De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 17 januari pagina 1

17 januari 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zondag 17 1915 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BR|UGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDER1K VAN EEDEN, Mr. G. KELLER, Secretaris. Abonnement per 3 maanden ? 1 65 Voor het Buiten), en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12* UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels/ 1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel .'......... . . ?0.25 . . ,0.30 . . 0.40 INHOUD Blz. l: Toekomstzorgen, door v. H. Goed vechten of niet vechten!, door Fred. v. Eeden. ??Buitenl. Overzicht, door prof. G. W. Kernkamp. 2: Italië ende huidige oorlpg,doorPietrp Mariatti. Onderzeebooten in den huldigen oorlog, door Neptunus. Feuilleton: Herinnering aan een reis door de Vereenigde Staten, door B. Canter 3: Internationale Tribune prof. Sig. Freud, met portret, door F. v. E. Kunst en Letteren: Graphische kunst te Amsterdam,doorPlasschaert. De Staatsbegrooting voor afd. Kunsten en Weten schappen, I, door X. Y. 4: Stoett's spreekwoordenboek, door drAJ.Barnouw. 5: Voor Vrouwen, door mej. Elis. M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse. 6: Koloniën, door J. C. v. E. Dramatische Kroniek, van H. Borel. Muziek in de Hoofdstad, door Sem Dresden. 7: Vondel's Gysbreght van Aemstel", II, door J. H. Rössing. Waarom hebben wij geen compo nisten?, door H. L. Berckenhoff. Medische Kroniek, door prof. M. Straub. 9: Fin. en Econom. Kroniek, door J. D. Santilhano. 10: Spreekzaal. Nuchterheden, door Hans Martin. Onze Tooneelspelers, door S. B. Stokvis. //: Teekening van Joh. Braakensiek. Schaakrubriek, door dr. A. G. Olland. 12: Damrubriek, door K. C. de Jonge. Bijvoegsel: De voorspoedige leening, door Joh. Braakensiek. IIIIIIMIItlllllllMIHIIIIIIM TOEKOMSTZORGEN Geven wij ons wel klaar genoeg reken schap van 't geen de verdere toekomst ons kan brengen? Voor mogelijke slagen van den oorlog houdt de natie zich voorbereid. Uitstekend. Maar doet zij het ook voor de moge lijkheden van den vrede ? ? Toch zullen die misschien nog het zwaarste wegen. En daaromtrent leven wij in eene merk waardige vaagheid door. Onze Anti-Oorlogsraad zendt onder de oorlogvoerende partijen een lang schrif tuur rond, om hen aan te manen, zoo ver standig te worden als wij. De Nieuwe Rotterdamsche Courant wil ons het Onpartijdige" doen preeken, waaraan slechts weinig stervelingen een touw kunnen vastmaken. De sociaal-demo cratie der neutrale landen ontwikkelt belangwekkende gezichtspunten omtrent de wijze, waarop Europa vrede moet sluiten Wel, laat ons deze irenische idealen zonder schouderophalen blijven koes teren, want zij liggen nu eenmaal op onzen weg. Maar er is een naderbijliggende zorg. Wat zal, wanneer wij eenmaal, door neutraliteit en manhaftigheid, het oorlogs gevaar voorgoed zullen zijn ontzeild, wat zal ns dan de vrede brengen ? Dit schijnt men zich zoowat zoo voor te stellen: dan komen alle mogendheden, mpegevochten, bij ons in Den Haag bijeen (gulden tijd). En geven elkander over tafel de hand. En w ij halen uit onzen zak het Internationaal Ideaal, zeg gende : Kijk, dit hebben wij nu zoolang voor ulieden bewaard". De anderen zien bewonderend tot ons op. Onze handel gaat ongeloofelijk bloeien, omdat de andere handels zijn neergeslagen. Holland dankt den Hemel, en maakt een prachtig figuur. Het kan inderdaad zeer goed zijn, dat het zoo gaat. Maar er bestaan, hoe de uitslag van den oorlog is, wie ook geslagen, wie de overwinnaars mogen zijn, ook andere mogelijkheden. En denken wij daar niet te veel over heen? Wanneer daar op het groote Congres voor den Europeeschen Vrede de ge zanten van alle mogendheden bijeen zullen zijn gekomen, hebben waarschijnlijk r wij nog goedig de hand in den zak hebben gestoken, de groote heeren uit de hunne reeds geheel iets anders ge haald: schaar en mes, passer en liniaal. En ten slotte: de Balans van Europa. Aan internationale willigheid zal het dan waarlijk onder de groote mogend heden niet ontbreken. Men staat immers samen voor de taak om als kunstvaardige laadmeesters den rommel zooveel moge lijk te ruimen, en de rijken zooveel mo gelijk in evenwicht te doen liggen. Zulk werk is gedaan bij den Westfaalschen Vrede, bij den vrede van Utrecht, op het Weener Congres. Het moet weer worden overgedaan bij den Vrede van Wanneer en Waar. * * De theorie van het Europeesch Even wicht heeft zich zoo langzamerhand doen kennen. Telkens en telkens weer heeft zij, reeds sinds eeuwen, de diplomatie der groote mogendheden beheerscht. Tot welke allianties en oorlogen heeft zij niet reeds de aanleiding gegeven, terwijl ieder haar op zijne manier uit legde. Zijn ook nu niet n Duitschland, n Engeland, met een beroep op deze theorie aan het vechten? Ook: wat al interventie's, annexatie's, compensatie's, gebiedsverdeelingen, grensbeperkingen, zijn niet in haar naam geschied! En in de ondergeschikte" belangen der natie's op zichzelf, schijnt dan gereedelijk te mogen worden ingegrepen... vooral van de kleinere en zwakkere, natuurlijk. Het is immers geen eigenbelang, dat de groote directeuren van Europa drijft l Een hoogere eisch wordt aangevoerd, die hun ingrijpen rechtvaardigt: het belang van de geheele Internatio nale Gemeenschap, die orde en evenwicht tusschen de verschillende machten noodig heeft. Zoo klonk het nog onzen eigen Nederlandschen gezant tegemoet, die op de Londensche conferentie, over de scheiding van België, in 1831, ter zijde werd gezet: het recht van uwe natie vervalt tegen over dat van Europa." * * * Daarom zijn soms, als het noodig werd geacht, ook landen, die in den voorafgeganen strijd geheel niet betrokken waren geweest, bij de daarop volgende hernieuwde regeling van het evenwicht in 't Statenstelsel", wel degelijk aange pakt geworden. Hun belang vervalt immers tegen over?" Wrijvingspunten, heet het, moeten worden weggenomen. Rijken ingesteld, saamgevoegd, of opgeheven. Of een nieuwe grensregeling doorsnijdt neutraalgebied. De overwinnende partij wenscht voortaan, tot bedwinging der anderen' zekere territoriën, havens of eilanden te bezitten, die tot een neutralen staat behooren. Van dit alles zijn de voorbeelden te vertoonen. Reeds de Westfaalsche vredestractaten in 1648 aanvaarden, voor het algemeene nut van midden-Europa, de onteigening van onschuldige vorstendommen." In 1698 werd, om der wille van het Euro peesche Evenwicht, en met Willem III, die 't zijn leven lang heeft voorgestaan, deden wij daar zelven aan mede, door de mogendheden eene verdeeling van Spanje vastgesteld, geheel buiten de Spanjaarden om. Polen werd, nu ja, omdat dit in de evenwichtsverhoudingen zoo paste, ver hapstukt en verdeeld. De aloude republieken Venetië en Genua kwamen in 1797 aan hun eind, doordat zij, hoewel buiten den oorlog ge bleven, voor de vredesluiting tusschen Frankrijk en Oostenrijk moesten dienen. Het Weener Congres scheurde ten bate van Pruisen de grootste helft van 't koninkrijk Saksen af, al had dit land zich weinig anders gedragen dan de andere Zuidduitsche staten, maar: omdat 't noodig was met een krachtig Pruisen een tegenwicht in Europa te scheppen." Sinds Biarritz werden, anno 1866 1870, tusschen Napoleon III en Bismarck rustig overleggingen gevoerd over toe voeging van België aan Frankrijk, om tegenover Pruisens vrije hand tegenover Zuid-Duitschland en Oostenrijk, de balans niet te verstoren"! In dezen gedachtengang heeft zelfs in 1870 geen mindere dan Groen van Prinsteren met kracht de waarschuwing doen klinken, dat ook misschien naar Holland als zoo'n onvergelijkbaar welgelegen equivalent" gekeken kon worden. En zijn niet bij den vrede tusschen Prui sen en Oostenrijk in 1866 verschillende onafhankelijke gebieden aangetast, die aan den oorlog in 't geheel geen deel hadden gehad? Heeft niet de Balkan verschillende grensrectificatie's" vertoond, aan de be trokken landen door het Europeesche concert opgelegd? Men moet de feiten wel wat uitvoerig laten spreken. Want de veronderstelling schijnt op zicnzelve zoo geweldig o n r e d e l ij k. f * * In dezen West-Európeeschen oorlog hebben de onzijdigheid, ongedeerdheid, zelfstandigheid van ons Nederland blijk baar voor elk der partijen een raison d'être. Maar hiermede is volstrekt niet gezegd, dat dit ook even zoo zal zijn in het Europeesche Vredescongres, waarmede de diplomatie het nieuwe verband van het Statenstelsel moet zien te regelen. Wie weet daar iets van? De oorlog voerenden zelven nog niet eens. Allerlei mogelijkheden laten zich den ken, dat dan de plenipotentiarissen om der wille van hun Evenwicht en van de compensaties, ook naar Holland kijken. Hoe zal 't bijvoorbeeld staan met de Scheldevaart en de Scheldemond? En men wiege zich niet met gerust stellingen: dat Engeland immers voor de onschendbaarheid van de rechten der kleine staten den oorlog is ingegaan. Of: dat in Duitschland immers uit en te na wordt verzekerd, Holland niets te willen ontnemen. En: dat wij immers door onze houding geen der staten aanstoot hebben gegeven. Want dit is .alles even lang als het breed is. Wanneer bij de onderhandelingen eenmaal de hoogere diplomatie, eene diplomatie van de Europeesche gemeen schap" (hm. hm.) met onvermijdelijke eischen", komt opdringen, dan maakt al wat vroeger is gezegd, een diepe buiging voor het kan niet anders." * * * Of dit dan recht en billijk is? En of wij ons alles maar zullen moeten laten welgevallen? ' ' ?"??*? Wis en waarachtig niet! Maar juist daarom dient de natie deze zorgelijkheden reeds thans klaar onder déoogen te zien. Om er op haar best van vrij te blijven, moet zij er rijpelijk op zijn voorbereid. De genoemde voorbeelden leeren immers ook nog wel, dat de boutheid en het ver mogen der groote Europeesche diplo matie, in omgekeerde rede staan tot de weerstrevende innerlijke kracht van de nationale volksover tuiging. Er moet zijn voorbereiding door het tijdig vormen, voorlichten en versterken eener publieke opinie, vertrouwd met de gedachte dat over sommige, maar weinige!, punten te overleggen valt (b.v. met betrekking tot de vaart van oor logsschepen op de Schelde, als België weer zichzelf mocht worden); dat tegen andere evenwel (b.v. afstand van zekere gebieden) geen andere houding bestaat, dan zich met klem te verzetten. Een verzet, dat, misschien tegenover het vereenigd Concert der Mogendheden, nog geheel iets anders in heeft dan het stellen van militaire macht tegenover n der oorlogvoerende partijen! Het kan alleen zijn het verzet van eene bekwame en welbewuste diplomatie, die eene krachtige, rijpe publieke opinie in den rug heeft, en 's lands aanzien in het buitenland heeft weten hoog te houden, bij neutraal en belligerent. En die kan wijzen op een, zoo alge meen mogelijk tot wederstand toegerust, en vereenigd volk. Van de middelpunten tot aan de grensgebieden een in mekaar gerold stekelvarken. Daarom is, wat de heer Van Eeden heden over algemeene weerbaarheid schrijft, ook voor dit opzicht van zoo volle kracht. Men kan aan dit alles niet tijdig ge noeg de gedachten geven. En men hoede zich, ze tezeer af te leiden door inter nationale roepingen", terwijl wij ze voor nationale zorgen zoozeer behoeven. v. H. niet Goed vechten of vechten! Hoe is het? als wij morgen aange vallen worden, zullen wij dan vechten? ja ofte neen? We hebben de voorbeelden voor onze deur. Welke rol zullen wespeelen? die van Luxemburg of van België? Wijlen Batavus Droogstoppel en Jan Salie zouden roepen: Luxemburg! beeter een blooye man dan een dooye man!" Zijn we 't daarmee eens? Heel goed! maar dan ook onmiddellijk alle wapengerei aan kant. Dan geen geld meer vermorsen. Maar dan ook geen Nederlandsche Leeuw" meer. Zelfs geen Nederlandsche Bij'' of Nederlandsche Mier", want die beesten verdeedigen zich heldhaftig totterdood. Eerder nog de Nederlandsche Kikvorsch",maardekikvorsch eet leevend aas. Het best zou zijn de Nederlandsche Vlinder". Dat is een onschuldig dier, dat geen kwaad doet, dan alleen als rups en zonder booze bedoelingen. Hoe nu?" zal men mij zeggen. Beteekent die ironie, dat gij den oorlog en het militarisme goed keurt? Gij die als Pacifist en Tplstoyaan te boek staat?" Ik heb altijd grooten eerbied voor Tolstoy gehad, ik keur doodslag en ge welddaad af, maar ik ben nooit z Tolstoyaansch geweest, dat ik mij niet zou verweeren als ik aangevallen werd. Er zijn wel zulke menschen, maar zoover ben ik nog niet en ik wil er dan ook nog niet den schijn van dragen. Maar zoover zijn onze anti-militaristen eevenmin. Geen man en geen cent voor het leger" is nu hun leuze. Een hunner, de welbekende R. van Zinderen Bakker, wil zelfs, blijkens zijn jongste geschriftje, die leuze aan het heldhaftige Belgische volk opdringen. *) En toch! o zonderlinge tegenstrijdig heid, was de eenige man, die den ridderlijken moed had, oopenlijk aan te dringen op het gewapenderhand ter hulp snellen van het benarde België een sociaal anarchist en volbloed anti-militarist, Christiaan Cornelissen. Ik ben er ook zeeker van, dat b.v. Domela Nieuwenhuis, die een moedig man is, geen oogenblik zou aarzelen om een geweer op te neemen, als het gold een vrije arbeiders-gemeenschap teegen gewelddadige onderdrukking te be schermen. Zulk een gemeenschap bestaat nog niet. Maar zij zal koomen, daaraan geloof ik nog eeven zeeker als toen ik de blijde Waereld" schreef. De toekomst is aan een maatschappij zonder soldaten, zonder onze politieke staatsgrenzen, misschien zelfs zonder geschreeven wetten. Maar wij leeven in het Heeden, en zijn omringd door hebzuchtige, machtlievende, agressieve groepen. Is het goed en wijs, als kleine groep, daartusschen weerloos te blijven en zich te laten op slokken? Juist in kleine, niet agressieve groepen ontluiken vaak de eerste kiemen eener beetere maatschappelijke orde. Men denke b. v. aan de Belgische en Deensche arbeiders-coöperaties. Moeten wij [niet juist zulke kiemen beveiligen en bescher men, door onze onafhankelijkheid, onze eigen-aard, onze vrije ontwikkeling met alle macht te handhaven? En wij weeten nu dat dit kan, zelfs teegen groote oovermacht. Servië en België geeven de schitterende voorbeelden. Maar dan ook goed, met alle macht, zonder kleingeestigheid. Elk ^weerbaar man gewapend en geoefend. De beste uitrusting, de beste voorbereiding, de beste leiding. Goed of thuis blijven! Half werk brengt enkel ellende. Dus dan toch moord en doodslag? zal men vragen, en dat door ons, bij uitstek vreedzame, teegen den oorlog gekante lieden? Dit is mijn antwoord : Er worden in het menschengeslacht telkens en telkens enkele bizondere persoonen gebooren, bij wie zachtmoedigheid natuur en weezen uitmaakt. Zij zijn als voorloopers mutaties zou de bioloog zeggen van een beeter, wijzer, liefde rijker ras. Boeddha, Lao-Tsz, Jezus waren er hooge voorbeelden van. Zulke persoonen ik heb er een ge kend die mij zeer na bestond, gevoelen nooit de neiging om zich te wreeken op den beleediger, of om geweld met geweld te keeren. Maar zij hebben een zeedelijk ooverwigt, een heldenmoed, een zelfverlooche ning, waar teegenoover de geweldenaar machteloos is. Een geheele groep van zulke menschen zou geen wapenen be hoeven. Ze zouden ooverwinnen door wijsheid, door liefde, door zeedelijke meerderheid. Maar verbeeldt zich iemand dat ons Neerlandsch volk zoo is, als groep? De Hollanders noemen zich wel Christenen, en belijden Christelijke ide *) Oud en Nieuw" een tuiltje verzen. alen. Ook zijn ze zeer teegen den oor log gekant. Maar die idealen zitten er nog maar buiten op, niet in 't bloed. Er is geen sprake van, dat ze de henige weerloos heid van een waarachtig Christen zouden kunnen aanneemen. Een pooging daartoe zou niet anders geeven dan schijnheiligheid en huiche larij. Probeer eens een onzer anti-militaris ten onverhoeds een fermen klap toe te dienen, liefst door een niet al te pootigen aanvaller. Let eens op, of hij ook de andere wang toe keert. Ieder, die den aard van ons volk kent, zal mij toegeeven dat, mochten de pinhelmen het noodig vinden Nederland te bezetten, de Nederlanders zich eeven grimmig en taai zouden verweeren als de Serviërs en de Belgen. Zóis hun onverloochenbare aard. En dan, wee ons! wee ons! als de boel niet prima in orde is. Dan volgt een jammerlijk bloedbad, een ellendige slachting, een akelig en nutteloos gemartel. Als er toch gevochten moet worden, dan in Vreedesnaam goed. Ja, met recht in Vreede's Naam. Dus algemeene dienstplicht, elk weer baar man gewapend, geen vrij-looterij, en geen bevoorrechting. Het beste mate riaal, de zorgvuldigste voorbereiding. Er zullen misschien onder ons enkele van die uitzonderings-natuuren zijn. Echte Christenen van aard en aanleg, weerloos en heldhaftig. Zulke dienst weigeraars zijn gemakkelijk te herkennen. Men dwinge dezulken niet, maar make verstandige uitzonderingsbepalingen. Als soldaten zijn ze onbruikbaar, maar voor hen is plaats in hospitaal-dienst of roode kruis, Zulke anti-militaristen zijn echter zeldsaam. Ons land heeft er onder de mannen misschien niet veel meer dan een dozijn. Maar ieder, die spreekt van geen man en geen cent", weete dat hij weiligt een gruwelijk onheil zou bevorderen, een nutteloos verspillen van kracht en bloed, door een gebrekkige, slecht ge organiseerde weerstand. FREDERIK VAN EEDEN r i miiiiiiMiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiil m iiimmimmi In Trans-Kaukasië was de vorige week het weer nog gunstiger voor de Russen dan uit de berichten, die ons van de vorige maal ten dienste stonden, viel af te leiden; niet n Turksch legerkorps Werd in de pan gehakt, maar niet minder dan twee, benevens fragmenten van een derde. Het gevecht bij Sarykamysj, dat twaalf dagen duurde, heeft den Turken hun negende en tiende legerkorps, en verscheiden regimenten van het achtste gekost. Enver pasja had het anders bedoeld; zijn plan voor den veldtocht in Trans-Kaukasië was er op aangelegd om den rechtervleugel van het Russische leger te omsingelen; in plaats daarvan werd zoo goed als het geheele Turksche leger om singeld. De Turken zelf zien de zaak nog niet zoo somber in. Volgens de berichten uit Continopel worden de krijgsverrichtingen in Trans-Kaukasië door dichte sneeuw en felle vorst belemmerd"; van een verlies van twee legerkorpsen weet men daarginds nog niets. Russen en Turken hebben tot nog toe altijd een verschillenden kijk op de dingen gehad, met name op de gebeurtenissen van dezen oorlog. Wij zouden niet gaarne zeg gen, dat men het in Constantinopel gewoon lijk niet zoo nauw met de waarheid neemt; maar de telegrafische verbinding met Sary kamysj moet er den laatsten tijd verbroken zijn geweest, vermoedelijk door dichte sneeuw en felle vorst." Orootvorst Nicolaas heeft beter aansluiting met generaal Joffre en gaf hem dan ook onmiddellijk kennis van de groote overwin ning. Deze was ditmaal zoo voorzichtig, niet te antwoorden, dat hij spoedig van hetzelfde laken een pak hoopte te geven, maar liet het bij de verzekering (of den wensch? of de order?): dat de legers der bondgenooten door hun onaf gebroken inspan ning op alle gevechtsterreinen de beslis sende overwinningen van de toekomst zouden voorbereiden." Bij een wisseling van telegrammen" tusschen opperbevelhebbers van bondge nootschappelijke legers mag men niet aan nemen, dat de een den ander hatelijkheden wil zeggen. Joffre heeft dus niet bedoeld, 1 dat de overwinning bij Sarykamysj nog 1 geen beslissende" overwinning was; maar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl