De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 10 januari pagina 1

10 januari 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1959 Zondag 10 Januari A". DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BR|UGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. G. KELLER, Secretaris. Abonnement per 3 maanden / 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.126 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van l?5 regels ?1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel ?0.25 0.30 0.40 Wij ontvangen vele klachten over de te late bezorging van ons Weekblad. De oorzaak dier vertraging is te vin den bij de bijzonder sterke toename van nieuwe abonnés gedurende de laatste weken. Maatregelen zijn echter getroffen om voortaan de bezorging te vervroegen. De Uitgevers, VAN HOLKEMA & WARENDORF INHOUD Blz. l: Altijd zoo geweest?, door Fred. v. Eeden. De oorlog en het onderwijs aan de andere zijde van onze oorlogsgrenzen, door Th. M. Ketelaar.?Buitenl. Over zicht, door prof. G. W. Kernkamp. 2: Sultan Hoessein-Kamil, doorPh. Z.?Brie ven van een Oud-Officier, door G. G-d. Bevoorrechte winkels, door Z. v. d. Bergh. Feuilleton: Het nieuwe wandelcostuum, door M. Berden. 3: In het wild, III, door Petronius. Internationale Tribune: Sir Oliver Lodge. Kunst en Letteren: Ernest Staas, door H. L. Berckenhoff. 5: Voor Vrouwen, door mej. Elis. M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse. 6: Koloniën, door J. C. v. E. Andreas Vesalius, van M. Straub. Dramatische Kroniek, van H. Borel. 7: De vrijwillige" leening van 1844, door Keiler. Muziek in de Hoofdstad, doorS.Dresden. Beeldende Kunst, door O. van Tusschenbroek. De Belgen te Oxford, door Titurel. 8: Arnerikaanche rekJame, door V. O. - 9: Fin. enEcon. Kroniek, door J. D. Santilhano. 10: Spreekzaal. Nuchterheden, door Hans Martin. Schaakrubriek, door dr. A. G. Olland. Philippus Brandt van Netelen, door T. ?/: Teekening Joh. Braakensiek. 12: Damrubriek, door K. C. de Jonge. Bijvoegsel: Wie volgt?, door Johan Braakensiek. iiiiitiliiiiiiiiiiiiiiiinmiiiliiiliimiiliiiimiiiiiHiHiiiiiiiiii IIIIIIIIMIIIIIIII ALTIJD ZOO GEWEEST? 't is altijd zoo geweest" met de onuitgesprooken gevolgtrekking: 't zal altijd wel zoo blijven" is een dood doener, die door zwakwillende, ongeloovige, niet-idealistische menschen graag wordt gebruikt en waarvan ik de waarde even wil bespreeken. Zoo wordt het een illuzie genoemd, dat het vreede-lievende masker dat alle krijgvoerende volken thans dragen, een compliment aan de vreede, een bewijs van vooruitgang beduidt. Die illuzie moeten wij laten varen, zoo heet het, want in alle oorloogen be riep ook de aanvaller zich op eigen vreede-lievendheid. Nu wil ik er aan herinneren, dat altijd", ten allen tijde, zeer lang is. De gegeeven voorbeelden gaan meestal niet verder terug dan een duizendtal jaren. En wij weeten thans dat de menschheid minstens honderd duizend jaren lang bezig is zich ie ontwikkelen, te veran deren in een bepaalde vaste richting. Een richting, die altijd vrij zuiver werd aangegeven door enkele individuen die hun tijd vooruit waren, soms duizende jaren vooruit, en die in hun eigen tijd als idealisten bespot of gehoond werden. Meent iemand in ernst, dat de Romeinsche senator, die achter elk zijner reedevoeringen liet volgen: boovendien ben ik' van meening dat Karthago verwoest moet worden", daarbij zich beriep op de vreedelievende gezindheid van het Romeinsche volk, en het noodig vond a la Bethman Hollweg er bij te voegen dat het wel onrecht zou zijn, maar dat de nood Rome dwong, en dat men het later zou goedmaken?" Met blijkbare voldoening meldt ons de oud-testamentische kroniek-schrijver dat Josua in Kanaan niets in 't leeven liet, wat adem had. Sommigen zullen welligt beweeren, dat het er in België aardig op begint te gelijken. Maar zou Josua aan de koningen van Jericho en Hebron en Aïplechtig verzeekerd hebben, dat hij zich verdeedigde teegen een opgedrongen oorlog"? Sommigen zullen mij weederom teegen werpen dat dit alleen pleit voor Josua's grooter oprechtheid, en- niet voor voor uitgang. Maar is het niet terecht opge merkt dat alle schijnheiligheid een com pliment is aan de deugd? Hebben de vorsten van Babyion en Ninivé, van Perzië en Macedoniën, hebben Cesar, Tamerlan, Atilla,Dschengis Khan zich ooit moeite gegeeven hun vreedelievendheid te betuigen ? Napoleon was de laatste verooveraar van het oude ras, die de gansche waereld met wapengeweld tot eenheid wilde brengen. En hij was ook de eerste, die, vooral aan 't einde van zijn regeering, steeds verzeekerde, dat het hem om vreede te doen was. En dat moest hij, de krijgsman bij uitnemendheid, wel doen, omdat hij anders het volk, dat vreede wil, niet achter zich kreeg. En daarmee is de groote kentering in de waereldhistorie voldoende beweezen. Het is niet altijd zoo geweest." Zelfs in 't korte tijdperk van een paar eeuwen is de verandering duidelijk en geweldig. De massa heeft een collectieven wil, die door de dagbladpers wordt gecon solideerd en geuit. Die wil is wel te leiden, maar niet te dwingen, door den grootsten veldheer niet. De volkeren willen zich vereenigen tot een waereldrijk, met behoud van elks individualiteit. Alleen de leider die deezen wil in zich voelt als zijn eigene, die hem verteegenwoordigt, zal in de kracht der massa steun vinden. Alle frazen en leuzen van de staatslieden onzer dagen toonen, dat zij vaag en onzeeker deezen drang ge waar worden. Ze moeten spreeken naar 't hart des volks, al zijn het leugens in hun mond. Van joodsche zijde wordt mij verweeten naar aanleiding van mijn artikel Nationalisme en Vaderlandsliefde" in het nummer van 6 December, dat ik ten onrechte de vreemdeling in oud-testamentischen tijd zonder menschelijke rech ten" noemde. Mijn antwoord is dat ik niet van het joodsche volk sprak, maar den oud-testamentischen tijd bedoelde. Toen en nog veel later was de barbaar voor den toenmaligen kultuurmensch een weezen zonder recht, een dier waarop gejaagd mocht worden. De ooverwonnene werd gedood of in sla vernij gehouden. Dat hier en daar en in het joodsche volk niet het laatst een stem het algemeen-menschelijk recht bepleitte, al was het schuchter dat heb ik nooit vergeeten of ontkend. Maar het sparen en zelfs goed behan delen van krijgsgevangenen, en het zich voortduurend beroepen op een Volken recht" al wordt het nog steeds ge schonden dat zal men in geen periode der menschen-historie als reegel vinden. Dat is zeeker niet altijd zoo geweest''. FREDERIK VAN EEDEN De oorlog en het onderwijs aan de andere zijde van onze oostelijke grenzen De oorlog, die, zooals tegenwoordig veel gezegd wordt, alles op zijn kop zet, heeft ook veel veranderd in de uitingen op paedagogisch gebied, vooral in die landen, welke zelf in den strijd betrokken zijn. De vredes beweging, die in tal van onderwijzers, leeraren en hoogleeraren vurige voorstan ders vond om niet het hier ietwat oneigen aardige woord voorvechters te gebruiken ziet voornamelijk in Duitschland en Oostenrijk-Hongarije een oorlogzuchtigen geest onder deze vroegere vredesvrienden ont staan, welke ieder, die de verheerlijking van den oorlog zooveel mogelijk buiten de school wil houden, moet bedroeven. Wij hebben met genoegen in de Nederlandsche schoolpers met name in De Bode, Het Schoolblad en De Volksschool gezien, dat zij op dit euvel wijst en zich rekenschap geeft, van wat de oorlog ook voor het onder wijs in ons land leert. Wij wenschen hier nu eenige uitspraken uit buitenlandsche bladen aan te halen, waarbij wij in hoofdzaak de vertalingvolgen, zooals die in de boven genoemde organen is opgenomen. Prof. Theobald Ziegler heeft de Tien geboden der oorlogspaedagogiek" geschre ven, waarvan het tweede gebod het meest in de richting gaat, waarin wij ook de andere gaarne gezien hadden. Het luidt; Tweede gebod. Gij zult den oorlog niet tot spel laten worden voor de schooljeugd, daarvoor is hij te ernstig. Vier daarom ook niet elke overwinning door een dag vakantie te geven". Maar onmiddellijk daarna begint het paedagogisch gemoed van een Nederlander toch wel in opstand te komen en dat wordt bij volgende geboden niet minder. Men oordeele: Derde gebod. Gij zult uw leerlingen tot staatsburgers opvoeden. Gij hebt daartoe thans de schoonste gelegenheid, want de oorlog is voor de opvoeding van staats burgers een kracht van den eersten rang". Mocht iemand nog denken, dat prof. Zieglers gedachten daarbij zouden gaan in een rich ting, waarbij het oorlogsgeweld wordt af ge keurd, en voornamelijk de daden van zelf verloochening, samenhoorigheid, vertroosting van gewonden, weduwen en wezen zouden worden verheerlijkt, hij zal uit het volgende dadelijk het tegendeel bemerken. Zevende gebod. Gij 'zult bij het geschiedenisonderwijs veel over veldslagen spreken en u verheugen, dat gij het weer vrij uit doen moogt; van de belangstelling uwer jongens kunt gij verzekerd zijn en in de schoolpauzen kunnen zij ze onmiddellijk in praktijk brengen; dat doet hun goed. En gij zult hen zacht wijzen op het bestuur der God heid in de geschiedenis, die zich thans weer zoo wonderbaar en heerlijk onder ons open baart". Hier voelt men, hoe prof. Ziegler eigenlijk met leedwezen de vredesbeweging gezien heeft, hoe hij het betreurde, dat er zulke onverlaten onder de onderwijskrachten waren, die de kultuurgeschiedenis boven het veldslagenonderwijs stelden; gelukkig, de onder wijzer kan nu weer vrijuit over bloedige veldslagen als van een frisschen, vroolijken krijg spreken. En als de les uit is, dan de speelplaats op en flink oorlogje gespeeld; welk een schoone toekomst voor het onder wijs! Feminist schijnt onze professor ook al niet te zijn. Men leze zijn Negende gebod. Gij zult in overweging moeten nemen, of er niet inderdaad een onderscheid bestaat tusschen man en vrouw en tusschen den heldenmoed van den man en dien van de vrouw; daarom dient gij het vraagstuk der coëducatie opnieuw onder de oogen te zien. Want wij hebben manne lijke mannen en vrouwelijke vrouwen noodig, en elk geslacht heeft zijn bijzondere taak in den oorlog". Ja, professor, die gelijkstelling van man en vrouw moet nu eens uit zijn; de heer lijke" oorlog kan daaraan meteen een einde maken en dan moet die dwaze coëducatie maar meteen opgeruimd worden. De jongens kunnen dan beter tot soldaten worden op gevoed; de meisjes mogen dan wel weer tot de oude dienende liefde worden opge leid, waaraan zij zich zoo waar ook in Duitschland begonnen te onttrekken. En het best van alles komen de gevoelens van dezen hoogleeraar misschien nog uit in zijn triomfantelijken aanvang van het Tiende gebod. Gij zult u er over ver heugen, dat het uit is met den eeuw van het kind", want dit was een bij uitstek dwaze leuze. Onze legeraanvoerders zijn' mannen van tusschen de vijftig en zeventig jaar; en ook de roerend naïeve knapen, die als de jongsten zoo vol doodsverachting zijn uitgetrokken, zullen als ernstige mannen van hun zwaren mannenarbeld terugkeeren en op de komende tijden hun stempel drukken." Gelukkig, die dwaze leuze van de eeuw van het kind is ook al als offer van den oorlog gevallen en de roerend naieve knapen zullen na hun terugkeer met hun stempel, dat is, naar Prof. Ziegler blijkbaar hoopt, den stempel van het militairisme, de komende tijden merken. Maar hoeveel van die knapen zullen van de slagvelden aan den Yser, de Aisne, de Marne, den Weichsel en van zoovele andere plaatsen der verschrikking niet of voor altijd verminkt terugkeeren! Zullen deze laatsten ook zulk een lofzang op den oorlog aanheffen, als Prof. Ziegler van zijn nieuwen Sinaïhet onderwijzersvolk toezendt. En wel zijn het geen steenen tafelen meer waarop deze nieuwe wetgever zijn geboden grift, wel treedt De Volksschullehrer slechts als zijn Mozes op, maar evenals de leider van het Joodsche volk zich niet verstoutte eenige kritiek op de hem gegeven voorschriften te oefenen, evenmin vermeet dit onderwijzersorgaan, waarin vroeger toch vermoedelijk andere klanken gehoord zijn, zich ook slechts n oogenblik, tegen allerlei paedagogische ket terijen van dezen hoogleeraar op te komen; en dat is het bedroevendste. Dat ook een andere toon vernomen wordt, bewijst het slot van een artikel in de Preusische Lehrerzeitung, dat aldus eindigt: Voor alles willen wij. ons dezen grooten en allerernstigsten tijd ten nutte maken, om onze schooljeugd met liefde voor ons volk en ons vaderland te vervullen, opdat, hoe ook deze krijg moge afloopen, ook een latere tijd een voor het vaderland offervaardig geslacht moge vinden. Wij zullen geen vreemdenhaat zaaien, maar de vaderlandsche en de nationale gedachte versterken, opdat de Duitsche geest zich in de jeugdige harten vanzelf baan breekt en in het vaderland het hoogste ziet, waarvoor de mensch goed en bloed moet over hebben." Hier een erkenning van de nationale idee, van de liefde tot het vaderland, waar tegen weinig kan worden aangevoerd en waarin het wij zullen geen vreemdenhaat zaaien" weldadig aandoet. Of een dergelijke geest straalt uit een artikel van den Geheimen Hofrat prof. dr. Friedrich Meinecke, waaraan wij het vol gende ontleenen, beoordeele de lezer zelf. Wij willen de kostelijke karakters van ons volk verdedigen, niet die van de andere naties, waarmee wij oorlog voeren, blijvend onderdrukken. Wel moeten wij ze thans neerslaan en dwingen, met aanwending van de hoogste energie en zonder eenige op welling van weekelijkheid, want wij strijden immers voor ons eigen bestaan. Bestiën, die tegen ons opspringen, kunnen wij slechts als bestiën behandelen, maar de bestiale haat, die hen drijft, mogen wij niet-in ons laten opkomen." Overwinnen wij, zoo overwinnen wij niet voor ons zelf, maar voor >de menschheid. Wij blikken op naar de eeuwige sterren, die voor haar lichten en vertrouwen aan haar leiding ons lot geloovig toe. Ieder volk, roept Schiller ons toe, heeft zijn dag in de ge schiedenis, maar de dag der Duitschers is de oogst van den ganschen tijd." De zoo even reeds aangenaaide Volksschullehrer neemt alweer dit artikel uit de Kölnische Zeitung over, nu echter wel met commentaar; dit luidt: Wij verheugen ons, deze edele en breed geziene beschouwingen van den op den voorgrond tredenden Freiburger historicus hier te kunnen publiceeren." Edel en breed gezien, vooral de bestiën, die tegen ons opspringen." Het lijkt heel wat dit artikel, maar alleen zulk een uit drukking spreekt boekdeelen. En wat wij verder ook in de Duitsche schoolpers lezen, het is bijna alles een ver heerlijking van de school als een instituut tot voorbereiding voor zulk een geweldigen oorlog als thans gevoerd wordt. Of men leest in de Hessische Schulzeitung, de Neue Westdeutsche Lehrerzeitung, de DeutschOesterreichische Lehrerzeitung of welk blad van dien aard ook, het is steeds hetzelfde in andere woorden: Ons leger staat boven dat van ieder ander volk evenals onze vloot. De Duitsche volksschpol en het Duitsche leger! Twee beschavings- en opvoedingsinstituten, die tevergeefs hun gelijken in de wereld zoeken." Zoo zegt de Padagogische Zeitung het. Men ziet: school en leger zij worden in n adem genoemd en al zullen wij allerminst het opvoedend en daardoor het beschavend element in het leger ontkennen, school en leger op n lijn te stellen en inde school in de eerste plaats de voorbereiding van het leger te zien, wij hopen, dat onze Nederlandsche paedagogen allen met ons zulk een opvatting van de taak der school wraken. TH. M. KETELAAR De Frankfurter Zeitung heeft aan Ballin, den Directeur-Generaal van de Hamburg Amerika-lijn, om een Nieuwjaarswensch ge vraagd. De redactie zal hebben gedacht: de Duitsche pers (behalve de couranten, die in Bremen verschijnen) heeft dikwijls ge toond, dat zij aan de Hamburger stoomvaart geen kwaad hart toedraagt; een kleinen wederdienst mag de heer Ballin haar wel eens bewijzen; daartoe is hij zeker bereid en aan tijd ervoor zal het hem niet haperen, want aan de Hamburg?Amerika-lijn kan men tegenwoordig de drukte wel af. Een redactie van een courant vergist zich zelden of nooit; ook ditmaal die van de Frankfurter Zeitung niet in de gezindheid van den heer Ballin. Hij gaf zelfs meer dan hem gevraagd werd; wat hij zond, was eigenlijk geen Nieuwjaarswensch, die spoedig vergeten pleegt te worden, maar een raadsel, met de oplossing waarvan de lezers van de Frank/urter Zeitung zich nog in lengte van dagen kunnen bezighouden. Hij betoogde dan eerst: de tegenwoordige oorlog heeft aangetoond, dat onze vloot ge makkelijk kan worden opgesloten in de Duit sche Bocht (het gedeelte van de Noordzee, dat achter Helgoland ligt) en dat zij hier geen voldoende basis vindt voor hare ver richtingen. Deshalb mussen wir hinaus, noch ber das Gebiet der Nordsee hinweg, uns einen Flottenstützpunkt suchen, der in Zukunft uns wenigstens in diesem Teil der Welt die gleichen Möglichkeiten sichert, wie England sie besitzt und rücksichtslos ausbeutet." Misschien zullen er ook onder onze lezers zijn, die mede willen raden. Urk kan niet bedoeld zijn, want de Zuiderzee pleegt voor een stuk van de Noordzee te worden ge houden, en het nieuw te zoeken steunpunt voor de Duitsche vloot moet buiten het ge bied der Noordzee liggen. Ook Rotterdam en Antwerpen waaraan men anders zou willen denken komen om deze reden niet in aanmerking. Wij zullen hoogerop moeten zoeken, verder den Atlantischen Oceaan in. IJsland schijnt te ver uit de buurt te liggen; maar de Far-öer? Of een haven aan de kust van Noorwegen ? Zou men in Skandinavië misschien al meer weten van de plannen, die de heer Ballin nog in den schemer laat? zou de Driekoningen dagteMalmömisschien belegd zijn om alvast maatregelen te bera men om deze plannen te doen mislukken? Zoo blijven wij aan het raden, maar vinden met zekerheid geen antwoord. Daar dit aan den lezer een gevoel van onvoldaanheid geeft, zullen wij hem een ander raadsel op geven, waarvan hij zeker de oplossing vindt. Simpücissimus het kan ook Jagend zijn, dat herinneren wij ons niet precies; maar het doet er ook niet toe: beide hebben sinds het begin van dezen oorlog gelijkelijk hun draai genomen gaf voor eenige weken een vergelijkende studie van het familieleven tijdens dezen oorlog bij twee verschillende volken. Op de eene prent zag men vrouwen en meisjes, bezig met het breien van bouf fantes, bivakmutsen en andere nuttige dingen voor den soldaat te velde; de andere prent stelde ook een huiskamer voor, waar insgelijks vrouwen en meisjes bezig waren met het vervaardigen van nuttige dingen voor den soldaat te velde; deze laatste vrouwen en meisjes hanteerden niet de breinaald en een kluwen, maar een knijptang en een vijl, waarmede zij den hnmanen" mantelkogel tot den inhumanen" dum-dum-kogel ver vormden. Vrage: welke familietafereel speelt in Duitschland, welk in Engeland ? Dit raadt zelfs iemand, die van land- en volkenkunde geen bijzondere studie gemaakt heeft. Een gemoedelijk familietafereel speelt natuurlijk in Duitschland; in gemoedelijk heid hebben vooral de Duitsche vrouwen het altijd van de Engelsche gewonnen. Zoo wel vór als tijdens dezen oorlog hebben zij bovendien getoond, dat zij den soldaat een goed hart toedragen; zelfs waren er, die ook aan krijgsgevangenen hare liefderijke gezindheid niet onthielden, zoodat in Duitsche bladen gewaarschuwd werd, geen herhaling te geven van het overdreven liefdebetoon, dat ook in den oorlog van 1870 aan de krijgsgevangenen was te beurt gevallen. Vooral de Berlijnsche meisjes schijnen in haar ijver voor de goede zaak soms te ver te gaan. Dat zij dwepen met maarschalk Von Hindenburg, spreekt van zelf; dat zij hem Nieuwjaarsbrieven hebben geschreven, zal de maarschalk alleraardigst hebben ge vonden; hij is den leeftijd te boven, dat hij aan zijne correspondenten kan antwoorden wat Bismarck indertijd aan Johanna von Puttkamer schreef, toen hij nog met haar verloofd was: Jelui vrouwen zijt en blijft wonderlijke wezens, en het is beter monde ling, dan schriftelijk met jelui om te gaan." Ook waren de brieven waarvan Berlijnsche bladen er een aantal hebben afgedrukt voor een deel naief, voor een deel humo ristisch, maar zonder uitzondering lieftallig." Maar, aangemoedigd door haar succes, heb ben de meisjes het te erg gemaakt; ze zijn den maarschalk gaan vragen, hare groeten over te brengen aan hare broers, zelfs aan haar neven ! Nu komt het Berliner Tageblatt er een stokje voor steken; de maarschalk heeft waarachtig wel wat anders te doen! In de nieuwjaarswenschen van de Berlijn sche meisjes zal aan Von Hindenburg ook wel zijn toegewenscht, dat het weer een beetje beter mag worden. Daar klaagt men trouwens in de verschillende hoofdkwartieren steen en been over. In Polen schieten de krijgsverrichtingen niet op wegens de vele regens, die de wegen totaal onbegaanbaar hebben gemaakt; in Vlaanderen zingen de bondgenooten hetzelfde liedje; alleen in Transkaukasië was de weersgesteldheid voor de Russen bijzonder gunstig, zoodat zij een Turksch legerkorps in de pan hebben gehakt. Dit zal de straf zijn, door Allah aan de Turken toegediend voor hun sollen met het begrip heilige oorlog". Hoe erg daarmee gesold is, heeft prof. Snouck Hurgronje uiteengezet in zijn artikel: Heilige Oorlog made in-Germany" (in De Gids van Januari 1915); de lezing daarvan zij ieder aanbevolen, die zich een oordeel wil vormen over de poging, thans door Duitschland gedaan, om het middeleeuwsche fanatisme der Mohammedaansche wereld, dat aan het uitsterven was, nieuw leven in te blazen", over het onwaardige spel, dat thans met het chalifaat en den heiligen oorlog gespeeld wordt''. Immers, voor Mohammedanen van den ouden stempel is elke door Turkije gevoerde oorlog een djihad, d. i. een heilige oorlog, een oorlog tegen de ongeloovigen, tegen de nietMohammedanen, tegen de gansche wereld buiten den Islam; in zulk een oorlog nu staan Duitschland en Oostenrijk aan de zijde van Turkije! Wanneer ouderwetser! vrome Mahomedanen zoo schrijft de heer Snouck Hurgronje dezen oorlog in hun gebed gedenken, dan zal dat gebed ongeveer aldus luiden: Wij danken u, Allah, dat Gij de legerscharen des Duivels tegen zichzelve verdeeld hebt en dat Uw almacht sommigen hunner dwingt de verdedigers van den Islam met hunne wapenen en hunne mannen te steunen. Schik dit alles, o Heer! tot n nabijzijnde zegepraal der geloovigen en tot ondergang van allen, die ongehoorzaam zijn aan U en uwen gezant"! Maar de mannen, die tegenwoordig in Turkije de macht in handen hebben, zijn geen ouderwetsche Mohammedanen, gelooven niet meer aan den heiligen oorlog"; alleen om politieke redenen hebben zij aan den oorlog, die thans gevoerd wordt, dat karakter gegeven, in de hoop, dat de Mahomedaansche onderdanen van Frankrijk, Rusland en Engeland tegen hunne regeerders in verzet zullen komen. Het is niet waar schijnlijk, dat deze poging om het oude fanatisme tegen de Christenen weder te doen opleven, zal gelukken; maar zoo de poging gelukt, zoo er weder een Mohammedaansche godsdienstoorlog in het groot ontvlamt, dan moet de verantwoordelijkheid daarvoor mede worden gedragen door Duitschland, door het land, welks Keizer heeft verklaard, dat hij altijd de vriend der Mohammedanen zal zijn. Minder schadelijk dan dit mengsel van politiek en fanatisme is een ander mengsel, dat de Keizer onder zijne bescherming heeft | genomen. Wij bedoelen de vermenging van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl