Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
24 Jan. '15. No. 1961
Empire kamer. Portret van Prinses Wilhelmina van Pruisen, gemalin weduwe
van Prins Willem V, geschilderd door C. Cels
Tentoonstelling van Oudheden en
Schilderijen
Wanneer ge de tentoonstelling van oud
heden en schilderijen gaat bezoeken die ten
bate van het Algemeen Steuncomitéte Am
sterdam wordt gehouden in den huizinge
van Prof. Dr. J. Six, neem dan bij voorkeur
den weg die van af 't Koningsplein langs
de Heerengracht oneven zijde daarheen
voert.
Waarom wij dit aanraden?
Ge kunt dan stemming maken voor het
aanstaande bezoek en u al bij voorbaat ver
plaatsen in de tijden van .weleer, die zich
straks voor uw geest zullen verlevendigen.
Want daar aan de overzijde verrijzen de
huizen der oud-Amsterdamsche patriciërs.
't Is de bekende en vermaarde Bocht",
meermalen en wellicht dagelijks door ons
betreden zonder ons den tijd te gunnen den
blik te slaan op den indruk wekkenden bouw
zijner huizen, zonder van zoo nabij het oog
te kunnen richten naar de gevelnokken.
Van de overzijde bezien, maakt die bocht
een zeer voornamen indruk. Breed uitge
bouwd zijn de gevels, hoog opgetrokken,
eindigend in rijk met beeldhouwwerk ver
sierde kroonranden. Hier prijkt de adelaar,
ginds zijn kroon- en wapenschilden aange
bracht, elders weder verrijzen beelden, dra
gend emblemata als die van handel en nij
verheid. De groote ramen met hun sterk
weerspiegelend, bij sommige paars spiegel
glas, doen rustig-deftig in den bouw. Massief
zijn de deuren die toegang geven tot de mar
meren entree-hallen, tot de eikenhouten met
snijwerk voorziene trappen, tot de groote,
hooge zalen met hun gouden lof-siersnijwerk,
hun de Witjes en andere geschilderde
paneelen. Dit al, 't beeld van oud-Amsterdam
sche welvaart, van weelde en rijkdom!
In de nabijheid van de Vijzelstraat, wijzen
aanplakbiljetten het huis aan, waar de ten
toonstelling wordt gehouden.
Sprekend van toon en belangrijk van
ornament is het affiche niet. In 't midden
een vrouwengelaat, langs de ooren valt het
hoofdhaar in lange krullen neer, daaronder
de woorden Le tens revient". Zandloopers
mijdelijke vitrines die de preciosa moeten
vrijwaren voor stof en smetten. Ze zijn er
zelfs in zér groote, omvangrijke maten, en
toch...
Onwillekeurig gaan onze gedachte terug
naar de tentoonstelling van Oude Kunst,
eenige jaren geleden gehouden in het voor
malig Rijks-archiefgebouw in den Haag,
een expositie waarvan groote roep uitging
en die velen teleurstelde.
Zeker, daar waren belangrijke inzendingen.
H. M. de Koningin had een deel van H. M.'s
vorstelijke collectie miniaturen afgestaan.
H. M. de Koningin Moeder gaf forsch
zilverdrijfwerk en tal van fraai kantwerk uit H.M.'s
beroemde verzameling, vooral in de
Venetiaansche specimina zoo volledig. Er waren
pittige Fransche kleurendrukken naar
Debucourt, den Peintre du Roi, en Descourtis
kenmerkend voor de zeden van dien tijd.
Filigrain en klein-zilverwerk was er in over
vloed. Tal van oude marquetterie meubelen
vulden de vertrekken. Doch het geheel?
't Was slechts een koude aaneenplaatsing
van op zich zelf mooie gebruikstukken. Er
ontbrak de ziel, de toewijding, de kunst,
zouden wij willen zeggen, om al dat goede
te vereenigen tot een, laat mij een
dameswoord gebruiken, gezellig" geheel.
Wat wij in den huize Six aanschouwen,
is een stukje oud-Amsterdamsch patricisch
familie leven.
Onwillekeurig zien wij ze herleven, de
deftige, gezeten burgers van weleer. Zij be
wegen zich in langzamen tred door de ruime
vertrekken, zij zetten zich aan den
feestdisch. als de klok op het uur dat ter tafel
noodt in zoetklinkende fijne tonen een wijsje
doet hooren. Wij zien hun kleedij, de ruime
zwaar zijden panier-robes met Watteau
plooi, waarbij de engageantes gelegenheid
gaven den mooien arm en de kostbare arm
banden op zijn voordeeligst te doen uitko
men. Wij aanschouwen de voorwerpen van
kunst en wetenschap, tot nut en vermaak
waarmede zij zich wisten te omringen.
Al het aanwezige werd in nog ongeschon
den staat uit verschillende collecties met
zorg bijeengezocht. Op alle gebied werd
echter overlading vermeden, daarenboven
Tafel, gedekt met Loosdrecht-Amstel porselein, zilver en kristal
flankeeren dit figurale middenstuk en onder
aan is vermeld, welke gemeentelijke en par
ticuliere instellingen de gunstige beschikking
over hun bezit hebben geschonken, bene
vens de datum der tentoonstelling.
Als de voordeur van den huize voor ons
is ontsloten, staan wij in een niet breede
marmeren voorgang en schrijven onze
handteekening in het gulden boek der bezoekers.
Wij bevinden ons reeds op tentoonstelling
gebied, bewijze een authentieke sepia-schets
van Van der Helst, eerste gedachte voor de
schutterstukken van 1639 en 1648; de ge
kleurde, oorspronkelijke kaart van
oudAmsterdam, De vermaerde Koopstadt" 1544
van Corn. Anthoniszoon, en een antieke
stembus van het Hoogheemraadschap van
de Watergraafsmeer, thans bestemd voor de
gaven aan het Algemeen Steuncomité, voor
zien van een zoo ingewikkelde massief
koperen sluiting dat openen door
oningewijden geheel is uitgesloten.
Aan weerszijden van die vestibule liggen
de expositie-salons; perspectivisch heeft men
van uit de linker salon een aardig doorzicht
over de geheele breedte der twee naast
elkaar gelegen aan de fam. Six behoorende
huizen. Als straks de houweel van den
steenhouwer zijn vernielingswerk aan deze
gebouwen heeft voltrokken en er niets meer
van zal zijn overgebleven, dan zal dit kijkje
bij velen nog langen tijd in herinnering
blijven.
Wij treden links binnen. Een
weibehagelijk gevoel komt over ons. Is dit een
tentoonstelling? Of is het een met ver
fijnde smaak en kunstgevoel ingerichte oude
patriciër huizinge? Maar wij zien de on ver
wilde men gebruikstukken doen zien, die
weinig of niet bekend mochten worden
geacht.
Nergens dus iets téveel, want overlading
schaadt aan de belangstelling, en de waarde
van enkele kostbare stukken gaat veelal
verloren in de massa.
Met deze opvatting hangt samen, dat alle
voorwerpen zoover doenlijk werden geplaatst
waar bij de inrichting der woning hun plaats
is of zou kunnen zijn.
Dit alles is waarlijk geen geringe ver
dienste. Elke tentoonstelling moet in zich
sluiten de kiem van het leerzame door aan
schouwen, en een gave mag 't heeten den
bezoeker als van zelf ontvankelijk te maken,
die les in zich op te nemen. Aan de waarde
van een beknopten duidelijk ingerichten,
beschrijvenden catalogus, zooals ons hier
ten dienste staat, valt geenszins te twijfelen,
doch zijn groote beteekenis komt eerst later.
Bij een nmalig bezoek mist deze handlei
ding doorgaans haar doel. Een aantrekkelijke,
tot in het kleine verzorgde aanschouwing
wekt allereerst de belangstelling die zal
brengen: ontwikkeling en verrijking van geest.
Heeft men voor een dergelijke samen
stelling der vrouwen hand, der vrouwen
smaak, der vrouwen nauwgezetheid noodig?
Wij zouden het, met bescheidenheid ge
zegd, haast gelooven, want het
Amsterdamsche dames-comitéin wier handen in
hoofdzaak, de organisatie der tentoonstel
ling berustte, heeft in deze expositie weten
te brengen, dat warme, dat smaakvolle, dat
gezellige", dat ontegenzeggelijk op alle
bezoekers een weldadigen indruk moet en
zal maken en waardoor deze tentoonstelling
in de reeks van exposities in de hoofdstad
een plaats van beteekenis zal blijven innemen,
al behoort zij ook na eenigen tijd weder tot
het verleden.
Na deze overzichtelijke rondgang zijn wij
weer op 't punt van uitgang teruggekeerd
en staan in de westelijke zijkamer.
Hier zijn in hoofdzaak bijeen artikelen van
weelde; een vijftal waaiers meest Louis XV
stukken sieren den wand. Sommige zijn
prachtig gemonteerd in paarlmoeren staven
waarop gansche tafereelen met goud en
verguld-zilver zijn ingelegd. Men sloot der
gelijke kostbare stukken destijds niet achter
slot en grendel, in waaiervormige glazen
kasten met vergulde randen konden ze als
wandornament worden gebruikt. Helaas ge
schiedde dit niet altijd in 't voordeel van 't
kunstwerk, want hoewel het schilderwerk
tegen licht bleek bestand te zijn, hebben
enkele monturen, wellicht door niet juiste
sluiting der foudraals, wel geleden.
In 't midden van de salon is de kant te
zien. Hoe ware een tentoonstelling van oud
heden denkbaar zonder dit feeërieke vlechtsel
van ragfijne draden!
Er zijn een paanmooie Alengons, een paar
bewonderenswaardige Rosaline-kanten, ze
werden gebruikt als kleeding-details. De
fijne luchtige Vlaamsche en Brusselsche
kloskant, zonder reliëfs, dekte als mutsje met
barbes de hooge Fontange kapsels. Denkt men
daarbij als kleeding de licht blauwe zijden,rijk
geborduurde bruidsjapon van de
WelEdelgebpore jonckvrouwe Helena Slicher toen
zij in 1759 haar hand schonk aan den
WelEdelgestrengen Heer Mr. Aelbrecht van
Slingelandt, secretaris der stad Amsteldam, waarlijk
dan begrijpt men hoe voornaam een bruid van
deftigen huize er in het Fransch-Europa
van dien tijd moet hebben uitgezien. Het
huwelijks-gedicht ter eere van deze echtelijke
verbintenis is mede aanwezig. Wellicht
kan onder de vrij talrijke trouw- of
huwelijkskoffertjes van filigrain, zilver of email, waarin
de huwelijksgift was gesloten, wel datgene
't hare worden genoemd waarop de woorden
prijken: De liefde maeckt het paeren zoet
Als trouhyt lyfde blycken doet". Een aardig
practisch voorwerpje, vermoedelijk wel een
geschenk van den ega aan zijne jonge gade
is: een etui met alle denkbare zilveren toilet-,
schrijf- en naaigerij, moesjes, rouge-kwastjes,
inktkokertjes, enz., alles aanwezig in z
klein bestek en van zóklein gehalte, dat
't daarom alleen reeds de hand verraadt
van den meester-vakman.
Daarbij en omheen liggen de onontbeerlijke
toilet accessoires: gouden medaillons, paarlen
en diamanten broches, ringen met smaragden,
tal van speldendoosjes o.a. een van Mennecey
porselein, voorstellende 2 hondjes, het deksel
van agaat en in email de spreuk: Je serai
toujours fidele et tendre".
Dat alles kon worden geborgen in de
boudoir-meubeltjes met hun
floraal-marquetterie werk, dames-secrétaires die in hun
geriefelijke laadjes en berghokjes, zeker dien
grooten schat van kunst hebben bewaard.
Nog een oogenblik toeven wij vór het
groote schilderij van Jan Miense Molenaer,
uitgenoodigd in 1637 om het huwelijksfeest
van de dochter van den huize Geelvinck
op het doek te vereeuwigen. Er is een deftig
gezelschap bijeen. De hoofdpersonen: drie
dames Geelvinck, zien er in de zware zijden
japonnen, getooid met juweelen, paarlen en
kant en met sierlijk-gekrulden haardos zeer
feestelijk uit, en het kleine zusje in haar
rose dames-toilet niet minder. De heeren
Bicker, van Loon en Munther, ongetwijfeld
alle portretten, doen in hun kleurige satijnen
wambuizen en'kanten kragen voor de dames
niet onder.
Welk een schittering van kleuren en tinten!
Het feestmaal schijnt even onderbroken, een
der huisjonkers laat den sprankelenden wijn
in den hoogen beker schuimend opspatten,
de dienstmaagd brengt juist de
pauwvenezoen binnen, de glorie van het festijn, waarbij
een pauw in rijken vederentooi het gebraad
tooit. Het gansche tafereel treft door tal van
kleine trekjes en gebeurlijkheden kenmerkend
voor den tijd waarin het werd gemaakt.
De plaatsing is bijzonder gunstig. De
zachte kleuren vervloeien in teere mengeling
met het Chineesche familie verte, het blanc
de Chine, de brooze eierschaal-bordjes, daar
onder in de vitrine.
Daar beginnen de klokken te spelen in de
groote zaal. Eerst de fraaie staande Louis
XIV Boule-Klok van schildpad ingelegd met
koper, zilver en paarlemoer. Fijn-melodieus
tingelt hij zijn airtje af en slaat met helderen
klank het uur. Dan volgt het tafeluurwerk
met speelwerk van Otto van Meurs, 18e eeuw,
het heeft 6 verschillende deuntjes tot zijn
dienst: Menuet Baderen, Dornik schon, de
Koning leef, Broeder groet, Nette burger
vrouw en Haage oficier. Thans staat de
wijzer op de Menuet, waarvan het
gracieussleepende in tred en bewegingen in de
liefelijke cadans van het spel te hooren is.
Bovenaan geeft een tooneeltje met een door
twee jonkheeren geschommeld vrouwen
figuurtje den slingerloop aan.
De expositie in deze zaal heeft meer een
huiselijk karakter. Daar staat de kast met
een keur van kostbare boeken en boekbanden,
verlevendigd door de rijk met verguld ge
drukte Magnus-stempelbanden. In die kast
liggen o.a. het,album amicorum van Jan Six
1651 met de sepia-teekening van Rembrandt,
en de groot folio Graduale Embrun 1480. Tal
van miniaturen zijn opgeslagen, er liggen vele
marokijnen, beukenhouten, perkamenten en
kalfslederen banden. Daar staan ook vader
Cats' werken, als Bijbel gebonden, in bruin
juchtlederen band met blind stempelwerk en
koperen beslag, de snede met gekleurde
figuren op verguld. Een oogenblik bekruipt
ons de wensch, dit kastje geopend te zien
en van zijn inhoud meer te kunnen genieten
dan het thans zeer oppervlakkige. Doch het
onbereikbare te wenschen brengt onheil en
wij wenden ons dus af en geven al onze aan
dacht aan de keurverzameling porselein, in
hoofdzaak voorwerpen van huiselijk gebruik.
Op glanzend wit damast-linnen staat de
disch gedekt met het dessert-servies van
Lposdrechtsch-Amstel, klein
blauw-bloempjes-motief met rijk goud decors en ge
festonneerde randen. Hoe subtiel zijn de
hengselmandjes, de botervlootjes en de keur
van a jour fruitschalen met en zonder deksel,
die slechts wachten op roodwangige appelen,
druiven, hazelnoten om ze tot een stilleven
te maken een schilderkwast waardig. Er om
en bij liggen massieve visch- en soepscheppen
en staan slanke zilveren kandelaars (1780),
suiker-strooibussen en kleine op klauwtjes
staande zoutbakjes, alle gemonteerd met
fijne loshangende dof-zilveren bladslingers.
Hoekje in de westelijke zijkamer. Schilderij van Jan Miense Molenaer. Familiefeest
Midden en ter zijde prijken als pièces de
résistance", de groote zilveren pargne en
de zilveren soepterrines met het wapen der
zeven provinciën, deze laatsten het geschenk
van de Staten van Holland aan den The
saurier-Generaal Mr. Joh. Hop, bij zijn af
treden in 1769.
De vitrines daarbij herbergen de koffie-,
thee- en chocolade-serviezen, in Sèvres,
Berlijnsch, Saksisch en Oud-Loosdrechtsch
porselein.
En dan treden wij de kamer binnen waar
van de inrichting in zuiveren Empire stijl
werd afgestaan door H. M. de Koningin.
De Princesse-kamer te Haarlem en deze,
beide uit den tijd van Lpdewijk Napoleon,
zijn n van meubelen, n van stijl, doch
de meubelen en kunstvoorwerpen uit het
vorstelijk paleis winnen het, door hun rijk
dom van gedetailleerde uitvoering.
Diep korenblauw en canarie-geel zijn de
hoofdkleuren van gordijnen en
stoelbekleeding. Het ledikant-behang is blijkbaar van
later datum, toen reeds in de zijdeweverij,
ook voor vorstelijk werk verval was
ingetreden. De meubelen: lade- en
waschtafel, psyche, piano, ledikant, buffet, fauteuils
en stoelen zijn van mahoniehout met rozetten
en guirlandes van verguld brons beslag.
Aan de wanden hangen kristalijnen
kaarsengirandolles met spiegel-achterwand, en in 't
midden prijkt de kristalijnen zestien kaarsen
kroon, met zijn tranen en slingers van
kleurafstralende-prisma's spelend over den
opstaanden vergulden rand van in rondendans
huppelende vrouwenfiguren. Enkele minuten
gloeien de electrische knopbranders en alles
schittert en fonkelt in gouden schijn, en de
kristallen facetten stralen als honderden lich
tende sterren.
En vreemd aan deze omgeving en er
toch volkomen in passend, blikt prinses
Willemijntje van Pruisen van af den
wand op dit alles neer. Haar hier aanwezig
beeld, geschilderd door Cornelis Cels, zal
aan de meeste bezoekers wel onbekend zijn.
Het dateert uit 1817, drie jaren vór haar
dood, en zal vermoedelijk het portret zijn
door haar aan Koning Willem I als
verjaarsgeschenk gegeven. Zij is gekleed in donker
grijs fluweelen Empire-toilet, het hoofd ge
dekt met een zelfde fluweelen toque met
kopveer en paarlen agrafe. Om den hals valt
een dikke ruche van witte zijden blonde.
De bittere gelaatstrekken, op de meeste por
tretten der prinses weergegeven, zijn hier
zachter, milder, 't Is alsof de vrouw zich thans
op hoogen ouderdom met het leed heeft ver
zoend. Alleen om den mond speelt nog de
vastberaden trek, die een sterken thans ge
broken wil verraadt. De prinses is op een
stoel gezeten, op tafel bij haar staat een
kinderstatuette. Kan dit wellicht de beeldtenis
zijn als kind van hare eenige dochter
Frederika, Louise, Wilhelmina, die haar boven
alles lief was?
Door deze Empire-kamer komen wij in
de oud-Hollandsche hall met
donker-eikenhouten betimmering en het bekende
ruiterbeeld van Diderik Tulp in 1653 geschilderd
door Paulus Potter. Ook daar veel
bezienswaardigs.
Dan begeven wij ons naar de oostelijke
zijkamer en de kleine voorkamer om nog
langen tijd te verwijlen bij het kostbare
Delftsch aardewerk, de dressoirs, het
zilverwerk en zooveel meer in die Louis XVI
kamer bijeen, en ten slotte onze geheele
aandacht te schenken aan de schilderstukken
van groote meesters en niet 't minst aan
de portretten en schetsen van Rembrandt die
den roem uitmaken van de collectie Six.
Zoo is deze tentoonstelling het beeld van
een grootheid, die niet meer van dezen tijd
is, een beeld dat wellicht in dezen vorm
nooit meer zal te aanschouwen zijn. Want
de huizen die men betreedt, worden tot
puin gebracht en de kunstvoorwerpen, ze
keeren terug tot de eigenaars, die ze zoo
welwillend voor het goede doel afstonden.
De tijden zijn somber, en onzeker.
Zal dat alles bewaard kunnen blijven, nu
en later?
Wie zal 't zeggen?
ELIS. M. ROGGE
Bed van palisander, ingelegd met ivoor. Rechts marmeren borstbeeld van
Nicolaas Tulp vervaardigd door Artus Quellinus
Klassieke Dans-A vond
Angèle Sydow
Het behoort ditmaal niet precies onder
het etiket Dramatische Kroniek", maar ik
ben nu eenmaal iemand, die niet van grenzen
en perken houdt, en nu en dan eens gaarne
daar buiten treedt. Ik wil het dezen keer
eens hebben over eene kunst, die in elk
geval verwant is aan een deel der
tooneelkunst, aan de kunst van het Rythme, van
Angèle Sydow.
Neen, niet enkel van den dans, vooral
van het Rythme in 't algemeen.
Angèle Sydow heeft onlangs in den Stads
schouwburg een avond gegeven, en heeft
bij het publiek applaus geoogst en van de
heeren critici une mavaise presse" gehad.
Ik vrees dat men haar te veel als eene ballet
danseres of ook als actrice gezien heeft,
althans ik las ergens eene opmerking over
beenen en over een ballet-broekje, en eene
vergelijking met den dans van Salome van
Bellincioni, die niets met Angèles kunst te
maken heeft. Men heeft ook over 't alge
meen, vrees ik, niet begrepen, wat Angèle
Sydow eigenlijk met hare kunst bedoelt,
men heeft misschien gedacht, dat zij het
noodig vond, Gluck, Schumann, Bach, Chopin
enz. te illustreeren" of er iets bij te voegen.
Deze kunst is echter volstrekt geen illu
stratie of bijvoeging, zij is niets dan de
ontroering van muziek in een rythmische,
muzikale ziel, die deze ontroering uit in
beweging van het lichaam. Zij is dus, als
alle ontroering, individueel. In een concert
zaal zijn er zelden twee personen, die precies
dezelfde ontroering van een muziekstuk
hebben.
In Frederik van Eedens Oog en Oor"
(Studies 5e Bundel) zegt hij, dat hij, van
de eerste tijden dat hij muziek leerde ver
staan, bij die muziek heeft zien dansen.
De modulaties, de rythmen, wilde ik
begeleid zien door wendingen" en passen"
zegt van Eeden de harmonieën en
accoorden door het gezamenlijk bewegen en tegen
bewegen, door schreden en gebaren en
houdingen van velen. En dat dansen moest
wat zeggen, niet juist hetzelfde wat de
muziek zeide, maar iets wat er b ij behoorde.
Iets ter aanvulling, ter volmaking, in har
monie."
Ja. van Eeden gaat verder:
Dat zien van iets schoons was voor mij
onmisbaar, zonder dat was het volle geluk
der muziek er niet".
Ik haal dit alles aan omdat deze opvat
ting niet geheel de mijne is, en zij verwarring
kan geven bij de beoordeeling van Angèle
Sydows kunst. Zij wil namelijk niet de
pretentie hebben aan te vullen of te vol
maken de muziek der componisten, die haar
doen rythmisch bewegen (ik durf het woord