Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
10 Jan. '15. No. 1959
De oorlog en het Oosten
V. Kroniek
Omdat in de laatste twintig jaren de
uitvoer van Engeland vermeerderde met
141 pCt. en die met Duitschland met 226 pCt.,
terwijl de bevolkingen van die landen in
dat tijdvak vooruitgingen met 20 pCt. en
32 pCt. Omdat in de laatste tien jaren
Engelands invoer steeg met 17 pCt. en die
van Duitschland met 70 pCt. Omdat Frankrijk
verloren provincies en Rusland immer-ijsvrije
havens begeert. Omdat al de ambassadeurs
en plenipotentiarissen niet hebben kunnen
verhinderen, dat een Serajewo'sche wandaad
de tot de nok gevulde Europeesche
kruithuizen deed ontbranden. Daarom liet het
beschaafde, half-beschaafde en onbeschaafde
Europa aam het beschaafde, half-beschaafde
en onbeschaafde overige deel van de wereld
in een paar maanden van 1914 een schouw
spel zien, dat zich op grond van allerlei
gegevens en berichten ongeveer in de vol
gende kroniek weerspiegelt:
9 Augustus 1914. Lome in Togo door de
Engelschen bezet. Op 27 Augustus is geheel
Togo in handen van de Engelschen en
Franschen.
12 Augustus 1914. De Engelschen bej
schieten Dar-es-salam (Duitsch-Oost-Afrika).
In de volgende dagen wordt er gevochten
aan de Duitsch-Engelsche grens tusschen
de Niijassa en de Tanganika-meren; in
September ook op den Oostelij ken oever
van het Victoria-meer, ten N.-O. van den
Kilimandjaroe en gedurende den geheelen
maand September vochten Duitschers en
Belgen bij ? het Kiwoe-meer.
12 Augustus 1914. Het draadloos
telegraafstation Yap door de Engelschen vernield.
Later (7 October) wordt Yap door de Japan
ners bezet, die het op 18 November aan de
Australiërs afstaan.
15 Augustus 1914. Japan stelt Duitschland
een ultimatum o.a. inhoudende de overgave
van Tsingtau.
Hindoesche vrouw
Het is nu tien jaren geleden dat ik den
Gysbreght van Aemstel" voor het laatst
zag, en mijne indrukken over de opvoerin
gen daarvan neerschreef *), en thans, na
deze decade, ben ik nog altijd even over
tuigd van de onvergankelijke schoonheid
van Vondels verzen-treurspel, en, helaas ook,
van het treurige gebrek aan piëteit, waar
mede het wordt opgevoerd.
De menschen, die den Gysbreght" ver
velend vinden, zijn menschen zonder gevoel
en gehoor voor verzen en verzen-val. De
tooneelspelers, die Gysbreght" vervelend
maken, zijn acteurs, die geen verzen kunnen
zeggen, en die het heilige leven van 't
dichter-woord niet kennen. Dit treurspel in
verzen staat op een gebied, oneindig hooger
dan bijna alles, wat de laatste jaren op ons
tooneel is opgevoerd.
Ik ken het verwijt wel, dat er zoo weinig
handeling in zou zijn, maar dat is, omdat
de eigenlijke handeling niet op het tooneel,
maar in beeld gebeurt, in 't schoone beeld,
dór den verzen-zegger op 't tooneel opge
wekt zoo hij althans verzen zeggen kan.
Het zijn de verzen zelf die door hun eigen
leven de niet plastisch vertoonde handeling
zichtbaar moeten maken in den geest van
den hoorder. Denk maar eens aan het ver
haal, in het vijfde bedrijf, van Arent van
Aemstel, en dat van den Bode!
Er zijn ook menschen, critici zelfs, die
vinden dat de Reyen in dit treurspel buiten
de handeling staan en er niets mede te
maken hebben. Zij hebben dus blijkbaar
den mystieken ondergrond van dit treurspel
niet gevoeld, niet den tragischer!
noodlotsgang, noch het voortstuwen der
gebeurlijkheden door hoogere machten, noch
het opheffen daarvan uit het aardgebied tot
een geestelijke sfeer, als bij de klassieken,
door profeteerende, of jubelende, of
lamenteerende Reyen, die de hoogere beteekenis
der feiten zingen.
De Reyen in den Gysbreght" zijn voor
mij van het allerschoonste, wat ik mij op
het tooneel kan voorstellen. Zij zijn van de
verhevenste muziek ja, verzen als deze
Reyen zijn op zichzelf muziek die ooit
*) Zie mijne Opstellen 2e Bundel", Druk
kerij en Uitgevers-Mij. Voorburg" 1906.
Meisje uit Birma
23 Augustus 1914. Oorlogsverklaring van
Japan aan Duitschland.
24 Augustus 1914. De Marokkaansche
regeering geeft den Duitschen gezant zijn
paspoort. De Duitschers vernielen hun eigen
draadloostelegraafstation te Kamina(in Togo).
29 Augustus 1914. De Engelschen bezetten
Samoa en vernielen het draadloostelegraaf
station Tafangata.
10 September 1914. De Duitschers bezet
ten den Walvisch-baai (Z. |W. Afrika). De
EmdeH in de golf van Bensalen.
H September 1914. Herbertshöhe
(NeuPommern) dór de Australische marine bezet.
Het draadloostelegraafstation Bitapaka ver
nield.
Pl.m. 15 September 1914. Het draadloos
telegraafstation op Nauroe (Gilbert-eilanden)
door de Engelschen vernield.
19 September 1914. Rabaoel (hoofdplaats
Duitsch Nieuw-Guinea) door de Britten ge
nomen. De Duitschers bezetten het
politiestation Rietfontein en trekken laler over de
Oranje-Rivier (Kaap-kolonie).
22 September 1914. Duitsche schepen be
schieten Papetéop Tahiti.
24 September 1914. De Emden" beschiet
Madras en maakt daarna de scheepvaart in
den Indischen Oceaan onveilig
26 September 1914. Lüderitzbucht (Z. W.
Afrika) door de Engelschen bezet.
27 September 1914. Doeala (Kameroen)
geeft zich aan een Engelsch-Fransche troe
penmacht over; in het binnenland wordt de
strijdt voortgezet en op 14 October Jabassi
door de verbondenen genomen.
Begin October 1914. De Japanners bezet
ten Jaloeit (Marshall-eil.), dat zij met andere
eilanden op 18 November aan de Australiërs
afstaan.
11 October 1914. Opstand Maritz in
ZuidAfrika.
23 October 1914. De Karlsruhe" heeft den
Atlantischen Oceaan onveilig gemaakt.
27 October 1914. Opstand in Zuid-Afrika.
29 October 1914. De Emden" brengt een
Fransch en een Russisch oorlogschip tot
zinken bij Poeloe Pinang. Turkije neemt aan
de zijde van Duitschland en Oostenrijk aan
den strijd deel.
22 November 1914. Een Engelsche landing
in Duitsch-Oost-Afrika afgeslagen.
3 November 1914. Gevecht tusschen Duit
schers en Engelschen in Oost-Afrika
(Longido).
4 November 1914. Gevecht tusschen Tur
ken en Russen aan de Kaukasische
grenopgespeeld is uit dat puick van zoete
keelen" .dat de dichterziel van Vondel was.
Deze muziek van woord en rythme, van
woord, dat door rythme een hooger, mystiek
leven krijgt, en waar iedere klank in het
verband een edel, onkwetsbaar deel er van
is, is onaantastbaar, en sterft zoodra er
ook maar 't minste af zou gaan of bij zou
komen. Zij heeft een eigen, apart leven, dat
enkel tot openbaring komt als een dich
terlijke ziel er stem aan geeft en haar met
heilige diehter-ontroering verklankt. Laat
zulk een Rey door een ondichterlijk mensch
zeggen, met dezelfde woorden, en het tech
nisch juiste metrum, maar zonder den
harteklop van den dichter, en het leven is er uit,
het wordt een ziellooze serie geluiden.
Bij de opvoering van l januari, die ik
bijwoonde in het Paleis voor Volksvlijt, is
nog iets veel ergers gedaan. Ik had niet
gedacht, dat zooiets mogelijk zou zijn bij
een tooneelgezelschap, welks directeur een
onzer zeldzame tooneelspelers is, die tevens
het dichterwoord op zijn schoonst kunnen
zeggen. Als om Vondel te verbeteren, als
om noodig te vinden, dat iets toegevoegd
wordt aan de verheven muziek die Vondels
gezegde Rey op zichzelve reeds is, verschenen
telkens een aantal dames en heeren op het
tooneel ik zag een meneer er bij in
Edelingen"-travesti met een lorgnet op!
die, met de muzickbladen in hun hand, en
daar van af zingend, als bij een
zangvereeniging-uitvoering, begonnen te zingen een
compositie van A. Diepenbrock, op de
woorden van de Vondelsche Reyen.
Ik wist niet recht of ik tranen moest huilen
van verontwaardiging of tranen plengen van
onbedaarlijk lachen, dat zóiets mogelijk
was, ik weet alleen nog dat ik halverwege
de voorstelling weg moest loopen, omdat
ik het niet langer aan kon hooren.
De vraag is hier niet of Diepenbrocks
muziek, op Vondels Reyen gecomponeerd,
mooi is ik vind haar onschoon, en niet
oorspronkelijk, dit is een persoonlijke in
druk maar de vraag is, of het
heiligschennend is, al of niet, om een Rey als
die uit Vondels Gysbreght", die als vers
een eigen, heilig leven van woord-muziek
heeft, uit haar aparte sfeer te rukken en
haar onder muziek van Diepenbrock te doen
dooddrukken. Ik ben het in dezen dan ook
geheel eens met Gerard Arbous, een acteur
dien ik tien jaar geleden in de Rey van
Edelingen met een mooi geluid Vondels
verzen hoorde zeggen, al was het niet vol
maakt, en die toen toonde te beseffen, wat
de muziek van Vondels vers is. Hetgeen
hij in het vorige nummer van de Groene"
hierover schreef is, in hoofdzaak, o«k mijn
zen. Britsche oorlogschepen beschieten Akaba
(Roode Zee). Een Britsen eskader bij de
Chileensche kust door de Duitschers ver
slagen.
7 November 1914. Tsingtau gevallen.
9 November 1914. De Emden" onschadelijk
gemaakt bij de Kokos-eilanden.
10 November 1914. De Turken bezetten
Al Arisj en later andere punten op Sinai.
14 November 1914. De Turken rukken
Perzië binnen.
18 November 1914: Engelschen nemen
Bassorah na gevechten aan ds Perzische golf.
20 November 1914. Inval,van de Duit
schers in Oeganda.
3 December 1914. Schermutseling in
ZuidAfrika, waarbij De Wet wordt gevangen
genomen.
8 December 1914. Een Duitsche vloot is
bij de Falklandseil. door de Engelschen
verslagen. r^T
17 December 1914. Egypte onder direct
Britsch protectoraat gebracht, gevolgd door
de aanstelling van den nieuwen sultan
Hoessein Kamêl.
31 December 1914. De Duitsch-Af rikaansche
troepenmacht is in Zuid-Afrika; algenieene
mobilisatie gelast.
De Australiërs hebben op de
Salomoeilanden de Engelsche vlag geheschen.
Met deze opsomming kan voorloopig wor
den volstaan, en wanneer daarbij bedacht
wordt, dat op en na 15 Augustus 1914
Afrikaansche troepen in Frankrijk zijn geland
en dat op 24 September, 7 en 20 November
en 14 December 1914 Indische troepenmas
sa's te Marseille zijn aangekomen, dan be
leven wij thans de nooit geziene en nooit
gedroomde rassenbotsing van aan de eene
zijde: Germanen, Kelten, Romanen, Slaven,
Noord-Aziaten, Palae-Aziaten, Indiërs, Ja
panners, Semieten, Hamieten, Soedan-negers,
Bantoe-negers, enz. en aan den anderen kant:
Germanen, Slaven, Magiaren, Osmanen en
andere Turkenvolken, Semieten,
Bantoenegers enz. Uit dit lijstje en uit de kroniek
blijkt dus wel, dat wij thans toeschouwers
zijn, niet bij een volkerenkrijg, noch bij een
rassenoorlog, maar bij een wereldstrijd, die
onder aanvoering van twee groepen
Germanenlwordt gevoerd.
J. C. v. E.
Een Tibetaansche Lama
oordeel over deze daad, die ik niet aarzel
een vergrijp te noemen tegen het ware
wezen van dichtkunst.
De zorg, aan deze Gysbreghf'-opvoering
besteed, de hier en daar smaakvolle decors
naar ontwerp van Lensvelt, de schoone
kleuren der costumes enz. konden mij niet
over deze pijnlijke teleurstelling heenhelpen,
omdat het schoonste er uit voor mij bedor
ven was en ontwijd.
Den volgenden avond ging ik, vol ver
wachting, naar de opvoering in den Stads
schouwburg, waar althans geen zingende
meneeren en mevrouwen in travesti met
muziekbladen in de hand, nu en dan op de
maat meebewegend, mij in een concert-uit
voering zouden verplaatsen.
Hier, op het Leidscheplein, was de teleur
stelling dezelfde, en in nog grooter mate,
als tien jaar geleden, namelijk deze, dat wij
zoo weinig acteurs en actrices blijken te
hebben, die een vers kunnen zeggen. Ik
schreef het toen al reeds, er is voor een
goede Gysbreght'' vertooning mér noodig
dan een enkel acteur te zijn, namelijk
literairen aanleg, begrip van verzen, gehoor
voor woord-muziek. De meeste acteurs en
actrices meenen dat verzen gegalmd of
gepsalmodieerd of declamatorisch-rhetorisch
opgedreund moeten worden, met veel pathos
en, als 't maar eenigszin kan, gelarmoijeerd.
Er heersenen daaromtrent een traditie en
een conventie, die onuitroeibaar schijnen.
Door het vél te mooi" te willen maken
tooneel-mooi, wel te verstaan, in den slechten
zin wordt het vers vermoord en, zoo als
Arbous laatst terecht schreef, men verwart
dan ook nog metrum met rythme.
Ik heb het, een paar zeldzame keeren,
ook wel eens goed gehoord op 't Leidsche
Plein. Ik zal niet licht de Rey van
Edelinghen vergeten, den l en Januari 1905, van
l Eduard Verkade, die ik er bijna volmaakt
schoon in vond, en Anna Klaassen, die er
naar het volmaakte in streefde. Ik weet
nog zulke momenten onthoudt men, er
zijn er zoo weinig van in het leven de
ontroering die ik toen voelde, de tranen om
schoonheid, de heiligste in t leven, die mij
toen naar de oogen zijn geweld. Het is of
ik vooral nog de twee verzen hoor, die mij
toen het meest aandeden, door het statige
geluid waarin zij werden verklankt:
De hemel, 't aerdryck en de hel
Die luistren scherp naar zijn bevel,
En siddren voor de zuivere wetten
Die hij door visschers liet trompetten
En blaezen over duin en del".
Hoe heerlijk klonk hierbij Verkade's
geAndreas Vesalius 15I5-I9I5
Tegelijk met het nieuwe jaar werd Andreas
Vesalius in 1515 geboren. Hij was een
Nederlander Andries van Wesel,' zouden
wij zeggen, geboren te Brussel en gekweekt
aan de Hoogeschool te Leuven. Zijn belang
stelling in de ontleedkunde voerde hem naar
Parijs, waar destijds Dubois (Sylvius) een
klimmende reputatie had en bij wien hij
ontleedkunde studeerde, zoo veel dat toen
mogelijk was. Hij promoveerde te Padua in
de Venetiaansche republiek in 1537 en werd
toen dadelijk tot hoogleeraar in de anatomie
benoemd. Hij bestudeerde dit vak door het
eigenhandig, met de grootste zorg verrichten
van lijkopeningen, demonstreerde de
praeparaten aan zijne leerlingen en gaf de uit
komsten van zijn studie uit in 1543 in zijn
beroemde werk over den bouw van het
menschelijk lichaam, beroemd wegens de nauw
gezette beschrijving en wegens de uitstekende
afbeeldingen. Gaandeweg klimmende tegen
stand tegen zijn methode en tegen de
resultaten van zijn werk verdreven hem uit
Padua en maakten een einde aan zijn
ontleedkundige studiën. Hij nam de betrekking
van lijfarts van Karel V aan, volgde later
diens zoon Philips naar Spanje en, stierf in
1564 op een pelgrimstocht naar Palestina.
Waarom was deze man zoo beroemd en
maakte zijn nauwgezet, eenvoudig
ontleedkundig werk hem zooveel vijanden dat
hij er van moest afzien? De kleine reden
was, dat hij lijkopeningen deed, die toen als
een soort van heiligschennis werden be
schouwd en haast alleen in Venetië op vol
doende schaal werden geduld om een anatoom
te kunnen vormen. De groote reden was
dat hij onderzoek stelde in plaats van leer.
De leer was de ontleedkunde van Galenus
uit de tweede eeuw van onze jaartelling,
een goede anatomie in haar tijd, maar die
in 1300 jaar niet was herzien en ook niet
mocht worden herzien, daar zij beschouwd
werd eens en voor altijd de ontleedkunde
vast te stellen, zooals zij behoorde te wezen.
Sylvius gaf geen les in ontleedkunde uit
eigen aanschouwing, hij preekte naar de
texten van Galenus, Vesalius zette zijn eigen
anatomie in de plaats van die van Galenus
en dat was alweer heiligschennis.
Vesalius deed nog meer dan de anatomie
vernieuwen: hij zette niet Vesalius in de
plaats van Galenus, hij zette eigen onder
zoek in de plaats van schoolsche leer. Wie
Galenus verbeterde werd beschouwd als een
zondaar. Wie Vesalius verbeterde, want ook
zijn werk had fouten, werkte in de school
van Vesalius, in den geest van Vesalius.
Vór hem werd in Galenus nagezien wie
gelijk had. Na hem werd niet in de boeken
maar in de natuur naar de waarheid gezocht.
M. STRAUB
Portret van Vesalius uit het geschiedkundig Medisch-Pharmaceutisch
museum te Amsterdam
(In bruikleen afgestaan door het Ned. Tijdschr. voor Geneesk.)
straalde de grootheid uit. Dan, in den loop
aan 't verhaal stijgt de ontroering, eerst een
eenvoudig gebaar, dan een machtiger, eerst
een lichte stemverheffing, dan een sterker,
het gebaar wordt breeder, de stem
klinkender, naarmate schooner en forscher beel
den in het vers worden opgeroepen, en de
geniale kunstenaar doet de gansche, ver
schrikkelijke tragiek van de moord-en-brand
tooneelen, die hij in vers verhaalt, leven
diger voor ons leven dan de gruwbaarste
voorstelling op het tooneel zou kunnen.
Hier is nu de sleutel tot de handeling in
den Gysbreght: zij gebeurt niet op de
planken, maar in den geest van den toe
schouwer, opgeroepen door den zegger van
't beschrijvende vers. Zóals Louis Bouw
meester het als de Bode doet is het een
wonder van zegging en doet het eer aan
Joost van den Vondel.
Dat zelfs minderen als hij het kunnen, en
den Gysbreght boeiend, vrij van alle ver
veling kunnen maken, bewees eenige
oogenblikken tevoren Reule als Arent van Aemstel.
Dat ook een even geniale kunstenares,
mevrouw Mann-Bouwmeester, in een
Gijsbreght" opvoering belachelijk kan worden
als men haar boven een torenwal in schel
kunstlicht zet, uitgedost als een commère
uit een Revue, bewees het slot dezer voor
stelling. Ik heb al vele engelen Rafaël op
't Leidsche Plein gezien zelfs zwaar
j gedécolteerde maar steeds waren het
l massale, zwaar in de materie. Zou men wel
een flauw idee hebben, welke ^etherische
eigenschappen op het tooneel een engel
moet hebben Om een wezen uit hooger
sferen te lijken en niet een mollige jonge
ook wel eens oude juffrouw om
poffertjes mee te gaan eten?
En zóis dan thans de Gijsbreght" weer
opgevoerd op 't Leidsche Plein, in 't begin
van 1915, meer als een conventioneele tra
ditie dan als een heilige, en, waar ik vrees,
zonder het eerbiedvolle besef, welk een
schoonheid van taal het bevat, en welkeen
zorg aan die kostbare taalschat behoorde
besteed te zijn.
Terwijl men in 't Paleis van Volksvlijt
den rijkdom van de dichtertaai van Vondel
meende te moeten te hulp komen, alsof
die ontoereikend ware, door muziek van
den heer Diepenbrock, die enkel maar
J Diepenbrock was en van Vondel niets over
liet dan wat doodgezongen woorden.
luid, ik hoor het nog in mijn herinnering,
nu tien jaren daarna, er was werkelijk iets
in van een zilveren trompet. En daarna het
plechtige:
De doeken daer dit kint in leit
Is 't purper van zijn majesteit'
enz. van de tegen-stem.
Dezen keer was voor deze reij uitgekozen
een jong acteur, ik meen Jan C. de Vos Jr.,
wiens onwelluidend stemgeluid bij de
schoone verzen als 't ware vloekte, en ook
de andere stem, die van mevr. Fie Carelsen,
ofschoon heel veel beter, kon niet op tegen
de schoone herinnering hier aan Anna
Klaassen.
Te voren was een juffrouw verschenen in
een soort maskerade-costuum met een goed
koop kroontje op, die de Reij van
Amsterdamsche Maegden moest voorstellen, en het
wonderschoone:
Nu stelt het puick van zoete keelen"
op alles behalve puicke wijze, en uit geens
zins zoete keel stelde.
En tóch was dit alles niet zoo pijnlijk als
de meneeren en mevrouwen in travesti met
de muziekbladen van den vorigen avond.
Ook waren er in deze opvoering, Goddank,
momenten van ontroering. Heeft ook al gén
der Reijen die mij de groote emotie kunnen
geven, zelfs niet de beste van dien avond,
die der Burghzaten, van mevrouw Rika
Hopper, er was een broeder Peter, van Van
Dalsum, die wist wat verzen zeggen is, al
is zijn stemgeluid niet van de fraaiste, er
was een goede Arent van Aemstel van Reule,
er was een Badeloch van mevrouw Holtrop,
die mij, in het laatste bedrijf althans, verrastte
door uitbeelding en sentiment, er was een
goede Heer van Vooren en er was de groote
ontroering, het glanspunt van den avond,
door het geniale, dichterlijke verhaal van
den Bode?Louis Bouwmeester.
Is het niet heerlijk voor mij, nog eens op
te slaan wat ik, nu juist tien jaar geleden,
in De Telegraaf" schreef na de Gysbreght"
opvoeringen: En over allen heen zal de
herinnering zweven van wat Louis Bouw
meester als Bode voor schoons heeft ge
daan ?" en dan te denken dat hij daar
eindelijk weer stond, DE Bode uit de
Gysbreght" zoo als er nooit een betere
(zelfs Laroche niet, die toch schitterend was)
geweest is ?
In 't minst niet bedorven door zijn
drakenspelen, in 't minst niet aangetast door zijn
Grancé-succes, kwam deze ideale Bode zoo
treffend bescheiden, zonder pose of pathos,
naar binnen, en van dat bescheiden opkomen,
en den soberen aanvang van zijn verhaal,
HENRI BOREL
* * *