De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 10 januari pagina 7

10 januari 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

10 Jan. '15. No. 1959 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND De vrijwillige" leening van 1844 Zeventig jaar geleden, jn 1844, heeft ons land voor eenzelfde moeilijkheid gestaan als thans; de schatkist had dringend zeer krach tige versterking noodig en evenals thans stond men toen voor het dilemna: belasting heffing of geldleening. En evenals thans koos de regeering de uitschrijving van een binnenlandsche geldleening onder uitdruk kelijke verklaring, dat, als deze niet slagen mocht, zij tot het middel van belasting heffing haar toevlucht zou moeten nemen. Maar welk verschil verder tusschen toen -en nu! Men herinnere zich slechts, waarom in 1844 minister Van Hall gekomen is tot het ?uitschrijven zijner .vrijwillige" leening, hoe veel bezwaren hij heeft moeten overwinnen om haar er door te krijgen, hoe het slagen ?er van aan een zijden draadje heeft gehangen! De toestand was dan ook gansch anders, het land verkeerde in werkelijk zeer benarde ?omstandigheden. In de laatste jaren van de regeering van Koning Willem I waren we ?ontzettend achteruitgeboerd" en toen in 1840 Willem II de troon besteeg, stonden we voor een staatsbankroet, dat bij een schuld van 2200 millioen haast niet kon uitblijven. De redder uit dien toestand is minister 'Floris Adr.zoon van Hall geweest. Maar het werk is hem niet gemakkelijk gemaakt. Hij moest beginnen met den tegen stand van den koning zelven tegen zijn finan?cieele hervormingen te overwinnen. Toen hem dat gelukt was, heeft hij in den vorst ?evenwel een krachtig medewerker van zijn plannen gevonden. Het voornaamste punt zijner financieele hervorming werd gevonden in het wetsont werp tot vaststelling van eene buitenge wone belasting op de bezittingen en daar mede gepaard gaande geldleening." Er zou ?of een inkomstenbelasting worden ingevoerd ?óf een vrijwillige leening van 127 millioen tegen 3 pCt. worden uitgeschreven. ? Doch nu weder het verschil tusschen toen en nu! Thans heeft men behoudens principieel ?verzet tegen de wijze, waarop de regeering ?de benoodigde 275 millioen wil bijeenkrijgen, ?algemeen erkend de noodzakelijkheid van ?de versterking onzer geldmiddelen. Toen in 1844 daarentegen is oppositie gevoerd tegen het enkele feit, dat de regeering een beroep ?deed op de burgerij en evenals thans het vermanende woord deed hooren, dat, als de leening niet lukte, de burgerij langs anderen weg gedwongen zou worden de schatkist aan voldoende middelen te helpen. De oppositie heeft Van Hall bittere oogenblikken doen doorleven in de Tweede Kamer, toen van 23 tot 29 Februari over het wets voorstel is beraadslaagd. Men moet in mr. Gleichmans boek gewijd aan mr. F. A. ?van Hall als minister, maar eens nalezen hoe zelfs politieke medestanders den minister te lijf gingen over zijn voorstellen! Het zacht ste wat door de oppositie werd uitgesproken was, dat de leening op een mislukking zou uitloopen, maar er werden ook krasser ter men gebruikt: een wet van de slechtste inquisitie, die de vruchtbare moeder moet worden van willekeur, meineed en zedeloos heid een monstergewrocht zonder vita liteit, om maar iets te noemen. * * En de oppositie in den lande was ook al niet vriendelijk! VERMEERDERD, VERBETERD EN DE VOLMAAKTHEID OVERTREFFEND t NIEUW ONTWERP VAN WET Proeve van een Qeilluatreeril Staatkundig Nieuws blad , ingeiigt naar de be hoeften der natie. Art. 225 van de Grondwet-ju toepjusing gebragt voof hen die niet kunnen of ffillen leien. Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat het noodzakelijk is geworden, om, tot dekking van de bui tengewone behoeften van de schatkist, en tot regeling van 'sRijks geldmiddelen, afdoende maatregelen van voorziening te nemen, Zoo is het dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goed;cvoiiden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan deze: l Piano-avond Pembaur Hoe moeilijk het is Beethoven goed te spelen, bleek op den piano-avond van Pem baur, die zich, na eenige concerten van in troductie in het vorige seizoen, reeds in een populariteit verheugt, welke zooals alle djngen die met het publiek, die ondoorgron delijke menigte, verband houden, verwon derlijk aandoet. Waarom was de zaal bij hem geheel vol, terwijl menig concert van anderen, beteren, slecht bezocht is? Wil het publiek altijd weer verandering en hoopt het op nieuwe sensaties door Pembaur, die ?door de kritiek eenstemmig goed beoordeeld werd? Men heeft zoo zijne lievelingen die, wat er ook gebeure, en hoe zij ook mogen spelen, tot in lengten van jaïen de men schen trekken, of... men is belust op iets . nieuws en gaat in de verwachting hiervan luisteren. Onverklaarbaar blijft het altijd nog, hoe uitstekende spelers soms voor halfvolle zalen moeten optreden; den waren reden hiervan op te sporen, zou een studie op zich zelf uitmaken. Over belangstelling had Pembaur dus waarlijk niet te klagen, al kon die ook niet tot het einde toe gespannen blijven: Toen na deel II van Schumann's fantasie de uurwijzer reeds bedenkelijk over den 10 stond, was bij velen plotseling de sfeer verbroken en verwijderden zij zich met een air van nu lang genoeg hun tijd te hebben gegeven. Verwonderlijk ook dit weer; een der vele grillen van publiek, dat blijkbaar nog nooit geheel inziet, dat men ook tegenover een kunstenaar onbeleefd kan zijn. Het was jammer dat P. zich voor zijn avond in hoofdzaak Beethoven had gekozen want, zooals ik reeds vermoed had na de matinee met Parlow, ligt het, krachtig om lijnde, uit een stuk gegotene, plastisch ge vormde in de muziek hem niet. Daarvoor ontbreekt hem de vaste teekening, de be slistheid van opbouw, en bovenal waar schijnlijk de intuitie. Ik wil niet zeggen, dat hij geen kracht kan geven; men denkebijv. aan zijn Lisztspel en aan de overdreven .accenten in Beethovens op. 26. Bij Beet hoven echter is meer noodig dan krachtigheid van aanslag; de eenvoud en grootheid der architectuur moet ongeschonden blijven en niet verloren gaan door allerlei bijzonder heden, die vaak aardig gevonden waren, maar niet het gemis aan lijn konden ver goeden. Beethoven is werkelijk buitengewoon moeilijk te spelen, ook in technisch opzicht; gauw worden de passages onduidelijk als door een weinig te veel pedaal getracht wordt te groote binding te krijgen (finale appassionata). De spring-techniek is gevaari lijk en voor een ontwikkeld technicus zelfs onzekerder dan van Liszt. Pembaurs ver bluffende vastheid bij Liszt en onjuistheid in Beethovens As-dur-variaties zijn een be wijs hiervoor. Alles ligt bij Beethoven open en te geringe gaafheid in passages als finale op. 26, te weinig rondheid in trillers (finale Mondschein) en vele onduidelijke plaatsen in finale der Appassionata kumnen niet be dekt worden. Zooals reeds gezegd, het ware begrip voor Beethoven lijkt mij bij Pembaur niet aanwezig te zijn; vooral de eenvoud en dus de eigen lijke grootheid ontgaat hem. Een tempo mag zeker rekbaar en vol modulatie ge nomen worden, maar er zijn toch ook grenzen en door een teveel gaat de geheele beteekenis verloren. Beperking is nood zakelijk. Ook de half elegische, half droomerige stemming der veelgespeelde Mondscheinsonate (Ie deel) vond bij Pembaur geen weerklank; hij maakte er een passieloos, zoetvloeiend stuk van. Zoodra de stemming er in het algemeen niet dik bovenop ligt, weet P. die ook niet te vinden en daarom geeft hij waarschijnlijk Beethoven ook aan gedikt weer, hetgeen deze allerminst kan verdragen. Liszt, voor wien een beetje te veel of te weinig niet hinderlijk is, past daarentegen voortreffelijk voor Pembaur's aard. De uit voering der Dante-fantasie was uitstekend. Hier konden aankomende piano-virtuosen genieten en studeeren: men kon alle voor schriften van Breithaupts piano-methode be lichaamd zien, als de arm-vibraties, de ge fixeerde vormen, die na het opheffen der armen nog duidelijk zichtbaar bleven, de actieve medewerking der schouderspieren. enz. Liszts zettingen zijn virtuoos en brengen in den pianoklank iets orkestraals, maar toch zijn vele figuren op een piano banaal, die voor orkest ^goed klinken, als daar zijn de snelle accoordherhalingen in hooge lig ging, die een violen-begeleiding moeten imiteeren en de tremolo's die eveneens een surrogaat voor strijkers-klank moeten geven. Pembaur wist, hoe schitterend hij ook speelde, ons over dergelijke piano-orgelachtige effec ten niet heen te brengen. De fantasie van Schumann met de op schriften Ruïnen, Triumphbogen, Sternenkranz (men zou evengoed andere kunnen bedenken), een door vele dilettanten ge liefd stuk, waarin zij onder den invloed van het romantische motto en sommige lyrische episoden kunnen zwelgen, werd door den concertgever in het beste licht gesteld. Toch waren ook bij hem enkele onderdeden van den triumfboog te lang en eentonig, en andere te veel uitgerekt. Pembaur is ontegenzeggelijk een virtuoos van beteekenis, maar hij kan niet alles spelen en is beperkt in zijne keuze. SEM DRESDEN z«ora en twintig millioen gulden, tegen eene rente van drie ten honderd in het jaar. Art. 2. De inschrijving in deze geldleening wordt in den loop van de maand Maart van het jaar 1844, op het door Ons te bepalen tijdstip, geopend bij den agent van het Ministerie van Finantiën te Amsterdam en bij de agenten van de schatkist. EERSTE AFDEELING. BEPALIKCES OMTKENT DE VRIIWILUCE GELDLEMISG E»BIJDH»CÏ. Art. 1. Er wordt eene vrijwillige geldleening geopend ten laste van het Rijk, tot een kapitaal van honderd \ Een curieus stuk hebben we voor ons liggen, eigenaardig staaltje van den humor van vór 70 jaar. Het is een met houtsneden versierd pamflet, dat tot opschrift draagt: Vermeerderd, verbeterd en de volmaaktheid overtreffend nieuw ontwerp van wet van behoud, liefde en redding". In dat pamflet, door den heer Ant. W. M. Mensing (firma Fred. Muller & Co.) te onzer beschikking gesteld, wordt de inhoud van de leeningswet tekstueel weergegeven. Doch tot toelichting zijn tusschen de artikelen houtsnee-plaatjes gevoegd, die de satire op elke bepaling moeten leveren. Daar echter de satirieke beteekenis van elke illustratie niet onmiddellijk aan ieder duidelijk was, werd bij het geschrift gevoegd een PhysioIpgische uitlegging van al de houtsneefiguren, voorkomende in de geïllustreerde uitgave van het vermeerderde, verbeterde en de volmaaktheid overtreffende nieuwe ontwerp van wet van behoud, liefde en redding, voorgedragen in een gesprek tus schen een Physiologist en een Belasting schuldige". In tegenstelling met den Latijnschen dich ter, die het op een oogenblik moeielijk vond gén satire te schrijven, is het den NederMusici en de oorlog. Men zegt dat: Reger, nu in dezen tijd de inspiratie ontbreekt, voor ontspanning raadselcanons schrijft. Strauss een nieuwen militairen marsch in portefeuille heeft, die bij den eersten zegenrijken intocht gespeeld zal worden. Humperdinck zich voorgenomen heeft, na deze ijzige werkelijkheid, nooit meer sprookjes te componeeren. Saint-Saëns overstelpt wordt door motieven voor een nieuwe Danse macabre. Max Brucli voor goed gebroken zal worden. Leoncavallo een bondslied voor de Onafhankelijken" heeft geschreven. Wüllner voortaan Lelio" niet meer in het Fransch zal declameeren. Debussy's manuscripten door Schönberg geannexeerd zullen worden. Holland geen muzikale waterlinie heeft. Seriabine zijn clavier a lumière als zoek licht heeft afgestaan. Dukas een groot aandeel heeft aan het gelukken der inundaties bij Nieuwpoort. Busoni de overgebleven handschriften uit Leuven zal bewerken en restaureeren." Elgar reeds jaren geleden door een Duitschen onderzeeër is getorpedeerd. Beethovcns geest door de Duitschers is gefusilleerd. RE. * * * Beeldende Kunst Terwijl de wereldbrand woedt en de woe lingen van dezen tijd heel het maatschap pelijke leven dreigen te ontwrichten, zijn het niet het minst de beeldende kunstenaren, die daaronder lijden. Zij zien zich van hunne inkomsten beroofd: de ideëele waarde hun ner werken kan slechts in normale tijden gehandhaafd blijven; de kunsthandel, bij uitstek handel in weelde-artikel, staat geheel stil en was reeds het vorig jaar een jaar van malaise" te noemen, thans is in de kunstwereld een crisis uitgebroken waarvan de gevolgen voor velen groote zorgen baren. ** * Uit alle kwaad werd iets goeds geboren. In deze tijden spreiden zich de wortelen uit van het ware kunstenaarschap, het kun stenaar-zijn zonder bedacht te wezen op het aanwerven van langzaam aangroeiende bezittingen; het kunstenaar-zijn zonder den angst te kennen van het verlies. In deze tijden van droef gebeuren en vernietiging: in deze oogenblikken waarvan Maeterlinck zegt: dat de urnen der ziel minder vast verzegeld zijn dan gewoonlijk en de onderaardsche stroomingen des gemoeds heftiger beroerd" zullen de kunstenaren zich zelven moeten inkeeren, in zich zelven moeten ondergaan en zal juist voor velen hunner de moeilijkheden en het bestaan, van het verwerven van het daaglijksch brood, dat vroeger waarlijk wel eens wat al te gemak kelijk ging, een loutering zijn des geestes. De tegenstand van den tijd zal vastheid geven. landschen volksgeest altijd moeielijk gevallen wél- satires te schrijven. Dit wordt weder eens bewezen door het vlugschrift en speciaal door den tekst en uitleg der illustraties. Om onze lezers er mede van te doen ge nieten, geven we hier een ietwat verkleinde reproductie van de eerste bladzijde van het spotschrift, alsmede het fragment der physiologische uitlegging" dat op die eerste bladzijden betrekking heeft. Belastingschuldige. Hoe, wat zie ik, begint dit ont werp met een' Vogelaar, die met zijn slagnet en lokvogels de argelooze menigte tracht te verschalken ? Physiologist. Juist geraden! doch hij die daar zit, zult gij mogelijk niet voor een' Amsterdamsche Advo caat aanzien, maar zeker eerder voor een lompen Boer, daar hij vinkende, in plaats van zich in een huisje te verbergen, geen tien voet van zijn net af zit; hoe dom zouden deze vogels immers moeten zijn, zoo zij zich, ofschoon hij eenige schooit zingende lokvogels vooruit zet, op zulk eene onhandige manier lieten vangen. Nu, ZIJN bij hem hangende kooi is ledig, doch zal op die manier wel ledig blijven. B. En die ledige, scheef gebouwde Schatkist welke zoo het schijnt door een paar oude vrekken, goede finan ciers of diplomaten, met alle inspanning geheel en al het onderste boven gekeerd wordt? P. Wel foei, die Heeren zij p. veeleer, of liever moeten naar mijne gissing die hooggeplaatste en naast bij de schatkist gezetene lieden beteekenen, welke na dezelve geheel uitgeput te hebben, voor een nationaal bankroet terugdeinsten, even als de man die, belast met de ad ministratie en het beheer van eens anders goed, bij eventuele gevraagde verantwoording, ten einde raad is, en zich alleen behelpen moet met het mededpogen zij ner committenten in te roepen, en door aanwijzing eener ledige kas, met bedroefd gelaat en nederige houding verschooning voor zijne onverschoonbare handelingen vraagt, verzoekt, smeekt en afbidt. B. Zoo! / o o!! En deze Tafel, bezet met die poppetjes van gips, die altijd ja! schudden,ondersteund door dien spotvogel, tenminste naar zijn gelaat te oordeelen ? P. Wel, die uitlegging is niet ver te zoeken, dat ver beelden de Leden van de Staten-Generaal, die, als echte Volksvertegenwoordigers, op alles ja! zeggen of liever zwijgende knikken, zoodra er slechts door den... aan hunne zitplaats getrokken wordt, daar zij anders den kelijk bang zijn, om van hunne gladde zitplaats af te glijden; doch weest gerust, poppetje-, er zal niet z hevig getrokken worden, want dan zoudt jijl., het sieraad van de tafel, er afvallende, verbrijzelen. Nu, van enkelen, welker ijzerdraadjes niet volmaakt naar den zin van den trekker zijn, zou het hem niet spijten, zoo zulks gebeurde. B. En dit plaatje van den Struikroover, die een oogen schijnlijk zeer fatsoenlijk man, (want hij heeft immers een lintje in zijn knoopsgat) met de pistool op de borst zijn beurs, schijnt te willen afzetten, kan toch wel op Art. l niet van toepassing zijn. P. En toch heeft de teekenaar in dit schamele ge waad (hoe nederig!) den Minister van Justitie, ad in terim met de finantiën belast, willen voorstellen doch het is slechts een allegorische voorstelling, om te kennen te willen geven: zoo gij niet ia de leening ad 3 pCt. deel neemt, zullen wij u dwingen om het land te redden. Maar zoude de man ook linksch zijn ? men geeft hem toch de pistool in de linkerhand. B. En die wezenlijk deftige Heer. die daar voor dat nog steeds ledige Register van inschrijving staat, terwijl een gemeen karikatuur hem op eene kinderachtige wijze begekt ? P. Dit stelt de Agent van het Ministerie van Finan tiën voor, ten bewijze dat hij het niet druk heeft, voor gesteld met de handen in de broekzakken en een nog ongebruikte pen achter het oor; doch in plaats van die voorstelling van een Burger, die begekt dengenen die geen schuld aan de zaak heeft, haddeL wij liever het volk op een andere en waardiger manier voorgesteld gezien. Zoo gaat het door gelijk men zal hebben ervaren, is de humor niet altijd van fijn allooi, maar het vlugschrift teekent de smaak uit die dagen; het ging de groote massa blijkbaar al gauw te hoog. wanneer men eens werkelijk geestig wilde zijn. Trots de oppositie in en buiten het Par lement werd de wet op de vrijwillige leening goedgekeurd. De Tweede Kamer schonk er na een zesdaagsch debat, met 32 tegen 25 stemmen, haar instemming aan, een week later keurde de Eerste, toen een college van Tegenstand geeft kracht en kracht moet in dezen wankelenden tijd uitgaan van die genen, die waarlijk zijn de scheppende geesten van onzen tijd, dat wil zeggen: menschen in den geest van alle tijden: de kunstenaren. * * Men heeft dit allerwege gevoeld en men heeft getracht het kunstleven opgewekt te houden. Men is voortgegaan met het houden van tentoonstellingen en onder deze zijn er, welke uitsluitend werden ingericht met het oogmerk de kunstenaren te steunen. Een steuncomitévan Nederlandsche kun stenaren heeft zich gevormd en daartoe hebben zich de navolgende kunstgenoot schappen aangesloten : de Haagsche Kunstring; de Hollandsche Teeken-Maatschappij Pulchri Studio, te ?s Gravenhage ; Kunst zij ons Doel, te Haar lem ; Kunstliefde, te Utrecht; Vereeniging St. Lucas, Moderne Kunstkring, de Onafhankelijken, te Amsterdam: Pictura Veluvensis, Renkum en Vereeniging tot Bevor dering der Grafische Kunst, Laren. Dit comitézal in verschillende groote steden van ons land tentoonstellingen in richten, welke jury-vrij zullen zijn en waar door dus aan alle Nederlandsche beeldende kunstenaren de gelegenheid zal worden ge boden om hun werk ten toon te stellen en te verkoopen. Tevens is er een fonds gesticht tot steun van Nederlandsche beeldende kunstenaren. Moge dit alles succes hebben en den kunstenaren ten goede komen doch moge overal uit dezen geweldigen tijd een wijding geboren worden, welke de woorden van Van Deyssel tot onvergankelijke waarheid maakt: Ik hoop, dat men gewaar worde, hoe de kunst niet, waar-achtig niet is een liefheb berij; niet een bij-zaak; niet een tijdverdrijf; niet een ontspanning; niet een aardigheid; niet een kleinigheid maar de kern van 's menschen heerlijkste ontwikkeling". Eene ontwikkeling die zonder groot offer nimmer verkregen wordt. OTTO VAN TUSSENBROEK De Belgen te Oxford De Belgen zitten zoo wat overal verspreid in Engeland. Ik weet er van belang te Londen, te Cardiff, te Folkestone, te Cambridge, te Liverpool, in zoovele kleine plaatsjes in het binnenland en op die groote landgoederen hier en daar zooals er alleen zijn in Engeland en waarvan ik u gaarne later eens zou willen vertellen. Maar ik wensch u vandaag even te spreken over de Belgen te Oxford. Zooals bij alle groote ontredderingen, die over Europa zijn gekomen en groote massa's van menschen tot landverhuizing hebben gedwongen, zoo zijn er nu ook centra ontstaan waar die Belgische bezetting een vaste vorm van geordendheid heeft ver kregen. 30 personen, dat met gesloten deuren ver gaderde, haar met 12 tegen 6 stemmen goed. En daarna brak een zenuwachtige tijd voor Van Hall aan: de vraag, of de vrij willige leening volteekend zou worden, bleef langen tijd een vraag voor hem, waarop hij een ongunstig antwoord kon verwachten. Allerwege was in den lande eene uitnoodiging tot deelneming verspreid, doch terwijl de inschrijving op 26 Maart zou worden gesloten, was op 22 Maart nog slechts voor ruim 20 millioen geteekend terwijl ?272.000 aan vrijwillige bijdragen was toegezegd. Bij K- B. van 22 Maart werd de termijn daarop tot 28 Maart verlengd en bovendien werd het den openbaren lichamen gemak kelijk gemaakt hunne grootboek-inschrij vingen te verkoopen, ten einde aan de leening deel te nemen. Dit werd o.a. den volke der hoofdstad kond gedaan in een Buitengewone Amsterdam sche Courant" van Zaterdag 23 Maart, welke besloten werd met het volgende curieuse bericht: Men verzekert, dat de Regeering dezer Stad voor een aanzienlijk bedrag, men spreekt van f 20,000, in de Vrijwillige Leening heeft deelgenomen". Twintig duizend gulden het schijnt in die dagen bij het Amsterdamsche Ge meentebestuur minder royaal te zijn toe gegaan dan tegenwoordig! * * Den 28 Maart was de leening nog niet volteekend. Er ontbrak nog 3 millioen aan. Van Hall vertrok den volgenden dag naar Amsterdam en kreeg daar door bemiddeling zijner vrienden de verzekering der rolteekening, waartoe dan f 500,000 of f 600,000 van Rotterdamsche correspondenten der Amsterdamsche makelaars behoorden. Op persoonlijk verzoek des konings had echter, naar Van Hall in zijne eigen aanteekeningen verhaalt, (zie Gleichman, pag. 93) ds. Huijdecoper Zondagmorgen in de kerk in zijn gebed dank gezegd voor den goeden afloop der leening. Als een loopend vuurtje ging toen de tijding door het land, dat de leening volteekend was en dat had ten gevolge, dat de Rotterdamsche deelneming bijna geheel ontviel. De koning maakte echter zijn over haasting weer goed, door zelf nog voor een half millioen in te schrijven. Den Sisten Maart schreef Van Hall aan Willem II in van voldoening getuigende woorden.dat de vrijwillige leening volteekend was, en de Koning was daarmede zoo inge nomen, dat hij op den brief van Van Hall met potlood een proclamatie opschreef, (in facsimile opgenomen in Gleichmans inte ressant werk) welke in de eerstvolgende Staatscourant" met eenige wijziging het licht zag. De goede afloop der zaak was blijkbaar ook een pak van het hart vanden vorst! En thans ? Hoe zal het met de huidige vrijwillige leening gaan ? We hebben goeden hoop, dat haar tot stand kpming een gladder verloop zal hebben dan die van 1844. Maar toch vermoeden we, dat niet enkel minister Treub een zucht van verademing zal slaken, wanneer hij mag constateeren, dat de ?275 millioen, waaraan de regeering behoefte heeft, door vrijwillige inschrijvingen zijn verkregen en er niet tot andere, krachtiger en harder maatregelen behoeft te worden overgegaan. KELLER W Wij weten allen het belang van Genève of Parijs voor de Poolsche vluchtelingen, na de ongelukkige revolutie van het jaar'30; de beteekenis van de Rijn-steden voor de migrés onder de fransche Terreur, of nog de aantrekkelijkheid der Hollandsche steden voor de met den brandstapel bedreigde Hugenoten. Dergelijk centrum is onder meer Oxford thans geworden voor de Belgen. De wonderschoone stad die Oxford is, was er voor aangewezen om eene speciale kwa liteit van vluchtelingen te ontvangen en de leden van het ondersteunings-comitéte Londen hebben natuurlijk hunne keuze ge daan onder de menschen, die naar hier werden gezonden. Ze zijn zoo wat 300 in getal en deze Belgische bezetting schijnt, tot nader order of liever tot verdere veran dering in den stand van zaken op het Wester front, niet te zullen worden gewijzigd. De meeste Belgen hier zijn uit den be schaafden burgerstand van Antwerpen, Brugge, Ostende. Zij zijn meest allen kos teloos bij particulieren ingekwartierd. Som mige gezinnen kregen zelfs, heel royaal, voor hun eigen uitsluitend gebruik volledig en rijk gemeubelde, tijdelijk onbewoonde, huizen en villa's. Enkele werklieden en minder ontwikkelden werden, kieskeurig en kiesch, bij elkaar gezet en verblijven in Ruskin Hall. Hier was ook nog vór een paar weken een aanzienlijk aantal studenten uit de Belgische universiteiten, maar ten gevolge der beslissing van de Belgische regeering om alle jonge mannen van 18 tot 30 jaar onder de wapens te roepen, is staatsminister Van den Heuvel na een warmen oproep, hier de jeugd komen weghalen. De enkelen die nog bleven, wonen nu hier en daar in de oude en eerbiedwaardige colleges. De collectieve belangen der Belgische vluchtelingen worden hier behartigd door een plaatselijk comitévan Engelsche dames, waarvan de gedienstigheid en de hoffelijkheid geen palen kent. Op aanzoek der Belgische regeering is de heer Jules Ortegat, volksvertegenwoordiger voor Mechelen, de officieuse zooniet officieele burgervader der Oxfordsche Belgen geworden. Hij staat in regelmatige betrek king met den Belgischen minister te Londen en houdt een waakzaam oog over alles; er moet op zooveel worden gelet: er was reeds eene geboorte, en een huwelijk moet een dezer dagen worden voltrokken. Sedert volkvertegenwoordiger Jules Orte gat hier nu de zaken in handen heeft ge nomen, zijn de Belgen elkaar gaan voelen en nauwer in verstandhouding getreden. Zij hebben hun vereenigingslokaal, lees kabinet en fumoir, die met hunne schrijf tafels, divans, en fauteuils volgens al de regels der engelsche keurigheid zijn inge richt en 's avonds met hunne mooie electrische verlichting en de groote open vuren, van eene hartelijke gezelligheid zijn. Hier was ook onlangs een Belgium Day, toen er een heelen dag Belgische vlaggetjes verkocht werden ten voordeele der refugees.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl