De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 10 januari pagina 2

10 januari 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

!> DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Jan. '15. No. 1Q59 meel en aardappelmeel, waaruit in Duitschland het porlogsbrood het K-brood (KriegsBrot) wordt bereid. In den beginne wou men daar niet goed aan;,juaar.de Vossische Zeitting weet nu te berichten, dat de Keizer bevel heeft gegeven om voor hem zelf en voor allen, die met hem in het groote hoofd kwartier zijn, geen ander brood te bereiden. Of ook de Kroonprins dit voorbeeld van zelfopoffering reeds heeft gegeven, daarover zwijgt de Vossische Zeitung nog; maar wij vertrouwen van wel; ten allen tijde immers hebben groote veldheeren hun deel willen dragen van alle ontberingen, die de oorlog medebrengt. Over het algemeen wordt ons in den laatsten tijd niet veel over den Kroonprins medegedeeld; na de overwinning, door hem bij het binnenrukken in Frankrijk behaald, hoorden wij weinig van hem; veel minder dan in ,de tijden vór den oorlog, toen hij nog te Langfuhr in garnizoen lag en van daar soms een nitstapje maakte om een zitting van den Rijksdag bij te wonen. Maar dit zal wel zijne goede reden hebben; het psychologisch moment voor een nieuwe overwinning van den Kroonprins zal nog niet zijn aangebroken. De uitdrukking psychologisch moment" is tegenwoordig gangbare munt; hoe dik wijls nebbe»wij niet gelezen, dat Minister Treub het psychologisch moment" heeft verzuimd om, door een heffing in eens, gebruik te maken van de stemming van offervaardigheid, waarin de vermogende Nederlanders .thans verkeeren! Ook van deze uitdrukking geldt het: made in Germany! In zijn Le Siège de Paris" vertelt Francisque Sarcey, wanneer zij in zwang kwam: tijdens den oorlog van 1870, toen men in Duitschland ongeduldig werd over het tal men met het beschieten van Parijs. De Kreuz-Zeitung kwam toen voorstellen, dat men het juiste oogenblik daarvoor moest afwachten; een bombardement had immers meer een moreele dan een materieele uit werking; eerst moest de bevolking van Parijs door hongersnood en burgeroorlog in een toestand van groote prikkelbaarheid zijn gekomen; dan zou de moreele uitwerking van het bombardement het grootst zijn; dan eerst was het psychologisch moment aangebroken. Over dat psychologisch moment" maak ten de Parijzenaars zich toen in al hun ellende nog vroolijk; als de maag hun jeukte van den honger, zeiden zij: ik heb trek; zou het niet het psychologisch moment zijn om te gaan eten?'' En de eerste bom, die in Parijs viel, werd met gejuich begroet: Kijk l ze schijnen te vinden, dat het psy chologisch moment is gekomen!" De Parijzenaars, die het beleg van 1870 '71 hebben medegemaakt, zullen daar dezer dagen nog wel eens aan denken. In den morgen van 5 Januari 1871 viel het eerste schot uit de Duitsche batterijen op Parijs. Nog den vorigen dag schreef Bismarck een van degenen, die het meest hadden 'aangedrongen op het bombardement aan zijne vrouw: Heut sollte nun ernstlich angefangen werden, aber Gott wollte es nicht und sandte dicken Nebel". Maar op 5 Januari kon hij aan dien brief nog een post-scriptum toevoegen: Endlich schossen sie, seit 8 Uhr; ich zahlte 15 bis 20Schusz in jeder Minute". In Januari 1915 behoeft Parijs voor geen bombardement te vreezen. Maar de Parij zenaars, wier gedachten naar den winter van 1870 op '71 terug kunnen gaan, zullen wel eens denken: zou het psychologisch moment" nog niet zijn gekomen voor Joffre's algemeenen aanval op de Duitschers? Het wachten is misschien op goed weer! Maar dan zullen de Parijzenaars nog even geduld moeten oefenen; het