
geest uit een dergelijke organisatie.
IMIIMIIIIIIIIIIMIIIMIIMIIIIIMItllllllllllMIIIIIMHIIIlnlIMIIIHIIIIIIIIIIIIIIIII
zegt, dat die dieren handelen uit baldadig
heid en vernielzucht en uit sheer
cussedness", louter-en-alleenige vermaledeydheid.
Ook spreekt hij anders een zeer beschaafd
en gematigd mensch van het
ever-to-beexecrated rabbit. Dergelijke gevoelens zijn
aan te moedigen. Qoelhe, om van hoogere
leiders niet eens te gewagen, heeft al meer
dan honderd jaar geleden vermaand:
besonders keinen Menschen hassen" en des
te meer lijkt het mij onnoodig en overbodig
om gevoelens van haat te koesteren jegens
een, ja, redeloos dier.
Met het kaalknagen van afgewaaide takken
doet het dier dan ook geen kwaad. Erger
is het. wanneer ze zich aan levende struiken
vergrijpen en wanneer een heele horde,
zooals op bijgaande foto te zien is in twee
nachten tijds tot zoo hoog een konijn reiken
kan al de schors van al de stammetjes en
twijgjes van een boschje wegvreet, dan is
dat zoo goed als veroordeeld. Door de schors
toch worden de voedingsstoffen, die in de
bladeren zijn toebereid naar de wortels
gevoerd, die dus zoodra de schors is ver
nield, moeten verhongeren. Menige struik,
met name ook het kardinaalsmutsje, weet
Boschje>an kardinaalsmuts, kaalgeknaagd door konijnen
Kleeding van de maand
A B
A Avondtoiletje van lichtgeel crêpe de
Chine, afgezet langs de fichu met
barnsteenen kraaltjes.
B Kinderjurkje van rood en blauwe
streepjesstof met donker blauw
schortvormig overjuikje.
Wij twijfelen niet of velen, voorheen der
zake onkundig, zullen thans wel willen
helpen, en jonge meisjes, die de kleine gaven
wekelijks bij vrienden en kennissen ophalen
zullen er ook nog wel worden gevonden.
Waar in deze moeilijke tijden aan ons
vrouwen om hulp wordt gevraagd, staan wij
allen solidair pal en doen wij gezamenlijk
wat onze hand vindt om te doen.
Het adres van mevr. B. Mendes da Costa
is: Weesperzijde 70. Eén briefkaartje schrij
ven en verder wordt u alle moeite ontnomen.
* « *
Thee schenken
Wie lekkere thee wil schenken, lette op
de volgende voorschriften.
T r e k p o t. Deze moet liefst van steen
zijn en anders een nikkelen of vernikkelde.
Ijzer geeft een onaangenamen smaak.
Ook gebruike men vooral niet denzelfden
pot om koffie en thee te zetten. Daardoor
verkrijgt men een drank, die 't midden houdt
tusschen koffie en?thee, en onsmakelijk is.
Na gebruik wordt de pot met water omge
spoeld en open weggezet. Sluit men hem,
dan wordt hij spoedig muf.
Ruikt de pot door een of andere oorzaak
minder frisch, dan houde men hem onder
de] waterkraan en late het water er ruim
over en vooral ook door de tuit loopen.
O p g i e t e n. De trekpot wordt liefst z
groot genomen dat de geheele benoodigde
hoeveelheid in eens gereed en bijgieten dus
onnoodig is.
Met flink heet water spoelt men den pot
om, daarna gaat het vaste aantal schepjes
thee daarin (de ondervinding leert hoeveel)
en giet men den pot vlug vol met kokend
water, d. w. z. met water, dat juist kookt,
niet met water, dat bijv. reeds vijf minuten
heeft gekookt. (De laatste fout wordt veel
gemaakt).
Trekken. Hoeveel fabrikanten van
theezich dan nog te redden, door uit het wor
telstelsel met behulp van de voorraden die
daar opgestapeld waren, nieuwe bebladcrde
twijgen te ontwikkelen, die dan de wortels
van voedsel kunnen voorzien. Doch wanneer
de konijnen den tand er aan houden om elk
nieuw twijgje dadelijk te vernielen dan is
de strijd verloren. Zoo is dan ook dit mooie
boschje dat iederen winter met zijn oranje
zaden tal van groote lijsters en kraanvogels
voedde, geheel te gronde gegaan.
Inderdaad is het konijn door zijn
vraatzucht en door zijn talrijkheid een belangrijke
factor voor de ontwikkeling of beter gezegd
den achteruitgang van onze flora. En zeer in
't bijzonder worden altijd de nieuwe planten
beknaagd, de eeuwigdurende hongerlijder
schijnt zich bij iedere hem nog onbekende
plant dadelijk de vraag te stellen: kan men
die eten? en doorgaans luidt het antwoord
bevestigend. Daardoor is het konijn de groote
vijand van alle pogingen om onze woeste
gronden te bebosschen. Toen het
staatsboschbeheer een jaar of twintig geleden de
bebossching van de duinen bij Bergen en
Schoor! ging beginnen zijn eerst door het
zoo vrijgevig mogelijk verstrekken van
jachtpermissies de konijnen in die streek zoo
niet uitgeroeid, dan toch teruggebracht tot
een zeker, aantal. In andere streken, waar
men ter wille van het jachtvermaak de
konijnen wil sparen, omgeeft men de te be
bosschen perceelen met ijzergaas. Dat moet
een goed stuk diep in den grond worden
ingegraven en mag ook niet te laag zijn,
want anders graven ze een tunneltje onder
de versperring door, of ze klimmen er over
heen. Ik heb wel gezien, dat een konijn zich
openterde tegen een ijzergaas ter hoogte
van ruim n meter, en eenmaal bovenop
gekomen, liet het zich aan den anderen kant
gewoonweg neervallen. Wie weet hoe hij
eerst aan de andere zijde van het draad had
zitten te watertanden naar de lekkere drie
jarige Oostenrijksche dennetjes, waarvan je
zoo makkelijk de knoppen bereiken kunt.
't Is buitengewoon leerzaam den planten
groei aan weerszijde van zoo'n omheining
te vergelijken. Die konijnen zijn om zoo te
zeggen echte armoedzaaiers. Waar zij welig
tieren wordt de plantengroei van een
troostelooze eenvormigheid vooral wel doordat
zij de kiemplanjes, die opschieten uit de
zaden, door den wind of de vogels over
het terrein uitgestrooid, dadelijk verorberen.
De achteruitgang van den plantengroei in
onze duinen wordt voor een groot deel
geweten aan de daling van den
grondwaterlichtjes hun waren ook aan den man trachten
te brengen, deze zijn uit den booze. Thee
hoort' niet op een lichtje, doch onder een
hoes" of op den wasem van een ketel.
Zet men den theepot op een lichtje, waarop
hij dan dikwijls uren blijft, zoo wordt de
thee onsmakelijk.
Bijgieten van water, het is reeds gezegd,
is nooit wenschelijk. Stellig mag dat niet
geschieden met water uit een bouilloir die
uren op een lichtje of spiritusvlammetje
staat te pruttelen.
Dat pruttelen doet zoo'n bouilloir of zpo'n
theepot uit ergernis dat men een stnakelijken
drank moedwillig uit sleur bederft.
Is de pot leeg en heeft men meer thee
noodig, zoo zette men eenvoudig een nieuwe
hoeveelheid.
* * *
Ons Kookboek
Vele lezeressen zijn zoo vriendelijk ge
weest ons reeds recepten toe te zenden.
Wij meenden dat het aardig zou zijn, deze,
en zoo wij hopen nog vele andere, saam
te brengen onder.het hoofd ONS KOOKBOEK''.
Wij vestigen er nogmaals de aandacht op,
dat ons worde gezonden, familie-recepten,
dus geen spijs-bereiding overgeschreven uit
onze zoo bekende en verdienstelijke
Nederlandsche kookboeken.
Gaarne zouden wij tevens ontvangen:
wenken voor het garneeren van eenvoudige
huiselijke schoteltjes bij de lunch of het
middagmaal, in vele gezinnen wordt daar
van met zooveel smaak werk gemaakt. Ook
de afternoon tea" met haar sierlijk opge
maakte kristallen schaaltjes of
Delftschblauwen borden mag niet worden vergeten.
Voor de lunch
GARNALEN CANAPÉTJES
Ontdoe dunne sneetjes wittebrood van de
korst en snijd er nette reepjes van, ongeveer
6 cM. lang en 4 cM. breed. Maak een sma
kelijke ragout van de volgende
bestanddeelen: 3 ons garnalen, 3 D.L. bouillon,
melk, of een in water opgelost Maggiblokje,
30 Gr. bloem, 60 Gr. boter, V2 uitje, peper,
noot en een paar druppels citroensap, naar
smaak.
Het zeer fijngehakte halve uitje in de boter
even fruiten (niet bruin), de bloem en het
vocht er aan toevoegen. Laat alles goed
doorkoken na bijvoeging van de kruiderijen.
Dan de garnalen er door roeren en het
allerlaatst de peterselie. Een eidooier ver
hoogt de smaak, is echter niet noodig).
De sneetjes brood met deze massa dik
beleggen en ze in den oven plaatsen na ze
bestrooid te hebben met paneermeel of
fijne beschuitkruimels.
De ranapétjes moeten dan croquant zijn en
mooi bruin.
C. E.
EEN ARGENTIJNSCH GERECHT
Guiso
Men kan hiervoor evengoed vleeschresten
als verscn vleesch gebruiken.
In een flink stuk boter (in Argentinië ge
bruikt men beste olijfolie), f ruit men een
gesnipperde halve ui lichtbruin. Laat het in
dobbelsteentjes gesneden vleesch hierin
smoren en voegt er wat overgebleven jus,
bouillon of een in water opgelost Maggi
blokje aan toe. Kruid het met wat peper of
paprica, zout, nootmuskaat, thijm en
marjolijn en enkele druppels Worcestershire sauce.
Nu laat men alles ongeveer 20 min. zachtjes
doorstoven, zorgende, dat het mengsel goed
vochtig blijft. Daarna voegt men er 8 a 10 in
schijven gesneden ongekookte aardappelen
aan toe en wanneer deze goed gaar zijn, een
half blik fijne doperwten of slaboontjes en
stooft dan alles nog eens goed door.
Men kan dit gerecht opdienen op een
platten schotel (Argentijnsche manier). Hier
doe ik het in een vuurvasten schotel en
laat er een korstje op bakken.
C. E.
***
Yoghurttaart
Voor de bewoners der landen van
OostEuropa vormen spijzen met Yoghurt bereid
eene schotel op den dagelijkschen disch.
Wat men in Bulgarije Yoghurt noemt heet
bij de Weeners Fopfen.'.
Ziehier het recept voor een Fopfenkuchen"
of Yoghurttaart.
In een beslagpot worden 350 gram fijne
tarwebloem, 50 gram boter, 2 eieren; zout
en suiker (naar smaak) en 10 gram in melk
opgeloste gist met Y* liter lauwe melk tot
een stevig beslag geroerd, dat l uur moet
rijzen. Voor de bovenlaag worden 250 gram
Yoghurt, 2 eierdooiers, 30 gram suiker, 2
eetlepels room en wat rozijnen flink door
een gewerkt.
Het beslag komt in een vorm, de boven
laag wordt er gelijkmatig over uitgestreken,
het geheel moet nog even rijzen en wordt
dan ruim een half uur in een matig warme
oven gebakken.
Koud en met suiker bestrooid, wordt het
gebak opgediend.
L. K.-G.
* # *
Correspondentie
Mevr. L. K.?G. Het is mijn plan in 't
vervolg Donderdags tusschen 2?3 uur op
't kantoor van de uitgevers Keizersgracht 333
aanwezig te zijn. Gaarne wacht ik uw be
zoek aldaar af.
Mevr. B. M. d. C. Zou 't u k schikken
mij een der volgende Donderdagen ten kan
tore Keizersgracht 333 te komen opzoeken ?
* ? *
Verzoeke alle stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden:
Koninginneweg 93, Haarlem.
ONZE GROOTE JAARLIJKSCHE
IIEITIIIMITVEIIIIF
BEGINT
MAANDAG 4 JANUARI 1915
UITSLUITEND ARTIKELEN VAN DIT SEIZOEN
TOT STERK VERMINDERDE PRIJZEN
MAGAZIJN DE BIJENKORF"
AMSTERDAM
iiimnmimmnminnnitiiHnMimiuiiiiiiiiiiMtMimiiiiiiiiMiiitmiMiiii
stand tengevolge van afgraving, kanalisee
ring en waterleidingen en daar mag wel
veel van waar zijn. Doch wie de flora
van de omheinde stukken vergelijkt met die
van de terreinen waar het konijn onzen toe
gang heeft, moet wel den indruk krijgen,
dat ons knagertje de hoofdschuldige is.
Nu zou men zich allicht voorstellen, dat
een streek waar het konijn uit alle macht
huishoudt ten slotte in een woestijn zou
verkeeren. Gelukkig echter zijn er planten,
die tegen hem opgewassen blijken. Absoluut
konijnenvrij (?rabbit-proof" zegt Maxwell)
is geloof ik geen enkele plant, vooral niet
in het jeugdstadium. Duinroosjes,
eglantieren, duindoorns, bramen, worden gaandeweg
onaantastbaar door hun stekels en dorens,
kardinaalsmuts, kruipwilg en liguster redden
zich door die wortelloten en ook wel door
een zoo dicht twijgenstelsel, dat het konijn
er maar zelden in slaagt om de schors over
den geheelen omtrek weg te vreten en zoo
lang dat niet gebeurd is, bestaat er geen
gevaar.
Heel mooi is het hoe kruipwilligen en
ligusters in verloop van tijd veilige vestingen
vormen waar binnen andere planten rustig
kunnen ontkiemen en ongestoord opgroeien.
Van beide heestertjes groeien op onze zand
gronden variëteiten met neerliggende, men
zou zelfs kunnen zeggen kruipende twijgen
Nu komt het konijn en bijt daar de toppen
af. Dat doet hij zoo netjes, alsof ze er met
een mes of met een scherpe zeis afgesneden
waren, en schuinweg, geheel volgens de
regelen der snoeikunst. De beleedigde
heestertjes maken nu uit hun zijknoppen
nieuwe twijgen, waar het konijn weer de
toppen afbijt en zoo ontstaat een dichte
pruikebol van takjes, die zich uitbreidt naar
alle kanten en die in den loop der jaren een
middellijn van verscheidene meters kan
krijgen. In het oudste gedeelte, middenin,
kunnen de twijgen zich verder vrij ontwik
kelen, want door die warwinkel van dichte,
kleine takjes aan den omtrek kan het konijn
zich geen weg banen. Daar komen dus
hoogere heestertjes; aan hun voet hebben
zich al lang afgevallen bladeren opgehoopt
en daar is ook mos gegroeid. Het duurt niet
lang of daar ontkiemen nu allerlei kruiden,
zoodat zoo'n liguster- of kruipwilgeiland ten
slotte een bloemrijke oase kan worden.
Maxwell geeft onder zijn konijnenvrije
planten ook de orchideeën op, maar dat
komt helaas bij ons niet uit. De konijnen
in het Bloemendaalsche duin eten orchideeën
even graag als de meest gewone grasjes.
MmiiiiiiiiiimiiMiitiiiiiimiiitHiiHimnmiiiii
't Is een eigenschap, die ze pas in den
laatsten tijd verworven schijnen te hebben.
Een jaar of tien geleden kon ik mij hier
volop verlustigen in den bloei van de mooie
wespenorchis Epipactis latifolia, maar dat gaat
tegenwoordig alleen nog in de afgeheinde
stukken. Overal waar 't konijn komt,vindt men
met inderdaad bewonderenswaardige nauw
gezetheid alle bloeitoppen van die planten
afgebeten. Het onderste, bebladerde deel
van den stengel laten ze zitten en zoo kan
de plant dan nog wel voort vegeteeren en
zelfs zijn energie geheel gebruiken voor
het aanleggen van zijscheuten. Wordt nu
misschien het gedeelte waar dergelijke
kortgehouden planten staan, afgerasterd, dan
ontwikkelen zich prachtige, weelderige
bloeistengels met soms meer dan honderd
forsche, donker gekleurde bloemen. Een
mooie compensatie!
Er is dus toch nog iets goeds in dat
ever-to-be-execrated rabbit. Daarbij komt
nog dat het zonder opzet tal van
duinplanten uitzaait. De ruige vruchtjes van
hondstong, slangenkruid, walstroo blijven
in 't voorbij gaan aan zijn vacht kleven en
komen ten slotte terecht op de plekken
waar de beesten gezellig siesta houden en
zich schoon krabben. Op zulke plekken
liggen de bekende konijnuitwerpseltjes dich
ter dan gewoonlijk ze liggen zoowat
overal en juist daar vindt men nu ook
weer veel kiemplantjes van die planten
met name van het gele walstroo, dat mis
schien wel den naam van konijnen-bedstroo
zou kunnen verdienen. Ook wijzen die
planten dikwijls de plek aan, waar een
konijn onder de opeenvolgende aanvallen
van hermelijnen en bonte kraaien is bezwe
ken. Zijn botjes liggen dan nog daaromtrent.
Of ik nu het konijn uit de duinen zou
willen missen ? Neen, niet graag. De tegen
woordige modus vivendi lijkt mij wel ge
schikt om bestendigd te worden. In de
ruime goed afgeperkte stukken kan een
rijke flora zich ongestoord ontwikkelen en
in 't overige gebied leidt het mooie knaagdier
zijn leven vol afwisseling, zelf de planten
wereld belagend en op zijn beurt zelf
belaagd door hermelijn en bunsing, uil, valk
of de stugge egel. Een leventje van in
spanning en angst afgewisseld met
ravotpartijen in de maneschijn, spel van graafwerk
en genotvolle rust op zonnige hellingen.
JAC. P, THYSSE