Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
31 Jan. '15. No. 1962
troepen natt het zuiden van Hongarije ge
zonden om feet Oottenrijksche leger te ver
sterken, dat verondersteld wordt binnenkort
Servië te zullen aanvallen - maar hebben
de Serviërs «elf dien tijd stilgezeten?
Waren zij joo uitgeput' va»de voorgaande
vermoeinissen, dat zij nog niet geheel op
adem zijn gekomen ? '
In Trans-Kaukasie loopen diézaken pok
eenigszjns anders dan verwacht mocht wor
den na de luidruchtige
overwinmngsberichten van de Russen. Ondanks het vernietigen,
zooals het heette, van eenige Turksche leger
korpsen, schijnt de weg naar Erzeroem nog
steeds niet open te liggen voor de Russen.
Integendeel, de laatste bulletins van het Rus
sische hoofdkwartier maken gewag van
hardnekkigen tegenstand," die door de
Turken wordt geboden; en wij allen hebben
langzamerhand wel zooveel kennis gekregen
Van de dieventaal van officieele
oorlogsberichten, dat wij weten uit welken hoek de
Wind Waalt, wanneer de eene partij het
noódig vindt van hardnekkigen tegenstand"
van d? tegenpartij te spreken. Zelfs is op
het oogenblik heelemaal niet duidelijk, of
de Russen reeds over de grens van Turksch
Arrtién|ë zijn gekomen, dan wel of de Turken
nog. altijd op Russisch grondgebied staan;
vermoedelijk is dit laatste het geval.
* Vérder blijft de inval van de Turken in
Egypte nog steeds uit. Hoelang is het nu
al geleden, dat een leger uit Servië op weg
heette te zijn naar Egypte? Schepen, die
het, Suez-Kanaal zijn gepasseerd, brengen
berichten over de aanstalten, door de
Engelschen gemaakt om het Turksche leger
waarbij een groot aantal Duitsche officieren
moeten zijn op te wachten; onlangs kwam
ook de tijding, dat de 'Engelscheri den oos
tetijken dam van het Kanaal, bij Port-Said,
hebben doorgestoken en het aangrenzende
land onder water gezet; maar van de
naderhig van het Turksche leger blijkt nog niets.
Ten slotte schiet ook de oorlog in de
koloniën, d. w. z. in Afrika, heelemaal niet
op'. Voor tijdingen daaromtrent zijn wij
bijna uitsluitend aangewezen op Engelsche
berichten, omdat de telegrafische verbinding
van de Duitsche koloniën in Afrika met het
moederland is verbroken. Wat er over uit
lekt, wijst er niet op, dat de Engelschen
hier reeds eenig noemenswaardig voordeel
hebben behaald; in Duitsch-Oost-Afrika
moeten zij integendeel reeds eenige malen
klop hebben gehad.
*
De algemeene stilstand in de krijgsverrich
tingen stilstand in dien zin, dat ondanks
aanhoudénden en dagelijkschen strijd, de
legers toch steeds den pas blijven mar
keeren. -^ is voor een goed deel te verklaren
uit het evenwicht der strijdmachten en uit
den aard van den modernen loopgraven
oorlog; ook de. weersgesteldheid van dezen
winter werkt er toe mede om de operatiën
te belemmeren.
Maar dft kan toch niet de eenige reden
zijn van het doode getij. Althans niet overal.
Dat b.v. e Serviërs zich nu al weken lang
stil houden, zou men ook aan politieke
ifedenen willen -toeschrijven. En evenzeer
moet de omstandigheid, dat de Russen juist
ia den laatsten tijd een groote troepenmacht
naar Boekowina hebben gestuurd, vermoe
delijk op rekening van de politiek worden*
Besteld.
T Er broeit blijkbaar iets; er zijn groote
dfngeh op til. Burian, de nieuwe
Oostenrijksch-Hongaarsche minister van
buitenlandsche;.zaken,-.fceéft «en bezoek gebracht
aan lief g'róotéDuitsche hoofdkwartier en
daar mét den Keizer en met den
Rijkskansèjièr een samenkomst gehad. Ook de
Oostenr^ksche troonopvolger heeft zich daarheen
begeven.
, Te Rpme is Duitschland op het oogen
blik door niet minder dan drie dignitarissen
vertegenwoordigd; behalve den gewezen
Janselier Von Bülow, die sinds het begin
van December den post van gezant bij de
Italiaansche regeering waarneemt, is ook de
vroegere gezant, die om gezondheidsredenen
verlof had gekregen, Von Flotow, weer naar
Rqmë teruggegaan; eindelijk bevindt zich
4jaar ook' Von Wedel, de vroegere stadhou
der Van het Rijksland Elzas-Lotharingen. Er
tg klaarblijkelijk Duitschland op het oogen
blik veel aan gelegen, om tegenover Italië
*jja belangen goed te behartigen.
En de berichten over Roemenië's
toebe'reidselen, tot den oorlog worden steeds
pteJTiger. Rusland's opdringen in Boekowina,
.naar de grens van Zevenburgen, maar ook
,iiaar d«e van Roemenië, wordt daarmede in
verband gebracht. Gaat Roemenië mee oorlog
Voeren, dan kan het op twee wijzen uit
breiding van gebied zoeken: door zich
meester te maken van Zevenburgen, waar,
het grootste gedeelte van de bevolking tot
den Roemeenschen stam behoort, of door
"déverovering van Bessarabië, waar ingelijks
veel Roemenen wonen, en dat vroeger ge
deeltelijk bij Roemenië heeft gehoord. Zeven
burgen en Bessarabië moeten respectievelijk
op Oostenrijk-Hongarije en Rusland worden
veroverd of bij minnelijke schikking
af"gestaan. Dit zal afhangen van de keus, die
iRpemenië tenslotte doet. Maar hoe die keus
pok'uitvalt, als Rusland Boekowina heeft
, bezet, zijn zijne legers bij de hand hetzij
_om den Roemenen de verovering van Zeven
burgen gemakkelijk te maken, hetzij om
.tegen hen strijd te voeren.
, Servië zal zich misschien ook hierom niet
haasten met het hernieuwen van de
vijan'delijkheden tegen Oostenrijk, omdat het
, s,traks wellicht Roemenië en Griekenland als
bondgenoot en Boelgarije als vijand heeft.
Gaat Italië ook. oorlog voeren tegen Oosten
rijk, da.n heeft dat de handen vol en zal het
voorloopig niet aan n nieuwen inval in
? ervië ,denken. Maar dan bestaat ook de
mogelijkheid, dat Servië wederom zal moeten
optrekken tegen zijn vijand uit den laatsten
Balkan-oorlog, tegen Boelgarije.
In deze schijnbaar stille weken, nu de
.oorlog bijna overal staat", worden
onder? handelingen gevoerd, waarvan de resultaten
' beslissend kunnen zijn voor den uitslag van
den geheelen oorlog. Wat daarvan verluidt,
' biedt geen zekerheid; nog pp het laatste
ppgenblik kan bovendien de eene partij
schaakmat worden gezet door een behendig
.spel van den tegenstander. Maar dit mag
. men veilig aannemen, dat er in deze weken'
,in de wereld der lïpoge diplomatie een
meester-tournooi .wordt gespeeld.
,';'.. Slechts pp n porlógsterrein bracht de
laatste week een Verrassing: ter zee. Daar
^kondigen de gebeurtenissen z/ch niet lang
te voren aan; daar staat" ook de slag niet.
Plotseling duikt de vijand uit den mist op;
maar zoodra hij zich vertoont, valt hij aan
of wordt hij achtervolgd.
|' Het Duitsche smaldeel, dat op Zondag
Sf24 Januari eenige plaatsen aan de Oostkust
'van Engeland dacht te overvallen, is van
een koude reis thuisgekomen. Na den overval
op de kust van Yorkshire is men in Engeland
blijkbaar op zijne hoede: de tocht van het
. Duitsche smaldeel werd ditmaal onderschept.
Een overmacht, zoo groot als in den s'ag
.bij de Falkland-eilanden, hadden de Engel
schen niet; de beide eskaders waren onge
veer even sterk, wat het aantal zware en
lichte kruisers en wat de torpedo-flotille
betreft. Maar de groote Engelsche schepen
voeren sneller en hadden zwaarder geschut
dan de beste Duitsche schepen.
Daarom behoefde men in Duitschland ook
niet te verbloemen, dat het Duitsche smal
deel de wijk heeft genomen, tot het veilig
was onder de bescherming der mijnenvelden
en duikbooten in de buurt van Helgoland.
Over den uitslag van een modernen zeeslag
beslist zoo de overige factoren gelijk
waardig zijn de draagwijdte en het kaliber
van het geschut; en in dat opzicht waren de
Engelschen in het voordeel.
Daarom leest men niet zonder meesmui
len, dat Wolfffe bureau den zeeslag a
running fight", zooals de Engelschen het
noemen, waarbij de vervolgende en de
vluchtende partij elkaar beschieten, terwijl
zij zich met de grootst mogelijke snelheid
verplaatsen aldus beschrijf t: een gevecht
in twee linies, dat zich in oostelijke richting
ontwikkelde; deze naar de Duitsche Bocht
(de Noordzee achter Helgoland) gerichte koers
werd door den Duitschen admiraal slechts
om taktische redenen gekozen, met het oog
op het geschutvuur". Bij den oorlog te
land waren wij al gewend geraakt aan de
geniale wijze, waarop de heeren die bij den
generalen staf belast zijn met het opstellen
van voor de pers bestemde berichten, een
nederlaag of een terugtocht tot een meester
stuk van taktiek weten te maken. Bij be
richten over zeeslagen stellen wij meer prijs
op zeemansrondheid in het erkennen van de
waarheid.
Ook over de verliezen zijn beide partijen
het niet eens. De Duitschers erkennen, dat
de Blücher tot zinken is gebracht; maar zij
houden stijf en strak vol, dat ook een En
gelsche liniekruiser verloren is gegaan.
Waarschijnlijk is dit niet; om verschillende
redenen niet; maar deze kan volstaan:' in
dien werkelijk een van de groote Engelsche
schepen in den grond was geboord, dan
was er voor de Duitschers geen enkele re
den om den slag op de Noordzee als een
nederlaag, althans als een voor hen onge
lukkig gevecht te beschouwen. En dit doen
zij toch klaarblijkelijk; anders zouden de
officieele berichten meer den klank eener
fanfare hebben gehad.
Voor de Engelsche komt de slag op de
Noordzee na den eersten Zeppelin-raid
over Engeland juist van pas. Maar voor
de Duitschers is het niet aangenaam, dat
zij, nog onder den indruk van het bericht,
den verjaardag van hun Keizer moeten vieren.
27 Jan. 1915.
G. W. KERNKAMP
IV
Spring het wild in om betoovering te
breken. Betoovering besluipt u uit alle hoe
ken en gaten en in allerlei vormen; zij vaart
u in de leden als eene verkoudheid. En om
haar af te schudden is het eenige soms zich
om te gooien of op het hoofd te gaan staan.
De wereld wil begoocheld wezen. Van
nature is de mensch geroepen een ander
naar de oogen te zien; achter een ander
aan te draven; door een ander zich te laten
beet nemen. n wij leveren ons niet alleen
aan menschen over, maar ook aan dingen,
gebeurlijkheden, gedachten.
Er is geen ontkomen aan. Het is een drang,
een behoefte zich den blik te laten benevelen,
gelijk het dikwijls een behoefte is naar den
bekenden weg te vragen. Zoekt de geest
rust, als hij verblind wil wezen door drank,
drift, aanbidding?
Zeker er is de man van karakter, zooals
't heet, die niet met zich spelen laat en zijn
wil doordrijft; er zijn spotters en
nuchtergeaarden, die glimlachen als een
ongeloovige boer; er zijn onverschilligen, die lusten
kennen, maar voor de liefde schamper zijn.
Intusschen op hun beurt en op z'n tijd
loopen ook zij in de fuik. Nero laat zich
door Poppaea of door ijdelheid met blind
heid slaan, de eeuwige grappenmaker heeft
niet den moed met zijn faam te breken; de
vrije, de vrije vrouw, zij loopen aan de lijn
der vrijheid, raken er onder en durven ten
slotte niet zich in onvrijheid verpoozen.
Zoo is het. Want verblindheid is onder
worpenheid. Slavernij werd afgeschaft, maar
er bleef slavernij over, altijd en overal.
Wij kunnen van nature niet aan ons zelf
genoeg hebben, noch geheel op eigen wieken
drijven on daarom laten wij ons op bepaalde
oogenblikken en onder bepaalde omstandig
heden aan bepaalde kapstokken ophangen.
Omdat onze blik en onze macht beperkt
zijn en het gevoel aan bestraling van buiten
behoefte heeft, moeten wij wel op zekere
kruispunten van onzen weg ons laten in
rekenen. Spot dan niet langer, noch meen
sterk te zijn en groot door u af te wenden.
Wij moeten ons toch bij wijlen gewon
nen geven aan den hang naar andere
schepselen, de schoonheid, of aan stemmen,
die uit de verte roepen. Stribbel, eenmaal
gevangen zijnde, niet meer geniepig tegen;
wees een ridderlijk gevangene op eerewoord.
Gewis er is verschil tusschen den ge
boeide, wiens ha.nden en voeten in ijzer
geklonken zijn en den heer, die rijk en
ttiachtig heerscht over groote gebieden.
Maar ook overeenkomst, als zulk een heer
zich de oogen uit het hoofd staart op de
macht van een ander heer; tot lamheid van
geest wordt geparalyseerd door altijd te
verlangen naar wat hij niet vermag te hebben
of te zijn; aan het tollen slaat door eene
en dezelfde wending der zinnen.
Doch ik heb vroeger de vrijhtid geprezen
en riep u zooeven in het wild om uit hyp
nose te geraken. Als wij dan toch altijd weer
ons moeten verstrikken laten of met blindheid
slaan, waarom dan slapende honden wakker
te maken ? En wanneer moeten wij ons tegen
betoovering schrap zetten, wanneer ons aan
haar overgeven of zelfs haar zoeken ?
Op het eerste antwoord ik,' dat ik het
niet gemunt heb op hen, die in den draai
molen zalig zijn, maar op de velen, die er
nu en dan duizelig in worden en wee en
misselijk en verlangen, dat hij stilstaat, al
is het even, om er even uit te stappen.
Wie kent ze niet overal om ons heen den
onvoldanen, die met een leeg en hol gevoel
rondloopen, in weerwil van auto's, van veel
kennis, veel werk, vele vrienden ?
En op de tweede vraag zeg ik onver
beterlijke, die ik be»dat het ware in het
midden ligt en dat voor het evenwichtige
men naar het midden heeft op te schuiven.
Gelijk de vrouw de om haar spartelende
mannekens in de hand heeft door nu eens
ongenaakbaar te zijn en koel, dan weer hen
van de wijs brengend met zachte, warme
oogen-straling; zoo spannen wij den levens
draad te sterk met altijd zelfstandig te willen
wezen en nooit ons te laten meesleuren;
te slap als wij niet ook wel eens van ons
afbijten en scherp staan.
Maar zeg dan toch, waar ligt dat midden;
doet ge mij de eer aan wrevelig uit te
roepen.
Het'midden hier en bij alles is een
gegeven, niet om het te vinden, maar om
er naar te zoeken.
Naderen en benaderen niet bereiken
is de gang des geestes, ons als de gang
der beenen aangeboren.
Het midden ligt nu hier, dan daar; wijkt
telkens terug van geval tot geval, als wij
meenen er ie zijn en onverdroten moeten
wij telkens weer op pad naar een nieuw
evenwicht, omdat het midden, dat voor alles
past, niet is van deze aarde. Want in de
volkomenheid, in welk opzicht ook, worden
wij menschen weggecijferd en wordt bewe
ging, die leven beteekent, weggedacht.
Met deze dooddoeners zult ge het voor
loopig moeten doen.
PETRONIUS
Militarism, British and Prussian ]]
By ISRAËL ZANQWILL
(Copyright, U. S. A. by the New York ]
American.")
[Israël Zangwill, de beste kenner van het
Engelsen sprekend Jodendom en een van
de grootste joodsche staatkundigen van dezen
tijd, werd den 16en Februari 1864 te Lon
den uit een immigrantenfamilie geboren.
Terwijl hij als onderwijzer aan een Joodsche
bijzondere school zijn brood verdiende, stu
deerde hij en behaalde met lof aan de
Londensche Universiteit den graad van
Bachelor of Arts. Zestien jaar oud gaf hij
reeds een jaarboekje uit, en schreef hij onder
de pseudonymen J. Freeman Bell",
Baroness van S."t en Marshalik" novellen en
was in de journalistiek werkzaam. Op
uitnoodiging van de Amerikaansche Jewish
Publication Society gaf hij de serie: The
Children of the Ghetto, Being Pictuals of a
Peculiar People'1 (1892) uit, welke uitgave
hem op slag beroemd gemaakt heeft. Op dit
werk volgde een geheele reeks Joodsche
cultuurbeelden in roman-, novelle-, dicht-en
drama-vorm, o. a. de drama's: The war
God" (1911) en The Next Religion" (1912);
verder de romans: Bachelors' Club (1891),
The Old Maids' Club (1892), The Master
(1895), The Mantle of Elijah (1901), They
That Walk in Darkness (1899) en Gray
Wig (1903).
Zijne kritische causerieën in The Pall
azette'' gaf hij later uit onder den titel:
Without Prejudice" (1896). Vele van zijn
werken werden ook in het Hollandsen ver
taald. Kinderen van het Ghetto ' en Klein
kinderen van het Ghetto" beleefden reeds
een aantal drukken. Zangwill dankt zijn
grooten naam niet uitsluitend aan zijn litte
raire productie. Als propagandist van het
politiek zionisme, bij welks leider, wijlen
dr. Theodor Herzl, hij zich terstond in 1895,
na het verschijnen van diens baanbrekend
werk : Der Judenstaat", aangesloten had,
trok hij de wereld door. In 1900 sprak hij
te Amsterdam. Met Lucien Wolf, een
ander bekend Engelsch publicist, leidt hij
de in 1905 uit de Zionistische beweging
ontsproten Jewish Territorial Organisation
(de Ito), welke ook in Nederland haar ver
takking heeft. S. P.]
* *
Since Swift published nis tract on The
Conduct of the Allies" in 1711, no such
patriotic pamphleteering has been done in
England as by Mr. Bernard Shaw in his
Common Sense about the War". It is al the
more regrettable, therefore, that hèshould
weaken his case and ours by blurring over
the common sense distinction between British
Militarism and Prussian the one
subconscious and defensiye, the other
overconscious and aggressive. The Junker, h
tells us, is merely (in the dictionary) a
country gentleman," and since England
indubitably possesses country gentlemen, she
is as cursed with Junkers as Prussia. On
the same principle, Taube means a dove,"
and since there are doves in my garden,
there are also death-dealing aeroplanes
and of the precise Prussian pattern. The
plain fact is that since the young Pomeranian
squire, Bismarck, fought his twenty-seven
duels, the .Prussian country gentleman" in
the course of caricaturing that man of genius
has developed so odious a type of militarism
that the German name for his class stinks
in the nostrils of civilization. Mr. Shaw begins,
indeed, by allotting separate categories to
the Junker and the .Militarist, but practically
runs the two as synonymous. The sober and
ornithophilous Sir Edward Grey and the
dramatic and drill-demented Kaiser are
pilloried as a pair.
Mr. Shaw's pretext for be-clouding a dis
tinction, which is as clear to his uncommon
as to my common sense, is that in practice
British militarism and Prussian work out
much the same. But then, they are not always
in practice, and it is not for a writer to put
together what a merciful heaven has put
asunder. There are the times of peace, and
in these lucid intervals we in England have
peace from the soldier. His swagger is limited
to the Parks, his fascination for the female
sex to the nymphs of the perambulator. In
Germany, the lieutenant is the unquestioned
Adonis even of the drawing room. During
the Boer War, we had an eruption of
Generals' photographs, almost ousting the actor
from the shop-windows. But the moment
the war ended, the actor resumed the centre
of the stage.
Nor is it only the Prussian Army that is
military. The same mechanical brutality has
infected every department of the State, and
as the President of an emigration-bureau
with ramifications in Germany, I have wrestled
in vain against the barbarity of
railwayporters, sailors and frontier-officials.
Professor vpn Mach, of Harvard, makes
fun of the claim that we are fighting to put
down militarism, since England, hèalleges,
spends 60% per capita more for armaments
than Germany. This is a familiar ignoratio
elenchi, or missing of the point. As if the
veriest Quaker would not get a watch-dog
when burglars were about! It is not the
size of the watch-dog, but the worship of
watch-dog that makes militarism. Britain,
with possessions scattered all over the world
must, necessarily, have more watch-dogs
than Germany. Gilbert has pbserved of the
British burglar that when hèis not a-burgling
hèloves to lie a-basking in the sun." But
the German burglar never basks. He reads
Bernhardi on burgling, attends scientific
courses on crib-cracking, proves
philosophically that larceny is the lawof theuniverse,
and sings Alsatia ueber Alles. Why, Professor
von Mach need only consult our
marchingsongs to see with what gay aloofness the
Briton marches to war. From Armageddon
it is a long, long way to Tipperary; yet
Tipperary" is only typical of all our
marching-songs. In a list of nearly eighty,
traditionally attached to different regiments
Rule, Britannia" occurs only once, and the
majority of our warriors advance on the
enemy to the irrelevant strains of Come
Lasses and Lads," The Lincolnshire
Poacher" and suchlike rustic melodies. The
self-coHscious anti-German war songs
provided by a Times correspondent feil still-born.
Rule Britannia" itself dates only from 1740,
occurring in a Masque of Alfred by a poet,
whose real achievment was his rustic
description of The Seasons" and whose most
famous line
To teach the young idea how to shoot"
has nothing to do with rifles. And even
Rule Britannia'' is more concerned that
sea-power shall save the islanders from
enslavement than Ihat they shall build up
an Empire by it. It was not till 1689 that
Parliament consented to legalize a Standing
Army at all, and to this day the Army
created by the Bill of Rights has like
the measure of autonomy conceded to it in
1881 to be re-legalised annually in the
House of Commons. If that is not a sufficient
refufation of the Harvard Professor, let it
? be recalled that while the Prussian principle
of universal conscription has been adopted
all over the Continent, not even the
impassioned crusade of the veteran Lord
Roberts, for telling the war, could woo Eng
land to even the semblance of conscription.
The political genius of England has always
understood that civilization is as its
name implies an affair of civilians, and
hence even the War Office must be run
by a civilian! If it is now run by Lord
Kitchener, that is the exception which proves
not only the rule but the utter
unpreparedness of England. At the greatest crisis in
her history Mr. Asquith was doubling the
parts of Prime Minister and War Minister,
and our two greatest naval experts Lord
Fisher and Sir Percy Scott were lying on
the shelf as too old for the burdens of
peace ! And despite the crisis, Lord Kitchener
is far from being a military dictator. Even
the militarist Tunes resents the efforts of
the Ministry to take shelter under his name
and points out sternly that the responsibility
of the Cabinet remains one and indivisible.
And while the Prussian ofh'cer is saturated
with the Treitschke philosophy of force, and
while, as Heine so wonderfully prophesied
in 1834, the ideas of the German
philosophers find issue in Berserker blood-rages,
staggering Christian humanity, the British
officer is an amiable Christian gentleman,
only too occupied with Jerusalem and the
Mysteries of The Beast. Who can imagine
a German General Gordon? A British Bern
hardi is equally inconceivable. Kitchener
himself spent five years in the Palestine
survey, and excavations for trenches probably
interest him less than excavations for holy
archaeology. Even that grim sea-dog Lord
Fisher would not subscribe'to the creed of
Bernhardi, though hèmight practisèit. As
the peacock's tail achieves its splendours
without pigment, so Britain has achieved
her Empire without imperialism.
Absentmindedly she has acquired a fifth of the
globe, blundering, as Joseph Chamberlain
pointed out, into some of the best parts of
the earth, and impeachingher Empire-builders
as often as she has rewarded them. Clive,
Warren Hastings, Rhodes, were all censured
in the House of Commons. It took an out
sider, Disraeli, even to discover the Empire,
and all Chamberlain's exhortations to think
imperially broke themselves against an
invincible insularity. Only yesterday a
powerfui section panted to cut away our colonies,
those colonies for which Germany would
bathe the world in blood. It may be urged
that sub-consciousness so deep amounts to
stupidity. But I prefer brainless Britain to
godless Germany.
This is not to deny that Britain possesses
a conscious militarist minority?especially in
the shape of poets physically disqualified,
like the lame schoolmaster Tyrtaeus, from
military service. But the Machiavellian Foreign
Policy imagined by the Continent is a myth.
It was not even continuous till Hardings
came to the Foreign Office to carry out the
Edwardian plan of isolating Germany, and
this policy was merely defensive and
apprehensive. It is Germany that has refused
Mr. Churchill's reiterated overtures to reduce
atmaments. Her responsibility for the present
war is as clear to everybody?except Mr.
Shaw-as her surprise at England's taking
a hand in it. Irritated by the attempt to
paint Germany as a wolf and England as a.
lamb, Mr. Shaw paints England as a lion,
with Germany, apparently, as the lamb. In
truth England is a gorged lion and Germany
a hungry wolf. The one wants repose, the
other blood. Sub-consciously as John Buil
acquired his Empire, hèis morbidly conscious
of any attempt to rob him of a single sterile
square inch, and like the old Squire whose
ancestors have annexed common land, h
regards any examination of his title-deeds
as blasphemous. The Prussian/u/z#er appears
to him a land-grabbing parvenu. But it must be
admitted that the satisfaclion of histenantry
their readiness to die for him, is almost a
retrospective justification for nis proprietorial
paternalism. That Germany might well be
conceded some of his uninhabited land is a
proposition the Daily Chronicle al l o wed me
to make in London in 1913, and the Neue Freie
Presse in Vienna. But the Berliner Tageblatt
would not print it because of the corollary that
Germany in her turn must give back Alsace
and Lorraine. If force is thus nakedly
proclaimed as the sole arbiter if theGermans
endorse Herr Harden's dithyrambs on the
will to power" then no theoretical justi
fication, no Titanic grandeurs of effort or
sacrifice can cleanse Germany from the
guilt of high tfeason against mankind. For
Germany can catch up with Britain only
by rolling back the planet. And that involves
rolling it back to a barbarism that combines
the era of the cavemen with the latest
devilries of science. Vain for Germany to
cry that it is Russia which is the enemy
of civilization. The Cossack is only a wild
beast, the German is a wilful beast. The
Briton is a beast neither by nature nor by
design.
Verskunst of Rijmkunst
In den tijd dat ik propaganda-tochten
maakte door Friesland voor G. G. B., kwam
ik ook in de veenkolonies en sprak daar
voor de veen-arbeiders, een braaf, stoer,
ernstig volkje, waartusschen ik mij zeer
thuis gevoelde.
Dan gebeurde het, als mijn toespraak ten
einde was, dat een der arbeiders opstond,
vastberaden het podium beklom, in zijn
boezeroen, en met klompen aan, en stilte
verzocht daar hij iets wenschtete zingen.
Dan begon de groote, forsche, al vrij
bedaagde man, met eerbiedwekkende ernst
en oovertuiging, uit de volheid van zijn
gemoed, iets aan te heffen, wat gezang
moest heeten omdat het gegalmd werd als
een kerkgezang doch dat niets toonde
wat op maat of melodie geleek. Een tot
zingen geschikt orgaan bezat de zanger in
't geheel niet, noch eenig muziekaal gevoel.
Hij koos als text een van mijn eigen verzen
en galmde de woorden uit, hiermeede
zonder twijfel een huldebetoon bedoelend.
Dit zou hoogst potsierlijk en voor mij
als toehoorder zeer pijnlijk zijn geweest, als
de figuur van dien eerlijken, sterken,
diepernstigen zwoeger met zijn groote neerhan
gende eelt-handen, zijn blaauwe buis en zijn
klompen, niet alles tegelijk roerend en
imposant had gemaakt. Hij zong van het
socialisme, en de tranen liepen hem langs
den mond. Ik glimlachte niet, en niemand
in het zaaltje vond het mal of belachelijk.
Het applaus daverde, minstens eeven luid
als na mijn reedevoering.
Aan dit avontuur moest ik denken toen
ik de verzen" van Van Zinderen Bakker *)
las. Maar jammer, dat er bij deeze rijmen
iets ontbreekt en iets anders aanweezig is,
waardoor het indrukwekkende verloopt en
het komieke opwelt.
Die Veenarbeider was een groot,
zwaardenkend kind Van Zinderen Bakker heeft
de kennis en beschaving van een onder
wijzer, maar ontbeert het oorspronkelijk
taalgevoel van een ongeschoold dichter. Hij
zegt van zijn werk:
't Is van een dichter in de luren
die versen maakte in vrije uren
maar kunst? O! neen, kunst is het niet".
Achter deeze reegels schuilt de meening,
dat iets, wat geen kunst is, ook een zeeker
recht van bestaan heeft. Spreekt men niet
van Kunsteloosheid" als ware dat een
deugd,ontbreekend aan het verfijnde.precieuze
werk van den aesteet ?
Nu zijn er dichters, die zonder eenige
opvoeding in kuituur, zonder positieve kennis
of geschooldheid, een natuurlijk taalgevoel
en expressie-vermoogen bezitten.
Robert Burns was een dergelijkongeschoold
genie. Ook Walt Whitman hoort tot dat
ras, en sommigen enzer Vlaamsche dichters.
Het werk van zulk een dichter is een schat
voor de massa, en vaak eeven verkiesselijk
b^oven verfijnde en precieuse woordkunst,
; Is echte zuiveie volks-gezangen booven
kunstige moderne orkest-muziek van onzuiver
of oneedel gehalte.
Zulke volkspoëzie heeft recht van be
staan. Maar de heer Van Zinderen Bakker
gaf ons die niet. Ik wil gelooven dat zijn
verzen die men rijmen behoorde te