officieele Fransche legerbericht van gisterenavond ver meldde behalve andere even wetenswaar dige dingen : Het weer blijft zeer slecht; het regent onophoudelijk.1' 6 Januari 1915 G. W. KERNKAMP Sultan Hoessein-Kamïl Naar aanleiding van de feesten te Caïro ter eere van den nieuwen vorst, Sultan Hoessein-Kamtl, is het niet zonder belang te vernemen, dat hij tot eene ongewoon ontwikkelde familie behoort. De Chedive, die thans niet meer terug zal keeren, was in Egypte in het geheel niet in aanzien. Het volk evenals de burgers der steden wist, dat hij slechts belang stelde in zaken, en een uitmuntend financier was, wanneer het zijn eigen belang gold. Voor het land waarover hij regeerde, deed hij zoo HET NIEUWE WANDELCOSTUUM DOOR MARTIN BERDEN Henri en Louise, vijf maanden getrouwd, zaten op de waranda van hun huisje, dat gelegen was in een der buitenwijken van de stad. In den tuin stond een breede kastanjeboom, als een breede parasol, en tusschen de groote bladeren zag je de blauwe, transparante zomerlucht. Achter den tuin lag het veld van zacht groene kleur met hier en daar een droomende koe. Tegen den horizont drukten eenige boerenwoningen en spichtigde een kerktoren omhoog. Louise zat met een boek op haar schoot, waarin zij niet las, en Henri scheen onbe kommerd in zijn krant te lezen, welke hij uitgestrekt hield en rookwolkte uit een lichte havanna. Je tergt me, sprak Louise, met je kalmte. Je weet heel goed, dat ik een nieuw costuum hoog-noodig heb. Nu we getrouwd zijn, heb je niets meer voor me over. Vroeger vondt je me dol-lief, en ik behoefde maar het een of ander te denken of je stondt al op om mijn wenschen te vervullen. Nu denk je maar aan je zelven en bekommert je er niet over, of je vrouw met een oud costuum wandelt of niet. Je houdt niet meer van me. Dat heb ik al lang begrepen. Ik had dat eerder moeten weten. Dan waren we nooit getrouwd geweest. Je bent een egoïst en een barbaar. goed als niets, en driekwart van het jaar bracht hij door in Europa, waarheen hij aan boord van zijn fraai yacht vertrok, zoodra de warmte in Egypte aanving. Dikwijls ging hij dan o.a. naar Weenen, waar hij zijn opvoeding heeft gehad. Hoessein-Kamtl is de broeder van de prinsen Joesoef en Foead Kamil, die zich sedert jaren hebben onderscheiden door hun belangrijken arbeid op intellectueel gebied in Egypte. Foead Pasja Kamtl heeft veel geld over gehad om het onderwijs uit te breiden. Hij stichtte te Caïro de Universitéde Caire" waar professoren uit verschillende landen college geven. Onze groote oriëntalist prof. dr. Snouck Hurgronje is ook door dezen vorst indertijd aangezocht geworden om aan die hoogeschopl verbonden te worden. Joesoef Pasja Kamïl beweegt zich meer op kunstgebied. Hij is op het voorstel van een Franschen beeldhouwer te Caïro inge gaan en heeft in deze stad een school voor kunstnijverheid gesticht, waar een paar jaren geleden ongeveer honderd jonge Egyptenaren les kregen in boetseeren, teekenen naar de natuur, architektuur en ornamentiek. Wat den tegenwoordigen sultan van Egypte betreft, deze is een zeer verlicht man. Uiter aard zal ik niets van hem als politiek per soon-zeggen.- Maar dal deze nieuwe vorst, evenals de koning van België, zeer ruim van begrip en intelligent is, blijkt uit het feit dat ook hij veel belang stelt in intellectueelen arbeid, zóveel zelfs, dat hij aan een zijner dochters, de prinses Semiha heeft toegestaan te /schilderen, en te exposeeren op den Salon des Orientalistes" te Parijs... Egypte kan veel verwachten van zulk een vorst die geheel met zijn tijd is meegegaan. PH. ZILCKEN Brieven van een Oud-Officier I BELANGSTELLING Zou het nu de tijd zijn om eens aandacht te vragen voor het onderwerp: Leger? Een onderwerp dat weinig ter sprake wordt gebracht, waaromtrent de meesten in 't ge wone leven een welwillende neutraliteit in acht nemen, als gold het iets wat in het halfduister behoort te blijven, omdat het misschien schrikbeelden zijn kunnen. Wei nigen hebben er een oordeel over, officieren vraagt men er zelden naar en de gepensionneerden zijn wel gul met de oprakeling van enkele gebeurtenissen uit hunne carrière, wijl die hun helder zijn bijgebleven, doch voor zakelijke inlichtingen zijn zij minder gemakkelijk te vinden. Vór den oorlog wanneer men bij uit zondering op het vraagstuk inging heette het in den regel: Geef ons eerst het middel om onze landgenooten te overtuigen van de verdedigbaarheid van ons land; van de mogelijke kracht van ons leger; van de geschiktheid van onzen landaard om zich te gewennen aan tucht." Van groot vertrou wen in onze weermacht getuigt dit niet. Anderen en daaronder deskundigen schudden bedenkelijk het hoofd, als wilden ze te kennen geven dat het verloren moeite was zich voor de quaestie warm te maken, want luidde de slotzin : Ge krijgt er dat nu eenmaal niet in bij onze natie." (Dat is voor de ingewijden een veelbeteekenend verzamelwoord, omvattend: flinkheid, lust, gehoorzaamheid, wil.) Die uitspraak klinkt ook al weinig bemoedigend. Maar beide uitspraken zijn kenschetsend voor de in ruimer kring verbreide meening over de militaire geschiktheid van ons volk, en zijn voor deskundigen eene aanwijzing in welke richting gearbeid zou moeten wor den om langs nieuwe banen ons leger aan spraak te doen krijgen op het vertrouwen en de waardeering van ons allen. De huidige omstandigheden helpen daartoe reeds en niet het minst de bereidwilligheid en zekerheid, welke onze mobilisatie hebben gekenmerkt. Er was daar toch wel iets van dat in te vinden. Voorts de bewonderens waardige, heldhaftige weerstand van het numeriek zooveel kleiner Belgische leger tegen den Duitschen kolossus, een weer stand zoo ernstig dat hij naar mijn oor deel in eerste instantie oorzaak is gewor den van de mislukking van het oorspronkelijk Duitsehe veldtochtsplan in Frankrijk. Dat geboden verzet deed, duidelijker dan uren lange theorieën vermogen,aan deongeloovige Thomassen zien hoe een klein leger, van een klein, maar dapper en op zijne vrijheid trotsch volk zich kan weren en ontzag inboezemen. Daarbij moet niet vergeten worden, dat het Belgisch leger al evenmin een troetelkind was van zijne natie als het onze; dat het Haar man keek over de krant zijn vrouw aan, spiraalde een rookwolkje uit en zeide hoofdschuddend: Kindje, je windt je weer op. Daarin heb je ongelijk, want je hebt je over niets te beklagen. Je garderobe is volledig. Je hebt een prachtigen avondmantei, een balcostuumpje van zijde, vier of vijf blouses... Ik vraag geen avondmantel of een balcostuum of een blouse.sprakjongmevrouwtje driftig, terwijl zij met haar rank voetje kittig op den grond trapte, ik vraag een wandel-costuum, een heel dood-gewoon wandelcostuum, zooals Mies een van haar man heeft gekregen! Maar Louise, je hebt een wandel costuum, een veel mooier dan Mies. En het is nog nieuw, nog gloednieuw, want het is van na ons trouwen ... Jullie vrouwen willen ook altijd wat nieuws hebben, wan neer de vriendin" iets nieuws heeft. We hebben met Mies niets te maken, al wilde haar man haar tien costuums tegelijk geven, vervolgde hij, met wat driftige stem. Wij hebben voor ons zelven te zorgen en ons inkomen laat niet toe het eene costuum te koopen na het andere. Na deze woorden gooide hij het rechter been over zijn linker, trok de krant uit en las. Jong mevrouwtje pruilde en was erg kwaad. Toen zij nog niet getrouwd was, kreeg zij van haar moeder wat zij noodig had. Nu was zij getrouwd met een man, die zeide, dat hij haar lief had. Zoo'n man moet zijn vrouw geven wat zij verlangt... O... en mevrouwtje kropte haar zakdoek tegen de oogen. Haar man wilde dus heerschen en haar tyranniseeren! Maar, en weer veegde zij eenige traantjes weg, dan ging zij liever terug naar hare moeder. Als hij haar lief had, zou hij haar wel weer komen halen, haar smeeken om terug te komen ... en een leger noch gereed, noch voldoende geëncadreerd en uitgerust was en gelijk bekend overrompeld is geworden. En dan toch die durf, die volharding, die geestdrift, dat ver trouwen, die plichtsvervulling. Wij kunnen het niet genoeg'loven, niet eerbiedig genoeg begroeten en huldigen, dat wakkere, kleine leger van groote strijders, die Belgische keurbende, die, thans door een jongere gene ratie versterkt, opnieuw de worsteling aan vaardt voor de herwinning van zijn ontroofd vaderland. En in den anderen hoek van Europa, het zoo jammerlijk beproefde en wreed tegen gewerkte Servië, hetwelk zoo nameloos ge leden heeft van zijn naasten nabuur en dat, ondanks de pas gevoerde oorlogen, den moed heeft behouden om zijn reusachtigen tegenstander te staan. Tot dusverre niet zonder schitterend succes. Is er dan voor ons geen reden om met wat minder beklemming de mogelijkheid onder de oogen te zien, dat wij onze militaire deugden, onze krachtige volkseigenschappen, onze talenten en volharding wellicht nog eens zullen moeten nieten niet een tegen stander, hoe groot ook? Past het ons nu nog te meesmuilen bij de bespreking van onze weermaeht en ons al bij voorbaat als overwonnen te verklaren, gelijk we tot heden den schijn aannamen ? Of wordt het nu tijd om te luisteren naar hen, die wél gelooven in onze verdedigbaarheid, wél in de mogelijk heid om ons leger krachtig te maken, wél vertrouwen hebben in het dat" van onze jonge mannen mits men den juisten weg bewandelt om natie en weermacht niet langer ieder als iets aparts neven elkaar te doen gaan en mits men de burgerij waaronder ik wil verstaan de op zeker oogenblik nietin-het-leger-ingelijfden wete te doordrin gen van de waarheid dat hare belangen en die van het leger volkomen n zijn. Daartoe moeten wij het leger van een anderen dan den gewonen kant bekijken; niet uitsluitend zinnen op de technische africhting onzer militairen, hoe men ze zal leeren schieten, marcheeren, zich dekken, ingraven, attaqueeren, enz... maar in de alleerste en voornaamste plaats hoe men ze tot krachtige, vertrouwbare, gezonde en ge willige mannen en vaderlanders zal maken. M. a. w. men bekijke het leger ook eens van dit standpunt: Instituut van Volksopvoeding. Een militieleeer behoort uit den aard der zaak een dergelijk instituut te zijn. Ieder leger, ook een staand leger (als bijv. ons Indisch) werkt aan volksopvoeding; maar een militieleger kan en moet daaraan zoo krachtig mogelijk werken. De uitkomsten van dit belangrijke deel van des legers taak beheerschen den graad van waardeering, dien de natie aan hare weermacht zal schen ken, en wel omdat die uitkomsten jaarlijks aan elke met verlof thuis keerende lichting getoetst kunnen worden, en omdat zij als zij er zijn dadelijk practisch nut af werpen voor de maatschappij. Nu wil het mij voorkomen dat de ont wikkelden onder ons, voor zooverre zjj zich rekenschap geven van deze zaak, niet geheel tevreden zijn over die uttkomsten en daarom oordeelen dat onze weermacht in zeer veel tekort schiet, waarom ze er dan ook maar liefst niet over praten. En de militaire auto riteiten? Wat hen betreft verwijs ik naar wat ik hiervoren den gepensionneerden in den mond legde: Ge krijgt er dat nu een maal niet in bij onze natie." Gelukkig zijn er gunstige uitzonderingen in het leger; ik ken er onder onze officieren, die de ziel hunner manschappen weten te treffen en in hen weten wakker te roepen of aan te kweeken -wat wij in onze mannen tot uiting wenschen te brengen. Maar allen klagen over gemis aan belangstelling, onvol doende steun... en ik voeg erbij: gebrek aan richting. Ja, met diepere belangstelling van de zijde der burgerij, met wat meer waardeering ook voor de moeilijke taak der militaire op voeders, en vooral niet te vergeten krachtigen steun van de zijde der autoriteiten och, dat kost toch allemaal geen geld zouden we kunnen krijgen een goed, werkzaam leger, waarop wij allen trotsch zouden wezen en dat we zouden maken tot het troetelkind van de natie. Om een algemeen denkbeeld te geven, De vorming van den milicien tot soldaat moet een zuiver Neder'.andsch karakter dra gen. Zij heeft ten doel hem behalve de technische bekwaamheden van den krijgs man, zoowel persoonlijk als in het algemeen verband te leeren: handigheid, zich zelf te kunnen redden, zelfbeheersching en zijne inzichten en neigingen onde«peschikt te maken aan de gemeenschap. Zij moet hem gewennen aan orde, tucht, regelmaat, rustige wandelcostuum zou hij haar beloven... en alles wat zij maar wilde hebben ... Zoo'n costuum, begon Louise weer, kan je me best geven. En ik wil er een hebben k. Ik heb al tegen Mies gezegd ... Het kan me niet schelen, wat je tegen Mies gezegd hebt, maar vór den winter krijg je gén ander costuum! Dan ga ik, en mevrouw's stem werd zeer resoluut, terug naar mijn moeder! Dat heb je al mér gezegd, zeide haar man onverstoord. Maar ik ga! En het jonge mevrouwtje stond op, als wilde zij meteen haar plan ten uitvoer brengen. Ik ga, herhaalde ze. Haar man keek niet op van zijn krant en gaf geen antwoord. Als ik geen costuum krijg, ga ik en ik zal aan mijn moeder vertellen, dat je me tyranniseert... Je krijgt geen costuum ... Toen stampte Louise driftig op den vloer, keek haar man even weifelend aan ... verliet daarna de waranda en riep haar man toe: Dan ga ik! Een kwartiertje later hoorde mijnheer de voordeur dicht klappen ... Mijn vrouw is uitgegaan, sprak mijn heer tot zijn dienstbode, toen deze om zes uur kwam vragen, of zij nog langer met het middageten moest wachten. Het was dien dag haar uitgaansavond. Mijn vrouw is uitgegaan, herhaalde mijnheer... ik denk niet, dat zij komt eten... dien het eten maar op. Het middageten smaakte hem echter niet. Hij vond het vreeselijk ongezellig in je eigen huis allén te moeten middagmalen. En dan, hij had ook wel een beetje angst. Zijn vrouw scheen werkelijk naar haar moeder werkzaamheid, netheid reinheid, welvoeg lijkheid en beleefde vormen. Reeds bij den aanvang van zijne opleiding en voorts bij elke gelegenheid moeten bij hem onderdrukt en tegengegaan worden alle die hebbelijk heden en slechte gewoonten, die den wel opgevoede in de maatschappij aanstoot geven. De vorming moet streven naar de ontwik keling van de kenmerkende goede eigen schappen van ons volk n tot uiting brengen alle deugden, welke wij onze kinderen in het gezin, de school en de maatschappij, trachten in te prenten. Gansch de op leiding moet zoo diep een stempel op den milicien zetten, dat hij den indruk daarvan bewaart nog lang na zijn terugkeer in de burgermaatschappij; en die maat schappij moet aan hem zien dat hij geleerd heeft en in menig opzicht verbeterd is. Dit alles is niets nieuws doch op ver schillende punten van dit programma s is nooit de nadruk gelegd. Het is te verwezen lijken maar men heeft het nooit ernstig ondernomen. Wanneer men het als grond slag van het militaire onderricht aanvaardt, zal de militaire dressuur er gemakkelijker door worden. Intusschen gaan de jaren voorbij. Ieder jaar zien we een nieuwe lichting de kazerne binnentreden om daar geschikt gemaakt te worden voor de omvangrijke taak waarvan wel en wee van ons land kunnen afhangen. Maar het ontroert ons niet, we zijn het al gewoon; en dan het is niet ons opge dragen om voor de goede uitvoering te waken. Het is niet onze taak, we spreken er dus liefst niet over. Als we een oogenblik later onze wande ling hervatten, ergeren we ons opnieuw een beetje en klagen, dat het zoo jammer is dat velen onzer jonge mannen iets slungelachtigs in de houding hebben; dat zij in onze nauwe straten nog altoos met breede slierten een te groote ruimte beslaan; dat zij al is 't dan niet uit boosaardigheid te zelden uitwijken voor eenander; rondom zich heenspuwen; wat zij kwijt willen zijn op de straat werpen; te luidruchtig zijn; weinig gekuischt zijn in hun uitroepen en geestigheden; te zelden eerbied betoonen voor den oudere; de ontblooting van het hoofd aanmerken als een bewijs van onder danigheid, instede van beleefdheid; brullen als zij zingen' willen; midden op straat blijven staan om een praatje te maken; weinig of geen kennis bezitten van hygiëne; in uwe woning hun karwei komen verrichten in onzindelijke kleeding, zonder de voeten te vegen, zonder groeten en zonder de pet af te zetten, zelfs in uwe kamer en in uwe tegenwoordigheid. In 't kort: zich in het openbaar vertoonen arrogant, dikwijls Stootend en met een souvereine gering schatting en ruwheid ten opzichte van alles wat niet hun dadelijk eigendom is... Ja, zoo klagen we, altoos hetzelfde liedje en... gaan verder. Och. als we allen eens ernstig wilden! Als we eens belangstelling toonden! G. G-d. Bevoorrechte winkels? Dezer dagen werd door de pers gemeld dat Gedeputeerden van Noord-Holland be zwaar hebben gemaakt tegen de wijziging van de Amsterdamsche verordening op de winkelsluiting en zij deze wijziging ter ver nietiging hebben voorgedragen aan de Kroon. Het woord wijziging" herhaalde ik, wijl reeds bleek dat het bericht ten onrechte aldus werd opgevat alsof de verordening in haar geheel thans in gevaar verkeerde. Men zal echter begrijpen dat vernietiging der wijziging geen ander gevolg zoude hebben dan handhaving der oorspronkelijke veror dening, ongewijzigd. De wijziging nu opende de gelegenheid voor B. en W. orn ontheffing van de voor schriften te geven voor de winkels die op den avondverkoop blijken aangewezen te zijn. Zij werd blijkens de toelichting der Commissie voor de Strafverordening noodig geacht voor de slachtoffers" der winkelsluiting. Uit deze toelichting volgt dat de ontheffing slechts beoogd werd ten bate van winkels, die reeds bestonden toen de winkel sluiting werd ingevoerd en dat gelijk ik elders heb opgemerkt het doel dus be reikt konde worden door een overgangs bepaling, alleen geldende voor de destijds bestaande winkels. Aan dien wenk is bij de vaststelling der wijziging gevolg gegeven. Doch men heeft verzuimd, wat tevens had moeten geschieden, vast te stellen welke voorschriften nu gelden zullen voor de aldus te zijn gegaan. Dat zou natuurlijk een scène geven ... Drommels vervelend ... Louise was dan ook erg eigenzinnig, kon zoo nu en dan een echt dwingelandje zijn ... Hij had geen trek vandaag, belde de dienstbode om af te nemen, stond van tafel op en stak een sigaar aan. Ook dien avond kwam mevrouwtje niet thuis en mijnheer werd kwaad, dat zij om zoo'n onnoozel bagatel het huis had verlaten en naar Utrecht was gegaan, naar haar moeder. Ze scheen het ernstig te hebben opgenomen ... Bah ... En om een uur «f elf begaf de verlaten echtgenoot zich kwaad naar zijn slaapkamer. Den anderen morgen, bij het ontbijt, vond hij geen brief, wat hem bevreemdde. Het scheen, of zijn vrouw om zoo'n onnoozel wandelcostuum alle relaties wilde afbreken... Onbegrijpelijk... dat zal haar moeder toch niet goed vinden... die zal wel weer een verzoening tot stand willen brengen ... Toen nam mijnheer het besluit om in hemelsnaam naar Utrecht te gaan om zijn vrouw terug te halen. Want zókon het natuurlijk .niet blijven. Na het ontbijt stond hij dan ook haastig op, bladerde in het spoorboekje en spoedde zich naar den trein. Met kloppend hart kwam hij in Utrecht aan, begaf zich regel recht naar zijn schoonmoeder... en werd door deze met een kus op zijn voorhoofd ontvangen. Hoe gaat het met je, beste Henri? En hoe gaat het met Louise? Met Louise?... maar... is ze dan niet hier? stamelde de verschrikte echtgenoot. Hier ? ... neen ... zou ze dan hier zijn ? Wilde gedachten schoten door het hoofd van den verlaten man. Angst en schrik maakten zich van hem meester. Doch al spoedig wist hij, al was het alleen maar schijnbaar, zich te herstellen. Een schanvrjjgestelde winkels. Wél is er toen bepaald dat geen bedienden er in mogen werkzaam zijn na het gewone sluitingsuur, doch voor den winkelier en zijn gezin geldt geen enkele beperking en wij kunnen dus voor dezen den ouden misstand zien bestendigen van gebondenheid altijd door, ook eiken avond, tot laat in den nacht; de groote grief die de winkelsluiting noodzakelijk heeft gemaakt. Het was geen gelukkige greep toen men dat onderscheid is gaan maken tusschen bedienden en patroons. De winkelsluiting is evenzeer als voor bedienden noodig ge weest voor de patroons, die honderden kleine winkeliers en zetbazen, die door de vrees voor den concurrent in de buurt, zich tot slaven maakten van het publiek. Men had de oplossing beter in andere richting gezocht, n.1. door voor deze slacht offers" een andere, een nieuw soort winkel sluiting in te stellen En men had dat kunnen doen door het voorbeeld te volgen van de apothekers, die beurtelings op Zondag sluiten; eene regeling die ieder op zijn beurt rust gunt, terwijl toch het publiek steeds een voldoend aantal apotheken geopend vindt. Zoo had men hier kunnen verordenen dat deze winkels beurtelings b.v. twee geheele avonden per week moeten gesloten zijn. En in elk geval had men den nachtarbeid niet onbegrensd moeten laten. De gewijzigde verordening heeft niets dergelijks vastgesteld. En nu kunnen wel is waar B. en W. als zij ontheffing verleenen daaraan voorwaarden verbinden. Maar of dat geschieden zal en hoe dat geschieden zal, 't hangt geheel in de lucht; een machts delegatie derhalve waarvan niemand kan voorzien wat er uit groeien zal; allerminst een voordeel in een strafrechtelijke ver ordening. Zoo zoude nu, werd de wijziging be krachtigd, een categorie ontstaan van be voorrechte winkels. En nu komen de anderen zich beklagen, zij die na de invoering der winkelsluiting winkels hebben opgericht, zij die meenden met de anderen op gelijken voet te zullen concurreeren, doch nu vreezen ernstig te worden benadeeld als de anderen nog uren lang verkoopen kunnen nadat zij hebben gesloten. Of de bezwaren werkelijk van ernstigen aard zijn ? Wij nebben vór en na de invoering der winkelsluiting reeds zooveel gehoord van bezwaren die men zich voorstelde, doch die in werkelijkheid van weinig beteekenis bleken te zijn, dat wij niet geneigd zijn ze voor zeer gewichtig te houden. Doch dit moet erkend - en dat is het zwakke punt het hangt alles van de uit voering af. In dat opzicht zijn echter bij de behande ling der wijziging zeer geruststellende ver klaringen afgelegd namens de Commissie voor de Strafverordeningen. De vrijstellingen zouden slechts uitzonderingen zijn; men kon de winkels als het ware met den vinger aanwijzen. En er is eene speciale Commissie ingesteld, die B. en W. eerst van advies zal dienen. En het ligt niet in de bedoeling de vrijheid voor de uit te zonderen winkels onbeperkt te laten. En die vrijstelling zal slechts gegeven worden voor hem, die reeds den winkel exploiteerde toen de winkel sluiting werd ingevoerd. Maar van dat alles uitgezonderd de instelling der Commissie van advies staat, zooals wij zeiden, niets in de verordening te lezen. Men wilde zich vrijheid van beweging voorbehouden, zoo heette het. Doch men had dat kunnen en behooren te doen door althans minimale eischen, zoowel als de beperking tot den eersten aanvrager, in de verordening vast te leggen. Ware dat geschied, b.v. een sluitingsuur voorgeschreven van nooit later dan 12 uur 's nachts en minsten n heelen avond per week sluiting gelast, dan zou men thans voor de kwestie geheel anders staan. Nu kan men tegen de aangevoerde klachten slechts argumenteeren met de bedoeling"; altijd een verkeerd systeem in een Strafverordening, en in 't bijzonder hier waar de uitvoering bij een ander college berust (n.l. B. en W.) dan de Commissie die de verordening ontwierp en toelichtte. Wie kan er b.v. voor instaan als straks eens de weduwe van den eersten aanvrager de voort zetting der ontheffing komt vragen, dat B. en W. ze dan weigeren zullen? Het ware beter geweest als men hen die thans hun klachten inbrengen had kunnen antwoorden met te wijzen op de vastge stelde voorschriften die voor de uit te zon deren winkels zullen gelden. In schijn is thans een categorie van be voorrechte winkels gecreëerd, winkels aan daaltje moet je zoo lang mogelijk vermijden, dacht hij. Ja... och ... ziet u, lieve schoonmama... ze is een paar dagen op reis, naar eenige vriendinnen, loog hij, en ze zou ook u bezoeken ... nu moest ik juist voor zaken in Utrecht zijn... hm... ik lieb niet veel tijd, lieve mama... ze is bepaald maar recht doorgegaan naar Amsterdam.... Als ze soms nog komen mocht... doet u haar dan mijn groeten Ik heb haast... ik moet weer weg... dag, mama Dag Henri, het beste, jammer, dat je zoo kort blijven kunt, adieu hoor! En met een kus van zijn schoonmama op het voorhoofd, ijlde de gekwelde man weer naar het station om naar Amsterdam terug te keeren. Allerlei gedachten speelden door zijn hoofd en hij kon maar niet be grijpen, waar Louise zat. Hij vond het on begrijpelijk. Hij was kwaad en verschrikt en bezorgd, alles te gelijk. Hij had angst en bezorgdheid voor zijn vrouwtje, waarvan hij toch eigenlijk veel hield Toen hij weer in Amsterdam terug was, begaf hij zich direct naar huis, benieuwd of er soms nieuws was... en er was nieuws! Nemen wij den draad van het verhaal op, waar Louise kwaad haar man en het huis verliet om naar hare moeder te gaan. Zij liep den kant uit van het station, maar on derweg bedacht zij zich. Zij vond het niet noodig hare moeder in de kwestie te be trekken. Per slot van rekening zou deze haar toch aansporen zich met haren man te ver zoenen. Misschien wel zou ze haar ook ongelijk geven Neen zij vond het beter niet naar Utrecht te gaan en over een uurtje maar naar huis terug te keeren. Ondertusschen ... kon zij hare vriendin Mies gaan bezoeken en bij deze haar hart luchten. Zij had het noodig haar gemoed uit te storten :en Mies

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl