De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 31 januari pagina 2

31 januari 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 31 Jan. '15. No. 1962 troepen natt het zuiden van Hongarije ge zonden om feet Oottenrijksche leger te ver sterken, dat verondersteld wordt binnenkort Servië te zullen aanvallen - maar hebben de Serviërs «elf dien tijd stilgezeten? Waren zij joo uitgeput' va»de voorgaande vermoeinissen, dat zij nog niet geheel op adem zijn gekomen ? ' In Trans-Kaukasie loopen diézaken pok eenigszjns anders dan verwacht mocht wor den na de luidruchtige overwinmngsberichten van de Russen. Ondanks het vernietigen, zooals het heette, van eenige Turksche leger korpsen, schijnt de weg naar Erzeroem nog steeds niet open te liggen voor de Russen. Integendeel, de laatste bulletins van het Rus sische hoofdkwartier maken gewag van hardnekkigen tegenstand," die door de Turken wordt geboden; en wij allen hebben langzamerhand wel zooveel kennis gekregen Van de dieventaal van officieele oorlogsberichten, dat wij weten uit welken hoek de Wind Waalt, wanneer de eene partij het noódig vindt van hardnekkigen tegenstand" van d? tegenpartij te spreken. Zelfs is op het oogenblik heelemaal niet duidelijk, of de Russen reeds over de grens van Turksch Arrtién|ë zijn gekomen, dan wel of de Turken nog. altijd op Russisch grondgebied staan; vermoedelijk is dit laatste het geval. * Vérder blijft de inval van de Turken in Egypte nog steeds uit. Hoelang is het nu al geleden, dat een leger uit Servië op weg heette te zijn naar Egypte? Schepen, die het, Suez-Kanaal zijn gepasseerd, brengen berichten over de aanstalten, door de Engelschen gemaakt om het Turksche leger waarbij een groot aantal Duitsche officieren moeten zijn op te wachten; onlangs kwam ook de tijding, dat de 'Engelscheri den oos tetijken dam van het Kanaal, bij Port-Said, hebben doorgestoken en het aangrenzende land onder water gezet; maar van de naderhig van het Turksche leger blijkt nog niets. Ten slotte schiet ook de oorlog in de koloniën, d. w. z. in Afrika, heelemaal niet op'. Voor tijdingen daaromtrent zijn wij bijna uitsluitend aangewezen op Engelsche berichten, omdat de telegrafische verbinding van de Duitsche koloniën in Afrika met het moederland is verbroken. Wat er over uit lekt, wijst er niet op, dat de Engelschen hier reeds eenig noemenswaardig voordeel hebben behaald; in Duitsch-Oost-Afrika moeten zij integendeel reeds eenige malen klop hebben gehad. * De algemeene stilstand in de krijgsverrich tingen stilstand in dien zin, dat ondanks aanhoudénden en dagelijkschen strijd, de legers toch steeds den pas blijven mar keeren. -^ is voor een goed deel te verklaren uit het evenwicht der strijdmachten en uit den aard van den modernen loopgraven oorlog; ook de. weersgesteldheid van dezen winter werkt er toe mede om de operatiën te belemmeren. Maar dft kan toch niet de eenige reden zijn van het doode getij. Althans niet overal. Dat b.v. e Serviërs zich nu al weken lang stil houden, zou men ook aan politieke ifedenen willen -toeschrijven. En evenzeer moet de omstandigheid, dat de Russen juist ia den laatsten tijd een groote troepenmacht naar Boekowina hebben gestuurd, vermoe delijk op rekening van de politiek worden* Besteld. T Er broeit blijkbaar iets; er zijn groote dfngeh op til. Burian, de nieuwe Oostenrijksch-Hongaarsche minister van buitenlandsche;.zaken,-.fceéft «en bezoek gebracht aan lief g'róotéDuitsche hoofdkwartier en daar mét den Keizer en met den Rijkskansèjièr een samenkomst gehad. Ook de Oostenr^ksche troonopvolger heeft zich daarheen begeven. , Te Rpme is Duitschland op het oogen blik door niet minder dan drie dignitarissen vertegenwoordigd; behalve den gewezen Janselier Von Bülow, die sinds het begin van December den post van gezant bij de Italiaansche regeering waarneemt, is ook de vroegere gezant, die om gezondheidsredenen verlof had gekregen, Von Flotow, weer naar Rqmë teruggegaan; eindelijk bevindt zich 4jaar ook' Von Wedel, de vroegere stadhou der Van het Rijksland Elzas-Lotharingen. Er tg klaarblijkelijk Duitschland op het oogen blik veel aan gelegen, om tegenover Italië *jja belangen goed te behartigen. En de berichten over Roemenië's toebe'reidselen, tot den oorlog worden steeds pteJTiger. Rusland's opdringen in Boekowina, .naar de grens van Zevenburgen, maar ook ,iiaar d«e van Roemenië, wordt daarmede in verband gebracht. Gaat Roemenië mee oorlog Voeren, dan kan het op twee wijzen uit breiding van gebied zoeken: door zich meester te maken van Zevenburgen, waar, het grootste gedeelte van de bevolking tot den Roemeenschen stam behoort, of door "déverovering van Bessarabië, waar ingelijks veel Roemenen wonen, en dat vroeger ge deeltelijk bij Roemenië heeft gehoord. Zeven burgen en Bessarabië moeten respectievelijk op Oostenrijk-Hongarije en Rusland worden veroverd of bij minnelijke schikking af"gestaan. Dit zal afhangen van de keus, die iRpemenië tenslotte doet. Maar hoe die keus pok'uitvalt, als Rusland Boekowina heeft , bezet, zijn zijne legers bij de hand hetzij _om den Roemenen de verovering van Zeven burgen gemakkelijk te maken, hetzij om .tegen hen strijd te voeren. , Servië zal zich misschien ook hierom niet haasten met het hernieuwen van de vijan'delijkheden tegen Oostenrijk, omdat het , s,traks wellicht Roemenië en Griekenland als bondgenoot en Boelgarije als vijand heeft. Gaat Italië ook. oorlog voeren tegen Oosten rijk, da.n heeft dat de handen vol en zal het voorloopig niet aan n nieuwen inval in ? ervië ,denken. Maar dan bestaat ook de mogelijkheid, dat Servië wederom zal moeten optrekken tegen zijn vijand uit den laatsten Balkan-oorlog, tegen Boelgarije. In deze schijnbaar stille weken, nu de .oorlog bijna overal staat", worden onder? handelingen gevoerd, waarvan de resultaten ' beslissend kunnen zijn voor den uitslag van den geheelen oorlog. Wat daarvan verluidt, ' biedt geen zekerheid; nog pp het laatste ppgenblik kan bovendien de eene partij schaakmat worden gezet door een behendig .spel van den tegenstander. Maar dit mag . men veilig aannemen, dat er in deze weken' ,in de wereld der lïpoge diplomatie een meester-tournooi .wordt gespeeld. ,';'.. Slechts pp n porlógsterrein bracht de laatste week een Verrassing: ter zee. Daar ^kondigen de gebeurtenissen z/ch niet lang te voren aan; daar staat" ook de slag niet. Plotseling duikt de vijand uit den mist op; maar zoodra hij zich vertoont, valt hij aan of wordt hij achtervolgd. |' Het Duitsche smaldeel, dat op Zondag Sf24 Januari eenige plaatsen aan de Oostkust 'van Engeland dacht te overvallen, is van een koude reis thuisgekomen. Na den overval op de kust van Yorkshire is men in Engeland blijkbaar op zijne hoede: de tocht van het . Duitsche smaldeel werd ditmaal onderschept. Een overmacht, zoo groot als in den s'ag .bij de Falkland-eilanden, hadden de Engel schen niet; de beide eskaders waren onge veer even sterk, wat het aantal zware en lichte kruisers en wat de torpedo-flotille betreft. Maar de groote Engelsche schepen voeren sneller en hadden zwaarder geschut dan de beste Duitsche schepen. Daarom behoefde men in Duitschland ook niet te verbloemen, dat het Duitsche smal deel de wijk heeft genomen, tot het veilig was onder de bescherming der mijnenvelden en duikbooten in de buurt van Helgoland. Over den uitslag van een modernen zeeslag beslist zoo de overige factoren gelijk waardig zijn de draagwijdte en het kaliber van het geschut; en in dat opzicht waren de Engelschen in het voordeel. Daarom leest men niet zonder meesmui len, dat Wolfffe bureau den zeeslag a running fight", zooals de Engelschen het noemen, waarbij de vervolgende en de vluchtende partij elkaar beschieten, terwijl zij zich met de grootst mogelijke snelheid verplaatsen aldus beschrijf t: een gevecht in twee linies, dat zich in oostelijke richting ontwikkelde; deze naar de Duitsche Bocht (de Noordzee achter Helgoland) gerichte koers werd door den Duitschen admiraal slechts om taktische redenen gekozen, met het oog op het geschutvuur". Bij den oorlog te land waren wij al gewend geraakt aan de geniale wijze, waarop de heeren die bij den generalen staf belast zijn met het opstellen van voor de pers bestemde berichten, een nederlaag of een terugtocht tot een meester stuk van taktiek weten te maken. Bij be richten over zeeslagen stellen wij meer prijs op zeemansrondheid in het erkennen van de waarheid. Ook over de verliezen zijn beide partijen het niet eens. De Duitschers erkennen, dat de Blücher tot zinken is gebracht; maar zij houden stijf en strak vol, dat ook een En gelsche liniekruiser verloren is gegaan. Waarschijnlijk is dit niet; om verschillende redenen niet; maar deze kan volstaan:' in dien werkelijk een van de groote Engelsche schepen in den grond was geboord, dan was er voor de Duitschers geen enkele re den om den slag op de Noordzee als een nederlaag, althans als een voor hen onge lukkig gevecht te beschouwen. En dit doen zij toch klaarblijkelijk; anders zouden de officieele berichten meer den klank eener fanfare hebben gehad. Voor de Engelsche komt de slag op de Noordzee na den eersten Zeppelin-raid over Engeland juist van pas. Maar voor de Duitschers is het niet aangenaam, dat zij, nog onder den indruk van het bericht, den verjaardag van hun Keizer moeten vieren. 27 Jan. 1915. G. W. KERNKAMP IV Spring het wild in om betoovering te breken. Betoovering besluipt u uit alle hoe ken en gaten en in allerlei vormen; zij vaart u in de leden als eene verkoudheid. En om haar af te schudden is het eenige soms zich om te gooien of op het hoofd te gaan staan. De wereld wil begoocheld wezen. Van nature is de mensch geroepen een ander naar de oogen te zien; achter een ander aan te draven; door een ander zich te laten beet nemen. n wij leveren ons niet alleen aan menschen over, maar ook aan dingen, gebeurlijkheden, gedachten. Er is geen ontkomen aan. Het is een drang, een behoefte zich den blik te laten benevelen, gelijk het dikwijls een behoefte is naar den bekenden weg te vragen. Zoekt de geest rust, als hij verblind wil wezen door drank, drift, aanbidding? Zeker er is de man van karakter, zooals 't heet, die niet met zich spelen laat en zijn wil doordrijft; er zijn spotters en nuchtergeaarden, die glimlachen als een ongeloovige boer; er zijn onverschilligen, die lusten kennen, maar voor de liefde schamper zijn. Intusschen op hun beurt en op z'n tijd loopen ook zij in de fuik. Nero laat zich door Poppaea of door ijdelheid met blind heid slaan, de eeuwige grappenmaker heeft niet den moed met zijn faam te breken; de vrije, de vrije vrouw, zij loopen aan de lijn der vrijheid, raken er onder en durven ten slotte niet zich in onvrijheid verpoozen. Zoo is het. Want verblindheid is onder worpenheid. Slavernij werd afgeschaft, maar er bleef slavernij over, altijd en overal. Wij kunnen van nature niet aan ons zelf genoeg hebben, noch geheel op eigen wieken drijven on daarom laten wij ons op bepaalde oogenblikken en onder bepaalde omstandig heden aan bepaalde kapstokken ophangen. Omdat onze blik en onze macht beperkt zijn en het gevoel aan bestraling van buiten behoefte heeft, moeten wij wel op zekere kruispunten van onzen weg ons laten in rekenen. Spot dan niet langer, noch meen sterk te zijn en groot door u af te wenden. Wij moeten ons toch bij wijlen gewon nen geven aan den hang naar andere schepselen, de schoonheid, of aan stemmen, die uit de verte roepen. Stribbel, eenmaal gevangen zijnde, niet meer geniepig tegen; wees een ridderlijk gevangene op eerewoord. Gewis er is verschil tusschen den ge boeide, wiens ha.nden en voeten in ijzer geklonken zijn en den heer, die rijk en ttiachtig heerscht over groote gebieden. Maar ook overeenkomst, als zulk een heer zich de oogen uit het hoofd staart op de macht van een ander heer; tot lamheid van geest wordt geparalyseerd door altijd te verlangen naar wat hij niet vermag te hebben of te zijn; aan het tollen slaat door eene en dezelfde wending der zinnen. Doch ik heb vroeger de vrijhtid geprezen en riep u zooeven in het wild om uit hyp nose te geraken. Als wij dan toch altijd weer ons moeten verstrikken laten of met blindheid slaan, waarom dan slapende honden wakker te maken ? En wanneer moeten wij ons tegen betoovering schrap zetten, wanneer ons aan haar overgeven of zelfs haar zoeken ? Op het eerste antwoord ik,' dat ik het niet gemunt heb op hen, die in den draai molen zalig zijn, maar op de velen, die er nu en dan duizelig in worden en wee en misselijk en verlangen, dat hij stilstaat, al is het even, om er even uit te stappen. Wie kent ze niet overal om ons heen den onvoldanen, die met een leeg en hol gevoel rondloopen, in weerwil van auto's, van veel kennis, veel werk, vele vrienden ? En op de tweede vraag zeg ik onver beterlijke, die ik be»dat het ware in het midden ligt en dat voor het evenwichtige men naar het midden heeft op te schuiven. Gelijk de vrouw de om haar spartelende mannekens in de hand heeft door nu eens ongenaakbaar te zijn en koel, dan weer hen van de wijs brengend met zachte, warme oogen-straling; zoo spannen wij den levens draad te sterk met altijd zelfstandig te willen wezen en nooit ons te laten meesleuren; te slap als wij niet ook wel eens van ons afbijten en scherp staan. Maar zeg dan toch, waar ligt dat midden; doet ge mij de eer aan wrevelig uit te roepen. Het'midden hier en bij alles is een gegeven, niet om het te vinden, maar om er naar te zoeken. Naderen en benaderen niet bereiken is de gang des geestes, ons als de gang der beenen aangeboren. Het midden ligt nu hier, dan daar; wijkt telkens terug van geval tot geval, als wij meenen er ie zijn en onverdroten moeten wij telkens weer op pad naar een nieuw evenwicht, omdat het midden, dat voor alles past, niet is van deze aarde. Want in de volkomenheid, in welk opzicht ook, worden wij menschen weggecijferd en wordt bewe ging, die leven beteekent, weggedacht. Met deze dooddoeners zult ge het voor loopig moeten doen. PETRONIUS Militarism, British and Prussian ]] By ISRAËL ZANQWILL (Copyright, U. S. A. by the New York ] American.") [Israël Zangwill, de beste kenner van het Engelsen sprekend Jodendom en een van de grootste joodsche staatkundigen van dezen tijd, werd den 16en Februari 1864 te Lon den uit een immigrantenfamilie geboren. Terwijl hij als onderwijzer aan een Joodsche bijzondere school zijn brood verdiende, stu deerde hij en behaalde met lof aan de Londensche Universiteit den graad van Bachelor of Arts. Zestien jaar oud gaf hij reeds een jaarboekje uit, en schreef hij onder de pseudonymen J. Freeman Bell", Baroness van S."t en Marshalik" novellen en was in de journalistiek werkzaam. Op uitnoodiging van de Amerikaansche Jewish Publication Society gaf hij de serie: The Children of the Ghetto, Being Pictuals of a Peculiar People'1 (1892) uit, welke uitgave hem op slag beroemd gemaakt heeft. Op dit werk volgde een geheele reeks Joodsche cultuurbeelden in roman-, novelle-, dicht-en drama-vorm, o. a. de drama's: The war God" (1911) en The Next Religion" (1912); verder de romans: Bachelors' Club (1891), The Old Maids' Club (1892), The Master (1895), The Mantle of Elijah (1901), They That Walk in Darkness (1899) en Gray Wig (1903). Zijne kritische causerieën in The Pall azette'' gaf hij later uit onder den titel: Without Prejudice" (1896). Vele van zijn werken werden ook in het Hollandsen ver taald. Kinderen van het Ghetto ' en Klein kinderen van het Ghetto" beleefden reeds een aantal drukken. Zangwill dankt zijn grooten naam niet uitsluitend aan zijn litte raire productie. Als propagandist van het politiek zionisme, bij welks leider, wijlen dr. Theodor Herzl, hij zich terstond in 1895, na het verschijnen van diens baanbrekend werk : Der Judenstaat", aangesloten had, trok hij de wereld door. In 1900 sprak hij te Amsterdam. Met Lucien Wolf, een ander bekend Engelsch publicist, leidt hij de in 1905 uit de Zionistische beweging ontsproten Jewish Territorial Organisation (de Ito), welke ook in Nederland haar ver takking heeft. S. P.] * * Since Swift published nis tract on The Conduct of the Allies" in 1711, no such patriotic pamphleteering has been done in England as by Mr. Bernard Shaw in his Common Sense about the War". It is al the more regrettable, therefore, that hèshould weaken his case and ours by blurring over the common sense distinction between British Militarism and Prussian the one subconscious and defensiye, the other overconscious and aggressive. The Junker, h tells us, is merely (in the dictionary) a country gentleman," and since England indubitably possesses country gentlemen, she is as cursed with Junkers as Prussia. On the same principle, Taube means a dove," and since there are doves in my garden, there are also death-dealing aeroplanes and of the precise Prussian pattern. The plain fact is that since the young Pomeranian squire, Bismarck, fought his twenty-seven duels, the .Prussian country gentleman" in the course of caricaturing that man of genius has developed so odious a type of militarism that the German name for his class stinks in the nostrils of civilization. Mr. Shaw begins, indeed, by allotting separate categories to the Junker and the .Militarist, but practically runs the two as synonymous. The sober and ornithophilous Sir Edward Grey and the dramatic and drill-demented Kaiser are pilloried as a pair. Mr. Shaw's pretext for be-clouding a dis tinction, which is as clear to his uncommon as to my common sense, is that in practice British militarism and Prussian work out much the same. But then, they are not always in practice, and it is not for a writer to put together what a merciful heaven has put asunder. There are the times of peace, and in these lucid intervals we in England have peace from the soldier. His swagger is limited to the Parks, his fascination for the female sex to the nymphs of the perambulator. In Germany, the lieutenant is the unquestioned Adonis even of the drawing room. During the Boer War, we had an eruption of Generals' photographs, almost ousting the actor from the shop-windows. But the moment the war ended, the actor resumed the centre of the stage. Nor is it only the Prussian Army that is military. The same mechanical brutality has infected every department of the State, and as the President of an emigration-bureau with ramifications in Germany, I have wrestled in vain against the barbarity of railwayporters, sailors and frontier-officials. Professor vpn Mach, of Harvard, makes fun of the claim that we are fighting to put down militarism, since England, hèalleges, spends 60% per capita more for armaments than Germany. This is a familiar ignoratio elenchi, or missing of the point. As if the veriest Quaker would not get a watch-dog when burglars were about! It is not the size of the watch-dog, but the worship of watch-dog that makes militarism. Britain, with possessions scattered all over the world must, necessarily, have more watch-dogs than Germany. Gilbert has pbserved of the British burglar that when hèis not a-burgling hèloves to lie a-basking in the sun." But the German burglar never basks. He reads Bernhardi on burgling, attends scientific courses on crib-cracking, proves philosophically that larceny is the lawof theuniverse, and sings Alsatia ueber Alles. Why, Professor von Mach need only consult our marchingsongs to see with what gay aloofness the Briton marches to war. From Armageddon it is a long, long way to Tipperary; yet Tipperary" is only typical of all our marching-songs. In a list of nearly eighty, traditionally attached to different regiments Rule, Britannia" occurs only once, and the majority of our warriors advance on the enemy to the irrelevant strains of Come Lasses and Lads," The Lincolnshire Poacher" and suchlike rustic melodies. The self-coHscious anti-German war songs provided by a Times correspondent feil still-born. Rule Britannia" itself dates only from 1740, occurring in a Masque of Alfred by a poet, whose real achievment was his rustic description of The Seasons" and whose most famous line To teach the young idea how to shoot" has nothing to do with rifles. And even Rule Britannia'' is more concerned that sea-power shall save the islanders from enslavement than Ihat they shall build up an Empire by it. It was not till 1689 that Parliament consented to legalize a Standing Army at all, and to this day the Army created by the Bill of Rights has like the measure of autonomy conceded to it in 1881 to be re-legalised annually in the House of Commons. If that is not a sufficient refufation of the Harvard Professor, let it ? be recalled that while the Prussian principle of universal conscription has been adopted all over the Continent, not even the impassioned crusade of the veteran Lord Roberts, for telling the war, could woo Eng land to even the semblance of conscription. The political genius of England has always understood that civilization is as its name implies an affair of civilians, and hence even the War Office must be run by a civilian! If it is now run by Lord Kitchener, that is the exception which proves not only the rule but the utter unpreparedness of England. At the greatest crisis in her history Mr. Asquith was doubling the parts of Prime Minister and War Minister, and our two greatest naval experts Lord Fisher and Sir Percy Scott were lying on the shelf as too old for the burdens of peace ! And despite the crisis, Lord Kitchener is far from being a military dictator. Even the militarist Tunes resents the efforts of the Ministry to take shelter under his name and points out sternly that the responsibility of the Cabinet remains one and indivisible. And while the Prussian ofh'cer is saturated with the Treitschke philosophy of force, and while, as Heine so wonderfully prophesied in 1834, the ideas of the German philosophers find issue in Berserker blood-rages, staggering Christian humanity, the British officer is an amiable Christian gentleman, only too occupied with Jerusalem and the Mysteries of The Beast. Who can imagine a German General Gordon? A British Bern hardi is equally inconceivable. Kitchener himself spent five years in the Palestine survey, and excavations for trenches probably interest him less than excavations for holy archaeology. Even that grim sea-dog Lord Fisher would not subscribe'to the creed of Bernhardi, though hèmight practisèit. As the peacock's tail achieves its splendours without pigment, so Britain has achieved her Empire without imperialism. Absentmindedly she has acquired a fifth of the globe, blundering, as Joseph Chamberlain pointed out, into some of the best parts of the earth, and impeachingher Empire-builders as often as she has rewarded them. Clive, Warren Hastings, Rhodes, were all censured in the House of Commons. It took an out sider, Disraeli, even to discover the Empire, and all Chamberlain's exhortations to think imperially broke themselves against an invincible insularity. Only yesterday a powerfui section panted to cut away our colonies, those colonies for which Germany would bathe the world in blood. It may be urged that sub-consciousness so deep amounts to stupidity. But I prefer brainless Britain to godless Germany. This is not to deny that Britain possesses a conscious militarist minority?especially in the shape of poets physically disqualified, like the lame schoolmaster Tyrtaeus, from military service. But the Machiavellian Foreign Policy imagined by the Continent is a myth. It was not even continuous till Hardings came to the Foreign Office to carry out the Edwardian plan of isolating Germany, and this policy was merely defensive and apprehensive. It is Germany that has refused Mr. Churchill's reiterated overtures to reduce atmaments. Her responsibility for the present war is as clear to everybody?except Mr. Shaw-as her surprise at England's taking a hand in it. Irritated by the attempt to paint Germany as a wolf and England as a. lamb, Mr. Shaw paints England as a lion, with Germany, apparently, as the lamb. In truth England is a gorged lion and Germany a hungry wolf. The one wants repose, the other blood. Sub-consciously as John Buil acquired his Empire, hèis morbidly conscious of any attempt to rob him of a single sterile square inch, and like the old Squire whose ancestors have annexed common land, h regards any examination of his title-deeds as blasphemous. The Prussian/u/z#er appears to him a land-grabbing parvenu. But it must be admitted that the satisfaclion of histenantry their readiness to die for him, is almost a retrospective justification for nis proprietorial paternalism. That Germany might well be conceded some of his uninhabited land is a proposition the Daily Chronicle al l o wed me to make in London in 1913, and the Neue Freie Presse in Vienna. But the Berliner Tageblatt would not print it because of the corollary that Germany in her turn must give back Alsace and Lorraine. If force is thus nakedly proclaimed as the sole arbiter if theGermans endorse Herr Harden's dithyrambs on the will to power" then no theoretical justi fication, no Titanic grandeurs of effort or sacrifice can cleanse Germany from the guilt of high tfeason against mankind. For Germany can catch up with Britain only by rolling back the planet. And that involves rolling it back to a barbarism that combines the era of the cavemen with the latest devilries of science. Vain for Germany to cry that it is Russia which is the enemy of civilization. The Cossack is only a wild beast, the German is a wilful beast. The Briton is a beast neither by nature nor by design. Verskunst of Rijmkunst In den tijd dat ik propaganda-tochten maakte door Friesland voor G. G. B., kwam ik ook in de veenkolonies en sprak daar voor de veen-arbeiders, een braaf, stoer, ernstig volkje, waartusschen ik mij zeer thuis gevoelde. Dan gebeurde het, als mijn toespraak ten einde was, dat een der arbeiders opstond, vastberaden het podium beklom, in zijn boezeroen, en met klompen aan, en stilte verzocht daar hij iets wenschtete zingen. Dan begon de groote, forsche, al vrij bedaagde man, met eerbiedwekkende ernst en oovertuiging, uit de volheid van zijn gemoed, iets aan te heffen, wat gezang moest heeten omdat het gegalmd werd als een kerkgezang doch dat niets toonde wat op maat of melodie geleek. Een tot zingen geschikt orgaan bezat de zanger in 't geheel niet, noch eenig muziekaal gevoel. Hij koos als text een van mijn eigen verzen en galmde de woorden uit, hiermeede zonder twijfel een huldebetoon bedoelend. Dit zou hoogst potsierlijk en voor mij als toehoorder zeer pijnlijk zijn geweest, als de figuur van dien eerlijken, sterken, diepernstigen zwoeger met zijn groote neerhan gende eelt-handen, zijn blaauwe buis en zijn klompen, niet alles tegelijk roerend en imposant had gemaakt. Hij zong van het socialisme, en de tranen liepen hem langs den mond. Ik glimlachte niet, en niemand in het zaaltje vond het mal of belachelijk. Het applaus daverde, minstens eeven luid als na mijn reedevoering. Aan dit avontuur moest ik denken toen ik de verzen" van Van Zinderen Bakker *) las. Maar jammer, dat er bij deeze rijmen iets ontbreekt en iets anders aanweezig is, waardoor het indrukwekkende verloopt en het komieke opwelt. Die Veenarbeider was een groot, zwaardenkend kind Van Zinderen Bakker heeft de kennis en beschaving van een onder wijzer, maar ontbeert het oorspronkelijk taalgevoel van een ongeschoold dichter. Hij zegt van zijn werk: 't Is van een dichter in de luren die versen maakte in vrije uren maar kunst? O! neen, kunst is het niet". Achter deeze reegels schuilt de meening, dat iets, wat geen kunst is, ook een zeeker recht van bestaan heeft. Spreekt men niet van Kunsteloosheid" als ware dat een deugd,ontbreekend aan het verfijnde.precieuze werk van den aesteet ? Nu zijn er dichters, die zonder eenige opvoeding in kuituur, zonder positieve kennis of geschooldheid, een natuurlijk taalgevoel en expressie-vermoogen bezitten. Robert Burns was een dergelijkongeschoold genie. Ook Walt Whitman hoort tot dat ras, en sommigen enzer Vlaamsche dichters. Het werk van zulk een dichter is een schat voor de massa, en vaak eeven verkiesselijk b^oven verfijnde en precieuse woordkunst, ; Is echte zuiveie volks-gezangen booven kunstige moderne orkest-muziek van onzuiver of oneedel gehalte. Zulke volkspoëzie heeft recht van be staan. Maar de heer Van Zinderen Bakker gaf ons die niet. Ik wil gelooven dat zijn verzen die men rijmen behoorde te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl