Historisch Archief 1877-1940
Zondag 17
1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BR|UGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDER1K VAN EEDEN, Mr. G. KELLER, Secretaris.
Abonnement per 3 maanden ? 1 65
Voor het Buiten), en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12*
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels/ 1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel .'.........
. . ?0.25
. . ,0.30
. . 0.40
INHOUD
Blz. l: Toekomstzorgen, door v. H.
Goed vechten of niet vechten!, door
Fred. v. Eeden. ??Buitenl. Overzicht,
door prof. G. W. Kernkamp. 2: Italië
ende huidige oorlpg,doorPietrp Mariatti.
Onderzeebooten in den huldigen oorlog,
door Neptunus. Feuilleton: Herinnering
aan een reis door de Vereenigde Staten,
door B. Canter 3: Internationale Tribune
prof. Sig. Freud, met portret, door F. v. E.
Kunst en Letteren: Graphische kunst te
Amsterdam,doorPlasschaert. De
Staatsbegrooting voor afd. Kunsten en Weten
schappen, I, door X. Y. 4: Stoett's
spreekwoordenboek, door drAJ.Barnouw.
5: Voor Vrouwen, door mej. Elis. M.
Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P.
Thijsse. 6: Koloniën, door J. C. v. E.
Dramatische Kroniek, van H. Borel.
Muziek in de Hoofdstad, door Sem
Dresden. 7: Vondel's Gysbreght van
Aemstel", II, door J. H. Rössing.
Waarom hebben wij geen compo
nisten?, door H. L. Berckenhoff.
Medische Kroniek, door prof. M. Straub.
9: Fin. en Econom. Kroniek, door J. D.
Santilhano. 10: Spreekzaal.
Nuchterheden, door Hans Martin. Onze
Tooneelspelers, door S. B. Stokvis.
//: Teekening van Joh. Braakensiek.
Schaakrubriek, door dr. A. G. Olland.
12: Damrubriek, door K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: De voorspoedige leening,
door Joh. Braakensiek.
IIIIIIMIItlllllllMIHIIIIIIM
TOEKOMSTZORGEN
Geven wij ons wel klaar genoeg reken
schap van 't geen de verdere toekomst
ons kan brengen?
Voor mogelijke slagen van den oorlog
houdt de natie zich voorbereid.
Uitstekend.
Maar doet zij het ook voor de moge
lijkheden van den vrede ?
? Toch zullen die misschien nog het
zwaarste wegen.
En daaromtrent leven wij in eene merk
waardige vaagheid door.
Onze Anti-Oorlogsraad zendt onder de
oorlogvoerende partijen een lang schrif
tuur rond, om hen aan te manen, zoo ver
standig te worden als wij. De Nieuwe
Rotterdamsche Courant wil ons het
Onpartijdige" doen preeken, waaraan
slechts weinig stervelingen een touw
kunnen vastmaken. De sociaal-demo
cratie der neutrale landen ontwikkelt
belangwekkende gezichtspunten omtrent
de wijze, waarop Europa vrede moet
sluiten
Wel, laat ons deze irenische idealen
zonder schouderophalen blijven koes
teren, want zij liggen nu eenmaal op
onzen weg.
Maar er is een naderbijliggende zorg.
Wat zal, wanneer wij eenmaal, door
neutraliteit en manhaftigheid, het oorlogs
gevaar voorgoed zullen zijn ontzeild,
wat zal ns dan de vrede brengen ?
Dit schijnt men zich zoowat zoo voor
te stellen: dan komen alle mogendheden,
mpegevochten, bij ons in Den Haag
bijeen (gulden tijd). En geven elkander
over tafel de hand. En w ij halen uit
onzen zak het Internationaal Ideaal, zeg
gende : Kijk, dit hebben wij nu zoolang
voor ulieden bewaard". De anderen zien
bewonderend tot ons op. Onze handel gaat
ongeloofelijk bloeien, omdat de andere
handels zijn neergeslagen. Holland dankt
den Hemel, en maakt een prachtig figuur.
Het kan inderdaad zeer goed zijn, dat
het zoo gaat.
Maar er bestaan, hoe de uitslag van
den oorlog is, wie ook geslagen, wie de
overwinnaars mogen zijn, ook andere
mogelijkheden. En denken wij daar niet
te veel over heen?
Wanneer daar op het groote Congres
voor den Europeeschen Vrede de ge
zanten van alle mogendheden bijeen
zullen zijn gekomen, hebben waarschijnlijk
r wij nog goedig de hand in den zak
hebben gestoken, de groote heeren uit
de hunne reeds geheel iets anders ge
haald: schaar en mes, passer en liniaal.
En ten slotte: de Balans van Europa.
Aan internationale willigheid zal het
dan waarlijk onder de groote mogend
heden niet ontbreken. Men staat immers
samen voor de taak om als kunstvaardige
laadmeesters den rommel zooveel moge
lijk te ruimen, en de rijken zooveel mo
gelijk in evenwicht te doen liggen. Zulk
werk is gedaan bij den Westfaalschen
Vrede, bij den vrede van Utrecht,
op het Weener Congres.
Het moet weer worden overgedaan bij
den Vrede van Wanneer en Waar.
* *
De theorie van het Europeesch Even
wicht heeft zich zoo langzamerhand doen
kennen. Telkens en telkens weer heeft
zij, reeds sinds eeuwen, de diplomatie
der groote mogendheden beheerscht.
Tot welke allianties en oorlogen heeft
zij niet reeds de aanleiding gegeven,
terwijl ieder haar op zijne manier uit
legde. Zijn ook nu niet n Duitschland,
n Engeland, met een beroep op deze
theorie aan het vechten?
Ook: wat al interventie's,
annexatie's, compensatie's, gebiedsverdeelingen,
grensbeperkingen, zijn niet in haar
naam geschied!
En in de ondergeschikte" belangen der
natie's op zichzelf, schijnt dan gereedelijk
te mogen worden ingegrepen... vooral
van de kleinere en zwakkere, natuurlijk.
Het is immers geen eigenbelang, dat
de groote directeuren van Europa drijft l
Een hoogere eisch wordt aangevoerd,
die hun ingrijpen rechtvaardigt:
het belang van de geheele Internatio
nale Gemeenschap, die orde en evenwicht
tusschen de verschillende machten noodig
heeft.
Zoo klonk het nog onzen eigen
Nederlandschen gezant tegemoet, die op de
Londensche conferentie, over de scheiding
van België, in 1831, ter zijde werd gezet:
het recht van uwe natie vervalt tegen
over dat van Europa."
* *
*
Daarom zijn soms, als het noodig werd
geacht, ook landen, die in den
voorafgeganen strijd geheel niet betrokken
waren geweest, bij de daarop volgende
hernieuwde regeling van het evenwicht
in 't Statenstelsel", wel degelijk aange
pakt geworden.
Hun belang vervalt immers tegen
over?"
Wrijvingspunten, heet het, moeten
worden weggenomen. Rijken ingesteld,
saamgevoegd, of opgeheven. Of een
nieuwe grensregeling doorsnijdt
neutraalgebied. De overwinnende partij wenscht
voortaan, tot bedwinging der anderen'
zekere territoriën, havens of eilanden te
bezitten, die tot een neutralen staat
behooren.
Van dit alles zijn de voorbeelden te
vertoonen.
Reeds de Westfaalsche vredestractaten
in 1648 aanvaarden, voor het algemeene
nut van midden-Europa, de onteigening
van onschuldige vorstendommen."
In 1698 werd, om der wille van het Euro
peesche Evenwicht, en met Willem III,
die 't zijn leven lang heeft voorgestaan,
deden wij daar zelven aan mede, door
de mogendheden eene verdeeling van
Spanje vastgesteld, geheel buiten de
Spanjaarden om.
Polen werd, nu ja, omdat dit in de
evenwichtsverhoudingen zoo paste, ver
hapstukt en verdeeld.
De aloude republieken Venetië en
Genua kwamen in 1797 aan hun eind,
doordat zij, hoewel buiten den oorlog ge
bleven, voor de vredesluiting tusschen
Frankrijk en Oostenrijk moesten dienen.
Het Weener Congres scheurde ten bate
van Pruisen de grootste helft van 't
koninkrijk Saksen af, al had dit land
zich weinig anders gedragen dan de
andere Zuidduitsche staten, maar: omdat
't noodig was met een krachtig Pruisen
een tegenwicht in Europa te scheppen."
Sinds Biarritz werden, anno 1866
1870, tusschen Napoleon III en Bismarck
rustig overleggingen gevoerd over toe
voeging van België aan Frankrijk, om
tegenover Pruisens vrije hand tegenover
Zuid-Duitschland en Oostenrijk, de
balans niet te verstoren"!
In dezen gedachtengang heeft zelfs in
1870 geen mindere dan Groen van
Prinsteren met kracht de waarschuwing doen
klinken, dat ook misschien naar Holland
als zoo'n onvergelijkbaar welgelegen
equivalent" gekeken kon worden.
En zijn niet bij den vrede tusschen Prui
sen en Oostenrijk in 1866 verschillende
onafhankelijke gebieden aangetast, die
aan den oorlog in 't geheel geen deel
hadden gehad?
Heeft niet de Balkan verschillende
grensrectificatie's" vertoond, aan de be
trokken landen door het Europeesche
concert opgelegd?
Men moet de feiten wel wat uitvoerig
laten spreken. Want de veronderstelling
schijnt op zicnzelve zoo geweldig
o n r e d e l ij k. f
* *
In dezen West-Európeeschen oorlog
hebben de onzijdigheid, ongedeerdheid,
zelfstandigheid van ons Nederland blijk
baar voor elk der partijen een raison
d'être.
Maar hiermede is volstrekt niet gezegd,
dat dit ook even zoo zal zijn in het
Europeesche Vredescongres, waarmede
de diplomatie het nieuwe verband van
het Statenstelsel moet zien te regelen.
Wie weet daar iets van? De oorlog
voerenden zelven nog niet eens.
Allerlei mogelijkheden laten zich den
ken, dat dan de plenipotentiarissen om
der wille van hun Evenwicht en van de
compensaties, ook naar Holland kijken.
Hoe zal 't bijvoorbeeld staan met de
Scheldevaart en de Scheldemond?
En men wiege zich niet met gerust
stellingen: dat Engeland immers voor
de onschendbaarheid van de rechten der
kleine staten den oorlog is ingegaan. Of:
dat in Duitschland immers uit en te na
wordt verzekerd, Holland niets te willen
ontnemen. En: dat wij immers door onze
houding geen der staten aanstoot hebben
gegeven.
Want dit is .alles even lang als het
breed is. Wanneer bij de onderhandelingen
eenmaal de hoogere diplomatie, eene
diplomatie van de Europeesche gemeen
schap" (hm. hm.) met onvermijdelijke
eischen", komt opdringen, dan maakt al
wat vroeger is gezegd, een diepe buiging
voor het kan niet anders."
* *
*
Of dit dan recht en billijk is? En of
wij ons alles maar zullen moeten laten
welgevallen? ' ' ?"??*?
Wis en waarachtig niet!
Maar juist daarom dient de natie deze
zorgelijkheden reeds thans klaar onder
déoogen te zien.
Om er op haar best van vrij te blijven,
moet zij er rijpelijk op zijn voorbereid.
De genoemde voorbeelden leeren immers
ook nog wel, dat de boutheid en het ver
mogen der groote Europeesche diplo
matie, in omgekeerde rede staan tot de
weerstrevende innerlijke kracht
van de nationale volksover
tuiging.
Er moet zijn voorbereiding door het
tijdig vormen, voorlichten en versterken
eener publieke opinie, vertrouwd met de
gedachte dat over sommige, maar
weinige!, punten te overleggen valt
(b.v. met betrekking tot de vaart van oor
logsschepen op de Schelde, als België
weer zichzelf mocht worden); dat tegen
andere evenwel (b.v. afstand van zekere
gebieden) geen andere houding bestaat,
dan zich met klem te verzetten.
Een verzet, dat, misschien tegenover
het vereenigd Concert der Mogendheden,
nog geheel iets anders in heeft dan het
stellen van militaire macht tegenover n
der oorlogvoerende partijen!
Het kan alleen zijn het verzet van
eene bekwame en welbewuste diplomatie,
die eene krachtige, rijpe publieke opinie
in den rug heeft, en 's lands aanzien
in het buitenland heeft weten hoog te
houden, bij neutraal en belligerent.
En die kan wijzen op een, zoo alge
meen mogelijk tot wederstand toegerust,
en vereenigd volk.
Van de middelpunten tot aan de
grensgebieden een in mekaar gerold
stekelvarken.
Daarom is, wat de heer Van Eeden
heden over algemeene weerbaarheid
schrijft, ook voor dit opzicht van zoo
volle kracht.
Men kan aan dit alles niet tijdig ge
noeg de gedachten geven. En men hoede
zich, ze tezeer af te leiden door inter
nationale roepingen", terwijl wij ze voor
nationale zorgen zoozeer behoeven.
v. H.
niet
Goed vechten of
vechten!
Hoe is het? als wij morgen aange
vallen worden, zullen wij dan vechten?
ja ofte neen?
We hebben de voorbeelden voor onze
deur.
Welke rol zullen wespeelen? die van
Luxemburg of van België?
Wijlen Batavus Droogstoppel en Jan
Salie zouden roepen: Luxemburg!
beeter een blooye man dan een dooye
man!"
Zijn we 't daarmee eens? Heel goed!
maar dan ook onmiddellijk alle
wapengerei aan kant. Dan geen geld meer
vermorsen.
Maar dan ook geen Nederlandsche
Leeuw" meer. Zelfs geen Nederlandsche
Bij'' of Nederlandsche Mier", want die
beesten verdeedigen zich heldhaftig
totterdood. Eerder nog de Nederlandsche
Kikvorsch",maardekikvorsch eet leevend
aas. Het best zou zijn de Nederlandsche
Vlinder". Dat is een onschuldig dier, dat
geen kwaad doet, dan alleen als rups en
zonder booze bedoelingen.
Hoe nu?" zal men mij zeggen.
Beteekent die ironie, dat gij den oorlog en
het militarisme goed keurt? Gij die als
Pacifist en Tplstoyaan te boek staat?"
Ik heb altijd grooten eerbied voor
Tolstoy gehad, ik keur doodslag en ge
welddaad af, maar ik ben nooit z
Tolstoyaansch geweest, dat ik mij niet
zou verweeren als ik aangevallen werd.
Er zijn wel zulke menschen, maar zoover
ben ik nog niet en ik wil er dan ook
nog niet den schijn van dragen.
Maar zoover zijn onze anti-militaristen
eevenmin.
Geen man en geen cent voor het
leger" is nu hun leuze.
Een hunner, de welbekende R. van
Zinderen Bakker, wil zelfs, blijkens zijn
jongste geschriftje, die leuze aan het
heldhaftige Belgische volk opdringen. *)
En toch! o zonderlinge tegenstrijdig
heid, was de eenige man, die den
ridderlijken moed had, oopenlijk aan te dringen
op het gewapenderhand ter hulp snellen
van het benarde België een sociaal
anarchist en volbloed anti-militarist,
Christiaan Cornelissen.
Ik ben er ook zeeker van, dat b.v.
Domela Nieuwenhuis, die een moedig
man is, geen oogenblik zou aarzelen om
een geweer op te neemen, als het gold
een vrije arbeiders-gemeenschap teegen
gewelddadige onderdrukking te be
schermen.
Zulk een gemeenschap bestaat nog
niet. Maar zij zal koomen, daaraan geloof
ik nog eeven zeeker als toen ik de
blijde Waereld" schreef.
De toekomst is aan een maatschappij
zonder soldaten, zonder onze politieke
staatsgrenzen, misschien zelfs zonder
geschreeven wetten.
Maar wij leeven in het Heeden, en
zijn omringd door hebzuchtige,
machtlievende, agressieve groepen. Is het goed
en wijs, als kleine groep, daartusschen
weerloos te blijven en zich te laten op
slokken?
Juist in kleine, niet agressieve groepen
ontluiken vaak de eerste kiemen eener
beetere maatschappelijke orde. Men denke
b. v. aan de Belgische en Deensche
arbeiders-coöperaties. Moeten wij [niet
juist zulke kiemen beveiligen en bescher
men, door onze onafhankelijkheid, onze
eigen-aard, onze vrije ontwikkeling met
alle macht te handhaven?
En wij weeten nu dat dit kan, zelfs
teegen groote oovermacht. Servië en
België geeven de schitterende voorbeelden.
Maar dan ook goed, met alle macht,
zonder kleingeestigheid. Elk ^weerbaar
man gewapend en geoefend. De beste
uitrusting, de beste voorbereiding, de
beste leiding.
Goed of thuis blijven! Half werk
brengt enkel ellende.
Dus dan toch moord en doodslag?
zal men vragen, en dat door ons, bij
uitstek vreedzame, teegen den oorlog
gekante lieden?
Dit is mijn antwoord :
Er worden in het menschengeslacht
telkens en telkens enkele bizondere
persoonen gebooren, bij wie zachtmoedigheid
natuur en weezen uitmaakt. Zij zijn als
voorloopers mutaties zou de bioloog
zeggen van een beeter, wijzer, liefde
rijker ras.
Boeddha, Lao-Tsz, Jezus waren er
hooge voorbeelden van.
Zulke persoonen ik heb er een ge
kend die mij zeer na bestond, gevoelen
nooit de neiging om zich te wreeken
op den beleediger, of om geweld met
geweld te keeren.
Maar zij hebben een zeedelijk
ooverwigt, een heldenmoed, een zelfverlooche
ning, waar teegenoover de geweldenaar
machteloos is. Een geheele groep van
zulke menschen zou geen wapenen be
hoeven. Ze zouden ooverwinnen door
wijsheid, door liefde, door zeedelijke
meerderheid.
Maar verbeeldt zich iemand dat ons
Neerlandsch volk zoo is, als groep?
De Hollanders noemen zich wel
Christenen, en belijden Christelijke
ide
*) Oud en Nieuw" een tuiltje verzen.
alen. Ook zijn ze zeer teegen den oor
log gekant.
Maar die idealen zitten er nog maar
buiten op, niet in 't bloed. Er is geen
sprake van, dat ze de henige weerloos
heid van een waarachtig Christen zouden
kunnen aanneemen.
Een pooging daartoe zou niet anders
geeven dan schijnheiligheid en huiche
larij.
Probeer eens een onzer anti-militaris
ten onverhoeds een fermen klap toe te
dienen, liefst door een niet al te
pootigen aanvaller.
Let eens op, of hij ook de andere
wang toe keert.
Ieder, die den aard van ons volk kent,
zal mij toegeeven dat, mochten de
pinhelmen het noodig vinden Nederland te
bezetten, de Nederlanders zich eeven
grimmig en taai zouden verweeren als
de Serviërs en de Belgen. Zóis hun
onverloochenbare aard.
En dan, wee ons! wee ons! als
de boel niet prima in orde is. Dan volgt
een jammerlijk bloedbad, een ellendige
slachting, een akelig en nutteloos
gemartel.
Als er toch gevochten moet worden,
dan in Vreedesnaam goed. Ja, met
recht in Vreede's Naam.
Dus algemeene dienstplicht, elk weer
baar man gewapend, geen vrij-looterij,
en geen bevoorrechting. Het beste mate
riaal, de zorgvuldigste voorbereiding.
Er zullen misschien onder ons enkele
van die uitzonderings-natuuren zijn.
Echte Christenen van aard en aanleg,
weerloos en heldhaftig. Zulke dienst
weigeraars zijn gemakkelijk te herkennen.
Men dwinge dezulken niet, maar make
verstandige uitzonderingsbepalingen. Als
soldaten zijn ze onbruikbaar, maar voor
hen is plaats in hospitaal-dienst of roode
kruis, Zulke anti-militaristen zijn echter
zeldsaam. Ons land heeft er onder
de mannen misschien niet veel meer
dan een dozijn.
Maar ieder, die spreekt van geen
man en geen cent", weete dat hij
weiligt een gruwelijk onheil zou bevorderen,
een nutteloos verspillen van kracht en
bloed, door een gebrekkige, slecht ge
organiseerde weerstand.
FREDERIK VAN EEDEN
r i miiiiiiMiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiil m iiimmimmi
In Trans-Kaukasië was de vorige week
het weer nog gunstiger voor de Russen
dan uit de berichten, die ons van de vorige
maal ten dienste stonden, viel af te leiden;
niet n Turksch legerkorps Werd in de
pan gehakt, maar niet minder dan twee,
benevens fragmenten van een derde. Het
gevecht bij Sarykamysj, dat twaalf dagen
duurde, heeft den Turken hun negende en
tiende legerkorps, en verscheiden regimenten
van het achtste gekost. Enver pasja had het
anders bedoeld; zijn plan voor den veldtocht
in Trans-Kaukasië was er op aangelegd om
den rechtervleugel van het Russische leger
te omsingelen; in plaats daarvan werd zoo
goed als het geheele Turksche leger om
singeld.
De Turken zelf zien de zaak nog niet zoo
somber in. Volgens de berichten uit
Continopel worden de krijgsverrichtingen in
Trans-Kaukasië door dichte sneeuw en felle
vorst belemmerd"; van een verlies van twee
legerkorpsen weet men daarginds nog niets.
Russen en Turken hebben tot nog toe
altijd een verschillenden kijk op de dingen
gehad, met name op de gebeurtenissen van
dezen oorlog. Wij zouden niet gaarne zeg
gen, dat men het in Constantinopel gewoon
lijk niet zoo nauw met de waarheid neemt;
maar de telegrafische verbinding met Sary
kamysj moet er den laatsten tijd verbroken
zijn geweest, vermoedelijk door dichte
sneeuw en felle vorst."
Orootvorst Nicolaas heeft beter aansluiting
met generaal Joffre en gaf hem dan ook
onmiddellijk kennis van de groote overwin
ning. Deze was ditmaal zoo voorzichtig,
niet te antwoorden, dat hij spoedig van
hetzelfde laken een pak hoopte te geven,
maar liet het bij de verzekering (of den
wensch? of de order?): dat de legers der
bondgenooten door hun onaf gebroken inspan
ning op alle gevechtsterreinen de beslis
sende overwinningen van de toekomst zouden
voorbereiden."
Bij een wisseling van telegrammen"
tusschen opperbevelhebbers van bondge
nootschappelijke legers mag men niet aan
nemen, dat de een den ander hatelijkheden
wil zeggen. Joffre heeft dus niet bedoeld,
1 dat de overwinning bij Sarykamysj nog
1 geen beslissende" overwinning was; maar