De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 31 januari pagina 7

31 januari 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

31 Jan. '15. - No. 1962 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND -JOUt WATCH OVBK MV DEAR OADOY.' ...en waak over mijn pa-tje. Look sharp they can't do without u». ..'' " Gulliver Duitschland in handen van de Lilliputters-Geallieerden. Opgepast! Zij kunnen het niet zonder ons af. jouer Zijn eerste speelgoed, teekening van Hansi. schreven en ook beter zoo ware geno teerd ter wille van een rustiger uitvoering, is van melodische inspiratie vooral zeer gewoon, evenals het slot-rondo. De variaties van het Andante tema, waarin natuurlijk de ,-onontbeeilijke 6/8 voorkomt zijn goed, niet ie veel in aantal en evenals de rest zaakkundig geïnstrumenteerd. De leiding van den componist was wel zeer voorzichtig. Op hetzelfde concert dirigeerde Mengelberg met toewijding behalve een Tristan fragment en Tod und Verklarung de Egmont ouverture. Waarom hij hierin de slot fanfare der trompetten en hoorns door de pauken liet verdubbelen kan ik niet begrijpen. Klavieravond X van D. Schaf er Het publiek dat op Schafers avonden getrouw compareert, en gedwee aan den tocht door de klavierliteratuur deel neemt, kon op dezen tienden avond eenige malen niet medekomen. Islamey van Balakireff, -een klavierstuk van Schönberg en Le petit bergen van Debussy vormden onoverkome lijke hinderpalen: zij liggen alle drie blijk baar te veel buiten de gewone sfeer; het eerste door het hartstochtelijke, bijna infer nale karakter, het tweede door de van den vorm afwijkende architectuur en harmonische inkleeding, het derde door de uitermate groote teerheld. Overigens scheen men hetgeen gespeeld werd te begrijpen, en toch was het contact tusschen uitvoerder en toehoorders niet zoo innig als anders, hoewel Schafer volgens mij juist op dezen avond zulke buitenge wone kwaliteiten als reproduceerend (d.i. her-scheppend) kunstenaar aan den dag legde. Het is moeilijk van zijn spel een goede karakteristiek te geven, omdat met woorden altijd slechts bij benadering het essentieële -er van kan worden gezegd en hij juist zoo sterk den innerlijken geest van een werk weet naar voren te brengen. De oplossing ?der moeilijkste technische problemen ver baast dan niet meer. Men bedenke wat dit beteekent bij een werk als Islamey dat als het ware een staalkaart geeft van de allerlastigste piano-figuren. En hoe daemonisch klonk deze fantasie met haar visioenen van Russiche oerkracht. De oorzaak van het gebrek aan voeling zal dus wel gelegen hebben in den aard der werken en ik hoop daarom dat Schafer buiten zijn cyclus om nog eens een afzon derlijke avond zal geven, gewijd juist aan die latere Russische en Fransche muziek, die hier nog te weinig bekend is. Wat hij van dergelijke werken, die een groote verscheidenheid van aanslag, pedaalnuanceeringen en tempi verlangen, weet te ?maken, is eenvoudig ongeloofelijk. De simpele humoreske van Tschaikowski werd een stukje van die Russische volks muziek, die bij alle vroolijkheid toch een zekere melancholie heeft. 11 Puerto van Albeniz tooverde ons heel het bedrijvige, zonnig levendige van het gewoel in een Spaansche haven voor den geest. De vier fragmenten uit Debussy's Coin des enfants" waren even zoovele fijne verklankingen van naïeve kindergedachten. Ook van Schönbergs compositie maakte hij iets zeer bijzonders; ik heb dit stuk eens vroeger van een Berlijnschen pianist ge hoord, die er echter weinig raad mee wist. Ik geloof dat Schönberg door zijn geschrijf over zijn systeem zichzelf kwaad heeft ge daan en het opvattingsvermogen der toe hoorders, vooral der vakmenschen heeft vertroebeld. Ik geef deze voorbeelden, maar wil hiermede geenszins volledig zijn en zou bijv. lang kunnen uitweiden over de monu mentale weergave van Prelude, koraal en fuga" van Franck. Wij mogen Schafer van ganscher harte dankbaar zijn voor dezen avond; het bezit van hem in ons land kunnen wij niet genoeg op prijs stellen. SEM DRESDEN Nagelaten geschriften van Ernest Renan *) Geweldige gebeurtenissen hadden plaats sedert, bij het begin der zomervacantie, dit boekdeeltje in het licht verscheen: de oorlog brak uit; van de twee kleinzoons van Renan is de ëéne, Ernst Bichari, schrijver van dat merkwaardige boek l'Appèl du soldat, ge sneuveld, de andere, Jean, onderde wapenen, voor de verdediging van het Fransche vader land. Maar ik zie niet in waarom men, zelfs te midden van de offers, die helaas vallen, niet de aandacht zou vragen voor het nagelaten werk van een eminenten schrijver. Van hetgeen de familie van Renan in de laatste jaren uitgaf is niet alles even ge schikt voor het groote publiek; de massa aanteekeningen uit de jongere jaren van den schrijver, zeer interessant voor hen die de ontwikkeling wenschen te bestudeeren van een eigenaardigen geest, was voor de groote menigte der lezers wel wat moeilijk te verteeren. Maar in dit deeltje is met superieuren smaak de smaak eener vrouw, zou men zeggen alleen bijeengebracht wat waarde heeft voor de geschiedenis van Renans denkbeelden en tevens uitmunt door kunstwaarde. Men vindt hier brokken uit de vroege, zeer vroege periode van Renan, nevens n fragment uit zijn latere jaren (omstreeks 1880). De brieven aan den jong gestorven Bretonschen geestelijke Liart gaan van 1838 tot 1845; zij zijn uit de jaren dat Renan als seminarist te Parijs was; daarbij sluiten zich aan meditaties uit den laatsten tijd van het seminarie. Uit de volgende periode, die van den zich ontwikkelenden jeugdigen vrijden ker, zijn de twee romanfragmenten Patrice en Ernest et Beatrix, evenals eenige brokken in lyrisch proza. L'invocation a Ernestine, geschreven na den dood van een zeer jong gestorven dochtertje, is van 1860, de Confessions de Feücula eindelijk, een derde romanfragment, werden, zooals gezegd, op het papier gebracht in 1880. De brieven aan Liart zijn merkwaardig om het vaste oordeel van de schrijver, reeds op zoo jeugdigen leeftijd, en als bewijs van de oprechtheid waarmede hij later zijn breuk met de Kerk heeft verhaald in de Souvenirs d'enfance et de jeunesse. Wat mij bij de lezing trof is, dat Renan, als meer gevorderd seminarist, den invloed onderging van een beroemd schrijver, in zijn latere werken slechts zelden genoemd, Pascal. Het is begrijpelijk dat, toen de twijfel in het gemoed van den jeugdigen Renan op kwam, de lectuur van Pascal, tegelijkertijd skepticus en geloovige, op hem aen diepen De wereldstrijd en de kinder wereld. Hoezeer de geest der Franschen met den oorlog is vervuld, blijkt wel uit de hierbij gereproduceerde teekeningen, door een onzer tijdens een kort verblijf te Parijs, in de winkels aangetroffen. Het zijn een drietal illustraties, bestemd voor wandversiering, en een paar prentbriefkaarten van Engelsche herkomst, die natuur lijk in Frankrijk op dit oogenblk populair zijn. Van toelichting kunnen we ons gevoeg lijk onthouden; de plaatjes spreken voor zichzelf. Alleen vragen we de bijzondere aandacht voor het fijne teekeningetje van den vermaarden Hansi", voorstellende een Alsacienne, die haar jongstgeborene een pop, een Fransch soldaat voorstellende, als speelgoed schenkt en aldus reeds in zijn eerste levensdagen hem als 't ware liefde voor Frankrijk inprent. Een volgende week hopen we nog enkele carricatuur-teekeningen, betrekking hebben de op den oorlog, te brengen. indruk maakte: Dieu s'estservi de eet homme pour me conserver la foi schrijft hij. Tusschen twee haakjes: het pleit nog al voor de ruime opvatting van de professoren van het seminarie Saint Sulpice (van wie Renan in zijn brieven trouwens even veel goeds zegt als in zijn Souvenirs) dat zij hun leerlingen de geschriften van den te Rome veroordeelden Jansenist in handen gaven. Men herkent den invloed van Pascal wat later in de voorkeur door Renan gegeven aan den wijsgeer Th. Jouffroy boven zijn tijdgenoot V. Cousin; hij stelt Jouffroy boven Cousin omdat de eerste zich diep onge lukkig voelde1'. Bij den lateren Renan zou men zulk een opmerking niet vinden (blz 290). Uit de eerste jaren na de breuk met de kerk dateeren de twee romanfragmenten: Patrice en Ernest et Béatrice. In beide brokken staat een ongeloovig geworden jonge man tegenover een geloovig gebleven jonge vrouw. Het tweede fragment is merkwaar dig door het kader waarin Renan zijn fictie plaatst, de geweldige periode der Fran sche Revolutie, maar Patrice is meer direkt persoonlijk. Renan laat zijn held naar Rome gaan en de indrukken die Patrice daar ontvangt zijn duidelijk die van Renan zelven, gedurende een reis naar Italië in 1849. Blijk baar had de Eeuwige Stad op den jongen geleerde, nog onlangs Katholiek, een diepe ren indruk gemaakt dan hij in zijn brieven aan zijn vriend Berthelot uit dien tijd be kende. Zijn zielstoestand was toen niet ongelijk aan die der Duitsche romantici van 1810, die naar Rome gingen om er zich aan te sluiten bij de Moederkerk, meer uit ver beelding en artistieke behoefte dan uit weten schappelijke overtuiging. Renan doorleefde blijkbaar een dergelijke krisis, maar hij bood weerstand aan den toorn van het Katholicisme, hij was ie kritisch aangelegd om de veroverde intellectueele vrijheid weder op te geven, zelfs te Rome. Aan dezen strijd hebben wij de meesterlijke bladzijde te danken waarin Patrice zijn indrukken weer geeft en tevens het Rome der jaren van Pio Nono schetst. Het derde fragment van een fictie in proza les Confessions de Fclicula dateert uit veel later jaren, het is van omstreeks 1880, toen Renan werkte aan de laatste deelen van zijn Origines du Christianisme. Ik kan mij niet voorstellen, dat dit onafgewerkte verhaal bedoeld is als aanhef van een omvangrijken historischen roman; deze bekentenis van een jeugdige, door de verleidelijke taal van een gnostischen sectaris, uit haar familie w ggetroonde Gallische Christin, kan moeilijk in het plan van den schrijver omvangrijker zijn geweest dan een uitgewerkte novelle. Zij is er niet minder merkwaardig om: op meesterlijke wijze doet Renan ons hier mede leven met de verschillende richtingen in het wordende Christendom, in een uithoek van het groote Romeinsche Rijk, als Gallië toen was. Dat hij de geschiedenis van zijn heldin vastknoopt aan die der eerste Christenge meente te Lyon is begrijpelijk voor wie de bladzijden gelezen hebben door hem in dl. VI en Vil der Origines gewijd aan die ge meente die zich daar vormde lang eer het Christendom doordrong in het overige Gallië. Dat plotseling opduiken van de nieuwe reli gie te Lyon, de vreeselijke vervolging onder Marcus Aurelius, dat geheele merkwaardige historische probleem had den geest van De oorlog in het klein in 1915. Renan geboeid: hij was naar Lyon gegaan om een onderzoek in te stellen naarde juiste plaats waar Blandina en haar lotgenooten werden doodgemarteld. En zijn verbeelding werd in beweging gebracht tegelijk met zijn gave van kritiek, zooals deze bladzijden be wijzen, die ons als verplaatsen midden in de gemeente te Lyon en getuigen doen zijn van de montanistische en gnostische woe lingen die zich daar, in dat verre Gallië, deden voelen. Het fragment breekt onge lukkig af op het oogenblik dat Felicula, den verleidelijken Marks volgend naar de ooste lijke gedeelten van het Romeinsche Rijk, naar Syrië, in aanraking komt met de zwoele en geheimzinnige godsdienstvormen die zich daar hadden ontwikkeld, en die door som mige dweepers met het Christendom in ver band werden gebracht. Ik wilde nog iets zeggen over de mooie lyrische brokken die het deeltje besluiten; maar het bovenstaande zal voldoende zijn om de aandacht te vestigen op dezen kleinen bundel fragmenten, waaruit een hooge en fijne geest opnieuw tot ons spreekt in vormen die voor ieder bevattelijk zijn. P a r ij s G. BUSKEN HUET *) Ernest Renan, Fragments intimes et romanesques. Paris, Calmann Levy, l deeltje in-18. Grieksche letterkunde *) Er groeit in de laatste jaren hier te lande eene kleine bibliotheek aan bestaande uit werken van verschillende hand: zij beoogen belangstelling te wekken, te kweeken, in het antieke leven. Waarschijnlijk zal de aanwas voortgaan, want eenerzijds vindt die litera tuur aftrek, anderzijds zien de zaakkundigen terecht in, dat het niet genoeg is om belang stelling in .ruimeren kring te vragen, doch dat men aan die belangstelling moet te gemoet komen. Gelukkig mag het daarbij genoemd worden, dat de auteurs dier boeken van zeer verschillend temperament zijn, zoodat de besproken onderwerpen onder afwisselende belichting voor het publiek verschijnen. Het moge immers theoretisch zeer fraai klinken, dat de uiterste objectivi teit in voorstelling is nagejaagd, een ieder die zich niet door eene leuze laat blinddoe ken, doch de realiteit durft aan te zien, weet na n twee bladzijden te zeggen door wiens kristal het gezonden lichtgebroken is. Kunst, voornamelijk fragmentarisch overge leverde kunst, die in hooge mate een reconstrueerend talent vordert om aan den moder nen beschouwer te worden verklaard, moet noodwendigerwijze ietwat van de kleuring krijgen der middenstof, die zich tusschen object en beschouwer heeft geplaatst. Na een kwart eeuw lijkt ons eene nog zoo goed geschreven literatuur-geschiedenis niet om de materie doch om de belichting der materie verouderd; in hooge mate verschilt de indruk, dien zulk een werk maakt, naar gelang het op franschen, duitschen, engelschen bodem is ontstaan; en niet minder verschillen de impressies gewekt door een krachtig reageerenden literair historicus, als Wilamowitz *) De ontwikkelingsgang der Grieksche Letterkunde, door K. Kuiper. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink en Zoon. 1914. is, van die welke zijn landsman Von Christ nalaat. Wij aanvaarden dit subjectivisme met genoegen, omdat wij willen weten en genieten hoe een kunstvoortbrengsel inwerkt op verschillend gestemde persoonlijkheden uit verschillende tijden en verschillende milieux en omdat wij in de zoogenaamde objectieve beschouwing niet veel meer dan een schoolschen naklap van banale oordeelen kunnen ontdekken, telefonische reproductie van wat artistieke impotentie aan de middel matigheid dicteert. Te sterk uitgedrukt, zal men meenen. Toch niet, gelijk eenige studie al leeren kan. Er is bijkans geen gebied, dat zoozeer op een woestijn gelijkt, waar door de platte algemeenheden als dorre eindelooze karavaanwegen in monotone stilte gaan. Wordt de naam van eenigen antieken schrijver genoemd, dan springen te gelijk zooveel stereotiepe waardeeringsformules, zooveel bijvoeglijke naamwoorden die niets meer bijvoegen, zooveel bewonderingskreten mede uit het doosje. Geëtiket teerd ligt eene gansche literaire nalatenschap en het ergste wacht u indien aan de ontkurking het plichtmatige op-temperatuurbrengen van het klassieke vocht voorafgaat. Daarom begroeten wij met vreugde elke poging om de geijkte banaliteit van de z.g. objectieve aesthetische waardeschatting der antieke letteren door een, zij het ook iets te forsch, subjectief oordeel te vervangen. Daarom is Wilamowitz' schets in de Kultur der Gegenwart, thans opnieuw verschenen, eene verademing, eene bevrijding, een treden uit het muffe schoollokaal in de frissche buiten lucht. Tot tegenspraak prikkelend ! Zeker, doch nog vaker tot overgave dwingend. Geen glacéom de hand, die den aard der stof zoekend aftast; geen vergoelijkend woord voor plooi en rimpeling, maar ook geen terughouding van krachtigen lof, van war men handslag in sympathie. Ook Kuipers boek is voor ons eene sub jectieve daad. Zijn boek en zijne persoon zijn voor ons niet te scheiden. Het is de literatuur zoo als hij krachtens zijn wezen haar beoordeelt en moet beoordeelen. Een ander moge het anders doen, anders willen, de Amsterdamsche hoogleeraar heeft er recht op, dat wij rustig toehooren wanneer hij ons op zijne eigene wijze vertelt, hoe hij de klassieke literatuur ziet. En wijl hij een fijn voelend man is, die niet spreekt over werk dat hij zelf niet gelezen en herlezen heeft, voorts wijl hij aandachtig en onbe vooroordeeld pleegt te lezen en in andere literaturen allerminst een vreemdeling is, luistert men gaarne in de verwachting van veel, heel veel treffends. Wat niet uitblijft. Hij geeft zelfs meer dan de niet-vakman zal opmerken. Er is nog zooveel interlinéair geschreven, dat den ingewijde te genieten geeft. Want zoo gaat het, men schrijft eigenlijk voor zichzelf, gelijk men voor zichzelf musiceert en voor zichzelf schildert. En dan is het niet wel mogelijk er altijd op bedacht te zijn, dat elke gevoelsaandoening voor den general reader moet worden getransponeerd. Op zijn beste momenten laat men zich gaan, het jarenlang verwerkte neemt schijnbaar eenvoudigen vorm aan en men telegrafeert in waarheid draadloos over de hoofden heen voor de enkelen, die eene stille hulde brengen voor intiemer genieten. Door de woorden van een delicaat geinstrumen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl