De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 31 januari pagina 8

31 januari 1915 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 31 Jan. '15. No. 1962 teerden schrijver klinken altijd tonen heen van dien dieperen ondergrond, die met de studiejaren meer en meer 's menschen retraite wordt. Te sterker klinken deze tonen naar gelang de affiniteit grooter is tusschen de persoonlijkheid en het onderwerp. Wie verneemt zutke klanken niet in dit boek? In eene aankondiging vooral in eene aan kondiging die voor eene bespreking elders ruimte wenscht te laten behoeft niet te worden geciteerd; trouwens de lezers van «Onze Eeuw" weten welke partijen de schrijver zelf als zijne beste beschouwt. Doch voor de vaderlandsche lezers doet het ons genoegen, dat zulk een hoofdstuk over de antieke welsprekendheid, over enkele lyrici en dramatic! geschreven werd. Een man der wetenschap documenteert. Het gevoel dezer verplichting dreef prof. Kuiper om de groote tragici door een stoet hunner creaties te doen vergezellen. Wij moesten zijn kunstoordeel kunnen narekenen. Zoo verdringt zich, terwijl wij aan Euripides worden voorgesteld, in de antichambre een talrijke schare tooneelhelden, die straks door den courtoisen schrijver achtereenvolgens zullen worden opgeleid. Nogmaals het was zijn recht dit aldus te willen, daar hij toch een ontwikkelingsgang wenschte te schrijven, en werkelijk, zulk eene revue van antieke drama's mist in zekeren zin hare waarde niet. Ook niet <3f waarde, die zij eerst door breedere uitwerking krijgen kan? Men versta ons goed: de vraag beoogt slechts de overdenking op te wekken, bij voorbeeld bij een anderen samensteller van een der gelijk werk, of met een beperkter keurgreep niet meer bereikt kan worden. Zoo ge den ontwikkelingsgang" loslaat, zal Kuiper terecht opmerken. Een stap waar toe een ander wellicht bereid zou zijn, die bijvoorbeeld bij het voorbij trekken der lyrici-revue de opmerking maakte, dat er wel eens wat te weinig figuur schuilt in den naam die passeert, en daarom den naam maar liever zou schrappen. Zoo doende zou de selectieve behandeling der stof haren voor stander krijgen en, naar wij meenen, zou deze methode er niet minder om zijn. Meer vragen dringen naar boven. Eene vooral, die wij aldus zouden willen formu leeren: gegeven dat de literatuur eens ge schift werd in twee groote partijen ernst en scherts, mineur en majeur, schaduw en licht; hoe denkt dr. Kuiper zich dan deze verdee ling over het geheele veld? Wat zal de lezer van dit, men geloove mij, respectabele mees terstuk, als eindindruk behouden? Tout court: wij zien de antieke wereld ondanks philosophie, drama, juristerij, met meer licht, in lichter sfeer, breeder joleit. Onze vraag raakt de subjectieve behandeling. Welnu, waar de Medea's, Antigone's, Clytaemestra's in Kuipers salon eene hoffelijke ontvangst genieten, meenen wij te moeten opkomen voor de wel wat & distance bejegende jolige bokkenspringers uit comedieen satyrdratna; en waar eene declaratie aan Sappho Mondscheinstimmung doet nederdalen gluren wij zijdelings, naar den Dionysosrausch van drinkschaal en lied. Hollandsche deftigheid, wij achten uw gezelschap onmisbaar, doch bij alle bokken van Arcadië, gij zult ons het begrijpen der jolige kinderen van Gods vrije natuur niet te kort doen. Ten slotte. Dit mooie, ietwat precieuse, boek komt uit de hand van een conciliant man. Het is een conciliant boek. Gelukkig alweder, dat het humanisme der vaderen nog bestaat, naar welks leer alle dissonanten in het breede uitspansel der aequitas animi tot vredige harmonie vervloeien. De huma nisten zelf hebben in privé-verkeer elkander te meer gehavend en geplukhaard. Doch de leer bestond; zie Horatius, boek zooveel, carmen zooveel. Nu benijden wij het den bekwamen schrijver zulk een harmonisch geheel te hebben kunnen componeeren en in dit benijden ligge voor hem onze nonpossumus confessie. Doch een ding moet ons van het kart: de Kerststemming der Inleiding lokt tot protest uit: hier wordt gewaagd van botsing tusschen humanisme en modernisme", doch tevens van geboren eenstemmigheid van oordeel, zij het dan ook in verscheidenheid van toon". Credat clarissimus collega! Nooit heeft de kloof Boomen in den Winter De eik en zijn consorten hebben hun bladeren en dus ook hun knoppen in een uitgerekten spiraal rondom de takken ver spreid. Soms is die spiraal zoo gerekt, dat de knoppen om en om komen te staan; we hebben gezien, dat dit het geval is bij iep en linde en zoo is het ook bij de hazelaar. Hoe minder gerekt de spiraal is, naar des te meer kanten zijn de knoppen gericht; bij de eik naar vijf kanten, bij sommige smalbladige wilgensoorten naar acht of meer. Ook de elzen en populieren behooren tot dit spiraal-type en onder de lage heesters de rozen, de bramen, de vogelkers, lijster bes en duindoorns. Een geheel andere groep wordt gevormd door boomen zooals de ahorns en de esschen, de kastanjes, de seringen en de vlieren. Deze hebben hun bladeren twee aan twee staan: in plaats van den spiraal vertoonen zij een kruis en daardoor is meteen hun takkenstelsel en hun kroonvorm geheel anders. Het is wel de moeite waard, de esschen en ahorns in de bladerlooze weken eens te bekijken, vooral de eerste zijn zeer interesant. Eigenlijk is de esch een even eerbied waardige figuur als de eik, maar hij is in de volksverbeeldiug langzamerhand wat op den achtergrond gedrongen. Bij de oude Germanen stond hij hoog in eere. Was het niet de esch Ygdrasil, die met zijn wortel stelsel de wereld bij elkander hield? Die mythe had in ons land kunnen ontstaan, waar de esch met den els samen de oevers van plassen en meren tegen afslag en afknabbeling behoedt, zooals we aan de boorden van de Vecht hier en daar heel mooi kunnen zien, wanneer de wateren binnenkort zullen zijn geweken. Een echte moerasboom, die esch, en zeer geliefd als hakhout in het drassig veenland. Wie van Haarlem naar den Haag reist, heeft zeker vaak de mooie esschenperceeltjes onder Lisse en Hillegom bewonderd, vlak langs den spoorlijn. wijder gegaapt dan in de laatste kwarteeuw en nooit heeft de miskenning van de idealen der antieke kuituur ten bate eener op de spits gedreven idolatrie der techniek zich op barbaarscher wijze geopenbaard. Even wel, dit te vervolgen zou hier misplaatst zijn. Prof. Kuiper's boek zij vriend en vijand ter overdenking aanbevolen. Leiden J. VÜRTHEIM NUCHTERHEDEN Men mag zich wel ettelijke malen be denken, eer men naar Duitschland reist. Die roekeloosheid is aan menigeen duur te staan gekomen. U heet bijvoorbeeld Verhagen en draagt geen baard; naam en gewoonte waartegen niets te zeggen valt. Uw paspoorten zijn volmaakt in orde; u hebt geen verdachte stukken of brieven op zak en zelfs geen goudgeld. Het onderzoek aan de grens zal dus wel van een leien dakje loopen. Maar neen: u heet Verhagen en draagt geen baard En nu heeft een duitsch handels reiziger in kunstmest een paar maanden ge leden in Nederland op den tram gestaan en daar een mijnheer, die aan den naam van Verhagen gehoor gaf, hooren uitpakken tegen de Duitschers. Dies heeft die handels reizigers aan het militarcommando geschre ven, dat een zekere mienheer Verhagen, een baardig man, Duitschland feindselig' ge zind is (wat volgens hem in een onzijdig land niet te pas komt) en dus wel eens een spion kon zijn. Deze gevolgtrekking ligt voor de hand, waar immers meestal de waard zijn gasten naar zichzelf beoordeelt. Het wemelt in Nederland van zulke handels reizigers die evenwel niet waard zijn, dat ze onze gasten zijn. Derhalve stopt men u, aan de grens, in een gevang, waar in een bepaalde afdeeling reeds huizen: een mijnheer Verhaegen, een juffrouw Verhaag, een mijnheer Verhaeghen, een mijnheer Van Haag, een mevrouw Van den Haag, een jongman Van Haagen en een oude heer Ten Haag. Die zitten er al maanden. En als het een beetje wil zult u er even lang zitten. En ook even lang zullen er zitten de heeren Ver Haeg, Van Haeghen, Van der Haeghen, Ter Haeghen, Ter Hagen, Van der Hagen, Ter Haegen en wat dies meer zij, die het ongeluk hebben na u te komen, met of zonder baard. Wat is er in een baard, indien hij zuiver gehouden wordt? Het is immers een aan hangsel wat men draagt of weglaat naar welgevallen. En wat is| er in een naam? In het onderhavige geval slechts een boel verveling. U wordt verdacht van spionnage, de dames incluis. U mag niet schrijven aan uw consul, uw regeering, uw familie. Tenslotte blijkt het alles een vergissing, moogt u, zonder verontschuldigingen te nebben ont vangen, doorreizen. Maar inmiddels is de boot die u in Genua moest hebben al bijna w_eer uit de Oost terug; is de zieke tante, die u wilde bezoeken, al begraven; is de betrekking, die wachtte, al aan een ander gegeven. Dit zijn nog gevallen, waarin u niets aan u zelf hebt te wijten. Maar wee dengene, die naar Luxemburg seint met betaald ant woord en daarbij de gebruikelijke afkorting R. P. gebruikt. Daar zit natuurlijk iets achter. R. P. kan van alles beduiden en ReichsPolizei is wel de onschuldigste uitlegging. Komt u na zoo'n telegram, op duitsch ge bied, dan draait u onherroepelijk de bewaarkluis in. Er zijn nog andere redenen waarom het germaansche rijk voorloopig maar vermeden moet worden. Men heeft er naamlijk de ongure gewoonte het goudgeld uit uw beurs te nemen en het door papiertjes te vervangen. Duitschland pot; daar is niets tegen te zeggen zoolang wij er geen slachtoffer van worden. Maar nu komt een nederlandsch zakenman, die eerst in Duitschland en daarna in Engeland moet wezen, over de grens met 't Zijn meest elzen met esschen gemengd en wanneer daar nu gekapt wordt, steken de meelwitte esschenstompen scherp af tegen de roodbruine stoelen der elzen. Ongelooflijk snel schieten de jonge loten weer op; eenjarige esschenloten worden wel twee meter lang, kaarsrecht, stevig en elastisch, prachtig materiaal om een pak ransel mee uit te deelen, daar weet de Engelsche schooljongen van mee te praten. die afwisseelend krijgt te genieten van ashshoot" en cane". Later wordt de groei meer bezadigd en als de boom eenmaal een halve eeuw oud is, dan maakt hij alleen lange t wij gen, waar gapingen in zijn kroon ontstaan zijn en voor het overige leveren de eindknoppen een aanwas, die dikwijls niet langer is dan een halven decimeter en daarbij doet zich het verschijnsel voor, dat de uiteinden van de oude takken streven naar een verticalen stand, zoodat ze kandelabersgewijs opwaarts buigen. Kastanjes vertoonen dit ook. Maar de esch onderscheidt zich bovenal door zijn dikke takken. Vergelijk dat eens met den beuk waarbij de jongste twijgen slechts enkele millimeters in middellijn meten. zes engelsche ponden, ter waarde van 72 gulden. Ze worden hem afgenomen en ver vangen door 120 Mark aan papier; dit weer in Nederland inwisselend betaalt men hem 63Vs gulden uit. Duitschland heeft hem dus voor 8Vs gulden aan goud lichter gemaakt. Ik stel voor dat men de Duitschers met gelijke (papier)munt betaalt, alvorens ze met on_ze gouden tientjes hun grens over trekken. Wij potten even gaarne als zij. Weldra zal het erger worden. Wanneer het gebrek aan grondstoffen bij onze naburen gaat nijpen, zal men u de koperen sloten van uw koffers breken en uw sleutelbossen naar Krupp opzenden. Op het ongemerkt binnenbrengen van metale voorwerpen, als daar zijn: manchette-, boorden- en andere knoopen; spijkers in de laarzen enz. worden dan strenge straffen gesteld. Bovendien zal men ze eveneens door papier vervangen. Laten we maar liever Duitschland mijden. Ik doe het ook. Sedert ik in een koffiehuis met een Duitscher, die zich ongevraagd in mijn gesprek mengde, eenige woordewis seling had, waag ik niet gevolg te geven aan een uitnoodiging om in den Rijnstreek te logeeren. Want ik ben natuurlijk al lang aan de grens aangeschreven als lastiger auslander". HANS MARTIN iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiititniniiiiiiinHiiiiiMiiiiiiniiiiiiiiuiii Waardoor ontstaat een oorlog? Symphonia domestica Klein Jantje zit aan het ontbijt, en Pa spreekt met Ma, als altijd, van 't oorlogsnieuws uit de courant, want Pa heeft van oorlog verstand. Klein Jantje hoort dag-in-dag-uit van oorlogsgevaar, oorlogsbuit, van oorlogsbrood, oorlogsmuziek, van oorlogskans, oorlogstaktiek. Wat oorlog is weet ik nu wel zegt Jantje maar, toe Pa, vertel me nu eens waardoor al dat kwaad, waardoor zoo een oorlog ontstaat. Een oorlog," zegt Pa, kan ontstaan door, ja, zie je, neem maar eens aan, dat Duitschland de Engelsche vlag bijvoorbeeld, voor vloermat aanzag." Maar, manlief, zegt Mama,?hou je stil, dat is toch gewoon een paskwil! waar haal je de onzin vandaan? zoo is nooit een oorlog ontstaan! Weet jij het weer beter dan ik?" vraagt Pa, met een woedenden blik. O, nee, zegt Mama, diep gegriefd, Verklaar jij het maar, alsjeblieft! Het bloed stijgt Papa naar z'n kop, Mama staat schokschouderend op en Pa brult: Nou ja, weet jij veel!" en Ma zegt alleen maar: Kameel!" En als Pa dan, vuurrood van nijd, de theepot aan diggelen smijt, zegt Jantje: Nu weet ik hoe 't gaat en waardoor een oorlog ontstaat. LABASKY iiMiiiiitMiiiiiiiliMiimilMMiliiiiiimmllMiiiiiimiHiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Ingekomen Boekwerken FR. v. D. GOES, Aan wie de schuld? Een woord over de aanleiding tot den oorlog, 50 pag. 10 et. Amsterdam, A. H. Kruyt. Dr. H. T. DE GRAAF, Geloof en misdaad, Redelijke Godsdienst. Serie III, No. 10,31 pag. f 0.40. Baarn, Hollandia Drukkerij. Gotthold Ephraim Lessing, Nathan de Wijze. Tooneelspel in 5 bedrijven, vertaald door EDW. B. KOSTER. (Wereldbibl. No. 300) 165 pag. Amsterdam, Mij. v. Goede en Goedk. Lectuur. Dr. H. BAVINCK, Het probleem van den oorlog, 39 pag. f 0.40. Kampen J. H. Kok. Voorloopige lijst der Nederlandsche monu menten van geschiedenis en kunst, deel III. De provincie Zuidholland. Opgemaakt en uitgegeven door de Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en Die takken lijken nog dikker, doordat de zware zwarte knoppen op dikke knopkussens zitten. Onder elke knop vindt ge een halfcirkelvormig lidteeken van 't blad van 't vorig jaar en daarin dicht opeen de afge broken vaalbundeleinden ook weer in een half cirkeltje. De knopschubben sluiten zoo dicht, dat ze afzonderlijk niet eens gemak kelijk zijn te onderscheiden. Nu we toch het takje vlak voor ons hebben willen we even de mooie gladde mat-licht groen grauwe schors bewonderen met de aardig verspreide nauwelijks merkbare ademhalingsopeningetjes. Gaan we nu in 't hakhout omzien naar eenjarige loten, dan wachten ons daar allelei verrassingen. In dezen tijd van nauwgezet onderzoek komen wij al meer en meer tot de overtuiging, dat in elk levend wezen een onbepaald aantal eigenschappen in latenten toestand aanwezig zijn, die zich slechts onder sommige omstandigheden openbaren. Men zou zoo denken, dat de kruiswijze bladstand bij de hierboven genoemde boomen en struiken een vaststaand verschijnsel moet wezen. Onze esch echter laat zien dat hij van alle markten thuis is, vooral wanneer we hem hebben geprikkeld door eens om de zeven jaar al zijn stam metjes af te kappen. Hij verschuift heel graag de eene knop ten op zichte van zijn tegenstander en soms zoover, dat de knoppen om en om komen te liggen als bij de iep. Ja, hij gaat nog verder en matigt zich zelfs dikwijls genoeg een spiraalstand aan in vijf rijen, zooals de eik heeft. Of hij maakt zijn knop een heel eind boven het bladkussen van 't vorig jaar, wat er heel gek uit ziet, nog gekker, dan wanneer hij op n kussen twee knoppen vlak boven elkaar maakt. Een wandeling tnsschen het esschenhakhont wordt daardoor voor den liefhebber altijd zeer spannend, vooral omdat hij mag hopen ook nog eens een twijg te vinden die zich heeft afgeplat en bovenaan is omgekruld in den vorm van den kop van een mijterstaf; bandvorming of fasciatie heet dat. Aan de oude esschen vindt ge nu veel pruikjes van lange haren, dat zijn de vrucht stelen. Misschien zit er hier en daar nog een vruchtje aan, een langwerpig plat din getje. Sommige boomen vertoonen die haren in 't geheel niet, die hebben geen vruchten gevormd, omdat hun bloemen geen stam pers bevatten. Want ook in 't bloeien ver eene beschrijving van de Nederl. monu menten van geschiedenis en kunst, ingesteld bij Koninklijk Besluit van 7 Juli 1903, No. 44, 455 pag. Utrecht, A Oosthoek. Dr. D. Bos, Vrijzinnige Gedachten in moeielijken tijd. Vrijzinnig-Democratische Bond, Den Haag. A. J. DER KINDEREN, Langs den ouden weg in nieuwe landen. P. N. van Kam pen & Zoon, Amsterdam. Dr. N. KOOMANS, Draatilooze Telegrafie, 4e druk. JE. E. Kluwer, Deventer. Hollandsche Muziekkalender voor 1915, onder redactie van M. A. BRANDTS BuvsjR. De Nieuwe Muziekhandel, Amsterdam. Nederlandsche Belastingwetten, door J. M. BOUSCHOLTE en mr. dr. H. J. ROMEIJN. 1. Wet op de Inkomstenbelasting 1914.2. Wet tot instelling van Raden van beroep voor de Directe belastingen. Martinus Nijhoff, Den Haag. Jonkvr. H. A. RAPPARD, Gedraag je netjes. Leesboek. Fa. P. Visser Azn., Haarlem. H. PIJTTERSEN TZN., Nederlandsche Staats almanak voor Iedereen 1915. H. J. van de Garde & Co., Zalt-Bommel. Prof. dr. A. BRUIN ING, Het karakter en de beteekenis van theologische faculteiten aan onze openbare universitetten. Rede. Joh. Muller, Amsterdam. Oorlog en Christendom, een getuigenis door HILBRANDT BosCHMA. Licht en Liefde", Ruurlo. The port of Amsterdam, published by the Municipality of Amsterdam. De Natuur. Populair geïll. Maandschrift, gewijd aan de natuurkundige wetenschap pen en hare toepassingen, redactie dr. Z. P. BOUMAN. J. G. Broese, Utrecht. Mr. Dr. F. W. J. G. SNIJDER VAN WISSENKERKE, Supplement op het Auteursrecht in Nederland. G. B. van Goor Zonen, Gouda. Beeldende Kunst, onder redactie van H. P. BREMMER. W. Scherjon, Utrecht. De nieuwe school. Redactie TH. J. THIJSSEN en P. BOL. Edelman en Barendregt, Amsterdam. B. VON BRUCKER FOCK, Aesthetlsche Leid draad bij den Woningbouw voor Timmer lieden Eigenbouwers" enz. D. G. Kröberjr.,. Middelburg. GIZA RITSCHL, Vrome Liederen. W. Versluys, Amsterdam. ? * Inhoud van Tijdschriften Vrije Arbeid, NO. 3: Jubileum, Prof. Koen. Oude geschiedenissen II. De parlementaire maand III. Aanteekeningen. De Levende Natuur, afl. 18: J. Heimans, Steenkoolplanten. J. Valckenier-Suringar, Het arboretum der Rijks-Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool (vervolg). J. Botke, Molleheuvels. J. R. B., Tijdschrift over plantenziekten. iitmiiMHiiiiiiiiMimiiiiiiiiiiiiiMiliiiimililitilimillillllttiMriiiiifimiii»' f25 MODKLK-AMBKS. Directeuren: B. PELT J. Jzn., H. F. ERTEKS 81. 'T BINNENHUIS INRICHTINGTOT MEUBELEERING EN VERSIERING DER WONING DIRECTEUREN JAC VAN DEN BOSCH EN W GIEBEN GE.D:COMMISS7 HPBERLAGE EN L SIMONS RAADHUISSTRAAT 40'50 AMSTERDAM IL V. TECHNISCH BUREAU v/h MOENS & BECK, AMSTERDAM, ROKIN 122. Importeurs TUI Haringgraatstaal. Brandvrij materiaal voor plafonds, vrijstaande wan den, trapbeschietingen, enz. in Kerken, Scholen, Kantoorgebouwen, Fabrieken, Schouwburgen, Woon huizen, Boerderijen, Stallen, enz. Monsters en nienwe prospectus-prijscourant wor den op aanvraag gratis toegezonden. toont de esch weer velerlei grilligheid, en 't vreemdst gaat hij er uit zien wanneer hij bezocht wordt door een mytenziekte. Dan mislukken zijn bloemen, zijn bloemstelen verbreeden zich en het heele geval blijft in den winter aan den boom zitten als een zwartbruine massa, die wel wat van bloemkool heeft, maar dan wat losser en ijler. Overal waar esschen groeien, kunt ge in dezen tijd van 't jaar die merkwaardige massa's vinden, de boom ziet er heelemaal donker door. En nu de ahorn, die door volksetymologie ook wel den naam van eschdoorn heeft verkregen. Hij is bij ons oorspronkelijk niet inheemsch, maar zaait zich toch prachtig uit, zoodat hij wel ver van menschelijk be drijf wordt aangetroffen wat o. a. met de linde heelemaal het geval niet is. Onze ge wone ahorn is de soort die in Midden- en Zuid-Europa algemeen in 't wild voorkomt. Vooral mooi in de Alpen om| en bij duizend of twaalf honderd meter hoog. Wie de Klausenpas wel eens gewandeld is, herinnert zich misschien wel de reusachtige ahorns langs het oude wegje, met de kinderhoofies" langs Uhrigen en Spirigen. Zoo groot weet ik ze in Holland nergens, maar wij hebben toch ook heel mooie. Al dadelijk onderscheidt de ahorn zich van den esch door zijn heidergroene knoppen, waarvan de schubben heel duidelijk zijn te onderscheiden, hetzij doordat hun randen door de beroemde kleurstof anthokyaan iet wat rood gekleurd zijn, hetzij zich en dat is te Amsterdam het geval het stadsroet tegen de randen dier schubben heeft opge hoopt. Jonge boomen vormen lange loten, maar oudere exemplaren maken veel ge vorkte kleine takjes, die in dezen tijd van het jaar vaak bezet zijn met de verdroogde stelen van de bloeiwijze, die de bekende duifjesvruchten al sinds lang heeft gestrooid. In zeer oude boomen vormen al dievorkjes iiiiiiiiiiliiiiiiiilillliiiiiniiiiiimilliiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiuiiitjjmHHUfHHitj een dicht wirwar, waardoor een ahorn soms donkerder tegen den hemel kan doen als de esch. Behalve den gewonen ahorn hebben wij van Europeesche soorten nog den veldahorn of Spaansche aak en den Noorschen ahorn, die in 't begin van April zulke mpoie|gele bloemen krijgt. Van veel belang zijn echter ook de Amerikaansche soorten, omdat die, meer dan de Europeesche, in 't voorjaar aangelapt kunnen worden om suiker. Den echten suikerahorn hebben wij in onze parken niet veel, vaker den rooden ahorn en 't meest den veerahorn en dat is ook een heel goede suiker boom. Hij is in dezen tijd van het jaar te kennen aan zijn vrij dunne, glimmend groene jonge twijgen, die vaak blauwachtig of rood achtig berijpt zijn en de litteekensj van de bladeren zijn bijna wit. Wanneer ge nu in Februari of Maart een insnijding in zijn schors maakt, dan vloeit daar overvloedig vocht uit, dat ingedampt kan worden tot een zoet stroopje of zelfs wel totgrofkorreligesuiker. Ik heb zoo'n veerahorn in mijn 'tuin, die mij ieder jaar een half pondje suiker levert, eigenlijk alleen maar voor de aardigheid, omdat ik bij 't aantappen van den boom nog weer eens denken kan aan Burroughsen Thoreau en aan al de goede Amerikanen, die mij dat kunstje en nog veel meer andere mooie dingen hebben geleerd. De boom zelf behoeft er niet van te lijden, als je maar bescheiden opereert en gedurende de enkele dagen, dat de genezende wond nog nabloedt, komen de pimpehneezen, die dan juist in de wittebroodsweeken zijn,. sdoepen van de zoetigheid. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl