De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 31 januari pagina 10

31 januari 1915 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 31 Jan. '15. No. 1962 zoude er nog ca. $ 20 raillioen aan aandeelen beschikbaar zijn geweest om in toekomstige behoeften te voorzien. Aangezien het echter nimmer mogelijk is geweest, deze tot maar eenigszins passende prijzen te verkoopen, moesten de zeer belangrijke kosten voor uitbreiding van de vloot bestreden worden uit de saldo's der exploitatierekening, uit verkoop van obligatiën der onder-maat schappijen, (voornamelijk van de zich in een goed crediet verheugende Oceanic Steam Navigation Co.) en door het creëeren van vlottende schuld. Door deze beide laatste wijzen van geldverschaffing is, zonder dat de houders de macht hadden er iets tegen te doen, de onderpandswaarde van het voor de 4 H pCts. obligatiën verstrekte onderpand verzwakt. Immers de nieuw gecontracteerde schulden gaan in rang vór de aandeelen der onder-maatschappijen, die, zooals wij aanstonds zullen zien, tot onderpand van genoemde obligatiën zijn gedeponeerd. Gaan wij nu na, op welke wijze de 4V3 pCt. obligatiën gesecureerd zijn, dan blijkt, dat zij hebben: 1. Eene directe vordering op de maat schappij. 2. Een eerste verband op feitelijk het geheele aandeelenkapitaal der International Navigation Company, (nominaal $ 25,000,000); der Oceanic Steam Navigation Company (nominaal t 3,750,000); der British and North Atlantic Steam Navigation en Mississippi & Dominion Sfeamship maatschappijen,.tezamen de Dominion lijn uitmakende (nominaal ca. $ 4,000,000); der Atlantic Transport Co. en Atlantic Transport Co. of West Virginia, (tezamen ca. f 8 millioen nominaal; het gewone aandeelenkapitaal ($ 6,000,000) en ruim 40 pCt. van het preferente aanaeelenkapitaal (ca. $ 3 millioen van de ruim f 7,000,000) der Frederick Leyland & Co. en op de niet nader gepreciseerde, maar waardevolle bezittingen (pakhuizen, aanlegplaatsen met loodsen, kantoren enz.) der firma's Ismay, Imrie & Co. en Richards, Mills & Co en 3. een tweede hypothecair verband, (in rang volgende op de bovengenoemde 5 pCt. International Navigation bonds) op de schepen dezer maatschappij. Voor de beoordeeling van de waarde van dit onderpand kunnen voor het oogenblik al thans de sub. lo. en 3o. genoemde zekerheden wel uitgeschakeld worden, daar eene ongedekte vordering op de maatschappij en een tweede hypotheek op de booten der Inter national Navigation, waarvan de eerste hypotheek nog niet eens ten volle gedekt Is, geene reeële waarde vertegenwoordigen. Hetzelfde geldt van de aandeelen der Inter national Navigation. Daarentegen mag aan de aandeelen der andere vier hierboven opgesomde stoomvaartmaatschappijen eene zeer aanzienlijke waarde worden toegekend en meer bepaaldelijk aan die der Oceanic en Frederick Leyland & Co. Om dit laatste aan te toonen, stel ik mij voor de positie van de beide laatstgenoemde maatschappijen de volgende week meer in bizonderheden na te gaan. J. D. SANTILHANO lin:miiHiiiilHltliiiiiiillllliil minimi miiiiiimiumiiimmimi Arme vluchtelingen. Na de verwoesting van Visé, Berneau, Hervé, Leuven, is het kamp te Oldenbroek voor de vluchtelingen ingeruimd om de overstelping van Zuid Limburg wat te ver minderen. Maar de ongelukkigen, die hier werden ondergebracht, hebben, na de harte lijke ontvangst in Limburg, wel een bittere teleurstelling moeten ondervinden. Gehuisvest in paardenstallen, waarvan de boxes een paar meter hoog met planken zijn afgescheiden, iedere box voor een gezin, terwijl aan de gangzijde een soort gaas van ruwe zakkenstof, geheel doorzichtelijk, is aangebracht, lagen de menschen daar maandenlang eenvoudig op stroo. En thans, nu zij in grooten getale naar concentratiekampen worden overgebracht, .blijkt het, dat voor deze iurichtingen het kamp van Oldebroek kennelijk voor model heeft gediend. Eenzelfde soort houten iillimiillimiiMimimimiii mmiimimmiiiiiiii Kordaat ging hij in den grooten stoel zit ten, zette zijn voetjes op den haardrand, keek naar de punten van mijn schoenen als een nijdige foxterrier naar een rat, beet op zijn grijzen knevel, schraapte zijn keel en en viel in eens uit: Kan u een ge heim bewaren? Dat hangt er van af, of het je verteld wordt met de bedoe ling het voor je te houden of verder te vertellen, antwoordde ik natuurlijk en porde in de houtblokken want hij zag er wat pipsch uit. -r- Nou, ik wel, zei hij kortaf, zweeg en beet weer op zijn kne vel. Ik keek het kleine mannetje daarvoor me eens even door mijn oogharen aan en knikte goedkeurend. Zoo moet je optreden tegen die kerels in de Kamer. Hee! goed gezien. Dat is de groote kracht van ons zakenmenschen ook. Als je niets te verber gen hebt, is het altijd goed geheimzinnig te doen en heb je werkelijk wat achter baks te houden, flap er dan maar alles uit. Zoo doen wij op de Beurs ook en ze loopen er altijd in. barakken, nu alleen wat breeder, zoodat er vier rijen boxes in worden aangetroffen in plaats van twee; derhalve ook minder licht. En verder heeft men thans den vloer een overbodige weelde gevonden; de altijd vochtige bodem werd voldoende geacht als vloer voor deze nacht- en dagverblijven. Het dak bestaat uit een enkele rij planken, met asphaltpapier overdekt. Gevolgelijk slaat bij koud weer de wasem tegen het dak aan, bevriest en ontdooit er en... ge stadig druppelt het langs de richels omlaag. Het stroo zoowel als de dekens der bed den als men dat zoo noemen mag zijn dan ook voortdurend nat. Een toestand, die ongetwijfeld aan de gezondheid niet bevor derlijk kan zijn. Deze barakken kunnen niet verwarmd worden. Men kent de theorie, dat in slaap kamers niet gestookt mag worden. Voor goed geventileerde, drooge kamers is daar zeker veel voor te zeggen. Voor houten keeten, zonder vloer en met een druppelend dak wordt het geval echter heel anders. Vooral wannaer men in aanmerkinh neemt dat deze slaapkamer" voor een zeer groot deel zijner bevolking ook tevens als huis kamer moet worden bewoond, al ontbreken er dan ook alle tafels en stoelen. Immers in de, wel verwarmde, eetbarakken is lang niet voor al de bewoners een plaatsje te vinden. In de hoogste mate hinderlijk niet alleen maar ?"ook zeer ongezond is deze toestand voor de kleine kinderen. Men bedenke slechts dat deze stumpers den geheelen winter nagenoeg moeten doorbrengen in niet-verwarmde vertrekken, dat zij eenige malen per dag in deze vochtige, koude loodsen met koud water gewasschen moeten worden en daarna gewikkeld in natte luiers en kleeren: immers er is geen mogelijkheid om in deze onverwarmde localen het gewasschen kin dergoed droog te krijgen. Geen wonder dat de kindersterfte ontzet tend hoog is. In Oldenbroek zijn in drie maanden tijds 18 kinderen gestorven op eene gemiddelde bevolking van 1000 zielen. Wan neer men bedenkt, dat ten onzent de sterfte in het geheel ongeveer 14 per duizend in het jaar bedraagt, blijkt daaruit, dat in het kamp van Oldenbroek de STERFTE MEER DAN VIERMAAL ZOO HOOG IS als bij Ons. Het gebrek aan kindervoedsel, warmte, melk, pap, beschuit enz. is hierop ongetwijfeld mede van invloed geweest. Te Nunspeet is het nog erger: in de eerste maand zijn er REEDS 42 KINDEREN GESTOR VEN op eene gemiddelde bevolking van onge veer 6000 zielen: derhalve eene STERFTE ZES MAAL zoo GROOT als onder de Nederlandsche bevolking. De kampen blijken dus voor de kinderen bepaald moorddadig. Het is hartverscheurend de moeders te hooren, die hare kinderen, die als gezonde bengels in het kamp ge komen zijn, voor hun oogen zien wegkwij nen. Velen van haar zijn het kamp ontvlucht en verkiezen den terugkeer naar het vader land in de diepste ellende boven den zekeren dood van haar kind in het concentratie-kamp. Maar hier mag dan toch wel de vraag gesteld worden, waarom niet behoorlijk kan gezorgd worden, ook voor deze kleinen. Waarom, althans voor de moeders met kinde ren geen betere, verwarmde, barakken, met behoorlijken vloer en zolder? Bij de reeds zoo hooge kosten, welke de huisvesting en de voeding welke laatste voor de grooten zeer voldoende is aan het land kost, kan het slechts eene betrekkelijk geringe ver hooging der kosten beteekenen, wanneer voor moeders met kinderen behoorlijke ver blijfplaatsen werden ingericht. Of wel, veel beter nog, men houde op met de ongelukkige vluchtelingen in kampen te concentreeren. Verpleging in gezinnen ware niet alleen veel hartelijker en beter; zij zal veelal ook goedkooper zijn. Zeker, meerdere personen zullen voor plaatsing in gezinnen niet in aanmerking kunnen komen: bedelaars, souteneurs, landloopers etc. zul len wel onvermijdelijk alleen in kampen te herbergen zijn. En men ziet dan ook inder daad dit soort volk uit allerlei plaatsen opge zonden worden naar de kampen. Maar des te ondragelijker wordt de samen leving daar voor de vele eenzame families, die er nog in menigte zijn. Men bedenke ook wat een moreel lijden de voortdurende ledigheid, het volkomen gebrek aan bezig heden reeds op zich zelf medebrengt voor deze ongelukkigen, die na uit hun land te zijn verdreven, veelal na het verbranden van hun have en goed en het vermoorden van verscheidene familieleden, nu aldus in den vreemde vegeteeren in bange verwachting Dus, mijnheer Brandt van Netelen, u denkt dat ik niets te verbergen heb en daarom weiger de Kamer inlichtingen in comité-generaal te geven ? Denkt u dat zulk een houding een minister der Kroon waardig is? Maar man, dan snap ik er heelemaal niets meer van! Je hebt f ver schrikkelijke dingen te verbergen, die jou en je land aan een zijden draad doen hangen en dan is het zaak je commis sarissen op de hoogte te houden, zoodat ze bijtijds in den wind kunnen gaan, of wel, er is geen vuiltje aan de luchten, dan is het altijd goed te doen of je dag en nacht met je hand aan je hoofd zit te piekeren hoe er tusschen door te zeilen. Dat geeft prestige en zonder prestige geen gezag. En leer dat van mij in de zakenwereld zijn de menschen die het hardst kletsen de grootste zwijgers. Maar bij jelui in de politiek is het, ge loof ik, net andersom. Daar zijn de hard ste kletsers de grootste nullen en de stomste zwijgers nog .grooter nullen. Ik zal mij wel wachten uw oordeel te onderschrijven, hoewel Wat u daar zei gaat misschien op voor de bur germaatschappij, zei hij al een beetje minder kordaat dan straks, maar u ver geet n ding: ik ben soldaat en u is maar een burger Dank je, zei ik. en ik als soldaat heb het recht mij als een burger te gedragen, maar u als burger niet als soldaat Dank je, zei ik, en dus ? En dus kan een burger zich nooit in onzen gedachtegang verplaatsen en heeft zijn mond te houden over militaire zaken. Wetenschappelijke Voeding: omtrent de VEKTEERBA.ARHEID der verschillende Meelsoorten, hebben de jongste, streng wetenschappelijke, onderzoekingen, merkwaardige resultaten opgeleverd. Men heeft bevonden dat het menschelgk organisme, om het voedsel te assimileeren (in het bloed op te nemen) noodig heeft voor het zetmeel nit: Aardappelen 2 tot 4 uur. Tarwe l/a tot l uur. Gerst. . . 10 tot 15 minuten. Haver . 5 tot 7 minuten. MAMZEXA JOlinVjEA 2tot3minuten. Dit is dus de wetenschappelijke verklaring voor hetgeen de ervaring van meer dan een hal re eeuw overtuigend heeft aangetoond, dat namelijk de NAIZEWA DURYEA is een deugdelijk, krachtig en daarbij licht verteerbaar voedsel. iiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiimiiMimmim van hetgeen de toekomst nog brengen kan. Inderdaad wie erover denkt, de opzending der vluchtelingen naar een kamp te bevor deren, die bedenke wel wat het leven is in deze kampen en geve zich vooraf de moeite, zich daarvan persoonlijk te overtuigen. A. MARSIGNY Mijnen in de Noordzee Geachte Redactie. Naar aanleiding van het artikel van den heer Nierstrasz over dit onderwerp in het nummer van 3 Januari, meen ik te moeten opmerken dat, op gevaar van een dispuut uit te lokken over de meerdere of mindere tref kans van een drijvende mijn tengevolge van den invloed der boeggolf, het m. i. ver keerd is dit door de praktijk bewezen te achten, omdat tot heden geen der genoemde lichtschepen geraakt is. Men kan toch bij voor anker liggende schepen niet spreken van een boeggolf die in staat is een drijvend voorwerp vrij van het schip te gooien. Hetgeen de heer N. trouweri's zelf erkent met de bewering dat daarvoor een redelijke vaart in het schip noodig is. Bovendien is de kans op ontmoeting met mijnen voor deze vier vuurschepen veel ge ringer, dan voor het duizendtal schepen dat door het geheele gebied vaart en wordt die trefkans nog geringer als men weet, dat juist in de omgeving dier vuurschepen en vooral van de Galloper en Noord-Hinder de mijnen meest allen worden vernietigd door Engelsche en Hollandsche oorlogschepen. Waar dan ook het traject van de voort durend gerapporteerde mijnen reeds geheel of ten deele bij donker is afgelegd, mag men daaruit niet de conclusie trekken dat de goede afloop daarvan aan het mindere gevaar te danken is, maar moet men van geluk spreken, vooral als men in aanmerking neemt het Bericht aan Zeevarenden" van 13 Nov. 1914, dat het zaak blijft drijvende mijnen zooveel mogelijk uit den weg te gaan," hetgeen natuurlijk alleen kan ge schieden wanneer men ze ziet, dat is bij daglicht. Mijns inziens is dan ook het tot heden voorspoedig varen in de voorgeschreven route, te danken aan het overdag en met de uiterste oplettendheid varen. Ik meen deze opmerkingen te moeten ma ken omdat het laatste gedeelte van het artikel van den heer N. tot andere gevolg trekking kan leiden, waarmede het goede doel voorbij gestreefd zou zijn. Het is de vaste overtuiging van ervaren gezagvoerders dat het nog zeer noodig is zich aan dergelijke Berichten aan Zeevaren den" te houden en daarom wil ik nog even de aandacht vestigen op de zoo juiste en noodige laatste zinsnede uit het meerge noemde artikel. Het werd tijd dat dit eens gezegd werd. Het is vooral in dezen tijd zaak voor de gezagvoerders om zich te houden aan de Tellen dan de zes jaar die ik bij de Amsterdamsche Schutterij gediend heb, niet mee? vroeg ik eenigszins pijn lijk getroffen in mijn liefste militaire herinneringen. Heb ik soms niet altijd het paard moeten vasthouden waar de majoor Prins tegen op klauterde? De schutterij was een heel verdiens telijk wapen, maar juist het tweeslachtige dat zij had, droeg de kiem der verwor ding in zich. Men is soldaat of. .. iets anders hij had eigenlijk niets" wilzeggen, maar bedacht zich nog bijtijds. Maar men kan niet tegelijk soldaat zijn en iets anders en dat is de grond van de heele moeilijkheid tegenwoordig. De wereld is aan het vechten, de burger maatschappij heeft zich daar niet mee te bemoeien en het zal blijken dat wij sol daten de redders der menschheid zijn. Als jullie er tenminste nog wat van over laten, waagde ik op te merken, waarop hij opgewonden voortging : Want dit zult u toch niet kunnen ontkennen, dat de oorlog het doeltref fendste middel is om tot den vrede te geraken. Doeltreffend? zeg liever het vredelievendste middel, riep ik er tusschen. Juist, mijnheer Brandt van Netelen, en zoolang er oorlog is, ben ik, soldaat, de meest vredelievende persoon en gaat het niet aan dat men twijfelt aan de vredelievendheid van mijn bedoelingen. En daarom doe je het lekker niet. Volkomen juist, mijnheer; ik als minister, als eerste soldaat van Hare Majesteit, doe het lekker niet, zooals u het zoo kernachtig uitdrukt. Lang genoeg hebben wij, militairen, de critiek moeten waarschuwingen en voorschriften. De Re geering kan moeilijk alles voorschrijven, dus waar gezegd wordt dat het beter is drijvende mijnen uit den weg te gaan, be hoeft aan den gezagvoerder toch zeker niet nog eens extra gezegd te worden dat hij dan alleen overdag moet varen, omdat hij de mijnen 's nachts niet kan zien. De Regeering houdt er natuurlijk rekening mede dat er nog zeemanschap en gezond verstand", bij de gezagvoerders bestaat. Zoo heeft de Engelsche Regeering ook verschillende gevaarlijke zones aangegeven en sedert het begin van den oorlog met een ijver die boven aller lof verheven is, een veilige strook langs de kust gemaakt en kan dus overal bekend zijn waar men, menschelijkerwijs gesproken, in dezen tijd veilig varen kan. Wanneer nu tóch ongelukken zijn voor gekomen in het onveilige gebied, dan kan men toch moeilijk van de Britsche Regee ring verlangen dat zij ons verbiedt langs een andere dan de voorgeschrevene route te varen? In dit verband meen ik dat het niet on dienstig is hier te vermelden een geval dat mijn aandacht trok. In de Notices to Mariners van September 1.1. vindt men dat de Britsche Admiraliteit o. a. een gevaarlijke zone opgeeft van af 53°40' Noorderbreedte naar het Noorden, ter breedte van ongeveer 40 mijl afstand van de kust. Nu zie ik in het verslag van de behan deling van het ongeval s.s. Nieuwland" voor den Raad voor de Scheepvaart (tijd schrift De Zee, December 1914) dat het ongeval plaats vond op 53°40' N.Br. De Oosterlengte staat abusievelijk niet in De Zee vermeld, maar uit de verklaring blijkt dat het ongeval plaats vond 5 minuten na het passeeren van de Outer Dowsing boei, waaruit men concludeeren mag dat het schip op een mijn geloopen is in, of althans zér nabij het sedert weken door de Britsche Admiraliteit bekend gemaakte gevaarlijke gebied. Beschouwt men de zaak van dien kant dan lijkt ons de uitspraak van den Raad dat het vergaan van het s.s. Nieuwland" is veroorzaakt door het stooten van het schip op een onderzeesche mijn, waarvan de mogelijkheid van ligging niet te voren was bekend gemaakt",") geheel onjuist en zijn wij van meening dat het geval meer behoort onder die, waarbij geen rekening gehouden is met de .voorschriften van de Admiraliteit, waarop de heer Nierstrasz zoo uiterst terecht de aandacht vestigde. Het is in de laatste maanden minder aan genaam door Noord- of Oostzee te varen en daarom is een artikel als dat van den heer N. dat ten doel heeft onverstandige ongerustheid te doen verdwijnen, van zér veel waarde. Nu is het bekend dat de Raad voor de Scheepvaart vór den oorlog steeds en trouwens zér terecht nauwlettend toezag of de gezagvoerders de laatste Berichten aan Zeevarenden" opvolgden. Het komt ons voor dat aan eene opmerverdragen van allerlei schoolmeesters, dominé's en advocaten. Maar nu en hier greep hij de pook en begon er mee in de lucht te scharmaaien zijn wij de baas en ik duld geen critiek. Ben je niet wat onbillijk tegenover onze militaire specialiteiten als generaal van Vlijmen, mijn vriend Duijmaer en Ter Laan ? Of is het soms niet waar dat de Keizer de militaire beschouwingen, die de generaal in De Tijd", heeft ge schreven, verguld op snee aan al zijn divisie-commandanten gestuurd heeft met de opdracht: Spiegel je er aan"? En wat zou er van onze landsver dediging worden als de weldadige critiek van onzen Duijmaer niet als milde regen er op neerviel, om niet te spreken van Ter Laan of wil je soms ontkennen dat generaal Potiorek in zijn vele slapelooze nachten met succes de verzamelde redevoeringen van onzen Hollandschen strateeg heeft bestudeerd ? Ter Laan ! dat is mijn nachtmerrie. Die man heeft gediend toen het nog onfatsoenlijk was voor je Vaderland te vechten en nu is hij Burgemeester, nu het alweer onfatsoenlijk is burgemeester te zijn.' Dat brengt me op een idee, riep ik uit. Heb je misschien ook ergens een half-sleetschen generaal, die hier burgemeester zou willen worden ? Wij zitten er verschrikkelijk mee. Van alles hebben we al geprobeerd en niemand wil. Maar hij was zoo in vuur geraakt dat hij op mijn woorden niet meer lette en door vertelde: Eindelijk hebben wij de plaats inge nomen die ons vanwege onze verdienking als in den laatsten zin van het artikel van den heer Nierstrasz, door den Raad groote kracht zou worden bijgezet, wanneer bij de behandeling van dergelijke gevallen, de kapitein met grooten nadruk gewezen werd op de noodzakelijkheid om zich vooral in dezen tijd stipt te houden aan de voor schriften, al is dat dan ook ten koste van tijdverlies of meer kolenverbruik. De aandacht van het publiek zou dan tevens officieel gevestigd worden op het feit dat de ongevallen inderdaad alleen in het gevaarlijke gebied hebben plaats gevon den, of bjj nacht, waardoor veel ongerust heid zou verdwijnen. Beleefd dankend voor de plaatsing, Uw dw., *) Ik cursiveer. GEZAGVOERDER ** * Naar aanleiding van het bovenstaande wordt nog opgemerkt: Een vuurschip dat ononderbroken, maan den lang, dag en nacht, aan sterke getij stroomen is blootgesteld heeft eer kans door een losgeslagen mijn getroffen te worden, die vele malen grooter is dan die van een schip dat nmaal het traject Noord-Hinder Galloper aflegt; toch is nog nimmer een vuurschip getroffen geworden en schijnt de boeggolf, door den getijstroom veroorzaakt, in staat de losgeslagen mijn van het schip vrij te houden; naarmate de stroom in kracht afneemt en de boeggolf dientenge volge minder is, wordt ook de snelheid, waarmede de losgeslagen mijn het schip nadert, geringer en de kans van treffen en ontploffen kleiner. Het visschen van mijnen in de nabijheid der vuurschepen is zeker geen afdoende beveiliging en vermindert de trefkans des nachts zeker niet. RED. miiiiiiitiMiMiiiiiiiiiiiniMiimiiimiiiiiimiimiiiiiiiiiiiimiiiimiiimmi Onze Puzzels De oplossingen geven wij de volgende week. iiiiMmiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiimiiiimmiiii Abonneert U met 1915 op Groot- Nederland j j Letterkundig Maandschrift voor ij den Nederlandschen stam onder '"' Redactie van CYRIEL BUYSSE, ': FRANS COENEN en LOUIS jj COUPERUS. Prijs per jaargang f 12.50 Proefnummers zenden gratis de Uitgevers VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam iiuiMMiimiiiitiiiiiimmm sten toekomt en nu zou ik op dit groote oogenblik zwichten voor een verzameling burgers, die als burger misschien hun verdiensten hebben, maar van wie geen enkele het onderscheid kent tusschen de dikke Bertha en een mannlicher geweer? En daarom zeg je niets? Juist. Daarom. En onder ons ge zegd ook.... omdat ik niets te zeggen heb. Waarop hij, plotseling, in een geheel anderen toon vervallende, voortging : Maar u die een geheim beter be waren kan dan honderd praatzieke oude... Zeg het maar gerust, moedigde ik hem aan. Ik bedoel oude dames, vervolgde hij; aan u wil ik het wel toevertrouwen over een week of zes, acht stuur ik ze toch naar huis. Dan ben ik niet gezwicht voor de Kamer, houd de eer aan mij.' En je bent ineens de getapte jon gen ! Man, je hadt minister van Buitenlandsche Zaken moeten worden ! kon ik niet nalaten uit te roepen. En in de veelvermeerderde drukken der geschiedenis boekjes voor de lagere school zul je voortleven als Bosboom de Zwijger". Verguld en zwijgend drukte hij mij de hand en ging weg. Maar voor hij de deur uit was heb ik hem nog nageroepen : Denk eens om zoo'n halfsleetschen generaal, dat is net wat die Raad hier noodig heeft! En zuchtend liet ik er voor mezelf op volgen: En als die er ook niet is, dan blijft er, nu van Aalst ook al bedankt heeft, niemand anders over dan A. B. Kleerekooper. Waarom ook niet ? * T.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl