Historisch Archief 1877-1940
10 Jan. '15. No. 1959
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
De vrijwillige" leening
van 1844
Zeventig jaar geleden, jn 1844, heeft ons
land voor eenzelfde moeilijkheid gestaan als
thans; de schatkist had dringend zeer krach
tige versterking noodig en evenals thans
stond men toen voor het dilemna: belasting
heffing of geldleening. En evenals thans
koos de regeering de uitschrijving van een
binnenlandsche geldleening onder uitdruk
kelijke verklaring, dat, als deze niet slagen
mocht, zij tot het middel van belasting
heffing haar toevlucht zou moeten nemen.
Maar welk verschil verder tusschen toen
-en nu!
Men herinnere zich slechts, waarom in
1844 minister Van Hall gekomen is tot het
?uitschrijven zijner .vrijwillige" leening, hoe
veel bezwaren hij heeft moeten overwinnen
om haar er door te krijgen, hoe het slagen
?er van aan een zijden draadje heeft gehangen!
De toestand was dan ook gansch anders,
het land verkeerde in werkelijk zeer benarde
?omstandigheden. In de laatste jaren van de
regeering van Koning Willem I waren we
?ontzettend achteruitgeboerd" en toen in
1840 Willem II de troon besteeg, stonden
we voor een staatsbankroet, dat bij een
schuld van 2200 millioen haast niet kon
uitblijven.
De redder uit dien toestand is minister
'Floris Adr.zoon van Hall geweest.
Maar het werk is hem niet gemakkelijk
gemaakt. Hij moest beginnen met den tegen
stand van den koning zelven tegen zijn
finan?cieele hervormingen te overwinnen. Toen
hem dat gelukt was, heeft hij in den vorst
?evenwel een krachtig medewerker van zijn
plannen gevonden.
Het voornaamste punt zijner financieele
hervorming werd gevonden in het wetsont
werp tot vaststelling van eene buitenge
wone belasting op de bezittingen en daar
mede gepaard gaande geldleening." Er zou
?of een inkomstenbelasting worden ingevoerd
?óf een vrijwillige leening van 127 millioen
tegen 3 pCt. worden uitgeschreven.
? Doch nu weder het verschil tusschen toen
en nu!
Thans heeft men behoudens principieel
?verzet tegen de wijze, waarop de regeering
?de benoodigde 275 millioen wil bijeenkrijgen,
?algemeen erkend de noodzakelijkheid van
?de versterking onzer geldmiddelen. Toen in
1844 daarentegen is oppositie gevoerd tegen
het enkele feit, dat de regeering een beroep
?deed op de burgerij en evenals thans het
vermanende woord deed hooren, dat, als de
leening niet lukte, de burgerij langs anderen
weg gedwongen zou worden de schatkist
aan voldoende middelen te helpen.
De oppositie heeft Van Hall bittere
oogenblikken doen doorleven in de Tweede Kamer,
toen van 23 tot 29 Februari over het wets
voorstel is beraadslaagd. Men moet in
mr. Gleichmans boek gewijd aan mr. F. A.
?van Hall als minister, maar eens nalezen
hoe zelfs politieke medestanders den minister
te lijf gingen over zijn voorstellen! Het zacht
ste wat door de oppositie werd uitgesproken
was, dat de leening op een mislukking zou
uitloopen, maar er werden ook krasser ter
men gebruikt: een wet van de slechtste
inquisitie, die de vruchtbare moeder moet
worden van willekeur, meineed en zedeloos
heid een monstergewrocht zonder vita
liteit, om maar iets te noemen.
* *
En de oppositie in den lande was ook al
niet vriendelijk!
VERMEERDERD, VERBETERD EN DE VOLMAAKTHEID OVERTREFFEND
t
NIEUW ONTWERP VAN WET
Proeve van een Qeilluatreeril
Staatkundig Nieuws
blad , ingeiigt naar de be
hoeften der natie.
Art. 225 van de Grondwet-ju
toepjusing gebragt voof hen
die niet kunnen of ffillen
leien.
Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat het
noodzakelijk is geworden, om, tot dekking van de bui
tengewone behoeften van de schatkist, en tot regeling
van 'sRijks geldmiddelen, afdoende maatregelen van
voorziening te nemen,
Zoo is het dat Wij, den Raad van State gehoord en
met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben
goed;cvoiiden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan
deze:
l
Piano-avond Pembaur
Hoe moeilijk het is Beethoven goed te
spelen, bleek op den piano-avond van Pem
baur, die zich, na eenige concerten van in
troductie in het vorige seizoen, reeds in een
populariteit verheugt, welke zooals alle
djngen die met het publiek, die ondoorgron
delijke menigte, verband houden, verwon
derlijk aandoet. Waarom was de zaal bij
hem geheel vol, terwijl menig concert van
anderen, beteren, slecht bezocht is? Wil
het publiek altijd weer verandering en hoopt
het op nieuwe sensaties door Pembaur, die
?door de kritiek eenstemmig goed beoordeeld
werd? Men heeft zoo zijne lievelingen die,
wat er ook gebeure, en hoe zij ook mogen
spelen, tot in lengten van jaïen de men
schen trekken, of... men is belust op iets
. nieuws en gaat in de verwachting hiervan
luisteren.
Onverklaarbaar blijft het altijd nog, hoe
uitstekende spelers soms voor halfvolle zalen
moeten optreden; den waren reden hiervan
op te sporen, zou een studie op zich zelf
uitmaken.
Over belangstelling had Pembaur dus
waarlijk niet te klagen, al kon die ook niet
tot het einde toe gespannen blijven: Toen
na deel II van Schumann's fantasie de
uurwijzer reeds bedenkelijk over den 10 stond,
was bij velen plotseling de sfeer verbroken
en verwijderden zij zich met een air van
nu lang genoeg hun tijd te hebben gegeven.
Verwonderlijk ook dit weer; een der vele
grillen van publiek, dat blijkbaar nog nooit
geheel inziet, dat men ook tegenover een
kunstenaar onbeleefd kan zijn.
Het was jammer dat P. zich voor zijn
avond in hoofdzaak Beethoven had gekozen
want, zooals ik reeds vermoed had na de
matinee met Parlow, ligt het, krachtig om
lijnde, uit een stuk gegotene, plastisch ge
vormde in de muziek hem niet. Daarvoor
ontbreekt hem de vaste teekening, de be
slistheid van opbouw, en bovenal waar
schijnlijk de intuitie. Ik wil niet zeggen, dat
hij geen kracht kan geven; men denkebijv.
aan zijn Lisztspel en aan de overdreven
.accenten in Beethovens op. 26. Bij Beet
hoven echter is meer noodig dan krachtigheid
van aanslag; de eenvoud en grootheid der
architectuur moet ongeschonden blijven en
niet verloren gaan door allerlei bijzonder
heden, die vaak aardig gevonden waren,
maar niet het gemis aan lijn konden ver
goeden.
Beethoven is werkelijk buitengewoon
moeilijk te spelen, ook in technisch opzicht;
gauw worden de passages onduidelijk als
door een weinig te veel pedaal getracht
wordt te groote binding te krijgen (finale
appassionata). De spring-techniek is
gevaari lijk en voor een ontwikkeld technicus zelfs
onzekerder dan van Liszt. Pembaurs ver
bluffende vastheid bij Liszt en onjuistheid
in Beethovens As-dur-variaties zijn een be
wijs hiervoor. Alles ligt bij Beethoven open
en te geringe gaafheid in passages als finale
op. 26, te weinig rondheid in trillers (finale
Mondschein) en vele onduidelijke plaatsen
in finale der Appassionata kumnen niet be
dekt worden.
Zooals reeds gezegd, het ware begrip voor
Beethoven lijkt mij bij Pembaur niet aanwezig
te zijn; vooral de eenvoud en dus de eigen
lijke grootheid ontgaat hem. Een tempo
mag zeker rekbaar en vol modulatie ge
nomen worden, maar er zijn toch ook
grenzen en door een teveel gaat de geheele
beteekenis verloren. Beperking is nood
zakelijk.
Ook de half elegische, half droomerige
stemming der veelgespeelde
Mondscheinsonate (Ie deel) vond bij Pembaur geen
weerklank; hij maakte er een passieloos,
zoetvloeiend stuk van. Zoodra de stemming
er in het algemeen niet dik bovenop ligt,
weet P. die ook niet te vinden en daarom
geeft hij waarschijnlijk Beethoven ook aan
gedikt weer, hetgeen deze allerminst kan
verdragen.
Liszt, voor wien een beetje te veel of te
weinig niet hinderlijk is, past daarentegen
voortreffelijk voor Pembaur's aard. De uit
voering der Dante-fantasie was uitstekend.
Hier konden aankomende piano-virtuosen
genieten en studeeren: men kon alle voor
schriften van Breithaupts piano-methode be
lichaamd zien, als de arm-vibraties, de ge
fixeerde vormen, die na het opheffen der
armen nog duidelijk zichtbaar bleven, de
actieve medewerking der schouderspieren.
enz.
Liszts zettingen zijn virtuoos en brengen
in den pianoklank iets orkestraals, maar
toch zijn vele figuren op een piano banaal,
die voor orkest ^goed klinken, als daar zijn
de snelle accoordherhalingen in hooge lig
ging, die een violen-begeleiding moeten
imiteeren en de tremolo's die eveneens een
surrogaat voor strijkers-klank moeten geven.
Pembaur wist, hoe schitterend hij ook speelde,
ons over dergelijke piano-orgelachtige effec
ten niet heen te brengen.
De fantasie van Schumann met de op
schriften Ruïnen, Triumphbogen,
Sternenkranz (men zou evengoed andere kunnen
bedenken), een door vele dilettanten ge
liefd stuk, waarin zij onder den invloed
van het romantische motto en sommige
lyrische episoden kunnen zwelgen, werd
door den concertgever in het beste licht
gesteld. Toch waren ook bij hem enkele
onderdeden van den triumfboog te lang en
eentonig, en andere te veel uitgerekt.
Pembaur is ontegenzeggelijk een virtuoos
van beteekenis, maar hij kan niet alles
spelen en is beperkt in zijne keuze.
SEM DRESDEN
z«ora en twintig millioen gulden, tegen eene rente van
drie ten honderd in het jaar.
Art. 2. De inschrijving in deze geldleening wordt in
den loop van de maand Maart van het jaar 1844, op het
door Ons te bepalen tijdstip, geopend bij den agent van
het Ministerie van Finantiën te Amsterdam en bij de
agenten van de schatkist.
EERSTE AFDEELING.
BEPALIKCES OMTKENT DE VRIIWILUCE GELDLEMISG E»BIJDH»CÏ.
Art. 1. Er wordt eene vrijwillige geldleening geopend
ten laste van het Rijk, tot een kapitaal van honderd
\
Een curieus stuk hebben we voor ons
liggen, eigenaardig staaltje van den humor
van vór 70 jaar. Het is een met houtsneden
versierd pamflet, dat tot opschrift draagt:
Vermeerderd, verbeterd en de volmaaktheid
overtreffend nieuw ontwerp van wet van
behoud, liefde en redding".
In dat pamflet, door den heer Ant. W. M.
Mensing (firma Fred. Muller & Co.) te onzer
beschikking gesteld, wordt de inhoud van
de leeningswet tekstueel weergegeven. Doch
tot toelichting zijn tusschen de artikelen
houtsnee-plaatjes gevoegd, die de satire op
elke bepaling moeten leveren. Daar echter
de satirieke beteekenis van elke illustratie
niet onmiddellijk aan ieder duidelijk was,
werd bij het geschrift gevoegd een
PhysioIpgische uitlegging van al de
houtsneefiguren, voorkomende in de geïllustreerde
uitgave van het vermeerderde, verbeterde
en de volmaaktheid overtreffende nieuwe
ontwerp van wet van behoud, liefde en
redding, voorgedragen in een gesprek tus
schen een Physiologist en een Belasting
schuldige".
In tegenstelling met den Latijnschen dich
ter, die het op een oogenblik moeielijk vond
gén satire te schrijven, is het den
NederMusici en de oorlog.
Men zegt dat:
Reger, nu in dezen tijd de inspiratie
ontbreekt, voor ontspanning raadselcanons
schrijft.
Strauss een nieuwen militairen marsch in
portefeuille heeft, die bij den eersten
zegenrijken intocht gespeeld zal worden.
Humperdinck zich voorgenomen heeft, na
deze ijzige werkelijkheid, nooit meer sprookjes
te componeeren.
Saint-Saëns overstelpt wordt door motieven
voor een nieuwe Danse macabre.
Max Brucli voor goed gebroken zal worden.
Leoncavallo een bondslied voor de
Onafhankelijken" heeft geschreven.
Wüllner voortaan Lelio" niet meer in het
Fransch zal declameeren.
Debussy's manuscripten door Schönberg
geannexeerd zullen worden.
Holland geen muzikale waterlinie heeft.
Seriabine zijn clavier a lumière als zoek
licht heeft afgestaan.
Dukas een groot aandeel heeft aan het
gelukken der inundaties bij Nieuwpoort.
Busoni de overgebleven handschriften uit
Leuven zal bewerken en restaureeren."
Elgar reeds jaren geleden door een
Duitschen onderzeeër is getorpedeerd.
Beethovcns geest door de Duitschers is
gefusilleerd.
RE.
* * *
Beeldende Kunst
Terwijl de wereldbrand woedt en de woe
lingen van dezen tijd heel het maatschap
pelijke leven dreigen te ontwrichten, zijn
het niet het minst de beeldende kunstenaren,
die daaronder lijden. Zij zien zich van hunne
inkomsten beroofd: de ideëele waarde hun
ner werken kan slechts in normale tijden
gehandhaafd blijven; de kunsthandel, bij
uitstek handel in weelde-artikel, staat geheel
stil en was reeds het vorig jaar een jaar
van malaise" te noemen, thans is in de
kunstwereld een crisis uitgebroken waarvan
de gevolgen voor velen groote zorgen baren.
** *
Uit alle kwaad werd iets goeds geboren.
In deze tijden spreiden zich de wortelen
uit van het ware kunstenaarschap, het kun
stenaar-zijn zonder bedacht te wezen op
het aanwerven van langzaam aangroeiende
bezittingen; het kunstenaar-zijn zonder den
angst te kennen van het verlies. In deze
tijden van droef gebeuren en vernietiging:
in deze oogenblikken waarvan Maeterlinck
zegt: dat de urnen der ziel minder vast
verzegeld zijn dan gewoonlijk en de
onderaardsche stroomingen des gemoeds heftiger
beroerd" zullen de kunstenaren zich zelven
moeten inkeeren, in zich zelven moeten
ondergaan en zal juist voor velen hunner
de moeilijkheden en het bestaan, van het
verwerven van het daaglijksch brood, dat
vroeger waarlijk wel eens wat al te gemak
kelijk ging, een loutering zijn des geestes.
De tegenstand van den tijd zal vastheid
geven.
landschen volksgeest altijd moeielijk gevallen
wél- satires te schrijven. Dit wordt weder
eens bewezen door het vlugschrift en speciaal
door den tekst en uitleg der illustraties.
Om onze lezers er mede van te doen ge
nieten, geven we hier een ietwat verkleinde
reproductie van de eerste bladzijde van het
spotschrift, alsmede het fragment der
physiologische uitlegging" dat op die eerste
bladzijden betrekking heeft.
Belastingschuldige. Hoe, wat zie ik, begint dit ont
werp met een' Vogelaar, die met zijn slagnet en
lokvogels de argelooze menigte tracht te verschalken ?
Physiologist. Juist geraden! doch hij die daar zit,
zult gij mogelijk niet voor een' Amsterdamsche Advo
caat aanzien, maar zeker eerder voor een lompen Boer,
daar hij vinkende, in plaats van zich in een huisje te
verbergen, geen tien voet van zijn net af zit; hoe dom
zouden deze vogels immers moeten zijn, zoo zij zich,
ofschoon hij eenige schooit zingende lokvogels vooruit
zet, op zulk eene onhandige manier lieten vangen.
Nu, ZIJN bij hem hangende kooi is ledig, doch zal op
die manier wel ledig blijven.
B. En die ledige, scheef gebouwde Schatkist welke
zoo het schijnt door een paar oude vrekken, goede finan
ciers of diplomaten, met alle inspanning geheel en al
het onderste boven gekeerd wordt?
P. Wel foei, die Heeren zij p. veeleer, of liever moeten
naar mijne gissing die hooggeplaatste en naast bij de
schatkist gezetene lieden beteekenen, welke na dezelve
geheel uitgeput te hebben, voor een nationaal bankroet
terugdeinsten, even als de man die, belast met de ad
ministratie en het beheer van eens anders goed, bij
eventuele gevraagde verantwoording, ten einde raad is,
en zich alleen behelpen moet met het mededpogen zij ner
committenten in te roepen, en door aanwijzing eener
ledige kas, met bedroefd gelaat en nederige houding
verschooning voor zijne onverschoonbare handelingen
vraagt, verzoekt, smeekt en afbidt.
B. Zoo! / o o!! En deze Tafel, bezet met die
poppetjes van gips, die altijd ja! schudden,ondersteund
door dien spotvogel, tenminste naar zijn gelaat te
oordeelen ?
P. Wel, die uitlegging is niet ver te zoeken, dat ver
beelden de Leden van de Staten-Generaal, die, als echte
Volksvertegenwoordigers, op alles ja! zeggen of liever
zwijgende knikken, zoodra er slechts door den... aan
hunne zitplaats getrokken wordt, daar zij anders den
kelijk bang zijn, om van hunne gladde zitplaats af te
glijden; doch weest gerust, poppetje-, er zal niet z
hevig getrokken worden, want dan zoudt jijl., het sieraad
van de tafel, er afvallende, verbrijzelen. Nu, van
enkelen, welker ijzerdraadjes niet volmaakt naar den
zin van den trekker zijn, zou het hem niet spijten, zoo
zulks gebeurde.
B. En dit plaatje van den Struikroover, die een oogen
schijnlijk zeer fatsoenlijk man, (want hij heeft immers
een lintje in zijn knoopsgat) met de pistool op de borst
zijn beurs, schijnt te willen afzetten, kan toch wel op
Art. l niet van toepassing zijn.
P. En toch heeft de teekenaar in dit schamele ge
waad (hoe nederig!) den Minister van Justitie, ad in
terim met de finantiën belast, willen voorstellen
doch het is slechts een allegorische voorstelling, om te
kennen te willen geven: zoo gij niet ia de leening ad
3 pCt. deel neemt, zullen wij u dwingen om het land
te redden. Maar zoude de man ook linksch zijn ?
men geeft hem toch de pistool in de linkerhand.
B. En die wezenlijk deftige Heer. die daar voor dat
nog steeds ledige Register van inschrijving staat, terwijl
een gemeen karikatuur hem op eene kinderachtige
wijze begekt ?
P. Dit stelt de Agent van het Ministerie van Finan
tiën voor, ten bewijze dat hij het niet druk heeft, voor
gesteld met de handen in de broekzakken en een nog
ongebruikte pen achter het oor; doch in plaats van die
voorstelling van een Burger, die begekt dengenen die
geen schuld aan de zaak heeft, haddeL wij liever het
volk op een andere en waardiger manier voorgesteld
gezien.
Zoo gaat het door gelijk men zal
hebben ervaren, is de humor niet altijd van
fijn allooi, maar het vlugschrift teekent de
smaak uit die dagen; het ging de groote
massa blijkbaar al gauw te hoog. wanneer
men eens werkelijk geestig wilde zijn.
Trots de oppositie in en buiten het Par
lement werd de wet op de vrijwillige leening
goedgekeurd. De Tweede Kamer schonk
er na een zesdaagsch debat, met 32 tegen
25 stemmen, haar instemming aan, een week
later keurde de Eerste, toen een college van
Tegenstand geeft kracht en kracht moet
in dezen wankelenden tijd uitgaan van die
genen, die waarlijk zijn de scheppende
geesten van onzen tijd, dat wil zeggen:
menschen in den geest van alle tijden: de
kunstenaren.
* *
Men heeft dit allerwege gevoeld en men
heeft getracht het kunstleven opgewekt te
houden. Men is voortgegaan met het houden
van tentoonstellingen en onder deze zijn er,
welke uitsluitend werden ingericht met het
oogmerk de kunstenaren te steunen.
Een steuncomitévan Nederlandsche kun
stenaren heeft zich gevormd en daartoe
hebben zich de navolgende kunstgenoot
schappen aangesloten :
de Haagsche Kunstring; de Hollandsche
Teeken-Maatschappij Pulchri Studio, te
?s Gravenhage ; Kunst zij ons Doel, te Haar
lem ; Kunstliefde, te Utrecht; Vereeniging
St. Lucas, Moderne Kunstkring, de
Onafhankelijken, te Amsterdam: Pictura
Veluvensis, Renkum en Vereeniging tot Bevor
dering der Grafische Kunst, Laren.
Dit comitézal in verschillende groote
steden van ons land tentoonstellingen in
richten, welke jury-vrij zullen zijn en waar
door dus aan alle Nederlandsche beeldende
kunstenaren de gelegenheid zal worden ge
boden om hun werk ten toon te stellen en
te verkoopen.
Tevens is er een fonds gesticht tot steun
van Nederlandsche beeldende kunstenaren.
Moge dit alles succes hebben en den
kunstenaren ten goede komen doch moge
overal uit dezen geweldigen tijd een wijding
geboren worden, welke de woorden van
Van Deyssel tot onvergankelijke waarheid
maakt:
Ik hoop, dat men gewaar worde, hoe de
kunst niet, waar-achtig niet is een liefheb
berij; niet een bij-zaak; niet een tijdverdrijf;
niet een ontspanning; niet een aardigheid;
niet een kleinigheid maar de kern van
's menschen heerlijkste ontwikkeling".
Eene ontwikkeling die zonder groot offer
nimmer verkregen wordt.
OTTO VAN TUSSENBROEK
De Belgen te Oxford
De Belgen zitten zoo wat overal verspreid
in Engeland. Ik weet er van belang te
Londen, te Cardiff, te Folkestone, te
Cambridge, te Liverpool, in zoovele kleine
plaatsjes in het binnenland en op die groote
landgoederen hier en daar zooals er alleen
zijn in Engeland en waarvan ik u gaarne
later eens zou willen vertellen.
Maar ik wensch u vandaag even te spreken
over de Belgen te Oxford.
Zooals bij alle groote ontredderingen, die
over Europa zijn gekomen en groote massa's
van menschen tot landverhuizing hebben
gedwongen, zoo zijn er nu ook centra
ontstaan waar die Belgische bezetting een
vaste vorm van geordendheid heeft ver
kregen.
30 personen, dat met gesloten deuren ver
gaderde, haar met 12 tegen 6 stemmen goed.
En daarna brak een zenuwachtige tijd
voor Van Hall aan: de vraag, of de vrij
willige leening volteekend zou worden, bleef
langen tijd een vraag voor hem, waarop hij
een ongunstig antwoord kon verwachten.
Allerwege was in den lande eene
uitnoodiging tot deelneming verspreid, doch terwijl
de inschrijving op 26 Maart zou worden
gesloten, was op 22 Maart nog slechts voor
ruim 20 millioen geteekend terwijl ?272.000
aan vrijwillige bijdragen was toegezegd.
Bij K- B. van 22 Maart werd de termijn
daarop tot 28 Maart verlengd en bovendien
werd het den openbaren lichamen gemak
kelijk gemaakt hunne grootboek-inschrij
vingen te verkoopen, ten einde aan de
leening deel te nemen.
Dit werd o.a. den volke der hoofdstad kond
gedaan in een Buitengewone Amsterdam
sche Courant" van Zaterdag 23 Maart, welke
besloten werd met het volgende curieuse
bericht:
Men verzekert, dat de Regeering dezer
Stad voor een aanzienlijk bedrag, men spreekt
van f 20,000, in de Vrijwillige Leening heeft
deelgenomen".
Twintig duizend gulden het schijnt
in die dagen bij het Amsterdamsche Ge
meentebestuur minder royaal te zijn toe
gegaan dan tegenwoordig!
* *
Den 28 Maart was de leening nog niet
volteekend. Er ontbrak nog 3 millioen aan.
Van Hall vertrok den volgenden dag naar
Amsterdam en kreeg daar door bemiddeling
zijner vrienden de verzekering der
rolteekening, waartoe dan f 500,000 of f 600,000
van Rotterdamsche correspondenten der
Amsterdamsche makelaars behoorden. Op
persoonlijk verzoek des konings had echter,
naar Van Hall in zijne eigen aanteekeningen
verhaalt, (zie Gleichman, pag. 93) ds.
Huijdecoper Zondagmorgen in de kerk in zijn
gebed dank gezegd voor den goeden afloop
der leening. Als een loopend vuurtje ging
toen de tijding door het land, dat de leening
volteekend was en dat had ten gevolge, dat
de Rotterdamsche deelneming bijna geheel
ontviel. De koning maakte echter zijn over
haasting weer goed, door zelf nog voor een
half millioen in te schrijven.
Den Sisten Maart schreef Van Hall aan
Willem II in van voldoening getuigende
woorden.dat de vrijwillige leening volteekend
was, en de Koning was daarmede zoo inge
nomen, dat hij op den brief van Van Hall
met potlood een proclamatie opschreef, (in
facsimile opgenomen in Gleichmans inte
ressant werk) welke in de eerstvolgende
Staatscourant" met eenige wijziging het
licht zag. De goede afloop der zaak was
blijkbaar ook een pak van het hart vanden
vorst!
En thans ? Hoe zal het met de huidige
vrijwillige leening gaan ? We hebben goeden
hoop, dat haar tot stand kpming een gladder
verloop zal hebben dan die van 1844. Maar
toch vermoeden we, dat niet enkel minister
Treub een zucht van verademing zal slaken,
wanneer hij mag constateeren, dat de ?275
millioen, waaraan de regeering behoefte heeft,
door vrijwillige inschrijvingen zijn verkregen
en er niet tot andere, krachtiger en harder
maatregelen behoeft te worden overgegaan.
KELLER
W
Wij weten allen het belang van Genève
of Parijs voor de Poolsche vluchtelingen,
na de ongelukkige revolutie van het jaar'30;
de beteekenis van de Rijn-steden voor de
migrés onder de fransche Terreur, of nog
de aantrekkelijkheid der Hollandsche steden
voor de met den brandstapel bedreigde
Hugenoten.
Dergelijk centrum is onder meer Oxford
thans geworden voor de Belgen.
De wonderschoone stad die Oxford is, was
er voor aangewezen om eene speciale kwa
liteit van vluchtelingen te ontvangen en de
leden van het ondersteunings-comitéte
Londen hebben natuurlijk hunne keuze ge
daan onder de menschen, die naar hier
werden gezonden. Ze zijn zoo wat 300 in
getal en deze Belgische bezetting schijnt,
tot nader order of liever tot verdere veran
dering in den stand van zaken op het Wester
front, niet te zullen worden gewijzigd.
De meeste Belgen hier zijn uit den be
schaafden burgerstand van Antwerpen,
Brugge, Ostende. Zij zijn meest allen kos
teloos bij particulieren ingekwartierd. Som
mige gezinnen kregen zelfs, heel royaal,
voor hun eigen uitsluitend gebruik volledig
en rijk gemeubelde, tijdelijk onbewoonde,
huizen en villa's. Enkele werklieden en minder
ontwikkelden werden, kieskeurig en kiesch,
bij elkaar gezet en verblijven in Ruskin Hall.
Hier was ook nog vór een paar weken
een aanzienlijk aantal studenten uit de
Belgische universiteiten, maar ten gevolge
der beslissing van de Belgische regeering om
alle jonge mannen van 18 tot 30 jaar onder
de wapens te roepen, is staatsminister Van
den Heuvel na een warmen oproep, hier de
jeugd komen weghalen. De enkelen die nog
bleven, wonen nu hier en daar in de oude
en eerbiedwaardige colleges.
De collectieve belangen der Belgische
vluchtelingen worden hier behartigd door
een plaatselijk comitévan Engelsche dames,
waarvan de gedienstigheid en de hoffelijkheid
geen palen kent.
Op aanzoek der Belgische regeering is de
heer Jules Ortegat, volksvertegenwoordiger
voor Mechelen, de officieuse zooniet
officieele burgervader der Oxfordsche Belgen
geworden. Hij staat in regelmatige betrek
king met den Belgischen minister te Londen
en houdt een waakzaam oog over alles; er
moet op zooveel worden gelet: er was reeds
eene geboorte, en een huwelijk moet een
dezer dagen worden voltrokken.
Sedert volkvertegenwoordiger Jules Orte
gat hier nu de zaken in handen heeft ge
nomen, zijn de Belgen elkaar gaan voelen
en nauwer in verstandhouding getreden.
Zij hebben hun vereenigingslokaal, lees
kabinet en fumoir, die met hunne schrijf
tafels, divans, en fauteuils volgens al de
regels der engelsche keurigheid zijn inge
richt en 's avonds met hunne mooie
electrische verlichting en de groote open vuren,
van eene hartelijke gezelligheid zijn.
Hier was ook onlangs een Belgium Day,
toen er een heelen dag Belgische vlaggetjes
verkocht werden ten voordeele der refugees.