Historisch Archief 1877-1940
!>
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
10 Jan. '15. No. 1Q59
meel en aardappelmeel, waaruit in
Duitschland het porlogsbrood het K-brood
(KriegsBrot) wordt bereid. In den beginne wou
men daar niet goed aan;,juaar.de Vossische
Zeitting weet nu te berichten, dat de Keizer
bevel heeft gegeven om voor hem zelf en
voor allen, die met hem in het groote hoofd
kwartier zijn, geen ander brood te bereiden.
Of ook de Kroonprins dit voorbeeld van
zelfopoffering reeds heeft gegeven, daarover
zwijgt de Vossische Zeitung nog; maar wij
vertrouwen van wel; ten allen tijde immers
hebben groote veldheeren hun deel willen
dragen van alle ontberingen, die de oorlog
medebrengt.
Over het algemeen wordt ons in den
laatsten tijd niet veel over den Kroonprins
medegedeeld; na de overwinning, door hem
bij het binnenrukken in Frankrijk behaald,
hoorden wij weinig van hem; veel minder
dan in ,de tijden vór den oorlog, toen hij
nog te Langfuhr in garnizoen lag en van
daar soms een nitstapje maakte om een
zitting van den Rijksdag bij te wonen. Maar
dit zal wel zijne goede reden hebben; het
psychologisch moment voor een nieuwe
overwinning van den Kroonprins zal nog
niet zijn aangebroken.
De uitdrukking psychologisch moment"
is tegenwoordig gangbare munt; hoe dik
wijls nebbe»wij niet gelezen, dat Minister
Treub het psychologisch moment" heeft
verzuimd om, door een heffing in eens,
gebruik te maken van de stemming van
offervaardigheid, waarin de vermogende
Nederlanders .thans verkeeren! Ook van
deze uitdrukking geldt het: made in Germany!
In zijn Le Siège de Paris" vertelt
Francisque Sarcey, wanneer zij in zwang kwam:
tijdens den oorlog van 1870, toen men in
Duitschland ongeduldig werd over het tal
men met het beschieten van Parijs. De
Kreuz-Zeitung kwam toen voorstellen, dat
men het juiste oogenblik daarvoor moest
afwachten; een bombardement had immers
meer een moreele dan een materieele uit
werking; eerst moest de bevolking van
Parijs door hongersnood en burgeroorlog in
een toestand van groote prikkelbaarheid zijn
gekomen; dan zou de moreele uitwerking
van het bombardement het grootst zijn;
dan eerst was het psychologisch moment
aangebroken.
Over dat psychologisch moment" maak
ten de Parijzenaars zich toen in al hun
ellende nog vroolijk; als de maag hun
jeukte van den honger, zeiden zij: ik heb
trek; zou het niet het psychologisch moment
zijn om te gaan eten?'' En de eerste bom,
die in Parijs viel, werd met gejuich begroet:
Kijk l ze schijnen te vinden, dat het psy
chologisch moment is gekomen!"
De Parijzenaars, die het beleg van 1870
'71 hebben medegemaakt, zullen daar dezer
dagen nog wel eens aan denken. In den
morgen van 5 Januari 1871 viel het eerste
schot uit de Duitsche batterijen op Parijs.
Nog den vorigen dag schreef Bismarck
een van degenen, die het meest hadden
'aangedrongen op het bombardement aan
zijne vrouw: Heut sollte nun ernstlich
angefangen werden, aber Gott wollte es
nicht und sandte dicken Nebel". Maar op
5 Januari kon hij aan dien brief nog een
post-scriptum toevoegen: Endlich schossen
sie, seit 8 Uhr; ich zahlte 15 bis 20Schusz
in jeder Minute".
In Januari 1915 behoeft Parijs voor geen
bombardement te vreezen. Maar de Parij
zenaars, wier gedachten naar den winter
van 1870 op '71 terug kunnen gaan, zullen
wel eens denken: zou het psychologisch
moment" nog niet zijn gekomen voor Joffre's
algemeenen aanval op de Duitschers?
Het wachten is misschien op goed weer!
Maar dan zullen de Parijzenaars nog even
geduld moeten oefenen; het officieele
Fransche legerbericht van gisterenavond ver
meldde behalve andere even wetenswaar
dige dingen : Het weer blijft zeer slecht;
het regent onophoudelijk.1'
6 Januari 1915
G. W. KERNKAMP
Sultan Hoessein-Kamïl
Naar aanleiding van de feesten te Caïro
ter eere van den nieuwen vorst, Sultan
Hoessein-Kamtl, is het niet zonder belang
te vernemen, dat hij tot eene ongewoon
ontwikkelde familie behoort.
De Chedive, die thans niet meer terug zal
keeren, was in Egypte in het geheel niet
in aanzien. Het volk evenals de burgers der
steden wist, dat hij slechts belang stelde in
zaken, en een uitmuntend financier was,
wanneer het zijn eigen belang gold. Voor
het land waarover hij regeerde, deed hij zoo
HET NIEUWE WANDELCOSTUUM
DOOR
MARTIN BERDEN
Henri en Louise, vijf maanden getrouwd,
zaten op de waranda van hun huisje, dat
gelegen was in een der buitenwijken van
de stad. In den tuin stond een breede
kastanjeboom, als een breede parasol, en
tusschen de groote bladeren zag je de
blauwe, transparante zomerlucht. Achter
den tuin lag het veld van zacht groene kleur
met hier en daar een droomende koe. Tegen
den horizont drukten eenige boerenwoningen
en spichtigde een kerktoren omhoog.
Louise zat met een boek op haar schoot,
waarin zij niet las, en Henri scheen onbe
kommerd in zijn krant te lezen, welke hij
uitgestrekt hield en rookwolkte uit een
lichte havanna.
Je tergt me, sprak Louise, met je
kalmte. Je weet heel goed, dat ik een nieuw
costuum hoog-noodig heb. Nu we getrouwd
zijn, heb je niets meer voor me over. Vroeger
vondt je me dol-lief, en ik behoefde maar
het een of ander te denken of je stondt al
op om mijn wenschen te vervullen. Nu
denk je maar aan je zelven en bekommert
je er niet over, of je vrouw met een oud
costuum wandelt of niet. Je houdt niet meer
van me. Dat heb ik al lang begrepen. Ik
had dat eerder moeten weten. Dan waren
we nooit getrouwd geweest. Je bent een
egoïst en een barbaar.
goed als niets, en driekwart van het jaar
bracht hij door in Europa, waarheen hij aan
boord van zijn fraai yacht vertrok, zoodra
de warmte in Egypte aanving. Dikwijls
ging hij dan o.a. naar Weenen, waar hij
zijn opvoeding heeft gehad.
Hoessein-Kamtl is de broeder van de
prinsen Joesoef en Foead Kamil, die zich
sedert jaren hebben onderscheiden door hun
belangrijken arbeid op intellectueel gebied
in Egypte.
Foead Pasja Kamtl heeft veel geld over
gehad om het onderwijs uit te breiden. Hij
stichtte te Caïro de Universitéde Caire"
waar professoren uit verschillende landen
college geven. Onze groote oriëntalist prof.
dr. Snouck Hurgronje is ook door dezen
vorst indertijd aangezocht geworden om aan
die hoogeschopl verbonden te worden.
Joesoef Pasja Kamïl beweegt zich meer
op kunstgebied. Hij is op het voorstel van
een Franschen beeldhouwer te Caïro inge
gaan en heeft in deze stad een school voor
kunstnijverheid gesticht, waar een paar jaren
geleden ongeveer honderd jonge Egyptenaren
les kregen in boetseeren, teekenen naar de
natuur, architektuur en ornamentiek.
Wat den tegenwoordigen sultan van Egypte
betreft, deze is een zeer verlicht man. Uiter
aard zal ik niets van hem als politiek per
soon-zeggen.- Maar dal deze nieuwe vorst,
evenals de koning van België, zeer ruim
van begrip en intelligent is, blijkt uit het
feit dat ook hij veel belang stelt in
intellectueelen arbeid, zóveel zelfs, dat hij aan
een zijner dochters, de prinses Semiha heeft
toegestaan te /schilderen, en te exposeeren
op den Salon des Orientalistes" te Parijs...
Egypte kan veel verwachten van zulk een
vorst die geheel met zijn tijd is meegegaan.
PH. ZILCKEN
Brieven van een Oud-Officier
I BELANGSTELLING
Zou het nu de tijd zijn om eens aandacht
te vragen voor het onderwerp: Leger? Een
onderwerp dat weinig ter sprake wordt
gebracht, waaromtrent de meesten in 't ge
wone leven een welwillende neutraliteit in
acht nemen, als gold het iets wat in het
halfduister behoort te blijven, omdat het
misschien schrikbeelden zijn kunnen. Wei
nigen hebben er een oordeel over, officieren
vraagt men er zelden naar en de
gepensionneerden zijn wel gul met de oprakeling
van enkele gebeurtenissen uit hunne carrière,
wijl die hun helder zijn bijgebleven, doch
voor zakelijke inlichtingen zijn zij minder
gemakkelijk te vinden.
Vór den oorlog wanneer men bij uit
zondering op het vraagstuk inging heette
het in den regel: Geef ons eerst het middel
om onze landgenooten te overtuigen van de
verdedigbaarheid van ons land; van de
mogelijke kracht van ons leger; van de
geschiktheid van onzen landaard om zich te
gewennen aan tucht." Van groot vertrou
wen in onze weermacht getuigt dit niet.
Anderen en daaronder deskundigen
schudden bedenkelijk het hoofd, als wilden
ze te kennen geven dat het verloren moeite
was zich voor de quaestie warm te maken,
want luidde de slotzin : Ge krijgt er
dat nu eenmaal niet in bij onze natie." (Dat
is voor de ingewijden een veelbeteekenend
verzamelwoord, omvattend: flinkheid, lust,
gehoorzaamheid, wil.) Die uitspraak klinkt
ook al weinig bemoedigend.
Maar beide uitspraken zijn kenschetsend
voor de in ruimer kring verbreide meening
over de militaire geschiktheid van ons volk,
en zijn voor deskundigen eene aanwijzing
in welke richting gearbeid zou moeten wor
den om langs nieuwe banen ons leger aan
spraak te doen krijgen op het vertrouwen
en de waardeering van ons allen.
De huidige omstandigheden helpen daartoe
reeds en niet het minst de bereidwilligheid
en zekerheid, welke onze mobilisatie hebben
gekenmerkt. Er was daar toch wel iets van
dat in te vinden. Voorts de bewonderens
waardige, heldhaftige weerstand van het
numeriek zooveel kleiner Belgische leger
tegen den Duitschen kolossus, een weer
stand zoo ernstig dat hij naar mijn oor
deel in eerste instantie oorzaak is gewor
den van de mislukking van het oorspronkelijk
Duitsehe veldtochtsplan in Frankrijk. Dat
geboden verzet deed, duidelijker dan uren
lange theorieën vermogen,aan deongeloovige
Thomassen zien hoe een klein leger, van een
klein, maar dapper en op zijne vrijheid trotsch
volk zich kan weren en ontzag inboezemen.
Daarbij moet niet vergeten worden, dat het
Belgisch leger al evenmin een troetelkind
was van zijne natie als het onze; dat het
Haar man keek over de krant zijn vrouw
aan, spiraalde een rookwolkje uit en zeide
hoofdschuddend:
Kindje, je windt je weer op. Daarin
heb je ongelijk, want je hebt je over niets
te beklagen. Je garderobe is volledig. Je
hebt een prachtigen avondmantei, een
balcostuumpje van zijde, vier of vijf
blouses...
Ik vraag geen avondmantel of een
balcostuum of een blouse.sprakjongmevrouwtje
driftig, terwijl zij met haar rank voetje
kittig op den grond trapte, ik vraag een
wandel-costuum, een heel dood-gewoon
wandelcostuum, zooals Mies een van haar
man heeft gekregen!
Maar Louise, je hebt een wandel
costuum, een veel mooier dan Mies. En het
is nog nieuw, nog gloednieuw, want het
is van na ons trouwen ... Jullie vrouwen
willen ook altijd wat nieuws hebben, wan
neer de vriendin" iets nieuws heeft. We
hebben met Mies niets te maken, al wilde
haar man haar tien costuums tegelijk geven,
vervolgde hij, met wat driftige stem. Wij
hebben voor ons zelven te zorgen en ons
inkomen laat niet toe het eene costuum te
koopen na het andere.
Na deze woorden gooide hij het rechter
been over zijn linker, trok de krant uit en
las. Jong mevrouwtje pruilde en was erg
kwaad. Toen zij nog niet getrouwd was,
kreeg zij van haar moeder wat zij noodig
had. Nu was zij getrouwd met een man, die
zeide, dat hij haar lief had. Zoo'n man moet
zijn vrouw geven wat zij verlangt... O...
en mevrouwtje kropte haar zakdoek tegen
de oogen. Haar man wilde dus heerschen
en haar tyranniseeren! Maar, en weer veegde
zij eenige traantjes weg, dan ging zij liever
terug naar hare moeder. Als hij haar lief
had, zou hij haar wel weer komen halen,
haar smeeken om terug te komen ... en een
leger noch gereed, noch voldoende
geëncadreerd en uitgerust was en gelijk bekend
overrompeld is geworden. En dan toch die
durf, die volharding, die geestdrift, dat ver
trouwen, die plichtsvervulling. Wij kunnen
het niet genoeg'loven, niet eerbiedig genoeg
begroeten en huldigen, dat wakkere, kleine
leger van groote strijders, die Belgische
keurbende, die, thans door een jongere gene
ratie versterkt, opnieuw de worsteling aan
vaardt voor de herwinning van zijn ontroofd
vaderland.
En in den anderen hoek van Europa, het
zoo jammerlijk beproefde en wreed tegen
gewerkte Servië, hetwelk zoo nameloos ge
leden heeft van zijn naasten nabuur en
dat, ondanks de pas gevoerde oorlogen, den
moed heeft behouden om zijn reusachtigen
tegenstander te staan. Tot dusverre niet
zonder schitterend succes.
Is er dan voor ons geen reden om met
wat minder beklemming de mogelijkheid
onder de oogen te zien, dat wij onze militaire
deugden, onze krachtige volkseigenschappen,
onze talenten en volharding wellicht nog
eens zullen moeten nieten niet een tegen
stander, hoe groot ook? Past het ons nu
nog te meesmuilen bij de bespreking van
onze weermaeht en ons al bij voorbaat als
overwonnen te verklaren, gelijk we tot heden
den schijn aannamen ? Of wordt het nu tijd
om te luisteren naar hen, die wél gelooven
in onze verdedigbaarheid, wél in de mogelijk
heid om ons leger krachtig te maken, wél
vertrouwen hebben in het dat" van onze
jonge mannen mits men den juisten weg
bewandelt om natie en weermacht niet langer
ieder als iets aparts neven elkaar te doen
gaan en mits men de burgerij waaronder
ik wil verstaan de op zeker oogenblik
nietin-het-leger-ingelijfden wete te doordrin
gen van de waarheid dat hare belangen en
die van het leger volkomen n zijn.
Daartoe moeten wij het leger van een
anderen dan den gewonen kant bekijken;
niet uitsluitend zinnen op de technische
africhting onzer militairen, hoe men ze zal
leeren schieten, marcheeren, zich dekken,
ingraven, attaqueeren, enz... maar in de
alleerste en voornaamste plaats hoe men ze
tot krachtige, vertrouwbare, gezonde en ge
willige mannen en vaderlanders zal maken.
M. a. w. men bekijke het leger ook eens van
dit standpunt: Instituut van Volksopvoeding.
Een militieleeer behoort uit den aard der
zaak een dergelijk instituut te zijn. Ieder
leger, ook een staand leger (als bijv. ons
Indisch) werkt aan volksopvoeding; maar
een militieleger kan en moet daaraan zoo
krachtig mogelijk werken. De uitkomsten
van dit belangrijke deel van des legers taak
beheerschen den graad van waardeering,
dien de natie aan hare weermacht zal schen
ken, en wel omdat die uitkomsten jaarlijks
aan elke met verlof thuis keerende lichting
getoetst kunnen worden, en omdat zij
als zij er zijn dadelijk practisch nut af
werpen voor de maatschappij.
Nu wil het mij voorkomen dat de ont
wikkelden onder ons, voor zooverre zjj zich
rekenschap geven van deze zaak, niet geheel
tevreden zijn over die uttkomsten en daarom
oordeelen dat onze weermacht in zeer veel
tekort schiet, waarom ze er dan ook maar
liefst niet over praten. En de militaire auto
riteiten? Wat hen betreft verwijs ik naar
wat ik hiervoren den gepensionneerden in
den mond legde: Ge krijgt er dat nu een
maal niet in bij onze natie."
Gelukkig zijn er gunstige uitzonderingen
in het leger; ik ken er onder onze officieren,
die de ziel hunner manschappen weten te
treffen en in hen weten wakker te roepen
of aan te kweeken -wat wij in onze mannen
tot uiting wenschen te brengen. Maar allen
klagen over gemis aan belangstelling, onvol
doende steun... en ik voeg erbij: gebrek
aan richting.
Ja, met diepere belangstelling van de zijde
der burgerij, met wat meer waardeering ook
voor de moeilijke taak der militaire op
voeders, en vooral niet te vergeten krachtigen
steun van de zijde der autoriteiten och,
dat kost toch allemaal geen geld zouden
we kunnen krijgen een goed, werkzaam
leger, waarop wij allen trotsch zouden wezen
en dat we zouden maken tot het troetelkind
van de natie.
Om een algemeen denkbeeld te geven,
De vorming van den milicien tot soldaat
moet een zuiver Neder'.andsch karakter dra
gen. Zij heeft ten doel hem behalve de
technische bekwaamheden van den krijgs
man, zoowel persoonlijk als in het algemeen
verband te leeren: handigheid, zich zelf
te kunnen redden, zelfbeheersching en zijne
inzichten en neigingen onde«peschikt te
maken aan de gemeenschap. Zij moet hem
gewennen aan orde, tucht, regelmaat, rustige
wandelcostuum zou hij haar beloven... en
alles wat zij maar wilde hebben ...
Zoo'n costuum, begon Louise weer,
kan je me best geven. En ik wil er een
hebben k. Ik heb al tegen Mies gezegd ...
Het kan me niet schelen, wat je tegen
Mies gezegd hebt, maar vór den winter
krijg je gén ander costuum!
Dan ga ik, en mevrouw's stem werd
zeer resoluut, terug naar mijn moeder!
Dat heb je al mér gezegd, zeide haar
man onverstoord.
Maar ik ga!
En het jonge mevrouwtje stond op, als
wilde zij meteen haar plan ten uitvoer
brengen.
Ik ga, herhaalde ze.
Haar man keek niet op van zijn krant en
gaf geen antwoord.
Als ik geen costuum krijg, ga ik en
ik zal aan mijn moeder vertellen, dat je me
tyranniseert...
Je krijgt geen costuum ...
Toen stampte Louise driftig op den vloer,
keek haar man even weifelend aan ... verliet
daarna de waranda en riep haar man toe:
Dan ga ik!
Een kwartiertje later hoorde mijnheer de
voordeur dicht klappen ...
Mijn vrouw is uitgegaan, sprak mijn
heer tot zijn dienstbode, toen deze om zes
uur kwam vragen, of zij nog langer met het
middageten moest wachten. Het was dien
dag haar uitgaansavond.
Mijn vrouw is uitgegaan, herhaalde
mijnheer... ik denk niet, dat zij komt eten...
dien het eten maar op.
Het middageten smaakte hem echter niet.
Hij vond het vreeselijk ongezellig in je eigen
huis allén te moeten middagmalen. En
dan, hij had ook wel een beetje angst. Zijn
vrouw scheen werkelijk naar haar moeder
werkzaamheid, netheid reinheid, welvoeg
lijkheid en beleefde vormen. Reeds bij den
aanvang van zijne opleiding en voorts bij
elke gelegenheid moeten bij hem onderdrukt
en tegengegaan worden alle die hebbelijk
heden en slechte gewoonten, die den wel
opgevoede in de maatschappij aanstoot geven.
De vorming moet streven naar de ontwik
keling van de kenmerkende goede eigen
schappen van ons volk n tot uiting brengen
alle deugden, welke wij onze kinderen in
het gezin, de school en de maatschappij,
trachten in te prenten. Gansch de op
leiding moet zoo diep een stempel op
den milicien zetten, dat hij den indruk
daarvan bewaart nog lang na zijn terugkeer
in de burgermaatschappij; en die maat
schappij moet aan hem zien dat hij geleerd
heeft en in menig opzicht verbeterd is.
Dit alles is niets nieuws doch op ver
schillende punten van dit programma s is
nooit de nadruk gelegd. Het is te verwezen
lijken maar men heeft het nooit ernstig
ondernomen. Wanneer men het als grond
slag van het militaire onderricht aanvaardt,
zal de militaire dressuur er gemakkelijker
door worden.
Intusschen gaan de jaren voorbij. Ieder
jaar zien we een nieuwe lichting de kazerne
binnentreden om daar geschikt gemaakt te
worden voor de omvangrijke taak waarvan
wel en wee van ons land kunnen afhangen.
Maar het ontroert ons niet, we zijn het al
gewoon; en dan het is niet ons opge
dragen om voor de goede uitvoering te
waken. Het is niet onze taak, we spreken
er dus liefst niet over.
Als we een oogenblik later onze wande
ling hervatten, ergeren we ons opnieuw een
beetje en klagen, dat het zoo jammer is
dat velen onzer jonge mannen iets
slungelachtigs in de houding hebben; dat zij in
onze nauwe straten nog altoos met breede
slierten een te groote ruimte beslaan; dat
zij al is 't dan niet uit boosaardigheid
te zelden uitwijken voor eenander; rondom
zich heenspuwen; wat zij kwijt willen zijn
op de straat werpen; te luidruchtig zijn;
weinig gekuischt zijn in hun uitroepen en
geestigheden; te zelden eerbied betoonen
voor den oudere; de ontblooting van het
hoofd aanmerken als een bewijs van onder
danigheid, instede van beleefdheid; brullen
als zij zingen' willen; midden op straat
blijven staan om een praatje te maken;
weinig of geen kennis bezitten van hygiëne;
in uwe woning hun karwei komen verrichten
in onzindelijke kleeding, zonder de voeten
te vegen, zonder groeten en zonder de pet
af te zetten, zelfs in uwe kamer en in uwe
tegenwoordigheid. In 't kort: zich in het
openbaar vertoonen arrogant, dikwijls
Stootend en met een souvereine gering
schatting en ruwheid ten opzichte van alles
wat niet hun dadelijk eigendom is...
Ja, zoo klagen we, altoos hetzelfde liedje
en... gaan verder.
Och. als we allen eens ernstig wilden!
Als we eens belangstelling toonden!
G. G-d.
Bevoorrechte winkels?
Dezer dagen werd door de pers gemeld
dat Gedeputeerden van Noord-Holland be
zwaar hebben gemaakt tegen de wijziging
van de Amsterdamsche verordening op de
winkelsluiting en zij deze wijziging ter ver
nietiging hebben voorgedragen aan de Kroon.
Het woord wijziging" herhaalde ik, wijl
reeds bleek dat het bericht ten onrechte
aldus werd opgevat alsof de verordening in
haar geheel thans in gevaar verkeerde. Men
zal echter begrijpen dat vernietiging der
wijziging geen ander gevolg zoude hebben
dan handhaving der oorspronkelijke veror
dening, ongewijzigd.
De wijziging nu opende de gelegenheid
voor B. en W. orn ontheffing van de voor
schriften te geven voor de winkels die op
den avondverkoop blijken aangewezen te
zijn. Zij werd blijkens de toelichting der
Commissie voor de Strafverordening noodig
geacht voor de slachtoffers" der
winkelsluiting. Uit deze toelichting volgt dat de
ontheffing slechts beoogd werd ten bate van
winkels, die reeds bestonden toen de winkel
sluiting werd ingevoerd en dat gelijk ik
elders heb opgemerkt het doel dus be
reikt konde worden door een overgangs
bepaling, alleen geldende voor de destijds
bestaande winkels.
Aan dien wenk is bij de vaststelling der
wijziging gevolg gegeven.
Doch men heeft verzuimd, wat tevens had
moeten geschieden, vast te stellen welke
voorschriften nu gelden zullen voor de aldus
te zijn gegaan. Dat zou natuurlijk een scène
geven ... Drommels vervelend ... Louise
was dan ook erg eigenzinnig, kon zoo nu
en dan een echt dwingelandje zijn ... Hij
had geen trek vandaag, belde de dienstbode
om af te nemen, stond van tafel op en stak
een sigaar aan.
Ook dien avond kwam mevrouwtje niet
thuis en mijnheer werd kwaad, dat zij om
zoo'n onnoozel bagatel het huis had verlaten
en naar Utrecht was gegaan, naar haar
moeder. Ze scheen het ernstig te hebben
opgenomen ... Bah ... En om een uur «f
elf begaf de verlaten echtgenoot zich kwaad
naar zijn slaapkamer.
Den anderen morgen, bij het ontbijt, vond
hij geen brief, wat hem bevreemdde. Het
scheen, of zijn vrouw om zoo'n onnoozel
wandelcostuum alle relaties wilde afbreken...
Onbegrijpelijk... dat zal haar moeder toch
niet goed vinden... die zal wel weer een
verzoening tot stand willen brengen ... Toen
nam mijnheer het besluit om in hemelsnaam
naar Utrecht te gaan om zijn vrouw terug
te halen. Want zókon het natuurlijk .niet
blijven.
Na het ontbijt stond hij dan ook haastig
op, bladerde in het spoorboekje en spoedde
zich naar den trein. Met kloppend hart
kwam hij in Utrecht aan, begaf zich regel
recht naar zijn schoonmoeder... en werd
door deze met een kus op zijn voorhoofd
ontvangen.
Hoe gaat het met je, beste Henri? En
hoe gaat het met Louise?
Met Louise?... maar... is ze dan niet
hier? stamelde de verschrikte echtgenoot.
Hier ? ... neen ... zou ze dan hier zijn ?
Wilde gedachten schoten door het hoofd
van den verlaten man. Angst en schrik
maakten zich van hem meester. Doch al
spoedig wist hij, al was het alleen maar
schijnbaar, zich te herstellen. Een
schanvrjjgestelde winkels. Wél is er toen bepaald
dat geen bedienden er in mogen werkzaam
zijn na het gewone sluitingsuur, doch voor
den winkelier en zijn gezin geldt geen enkele
beperking en wij kunnen dus voor dezen
den ouden misstand zien bestendigen van
gebondenheid altijd door, ook eiken avond,
tot laat in den nacht; de groote grief die
de winkelsluiting noodzakelijk heeft gemaakt.
Het was geen gelukkige greep toen men
dat onderscheid is gaan maken tusschen
bedienden en patroons. De winkelsluiting
is evenzeer als voor bedienden noodig ge
weest voor de patroons, die honderden
kleine winkeliers en zetbazen, die door de
vrees voor den concurrent in de buurt, zich
tot slaven maakten van het publiek.
Men had de oplossing beter in andere
richting gezocht, n.1. door voor deze slacht
offers" een andere, een nieuw soort winkel
sluiting in te stellen En men had dat kunnen
doen door het voorbeeld te volgen van de
apothekers, die beurtelings op Zondag sluiten;
eene regeling die ieder op zijn beurt rust
gunt, terwijl toch het publiek steeds een
voldoend aantal apotheken geopend vindt.
Zoo had men hier kunnen verordenen dat
deze winkels beurtelings b.v. twee geheele
avonden per week moeten gesloten zijn. En
in elk geval had men den nachtarbeid niet
onbegrensd moeten laten.
De gewijzigde verordening heeft niets
dergelijks vastgesteld. En nu kunnen wel is
waar B. en W. als zij ontheffing verleenen
daaraan voorwaarden verbinden. Maar of
dat geschieden zal en hoe dat geschieden
zal, 't hangt geheel in de lucht; een machts
delegatie derhalve waarvan niemand kan
voorzien wat er uit groeien zal; allerminst
een voordeel in een strafrechtelijke ver
ordening.
Zoo zoude nu, werd de wijziging be
krachtigd, een categorie ontstaan van be
voorrechte winkels.
En nu komen de anderen zich beklagen,
zij die na de invoering der winkelsluiting
winkels hebben opgericht, zij die meenden
met de anderen op gelijken voet te zullen
concurreeren, doch nu vreezen ernstig te
worden benadeeld als de anderen nog uren
lang verkoopen kunnen nadat zij hebben
gesloten.
Of de bezwaren werkelijk van ernstigen
aard zijn ?
Wij nebben vór en na de invoering der
winkelsluiting reeds zooveel gehoord van
bezwaren die men zich voorstelde, doch die
in werkelijkheid van weinig beteekenis
bleken te zijn, dat wij niet geneigd zijn ze
voor zeer gewichtig te houden.
Doch dit moet erkend - en dat is het
zwakke punt het hangt alles van de uit
voering af.
In dat opzicht zijn echter bij de behande
ling der wijziging zeer geruststellende ver
klaringen afgelegd namens de Commissie
voor de Strafverordeningen. De vrijstellingen
zouden slechts uitzonderingen zijn; men
kon de winkels als het ware met den vinger
aanwijzen. En er is eene speciale Commissie
ingesteld, die B. en W. eerst van advies
zal dienen. En het ligt niet in de bedoeling
de vrijheid voor de uit te zonderen winkels
onbeperkt te laten. En die vrijstelling zal
slechts gegeven worden voor hem, die reeds
den winkel exploiteerde toen de winkel
sluiting werd ingevoerd. Maar van dat alles
uitgezonderd de instelling der Commissie
van advies staat, zooals wij zeiden, niets
in de verordening te lezen. Men wilde zich
vrijheid van beweging voorbehouden, zoo
heette het.
Doch men had dat kunnen en behooren
te doen door althans minimale eischen,
zoowel als de beperking tot den eersten
aanvrager, in de verordening vast te leggen.
Ware dat geschied, b.v. een sluitingsuur
voorgeschreven van nooit later dan 12 uur
's nachts en minsten n heelen avond per
week sluiting gelast, dan zou men thans
voor de kwestie geheel anders staan.
Nu kan men tegen de aangevoerde
klachten slechts argumenteeren met de
bedoeling"; altijd een verkeerd systeem
in een Strafverordening, en in 't bijzonder
hier waar de uitvoering bij een ander college
berust (n.l. B. en W.) dan de Commissie die
de verordening ontwierp en toelichtte. Wie
kan er b.v. voor instaan als straks eens de
weduwe van den eersten aanvrager de voort
zetting der ontheffing komt vragen, dat
B. en W. ze dan weigeren zullen?
Het ware beter geweest als men hen die
thans hun klachten inbrengen had kunnen
antwoorden met te wijzen op de vastge
stelde voorschriften die voor de uit te zon
deren winkels zullen gelden.
In schijn is thans een categorie van be
voorrechte winkels gecreëerd, winkels aan
daaltje moet je zoo lang mogelijk vermijden,
dacht hij.
Ja... och ... ziet u, lieve
schoonmama... ze is een paar dagen op reis, naar
eenige vriendinnen, loog hij, en ze zou ook
u bezoeken ... nu moest ik juist voor zaken
in Utrecht zijn... hm... ik lieb niet veel
tijd, lieve mama... ze is bepaald maar recht
doorgegaan naar Amsterdam.... Als ze soms
nog komen mocht... doet u haar dan mijn
groeten Ik heb haast... ik moet weer
weg... dag, mama
Dag Henri, het beste, jammer, dat je
zoo kort blijven kunt, adieu hoor!
En met een kus van zijn schoonmama
op het voorhoofd, ijlde de gekwelde man
weer naar het station om naar Amsterdam
terug te keeren. Allerlei gedachten speelden
door zijn hoofd en hij kon maar niet be
grijpen, waar Louise zat. Hij vond het on
begrijpelijk. Hij was kwaad en verschrikt
en bezorgd, alles te gelijk. Hij had angst
en bezorgdheid voor zijn vrouwtje, waarvan
hij toch eigenlijk veel hield
Toen hij weer in Amsterdam terug was,
begaf hij zich direct naar huis, benieuwd of
er soms nieuws was... en er was nieuws!
Nemen wij den draad van het verhaal op,
waar Louise kwaad haar man en het huis
verliet om naar hare moeder te gaan. Zij
liep den kant uit van het station, maar on
derweg bedacht zij zich. Zij vond het niet
noodig hare moeder in de kwestie te be
trekken. Per slot van rekening zou deze haar
toch aansporen zich met haren man te ver
zoenen. Misschien wel zou ze haar ook ongelijk
geven Neen zij vond het beter niet naar
Utrecht te gaan en over een uurtje maar
naar huis terug te keeren. Ondertusschen ...
kon zij hare vriendin Mies gaan bezoeken
en bij deze haar hart luchten. Zij had het
noodig haar gemoed uit te storten :en Mies