Historisch Archief 1877-1940
re
's,
6
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
3 Jan. '15. No. 1958
Een belangrijk koloniaal geschrift
Zooals men weet, werd een tiental jaren
geleden op Java en Madoera (de
Vorstenlanden en de particuliere landerijen uitge
zonderd) een onderzoek ingesteld naar de
welvaart van de inlandsche bevolking. Dat
onderzoek, door eene centrale commissie
geleid, strekte zich uit over alle mogelijke
onderwerpen: grondbezit, cultures,
landbouwtechniek, irrigatie, veestapel, pluimvee
teelt, visscherlj, handel, nijverheid, verkeer,
adat, hygiëne, desa-huishouding, en wat niet
al. Geen wonder, dat er jaren mee gemoeid
bleken om de over al deze zaken verzamelde
gegevens te schiften, te rangschikken en
overzichtelijk te maken; geen wonder ook
dat de folianten, waarin ze werden
saamgebracht, gaandeweg een eerbiedwaardige,
om niet te zeggen bedenkelijke ruimte in
beslag gingen nemen. Er begon gevaar te
dreigen, dat, wanneer eenmaal alle resultaten
van het onderzoek gepubliceerd zouden zijn,
niemand meer een behoorlijk overzicht over
het geheel zou hebben, en dat aan het kost
bare, met zooveel moeite en zorg verzamelde
materiaal slechts ambtenaren en snuffelaars
te gast zouden gaan.
Het was daarom een goed denkbeeld van
de regeering om de uitkomsten van het
welvaart-onderzoek in een beknopt geschrift
te doen samenvatten. Dat geschrift ligt nu
voor ons, op het omstagvel vermeldend:
Algemeen overzicht van de uitkomsten
van het welvaart-onderzoek gehouden
op Java en Madoera in 1904?1905;
opgemaakt ingevolge opdracht van
Zijne Excellentie den Minister van
Koloniën door C. J. HASSELMAN.
's Gravenhage, Mart. Nijhoff, 1914.*)
Het komt ons voor, dat Staatsraad
Hasselman, wien de samen
stelling van dit
overzicht werd opgedragen,
toen hij nogin Indischen
dienst was, zich op uit
nemende wijze van zijn
taak gekweten heeft.
Zijn boek is niet ge
worden een droog relaas,
een dorre opsomming
van alles en nog wat,
een boek dat men even
opneemt om het ten
snelste weer weg te
leggen, maar een tot
verder lezen noodende
encyclopaedie, veelzij
dig de inlandsche
maatschappijweerspiegelend;
een boek dat in een be
hoefte voorziet.
Want wie, die door
verblijf in Indië of door
zijn werkkring Indische
toestanden kent of daar
mede gestaag in aan
raking komt, heeft niet
vaak moeten glimlachen,
wanneer hij den
huisvasten Nederlander, hij
zij al dan niet lid van de
Staten-Generaal, over
Insulinde hoorde orakelen? Welke ingewijde of
deskundige heeft zich niet wel eens in stilte
geërgerd over de oppervlakkigheid van het
oordeel" van menigen Nederlander over
koloniale vraagstukken? Inderdaad, er bestaat
behoefte in Nederland aan voorlichting op
koloniaal gebied, en al wordt in den laatsten
tijd veel gedaan om die voorlichting te ver
strekken en belangstelling en liefde voor
Eene batikster
Sawah-arbeid
ons schoone en kostbare Indië aan te wak
keren, een boek als dit kan niet worden
gemist. K ?»>, -\
Maar niet alleen den belangstellenden
Nederlander, die Indië nimmer met eigen
oog aanschouwde, moet dit boek welkom
wezen, ook- voor den Indischman, voor
den kenner van Indië is het van het grootste
belang. Wij leven in een tijd waarin alles
ontzettend snel groeit, zich vervormt, zich
ontwikkelt. Nergens is stilstand; overal is
beweging, vooruitgang, bewustwording. De
maatschappij, zou men kunnen zeggen, groeit
hoorbaar.
Maar juist daarom is kennis van de
maatschappij meer dan ooit vereischte. Want
die groei brengt mede dat het maatschap
pelijk samenstel ingewikkelder, moeilijker
te overzien wordt; dat tal van behoeften
om voorziening vragen waaraan te voren
niet behoefde gedacht. Zoo ooit, dan is
thans een laisser-aller" uit den bopze. Wij
moeten met onzen tijd meegaan, wéten wat
er omgaat, in het bijzonder voor zooveel
het ons eigen land en onze eigen koloniën
betreft. En.als het nu waar is, wat wij bij her
haling in woord en geschrift vernemen en
waaraan eigenlijk ook wel niemand meer
twijfelt, n.l. dat de inlandsche maatschappij
in Indië, bepaaldelijk die op Java, stoffelijk
en geestelijk vooruitgaat, dan is het immers
plicht met die evolutie rekening te houden,
ja meer dan dat: haar in de hand te werken!
Daarvoor is in de eerste plaats kennis
van de inlandsche maatschappij noodig, en
het mooie van het door den heer Hasselman
samengesteld overzicht is dat het die kennis
in ruime mate verstrekt.
In de Inleiding" van het overzicht schrijft
de heer Hasselman, dat een scherp omlijnd
beeld van Java's economischen toestand
niet gegeven kon wor-'
den. Het eiland Java
vertoont op economisch
gebied den
nauwlettenden toeschouwer een
bonte staalkaart van de
meest uiteenloopende
toestanden en verhou
dingen. Geen wonder dat
een plaatselijk onder
zoek, in betrekkelijk
korten tijd ingesteld
door een geheel korps
Europeesche en Inland
sche ambtenaren, zich
oploste in een bonte
staalkaart van de meest
uiteenloopende
me.cningen. Het is mijn
streven geweest uit
dezen brouwketel van
opvattingen en gevoe
lens iets te distjlleeren
wat aangemerkt kan
worden als eene
communisopinio.Waar zulks
ondoenlijk bleek, is ge
tracht in ieder geval
zooveel mogelijk recht
te doen wedervaren aan
de verschillende dikwerf
tegenstrijdige opvat
tingen. Zoodoende zal het hiervolgend over
zicht in de eerste plaats kunnen dienen om
eenig inzicht te geven in den bestaanden
strijd van meeningen inzake de verschillende
factoren, die Java's welvaart beheerschen.
In de tweede plaats is gestreefd naar
vastlegging, voor zoover zulks mogelijk was,
van het peil van Java's welvaart omstreeks
1905. Wel is waar zijn sinds bijna tien jaren
verloopen, waardoor verschillende gegevens
actualiteit missen, maar hierin is ten deele
voorzien door vermelding in de noten van
sommige latere gegevens, terwijl in andere
opzichten de toestanden in hoofdzaak on
veranderd zijn gebleven. Zoodoende zal
hetgeen thans vastgelegd is een punt van
uitgang en vergelijking kunnen vormen voor
het geval in de toekomst andermaal de
wenschelijkheid mocht blijken een onderzoek in
te stellen naar de vraag, of Java's welvaart
vór- dan wel achteruitgaande is."
Wij meenen niet te veel te zeggen wan
neer wij het werk kenschetsen als een boek
van historische beteekenis, als een mijlpaal
op den weg van Insulinde's ontwikkeling.
De plaats, welke Nederlandsch-Indië in het
wereldverkeer en in de wereldproductie in
neemt, is in de laatste jaren beduidend
belangrijker geworden, en voor eene
algemeene en blijvende opleving van de inland
sche maatschappij staan de kansen niet
kwaad: de gedwongen cultures behooren tot
het verleden; de afschaffing der nog over
gebleven heerendiensten op Java zal binnen
enkele jaren een voldongen feit zijn; het
lager- en 't landbouwonderwijs gaan met rasse
schreden vooruit; van het middelbaar onder
wijs woidt in toenemende mate gebruik
gemaakt; het credietwezen helpt en steunt
waar het kan ... waarlijk, nimmer stond de
inlandsche maatschappij er gunstiger voor!
Moge dit boek er het zijne toe bijdragen
om haar duurzaam van de vroegere apathie
te verlossen.
ST.
's-Gravenhage, 20 Dec. '14.
*) In den handel verkrijgbaar voor f 1.?.
(Het werk is niet geïllustreerd.)
Het snijden van stempels voor het bedrukken van weefsels
MMliiijiilfliliiiiilllllfifllllllllfjlliiilltilillllflflllitiiiitiJiJiiiiiriiiiftfffiiiiliiliiflltiffillllillllffllilJlililiiiillltftfliliiiirilliiirrif'iiiiiillilllll/flllflllllliilrcilllliiiii'i
Wanneer een ontwikkelde Oosterling de
afgeloopen Kerstdagen de heiligste christe
lijke feestdagen van het jaar eens de
verschillende programmas van de theaters
in Holland's hoofdsteden met kennis van
westersch tooneel had bekeken, zou het hem
zeker opgevallen zijn, hoe weinig, of liever
hoe in 't geheel niet de hooge, religieuze
ernst dier dagen daarin weerspiegeld is. Hij
zou daarbij vanzelf de conclusie gemaakt
hebben: het godsdienstige en filosofische
leven (ik neem godsdienstig en filosofisch
bij elkaar, omdat het in 't Oosten eigenlijk
n is) van Holland, zoo het al werkelijk
diep geworteld is in het hollandsche volk,
staat buiten het tooneel, dat er zoo goed
als niets mede te maken heeft.
In het muzikale leven van Holland is dat
anders. Tegen Kerstmis kwam het
Weihnachts-Oratorium van Bach, in de Luthersche
kerk van Amsterdam is een uitvoering van
gewijde muziek als een bidstonde voor velen,
en met Paschen is Bach'sMatthaus-Passion
voor vroom-gevoeligen als een ernstige
kerkgang.
Behalve op den Donderdag vór Kerstmis
de Gijsbreghf'-opvoering door de N. V.
Het Tooneel", met de verheven Rey van
Klarissen" het schoonste Kerstlied uit
Holland's poëzie, en thans, in deze tijden
va»wereld-wending in vuur en bloed, van
bizondere tragiek geworden zijn op de
planken der hollandsche schouwburgen de
heilige kerstdagen niet in hoogste pracht en
staatsie van nederlandsche taal populair voor
gansch het volk
ingeluidAls het nederlandsche volk met Kerstmis
naar een schouwburg gaat, dan wil het
geamuseerd en afgeleid worden, of griezelig
geboeid desnoods, maar dan verwacht het
niet de heilige ernst in schoonheid van taal,
en rythme, en plastiek, van het verheven
Kerst-gebeuren.
Grompie", een dieven-detective
tooneel. spel ging" tweeden Kerstdag voor 't eerst
bij Royaards, en Pro Domo" bij 't Ne
rlandsch, en Bonardon" bij Heyermans, ter
wijl een Revue Kom je ook op de Bruiloft
van Mietje" een oyerweldigend succes'' is
voor 't Amsterdamsch publiek in de Kerst
dagen, en men het reeds doet watertanden
met de aankondiging van een nieuwe:
Weet je 't al van Schellevis-Mie?"! In
deze tijden van ontzachelijk tragisch Nood
lot, dat in vuur en bloed, zoo als nooit te
voren in de wereldgeschiedenis, over Europa
uitbarst! Ik vergeet nog bijna
debizonderheid, dat. in die duisterste dagen der
menschheid, met honderdduizenden dooden
en afschuwelijk verminkten, en met het
gruwbaarste gevaar iederen dag dichter en
dichter bij Holland's deur, in Amsterdam
de vijftigduizendste bezoeker van een
ordinairen Boemel-Baron" let wel! een
Boemel-Baron"!, nu duizenden helden hun
leven geven en willig sterven voor hun
vaderland! een cadeautje heeft gekregen
op het tooneel.
Er zijn menschen in Nederland en
mér dan men wel denkt> al willen zij 't
niet weten, want de Hollander schaamt zich
voor zijn gevoel die dag en nacht met
de verschrikkelijke ernst dezer tijden in hun
ziel rondloopen, of slapeloos in het donker
staren, er zijn er die in dezen wereld-oorlog
mér dan een enkele statenstrijd zien, maar
een hooger, transcendent gericht over de
menschheid, waarin vooral geestelijk, en
niet enkel materieel goed, op het spel staat.
En midden in deze noodlotstijden schijnen
voor hen de Kerstdagen, waarin het sym
bool van den nieuw geboren Christus, met
een bijzo ider beteekenisvol licht.
Het Hollandsche tooneel staat daar geheel
buiten, en gaat zijn gang als anders, zijn
gang van ontspanningenverstrooïngvooral,
tegen entree maar geheel buiten het leven
van de wereld en in 't bizonder van zijn
land. De groote gedachten, de grooteideeën,
de groote verlangens en smachtingen en
beroeringen en stormen, de groote
noodlotstragedie van de wereld, die zich thans in
stroomen bloeds afspeelt, dit alles staat er
buiten. Terwijl wij, door de gewoonte,
ongeroerd blijven immers iederen dag lezen
we er nu van als we hooren, dat tien
duizend dooden en gewonden zijn gevallen,
en een schip met duizend matrozen en
officieren naar den bodem der zee is ge
zonken, klinken in Amsterdams eersten
schouwburg op 't Leidsche Plein snikken
en snotteringen omdat een melodramatische
graaf de Grancy zijn boemelenden zoontje
gesupprimeerd heeft, nu, met Kerst mis, Hol
lands grootste tooneelspeler gebruikt wordt
om door zijn machtig genie zulke weeë
tragiek leven in te blazen, waar de tragiek
der slagvelden ons niet meer emotioneert,
en de tragiek van het wereld-noodlot door
de rustige rust onzer neutraliteit gedempt
schijnt.
Waarmede ik maar zeggen wilde: ons
tooneel staat, helaas, buiten het leven, en
wij verwachten er niet eens de weerspiegeling,
in rythme en taal, in beweging en plastiek,
in opvolging van gebeuren, van het groote
leven meer in. Wij vinden het al heel mooi
als wij er incidentjes uit krijgen, of zooals
dat heet brokjes werkelijkheid", of talent
volle Falklandjes.
Werkelijk plechtige, van het volks-denken
en volks-leven, vooral het godsdienstige, onaf
scheidelijke tooneel-gebeurtenissen kennen
wij hier, en over 't algemeen in Europa,
bijna niet. Het tooneel hoort niet onvermij
delijk en onafscheidelijk bij volksfeesten n
heiligen-dagen, het hoort ook niet bij gods
dienst en filosofie, zooals zoovele heilige
lakons" b.v. van [het Javaansche tooneel,
achter welker handeling de wereld-wijsheid
beweegt. Een vaag schijntje, een ideetje
er van ligt in de saamhoorigheid, die ge
maakt is van het Nieuwjaar en de Gy sbreght"
?opvoeringen te Amsterdam, waar ik het in
een volgende Kroniek over hoop te hebben.
Men wil met Nieuwjaar de statigheid en
zwaar-gedragen ernst van Vondels verzen,
men wil de beschermengel zien al wordt
er meestal een bonbonnière engeltje van
gemaakt die het lot van Amsterdam
profeteert, men wil, bij 't aanbreken van
't jaar, de verzen van Vondel hooren, en
bij het Nu stelt het puick van zoete keelen"
en Wij edelingen blij van geest" en O
Kerstnacht schooner dan de dagen," als het
melodieus en statig genoeg gezegd wordt,
krijgt men misschien hél even een voor
gevoel, hoe wonderschoon het hollandsche
tooneel zou kunnen zijn, en hoe onze dier
bare nederlandscbe taal daar op haar ver
rukkelijkst zou kunnen klinken. Dat men
tegelijkertijd, onafscheidelijk van de
Gijsbreght" in allerzonderlingste combinatie, het
pseudo-idillysche komiekerige Bruiloft van
Kloris en Roosje" wenscht, met de
laag-bijde-grondsche Nieuwjaarswenschen van
Thomasvaêr en Pieternel, is een gebrek aan
smaak, dat voorloopig nog ongeneeslijk lijkt,
en waar het vechten tevergeefs tegen blijkt.
De dagen zijn nog ver, dat men in Holland
even veeleischend wordt op tooneel als
op muzikaal terrein. Wij bezitten in Holland's
hoofdstad een orchest, dat ons concerten
geeft, waarop wij het hoogste op muzikaal
gebied eischen, en krijgen k, omdat wij
niet tevreden zijn met minder. Kan men in
de kunst veeleischend genoeg zijn, en doet
men haar niet te kort als men met het
mindere genoegen neemt ? Als men zoo eens
nagaat, welk verschil er bestaat tusschen de
concert-programma's van 20 jaar geleden en
van nu, dan begint men te begrijpen, dat
door eenige leiders met durf, en met ver
trouwen in 't betere deel van 't publiek, het
in 't algemeen is opgevoed. Waarom zou dit
op tooneel-gebied k niet kunnen?
Wat leven wij thans niet in groote tijden,
en hoe weinig gaat de ontstuimige harteklop
van deze ungeheuere Zeit" (zooals een
mijner duitsche vrienden haar noemde) door
ons tooneel! Waar blijft de.tooneel-schrijver,
die den geest dezer tijden heeft gevoeld,
en in een tooneelstuk iets van zijn geweldige
rythme doet kloppen? Wij hebben een paar
tooneelschrijvers Heijermans onder de
betere, van Riemsdijk onder de mindere
die de trucs en de effecten van 't tooneel
kennen als maar weinigen, maar verder dan
voortreffelijke Falklandjes of melodramatische
Mea Culpa's" en Pro Domo's" brachten
zij ons meestal niet. Men denke niet te licht
over de grove tooneel-effecten van een Van
Riemsdijk. Stukken als de zijne hoe grof
ook, die in honderden voorstellingen volle
zalen trekken, zijn niet met een schouder
ophalen weg te cijferen, en moeten in 't
grove kwaliteiten hebben, waarvan
in 't fijne, veredelde de groote
tooneelkunst,, waarop wij allen wachten, wordt op
gebouwd. Er valt van Van Riemsdijk's Pro
Domos" en Silvia Silombras" te leeren door
tooneelschrijvers, die fijneren psychologisch
subtieler werk leverden, maar die in plaats
van te boeien vervelen, door al te veel ge
redeneer en te weinig of geen handeling.
In Berlijn voelen ze al iets, nog vaag,
van wat deze tijden vragen. Daar spelen
ze Schillers Wallenstein" en zoo, bij gebrek
aan beter, en men heeft er honger naar het
groote, heroïsche.
Ja, heroïsch, dat is hij, deze tijd, deze
ungeheuere Zeit' waarin wij leven, en door
alle volken zoowel het duitsche als het
fransche en russische en engelsche is een
geest van heroïsme gegaan, waaraan wij in
deze verweekelijkte Tango-jaren nauwelijks
hadden durven gelooven. Het heidendom
der klassieken staat in de natte loopgraven
aan het front, dit wordt iederen dag dui
delijker.
En voor iemand, die dit voelt, lijkt een
tooneel leeg, waarin de detectief den dief
achterhaalt, of een moeder in haar kind het
evenbeeld van zijn blufferigen papa ziet, of
een stevige vijftiger verliefd wordt op zijn
aanstaande schoondochter, of een graaf de
Grancy zijn oratio pro domo houdt.
HENRI BOREL
Vluchtelingenmentaliteit
Van belangstellende zijde zendt men
voor de lezers van de Amsterdammer '
het navolgende. artikel, door den Belgi
schen advocaat F. Custers geschreven in
de Antwerpsche Tijdingen".
Sinds de huidige oorlog losbrak is er ge
legenheid rijken oogst van menschenkennis
op te doen, niet alleen in onzen gewonen
omgang maar bijzonder in allerlei comiteiten,
die wij hier zien of zagen fungeeren".
Rijker nog is de oogst bij eene omreis in
't buitenland, waar men eene tot nu toe on
gekende personaliteit ontmoet, wiens eigen
aardige geestestoestand al de aandacht ver
dient van den zielkundige.
't Is de vluchteling, niet degene die hier
huis en have zag verwoesten en zijn brood
winning ontnomen, die tegen zijnen wil,
maar verplicht te zorgen voor den onderhoud
van zijn hongerig kroost, zich genoopt zag
de edelmoedige gastvrijheid van den vreemde
in te roepen.
Wij bedoelen den vluchteling, die voor of
tijdens 't beschieten der stad zijn persoontje
in veiligheid bracht en bij wien de schrik
voor zijn vel zoo groot is, dat hij zijn on
middellijk daarblijven met de domste drog
redenen tracht te verrechtvaardigen en boven
dien ook anderen wil overtuigen om niet
alleen te staan in zijn blooheid.
Wat men zooal aanhaalt?
De man, die in vredestijd openbare ambten
en eereplaatsen bekleedde, maar die zijn
kostbaar zich- zelve buiten schot stelde
omdat 't vaderland aan hem al te veel kon
verliezen die is nu in den vreemde de
man met de officieele zending. Hij kan daar
niet gemist worden en zeer bezorgd loopt
hij rond met een groote portefeuille" waar in
plaats van officieele stukken een nachthemd
en een halsbandje verborgen zijn.
Overheden, die stad en dorp in brand lieten,
dierven niet weerkeeren omdat zij ondanks
hun grijze haren door den vijand zouden
verplicht worden in loopgraven te werken ....
Zij zonden, na solemneele beraadslaging, de
vrouw van een zestigjarigen schepen uit,
om als afgevaardigde den toestand te gaan
verkennen. En ze begrepen niet eens 't on
hebbelijke van die handelwijze ....
Deze vindt een weerga bij dien
buitennotaris, die zich meer om zijn vischhaken
en de leeuweriken op 't steek bekommert
dan om den oorlog, en die naar zijn dorp
niet weerkeert omdat hij daar vroeger gaarne
burgemeester zou geweest zijn en z'hem nu
wel de zoo gewenschte plaats zouden kunner.
aanbieden. En 't is dan beter voor de toe
komst nu niet te moeten weigeren.
Doctors vinden hier gelegenheid om nu
ook eens van een lang verlof te genieten en
die schuiven dat met overtuiging op de kap
hunner vaderlandsliefde.
Gewone bezoekers zoo mannelijke als
vrouwelijke van five o clock 's" vinden
hier meer gelegenheid tot fiirtage en 't
ware ten andere grootelijks tegen de regels
der vie mondaine" zondigen moest men
zich nu in Antwerpen vertoonen. 't Is immers
de tijd van een extra villégiature" al leeft
men dan ook op andermanskosten. Arme
snobs!!!
In koffiehuizen, waar Belgen van 's mor
gens tot 's avonds buiten 't etensuur bijeen
komen, wordt luidruchtig de burgerfierheid
der vluchtelingen opgehemeld en hun haat
verkondigd voor al wat den vijand raakt,
glazen Pilsen- en Munchenerbier worden
geledigd om hunne gloeiende
verontweerdiging te bekoelen tegenover de lafaards, die
den moed niet hadden van te vluchten en
nu den overwinnaar dienen. Ho, het zal er
niet bij blijven", verzekeren die grootsprekers:
de dag zal komen dat die heeren der inter
communale en gij allen rekening zult te
geven hebben over uwe handelwijze. Of denkt
ge soms dat de Engelschman dat zoo gaat
laten?"
In meetingen, gehouden zoogezegd om de
vluchtelingen op de hoogte te houden van
den waren, echten, onvervalschten toestand
wordt de heilige schrik, die allen zoo nauw
bij elkaar brengt, stelselmatig onderhouden.
Wee degenen, die het zouden wagen van
weerkeeren te spreken alhoewel zij met eigen
oogen in het vaderland den toestand zijn gaan
verkennen. Zij worden zonder pleegvormen
maar met heel wat plechtstatigheid als ver
raders uitgesloten, 't Is het lot van den heer
Frans Sels geweest, die over eenige dagen
als schurftig schaap verjaagd werd uit het
comiteit der Belgische vluchtelingen te Breda.
De groote woordvoerder aldaar is pater
L. pater Liegens, zeggen anderen. In
burgerkleedij naar Holland gevlucht heeft
hij zich in Breda gevestigd. Hij moet er het
leven uitstekend vinden, want hoewel zijn
medebroeders reeds lang naar Lier zijn terug
vertrokken en Z. E. Cardinaal Mercier de
geestelijken aanmaant onmiddellijk weer te
keeren, toch beweert Liegens daar te
blijven uit vaderlandsliefde.
De dominicanerpij heeft de burgerkleedij
vervangen, maar niettemin kan men in Hol
land zoo gemoedelijk over straat wandelen
met een groote sigaar in den mond, men is
er geruster, meer vrij in zijn doen en laten
en in meetingen vindt men gelegenheid zich
in welsprekendheid te oefenen, al krake men
ook den nek aan de waarheid.
Er is hongersnood in Antwerpen, er is
hongersnood in Lier," verzekert de redenaar.
Erheerschen besmettelijke ziekten, typhus,
twee gevallen van cholera zijn ook al waar
genomen.
Al de Antwerpsche doctors en apothekers
zijn gevangen genomen en naar Duitschland
gevoerd
De ongelukkigen, die zich lieten overhalen
om naar Antwerpen weer te keeren, zitten nu
in den muizenval."
't Is om van te huiveren en zulke praat
is dagelijksche kost voor lichtgeloovige
vluchtelingen.
Een hunner, nijveraar, beheerder in
naamlooze maatschappijen, een self-made man,
vond de taal ook wat overdreven na al het
geen hij zooal gehoord had van vrienden en
kennissen, die in Antwerpen geweest waren.
En toch nam hij mij op zijde en vroeg heel
vertrouwelijk of het waar was dat Franck een
millioen van den Duitsch" had gekregen.
Even vertrouwelijk heb ik hem in het oor
gefluisterd dat ik ook betaald was.
Hij scheen verontwaardigd. Of was hij
jaloersch?
F. CUSTERS.