Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
31 Jan. '15. No. 1962
zoude er nog ca. $ 20 raillioen aan aandeelen
beschikbaar zijn geweest om in toekomstige
behoeften te voorzien. Aangezien het echter
nimmer mogelijk is geweest, deze tot maar
eenigszins passende prijzen te verkoopen,
moesten de zeer belangrijke kosten voor
uitbreiding van de vloot bestreden worden
uit de saldo's der exploitatierekening, uit
verkoop van obligatiën der onder-maat
schappijen, (voornamelijk van de zich in een
goed crediet verheugende Oceanic Steam
Navigation Co.) en door het creëeren
van vlottende schuld. Door deze beide laatste
wijzen van geldverschaffing is, zonder dat
de houders de macht hadden er iets tegen
te doen, de onderpandswaarde van het voor
de 4 H pCts. obligatiën verstrekte onderpand
verzwakt. Immers de nieuw gecontracteerde
schulden gaan in rang vór de aandeelen
der onder-maatschappijen, die, zooals wij
aanstonds zullen zien, tot onderpand van
genoemde obligatiën zijn gedeponeerd.
Gaan wij nu na, op welke wijze de 4V3
pCt. obligatiën gesecureerd zijn, dan blijkt,
dat zij hebben:
1. Eene directe vordering op de maat
schappij.
2. Een eerste verband op feitelijk het
geheele aandeelenkapitaal
der International Navigation Company,
(nominaal $ 25,000,000);
der Oceanic Steam Navigation Company
(nominaal t 3,750,000);
der British and North Atlantic Steam
Navigation en Mississippi & Dominion
Sfeamship maatschappijen,.tezamen de Dominion
lijn uitmakende (nominaal ca. $ 4,000,000);
der Atlantic Transport Co. en Atlantic
Transport Co. of West Virginia, (tezamen
ca. f 8 millioen nominaal;
het gewone aandeelenkapitaal ($ 6,000,000)
en ruim 40 pCt. van het preferente
aanaeelenkapitaal (ca. $ 3 millioen van de ruim
f 7,000,000) der Frederick Leyland & Co. en
op de niet nader gepreciseerde, maar
waardevolle bezittingen (pakhuizen,
aanlegplaatsen met loodsen, kantoren enz.) der
firma's Ismay, Imrie & Co. en Richards,
Mills & Co en
3. een tweede hypothecair verband, (in
rang volgende op de bovengenoemde 5 pCt.
International Navigation bonds) op de schepen
dezer maatschappij.
Voor de beoordeeling van de waarde van
dit onderpand kunnen voor het oogenblik al
thans de sub. lo. en 3o. genoemde zekerheden
wel uitgeschakeld worden, daar eene
ongedekte vordering op de maatschappij en een
tweede hypotheek op de booten der Inter
national Navigation, waarvan de eerste
hypotheek nog niet eens ten volle gedekt
Is, geene reeële waarde vertegenwoordigen.
Hetzelfde geldt van de aandeelen der Inter
national Navigation. Daarentegen mag aan
de aandeelen der andere vier hierboven
opgesomde stoomvaartmaatschappijen eene
zeer aanzienlijke waarde worden toegekend
en meer bepaaldelijk aan die der Oceanic
en Frederick Leyland & Co. Om dit laatste
aan te toonen, stel ik mij voor de positie
van de beide laatstgenoemde maatschappijen
de volgende week meer in bizonderheden
na te gaan.
J. D. SANTILHANO
lin:miiHiiiilHltliiiiiiillllliil minimi miiiiiimiumiiimmimi
Arme vluchtelingen.
Na de verwoesting van Visé, Berneau,
Hervé, Leuven, is het kamp te Oldenbroek
voor de vluchtelingen ingeruimd om de
overstelping van Zuid Limburg wat te ver
minderen. Maar de ongelukkigen, die hier
werden ondergebracht, hebben, na de harte
lijke ontvangst in Limburg, wel een bittere
teleurstelling moeten ondervinden.
Gehuisvest in paardenstallen, waarvan de
boxes een paar meter hoog met planken
zijn afgescheiden, iedere box voor een
gezin, terwijl aan de gangzijde een soort
gaas van ruwe zakkenstof, geheel
doorzichtelijk, is aangebracht, lagen de menschen
daar maandenlang eenvoudig op stroo.
En thans, nu zij in grooten getale naar
concentratiekampen worden overgebracht,
.blijkt het, dat voor deze iurichtingen het
kamp van Oldebroek kennelijk voor model
heeft gediend. Eenzelfde soort houten
iillimiillimiiMimimimiii
mmiimimmiiiiiiii
Kordaat ging hij in
den grooten stoel zit
ten, zette zijn voetjes
op den haardrand,
keek naar de punten
van mijn schoenen als
een nijdige foxterrier
naar een rat, beet op
zijn grijzen knevel,
schraapte zijn keel en
en viel in eens uit:
Kan u een ge
heim bewaren?
Dat hangt er van
af, of het je verteld
wordt met de bedoe
ling het voor je te
houden of verder te
vertellen, antwoordde
ik natuurlijk en porde
in de houtblokken
want hij zag er wat
pipsch uit.
-r- Nou, ik wel, zei
hij kortaf, zweeg en
beet weer op zijn kne
vel. Ik keek het kleine
mannetje daarvoor me eens even door
mijn oogharen aan en knikte goedkeurend.
Zoo moet je optreden tegen die
kerels in de Kamer. Hee! goed gezien.
Dat is de groote kracht van ons
zakenmenschen ook. Als je niets te verber
gen hebt, is het altijd goed geheimzinnig
te doen en heb je werkelijk wat achter
baks te houden, flap er dan maar alles
uit. Zoo doen wij op de Beurs ook en
ze loopen er altijd in.
barakken, nu alleen wat breeder, zoodat er
vier rijen boxes in worden aangetroffen in
plaats van twee; derhalve ook minder licht.
En verder heeft men thans den vloer een
overbodige weelde gevonden; de altijd
vochtige bodem werd voldoende geacht als
vloer voor deze nacht- en dagverblijven.
Het dak bestaat uit een enkele rij planken,
met asphaltpapier overdekt. Gevolgelijk
slaat bij koud weer de wasem tegen het
dak aan, bevriest en ontdooit er en... ge
stadig druppelt het langs de richels omlaag.
Het stroo zoowel als de dekens der bed
den als men dat zoo noemen mag zijn
dan ook voortdurend nat. Een toestand, die
ongetwijfeld aan de gezondheid niet bevor
derlijk kan zijn.
Deze barakken kunnen niet verwarmd
worden. Men kent de theorie, dat in slaap
kamers niet gestookt mag worden. Voor
goed geventileerde, drooge kamers is daar
zeker veel voor te zeggen. Voor houten
keeten, zonder vloer en met een druppelend
dak wordt het geval echter heel anders.
Vooral wannaer men in aanmerkinh neemt
dat deze slaapkamer" voor een zeer groot
deel zijner bevolking ook tevens als huis
kamer moet worden bewoond, al ontbreken
er dan ook alle tafels en stoelen. Immers
in de, wel verwarmde, eetbarakken is lang
niet voor al de bewoners een plaatsje te
vinden.
In de hoogste mate hinderlijk niet alleen
maar ?"ook zeer ongezond is deze toestand
voor de kleine kinderen. Men bedenke slechts
dat deze stumpers den geheelen winter
nagenoeg moeten doorbrengen in
niet-verwarmde vertrekken, dat zij eenige malen
per dag in deze vochtige, koude loodsen met
koud water gewasschen moeten worden en
daarna gewikkeld in natte luiers en kleeren:
immers er is geen mogelijkheid om in deze
onverwarmde localen het gewasschen kin
dergoed droog te krijgen.
Geen wonder dat de kindersterfte ontzet
tend hoog is. In Oldenbroek zijn in drie
maanden tijds 18 kinderen gestorven op eene
gemiddelde bevolking van 1000 zielen. Wan
neer men bedenkt, dat ten onzent de sterfte
in het geheel ongeveer 14 per duizend in
het jaar bedraagt, blijkt daaruit, dat in het
kamp van Oldenbroek de STERFTE MEER
DAN VIERMAAL ZOO HOOG IS als bij Ons.
Het gebrek aan kindervoedsel, warmte, melk,
pap, beschuit enz. is hierop ongetwijfeld
mede van invloed geweest.
Te Nunspeet is het nog erger: in de eerste
maand zijn er REEDS 42 KINDEREN GESTOR
VEN op eene gemiddelde bevolking van onge
veer 6000 zielen: derhalve eene STERFTE
ZES MAAL zoo GROOT als onder de
Nederlandsche bevolking.
De kampen blijken dus voor de kinderen
bepaald moorddadig. Het is hartverscheurend
de moeders te hooren, die hare kinderen,
die als gezonde bengels in het kamp ge
komen zijn, voor hun oogen zien wegkwij
nen. Velen van haar zijn het kamp ontvlucht
en verkiezen den terugkeer naar het vader
land in de diepste ellende boven den zekeren
dood van haar kind in het concentratie-kamp.
Maar hier mag dan toch wel de vraag
gesteld worden, waarom niet behoorlijk kan
gezorgd worden, ook voor deze kleinen.
Waarom, althans voor de moeders met kinde
ren geen betere, verwarmde, barakken, met
behoorlijken vloer en zolder? Bij de reeds
zoo hooge kosten, welke de huisvesting en
de voeding welke laatste voor de grooten
zeer voldoende is aan het land kost, kan
het slechts eene betrekkelijk geringe ver
hooging der kosten beteekenen, wanneer
voor moeders met kinderen behoorlijke ver
blijfplaatsen werden ingericht.
Of wel, veel beter nog, men houde op
met de ongelukkige vluchtelingen in kampen
te concentreeren. Verpleging in gezinnen
ware niet alleen veel hartelijker en beter;
zij zal veelal ook goedkooper zijn. Zeker,
meerdere personen zullen voor plaatsing in
gezinnen niet in aanmerking kunnen komen:
bedelaars, souteneurs, landloopers etc. zul
len wel onvermijdelijk alleen in kampen te
herbergen zijn. En men ziet dan ook inder
daad dit soort volk uit allerlei plaatsen opge
zonden worden naar de kampen.
Maar des te ondragelijker wordt de samen
leving daar voor de vele eenzame families,
die er nog in menigte zijn. Men bedenke
ook wat een moreel lijden de voortdurende
ledigheid, het volkomen gebrek aan bezig
heden reeds op zich zelf medebrengt voor
deze ongelukkigen, die na uit hun land te
zijn verdreven, veelal na het verbranden van
hun have en goed en het vermoorden van
verscheidene familieleden, nu aldus in den
vreemde vegeteeren in bange verwachting
Dus, mijnheer Brandt van Netelen,
u denkt dat ik niets te verbergen heb
en daarom weiger de Kamer inlichtingen
in comité-generaal te geven ? Denkt u
dat zulk een houding een minister der
Kroon waardig is?
Maar man, dan snap ik er
heelemaal niets meer van! Je hebt f ver
schrikkelijke dingen te verbergen, die
jou en je land aan een zijden draad doen
hangen en dan is het zaak je commis
sarissen op de hoogte te houden, zoodat
ze bijtijds in den wind kunnen gaan, of
wel, er is geen vuiltje aan de luchten,
dan is het altijd goed te doen of je dag
en nacht met je hand aan je hoofd zit
te piekeren hoe er tusschen door te zeilen.
Dat geeft prestige en zonder prestige
geen gezag. En leer dat van mij in
de zakenwereld zijn de menschen die
het hardst kletsen de grootste zwijgers.
Maar bij jelui in de politiek is het, ge
loof ik, net andersom. Daar zijn de hard
ste kletsers de grootste nullen en de
stomste zwijgers nog .grooter nullen.
Ik zal mij wel wachten uw oordeel
te onderschrijven, hoewel Wat u
daar zei gaat misschien op voor de bur
germaatschappij, zei hij al een beetje
minder kordaat dan straks, maar u ver
geet n ding: ik ben soldaat en u is
maar een burger
Dank je, zei ik.
en ik als soldaat heb het recht mij
als een burger te gedragen, maar u als
burger niet als soldaat
Dank je, zei ik, en dus ?
En dus kan een burger zich nooit in
onzen gedachtegang verplaatsen en heeft
zijn mond te houden over militaire zaken.
Wetenschappelijke Voeding:
omtrent de VEKTEERBA.ARHEID der verschillende Meelsoorten, hebben de jongste, streng
wetenschappelijke, onderzoekingen, merkwaardige resultaten opgeleverd.
Men heeft bevonden dat het menschelgk organisme, om het voedsel te assimileeren (in
het bloed op te nemen) noodig heeft voor het zetmeel nit:
Aardappelen 2 tot 4 uur.
Tarwe l/a tot l uur.
Gerst. . . 10 tot 15 minuten.
Haver . 5 tot 7 minuten.
MAMZEXA JOlinVjEA 2tot3minuten.
Dit is dus de wetenschappelijke verklaring voor hetgeen de ervaring van meer dan een
hal re eeuw overtuigend heeft aangetoond, dat namelijk de
NAIZEWA DURYEA
is een deugdelijk, krachtig en daarbij licht verteerbaar voedsel.
iiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiimiiMimmim
van hetgeen de toekomst nog brengen kan.
Inderdaad wie erover denkt, de opzending
der vluchtelingen naar een kamp te bevor
deren, die bedenke wel wat het leven is in
deze kampen en geve zich vooraf de moeite,
zich daarvan persoonlijk te overtuigen.
A. MARSIGNY
Mijnen in de Noordzee
Geachte Redactie.
Naar aanleiding van het artikel van den
heer Nierstrasz over dit onderwerp in het
nummer van 3 Januari, meen ik te moeten
opmerken dat, op gevaar van een dispuut
uit te lokken over de meerdere of mindere
tref kans van een drijvende mijn tengevolge
van den invloed der boeggolf, het m. i. ver
keerd is dit door de praktijk bewezen te
achten, omdat tot heden geen der genoemde
lichtschepen geraakt is.
Men kan toch bij voor anker liggende
schepen niet spreken van een boeggolf die
in staat is een drijvend voorwerp vrij van
het schip te gooien. Hetgeen de heer N.
trouweri's zelf erkent met de bewering dat
daarvoor een redelijke vaart in het schip
noodig is.
Bovendien is de kans op ontmoeting met
mijnen voor deze vier vuurschepen veel ge
ringer, dan voor het duizendtal schepen dat
door het geheele gebied vaart en wordt die
trefkans nog geringer als men weet, dat
juist in de omgeving dier vuurschepen en
vooral van de Galloper en Noord-Hinder de
mijnen meest allen worden vernietigd door
Engelsche en Hollandsche oorlogschepen.
Waar dan ook het traject van de voort
durend gerapporteerde mijnen reeds geheel
of ten deele bij donker is afgelegd, mag
men daaruit niet de conclusie trekken dat
de goede afloop daarvan aan het mindere
gevaar te danken is, maar moet men van
geluk spreken, vooral als men in aanmerking
neemt het Bericht aan Zeevarenden" van
13 Nov. 1914, dat het zaak blijft drijvende
mijnen zooveel mogelijk uit den weg te
gaan," hetgeen natuurlijk alleen kan ge
schieden wanneer men ze ziet, dat is bij
daglicht.
Mijns inziens is dan ook het tot heden
voorspoedig varen in de voorgeschreven
route, te danken aan het overdag en met de
uiterste oplettendheid varen.
Ik meen deze opmerkingen te moeten ma
ken omdat het laatste gedeelte van het
artikel van den heer N. tot andere gevolg
trekking kan leiden, waarmede het goede
doel voorbij gestreefd zou zijn.
Het is de vaste overtuiging van ervaren
gezagvoerders dat het nog zeer noodig is
zich aan dergelijke Berichten aan Zeevaren
den" te houden en daarom wil ik nog even
de aandacht vestigen op de zoo juiste en
noodige laatste zinsnede uit het meerge
noemde artikel. Het werd tijd dat dit eens
gezegd werd.
Het is vooral in dezen tijd zaak voor de
gezagvoerders om zich te houden aan de
Tellen dan de zes jaar die ik bij
de Amsterdamsche Schutterij gediend
heb, niet mee? vroeg ik eenigszins pijn
lijk getroffen in mijn liefste militaire
herinneringen. Heb ik soms niet altijd
het paard moeten vasthouden waar de
majoor Prins tegen op klauterde?
De schutterij was een heel verdiens
telijk wapen, maar juist het tweeslachtige
dat zij had, droeg de kiem der verwor
ding in zich. Men is soldaat of. .. iets
anders hij had eigenlijk niets"
wilzeggen, maar bedacht zich nog bijtijds.
Maar men kan niet tegelijk soldaat zijn
en iets anders en dat is de grond van
de heele moeilijkheid tegenwoordig. De
wereld is aan het vechten, de burger
maatschappij heeft zich daar niet mee te
bemoeien en het zal blijken dat wij sol
daten de redders der menschheid zijn.
Als jullie er tenminste nog wat van
over laten, waagde ik op te merken,
waarop hij opgewonden voortging :
Want dit zult u toch niet kunnen
ontkennen, dat de oorlog het doeltref
fendste middel is om tot den vrede te
geraken.
Doeltreffend? zeg liever het
vredelievendste middel, riep ik er tusschen.
Juist, mijnheer Brandt van Netelen,
en zoolang er oorlog is, ben ik, soldaat,
de meest vredelievende persoon en gaat
het niet aan dat men twijfelt aan de
vredelievendheid van mijn bedoelingen.
En daarom doe je het lekker niet.
Volkomen juist, mijnheer; ik als
minister, als eerste soldaat van Hare
Majesteit, doe het lekker niet, zooals u
het zoo kernachtig uitdrukt. Lang genoeg
hebben wij, militairen, de critiek moeten
waarschuwingen en voorschriften. De Re
geering kan moeilijk alles voorschrijven,
dus waar gezegd wordt dat het beter is
drijvende mijnen uit den weg te gaan, be
hoeft aan den gezagvoerder toch zeker niet
nog eens extra gezegd te worden dat hij
dan alleen overdag moet varen, omdat hij
de mijnen 's nachts niet kan zien.
De Regeering houdt er natuurlijk rekening
mede dat er nog zeemanschap en gezond
verstand", bij de gezagvoerders bestaat.
Zoo heeft de Engelsche Regeering ook
verschillende gevaarlijke zones aangegeven
en sedert het begin van den oorlog met een
ijver die boven aller lof verheven is, een
veilige strook langs de kust gemaakt en kan
dus overal bekend zijn waar men,
menschelijkerwijs gesproken, in dezen tijd veilig
varen kan.
Wanneer nu tóch ongelukken zijn voor
gekomen in het onveilige gebied, dan kan
men toch moeilijk van de Britsche Regee
ring verlangen dat zij ons verbiedt langs
een andere dan de voorgeschrevene route
te varen?
In dit verband meen ik dat het niet on
dienstig is hier te vermelden een geval dat
mijn aandacht trok. In de Notices to
Mariners van September 1.1. vindt men dat de
Britsche Admiraliteit o. a. een gevaarlijke
zone opgeeft van af 53°40' Noorderbreedte
naar het Noorden, ter breedte van ongeveer
40 mijl afstand van de kust.
Nu zie ik in het verslag van de behan
deling van het ongeval s.s. Nieuwland"
voor den Raad voor de Scheepvaart (tijd
schrift De Zee, December 1914) dat het
ongeval plaats vond op 53°40' N.Br. De
Oosterlengte staat abusievelijk niet in De
Zee vermeld, maar uit de verklaring blijkt
dat het ongeval plaats vond 5 minuten na
het passeeren van de Outer Dowsing boei,
waaruit men concludeeren mag dat het schip
op een mijn geloopen is in, of althans zér
nabij het sedert weken door de Britsche
Admiraliteit bekend gemaakte gevaarlijke
gebied.
Beschouwt men de zaak van dien kant
dan lijkt ons de uitspraak van den Raad
dat het vergaan van het s.s. Nieuwland"
is veroorzaakt door het stooten van het
schip op een onderzeesche mijn, waarvan
de mogelijkheid van ligging niet te voren
was bekend gemaakt",") geheel onjuist en
zijn wij van meening dat het geval meer
behoort onder die, waarbij geen rekening
gehouden is met de .voorschriften van de
Admiraliteit, waarop de heer Nierstrasz zoo
uiterst terecht de aandacht vestigde.
Het is in de laatste maanden minder aan
genaam door Noord- of Oostzee te varen
en daarom is een artikel als dat van den
heer N. dat ten doel heeft onverstandige
ongerustheid te doen verdwijnen, van zér
veel waarde.
Nu is het bekend dat de Raad voor de
Scheepvaart vór den oorlog steeds en
trouwens zér terecht nauwlettend toezag
of de gezagvoerders de laatste Berichten
aan Zeevarenden" opvolgden.
Het komt ons voor dat aan eene
opmerverdragen van allerlei schoolmeesters,
dominé's en advocaten. Maar nu en
hier greep hij de pook en begon er mee
in de lucht te scharmaaien zijn wij
de baas en ik duld geen critiek.
Ben je niet wat onbillijk tegenover
onze militaire specialiteiten als generaal
van Vlijmen, mijn vriend Duijmaer en
Ter Laan ? Of is het soms niet waar dat
de Keizer de militaire beschouwingen,
die de generaal in De Tijd", heeft ge
schreven, verguld op snee aan al zijn
divisie-commandanten gestuurd heeft
met de opdracht: Spiegel je er aan"?
En wat zou er van onze landsver
dediging worden als de weldadige critiek
van onzen Duijmaer niet als milde regen
er op neerviel, om niet te spreken van
Ter Laan of wil je soms ontkennen
dat generaal Potiorek in zijn vele
slapelooze nachten met succes de verzamelde
redevoeringen van onzen Hollandschen
strateeg heeft bestudeerd ?
Ter Laan ! dat is mijn nachtmerrie.
Die man heeft gediend toen het nog
onfatsoenlijk was voor je Vaderland te
vechten en nu is hij Burgemeester, nu
het alweer onfatsoenlijk is burgemeester
te zijn.'
Dat brengt me op een idee, riep
ik uit. Heb je misschien ook ergens
een half-sleetschen generaal, die hier
burgemeester zou willen worden ? Wij
zitten er verschrikkelijk mee. Van alles
hebben we al geprobeerd en niemand wil.
Maar hij was zoo in vuur geraakt dat
hij op mijn woorden niet meer lette en
door vertelde:
Eindelijk hebben wij de plaats inge
nomen die ons vanwege onze
verdienking als in den laatsten zin van het artikel
van den heer Nierstrasz, door den Raad
groote kracht zou worden bijgezet, wanneer
bij de behandeling van dergelijke gevallen,
de kapitein met grooten nadruk gewezen
werd op de noodzakelijkheid om zich vooral
in dezen tijd stipt te houden aan de voor
schriften, al is dat dan ook ten koste van
tijdverlies of meer kolenverbruik.
De aandacht van het publiek zou dan
tevens officieel gevestigd worden op het
feit dat de ongevallen inderdaad alleen in
het gevaarlijke gebied hebben plaats gevon
den, of bjj nacht, waardoor veel ongerust
heid zou verdwijnen.
Beleefd dankend voor de plaatsing,
Uw dw.,
*) Ik cursiveer. GEZAGVOERDER
** *
Naar aanleiding van het bovenstaande
wordt nog opgemerkt:
Een vuurschip dat ononderbroken, maan
den lang, dag en nacht, aan sterke getij
stroomen is blootgesteld heeft eer kans door
een losgeslagen mijn getroffen te worden,
die vele malen grooter is dan die van een
schip dat nmaal het traject Noord-Hinder
Galloper aflegt; toch is nog nimmer een
vuurschip getroffen geworden en schijnt de
boeggolf, door den getijstroom veroorzaakt,
in staat de losgeslagen mijn van het schip
vrij te houden; naarmate de stroom in
kracht afneemt en de boeggolf dientenge
volge minder is, wordt ook de snelheid,
waarmede de losgeslagen mijn het schip
nadert, geringer en de kans van treffen en
ontploffen kleiner.
Het visschen van mijnen in de nabijheid
der vuurschepen is zeker geen afdoende
beveiliging en vermindert de trefkans des
nachts zeker niet. RED.
miiiiiiitiMiMiiiiiiiiiiiniMiimiiimiiiiiimiimiiiiiiiiiiiimiiiimiiimmi
Onze Puzzels
De oplossingen geven wij de volgende
week.
iiiiMmiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiimiiiimmiiii
Abonneert U met 1915 op
Groot- Nederland
j j Letterkundig Maandschrift voor
ij den Nederlandschen stam onder
'"' Redactie van CYRIEL BUYSSE,
': FRANS COENEN en LOUIS
jj COUPERUS.
Prijs per jaargang f 12.50
Proefnummers zenden gratis de
Uitgevers VAN HOLKEMA &
WARENDORF, Amsterdam
iiuiMMiimiiiitiiiiiimmm
sten toekomt en nu zou ik op dit groote
oogenblik zwichten voor een verzameling
burgers, die als burger misschien hun
verdiensten hebben, maar van wie geen
enkele het onderscheid kent tusschen de
dikke Bertha en een mannlicher geweer?
En daarom zeg je niets?
Juist. Daarom. En onder ons ge
zegd ook.... omdat ik niets te zeggen
heb. Waarop hij, plotseling, in een geheel
anderen toon vervallende, voortging :
Maar u die een geheim beter be
waren kan dan honderd praatzieke oude...
Zeg het maar gerust, moedigde ik
hem aan.
Ik bedoel oude dames, vervolgde
hij; aan u wil ik het wel toevertrouwen
over een week of zes, acht stuur ik ze
toch naar huis. Dan ben ik niet gezwicht
voor de Kamer, houd de eer aan mij.'
En je bent ineens de getapte jon
gen ! Man, je hadt minister van
Buitenlandsche Zaken moeten worden ! kon ik
niet nalaten uit te roepen. En in de
veelvermeerderde drukken der geschiedenis
boekjes voor de lagere school zul je
voortleven als Bosboom de Zwijger".
Verguld en zwijgend drukte hij mij de
hand en ging weg. Maar voor hij de
deur uit was heb ik hem nog nageroepen :
Denk eens om zoo'n halfsleetschen
generaal, dat is net wat die Raad hier
noodig heeft!
En zuchtend liet ik er voor mezelf
op volgen: En als die er ook niet is,
dan blijft er, nu van Aalst ook al bedankt
heeft, niemand anders over dan A. B.
Kleerekooper. Waarom ook niet ?
*
T.